Ga direct naar de content

Jrg. 11, editie 558

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: september 8 1926

8 SEPTEMBER 1926

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN

Economisch~Statistische

Benchten

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL,N!JVERHEID, FINANCIÈN EN VERKEER

ORGAAN VOOR DE MEDEDEELINGEN VAN DE CENTRALE COMMISSIE VOOR DE RIJNVAART

UITGAVE VAN HET INSTITUUT VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN

11E JAARGANG

WOENSDAG 8 SEPTEMBER 1926

No. 558
1

INHOUD.

131z.

INTERNATiONALE CONFERENTIE BETREFFENDE VERONT-
REINIGING VAN VAA1tWATERS DOOR OLIE
door
F. C.
Haanebrsnk

………………………………790
De werking der Landarbeiderswet door
Prof. Mr. 1. B.
Cohen
……………………………………
791
Het Federal Reserve System in
1925
door
F. E. Repelius 793
Ekonomie en Ethiek door
Mr. J. Bierens de Haan Jr… 794
BUITENLANDSCI-IB MEDEWERKING:
De beteekenis van de voorloopige Handelsovereen-
komst tussehen Duitschiand en Frankrijk door
Prof. Dr. Th. Plaut ……………………..796
De resultaten van het Herstelwerk in Hongarije door
Prof. Dr. W. Heller ……………………..798
AANTEEKENINGEN:
Indexcijfers van groothandeisprijzen …………..
800
Suikerproductie der wereld ………………….
801
STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN …………..
802-808
G eldkoersen,

1
Ban kstaten.

Goede renhandel.
Wisselkoersen.

1
Effectenbeurzen.
1
Verkeerswezen.
INSTiTUUT VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN.
Algemeen Secretaris.’ Mr. Q. J. ‘J’erpstra.

ECONOMISCH-STATISTiSCHE BE
,
RICHTEN.

C(,)MMISS!E VAN AD VIES.
Prof. Mr. D. van Blom; J. van Hasselt; Jhr. Mr. L. H. van
Lennep; Mr. K. P. van der Mandele; Prof. Dr. E. Moresco;
Mr. Dr. L. F. Ii. Regout; Dr. E. van Welderen Baron
Rangers; Prof. Mr. R. R. Ribbius; Jan Schilthuis; Mr.
Q. J. Terpsira; Prof. Mr. F. de Vries.
Gedelegeerd lid:
Prof.
Mr. G. M. Verrijn Stuart.
Redacteur-Elecreta’ris: D. J. Wansink.
Secretariaat. Pieter de Hoochweg 122, Rotterdam.
Telef oon Nr. 3000. Postrekening 8408.

Abonnementsprijs voor het weekblad franöo p. p. in
Nederland f 20,—. Buitenland en IColon’iën f23,— per
jaar. Losse nummers 50 cents; Leden en donateurs van het InStituut ontvangen het wcekblad gratis.

Advertenties f 0,50 per regel. Plaatsing bij abonnement
volgens taritf. Administratie van abonnementen en adver-
tenties: Nijgit & van Ditmar’s Uitgevers-Maatschappij, Rot-
terdam, Amsterdam, ‘s- Gravenhage. Post chêqete- en giro-
rekening No. 6729.

7
SEPTEMBER
1926.

Niet zoodra was de maandwisseling voorbij, of de

middelen op de kel.dmarkt werden iets ruimer. Op

2
13
/i
n
pOt. was geld aangeboden. Ook cali-gelden waren

gemakkelijk te krijgen.

Prolongatie liep van 3 pOt. op 2% pOt. terug.
* *
*

De weekstaat van De Nederlandsche Bank geeft
geen veranderingen van groote beteekenis te zien.

De post binnenlandsche wissels steeg van f51,9 miflioen

tot 52,5 millioen. De beleeningen
blijken
met f 5,5

millioen te zijn toegenomen. Het renteloos voorschot

aan hetRijk daalde van f12,5 millioen tot f 7,5 millioen.

De voorraad gouden munt en de zilvervoorraad

verminderden resp. met f 300.000 en f 500.000. Dé

post papier op het buitenland geeft eveneens een

teruggang van -f 0,5.millioen.te zien,
terwijl
de divérse

rekeningen onder het actief zich f 200.000 lager

stelden.

De biljettencirculatie
blijkt
met f 3,5 millioen te

zijn gestegen en noteert thans f 841,6 millioen. De

1
rekening-courantsaldi liepen met f 3,9 millioen terug.

Het beschikbaar ioetaalsaldo daalde met f 700.000.

,Het dekkingspercentage bedraagt 51.
* *

Van de wisselmarkt valt de plotselinge rij-zing van

‘den Fran’schen frank te vermelden. Was het slot op

den dag vSSr ‘den feestdag 7,20, bij de opening van de

markt op den len September werd op 7,60 verhandeld,

waarop een teruggang volgde tot ca. 7,35, op welk

püat de koers bleef hangen. Staat deze rijzing wel-

Iicht..in verband met de hernieuwde geruchten over

.enderhandelingen .van Poincaré met Arnerikaansche

financiers, waardoor de sohuidregeling er thans gun-
stiger voor zou staan?

D’e’ Belgische frank profiteérde niet van ‘de rijzing

van het Fransohe devies; na een kort oogen-blik 7,07%

to hebben genoteerd, bleef hij’ rond ‘de 6,90 schomme-

len
;
.

L.ien varieerden slechts weinig, echter eerder aan-

geboden: 12,11%-12,11; 2,49%-2,49%.

Na ‘hetgeen in de dagbladen was gepubliceerd over

de Italiaansche haute-finance is de rijzin.g van den

Lire deze week wel wat onverwachts gekomen.: Van

3,05 ‘kwam de koers op 9,30. De krachtige maatregelen

ter voorkoming van inflatie, welke in Italië worden

ge’iaômen, hebben ‘dus althans voorloopig hun invloed

‘iïiét gemist.

LV,00r Madrid -bleef de stemming f]auw en toen

heden verdere berichten over -den ‘politieken toestand

bekend werden, trad een scherpe ‘daling in; slot na

37,50, 37,75.

1 Canada kwam op 2,50; slot 2,49%.

Indië was op 100% aangeboden.

LONDEN,
6
SEPTEMBER
196.

Het verloop van de geidmarkt was verleden week

normaal: na 1 September was het aanbod ruim genoeg

om in alle behoeften te voorzien en de schuld van de

markt aan de Bank van Engeland af te betalen.

‘Daggeld liep daarom tot 3 en 3Y2 terug.

Disconto was zwakker onder den invloed van een

gunstiger Dollarkoers en een meer hoopvolle wending

in ‘de steenkoolstaking, zoodat de koers vaii.prima

3 maands bankaccepten op 4-91’16 terugviel. –

De toestand in de wisselmarkt is rustiger, niettegen-

.staande de scherpe verbetering in den Italiaanschen

koers. Guldens sluiten 12.11.

790

ECONOMISCH-STATSTISCHE BERICHTEN

8 September 1926

INTERNATIONALE CÖNFERENTIE
,

BETREFFENDE VERONTREINIGING VAN
1

VAARWATERS DOOR OLIE.’)

Den
8sten Juni ji: werd te Washington D. 0. ee&

door de Regeering der Vereenigde Staten bijeenge-‘

roepen voorloopige Conferentie van Deskundigen ge-
1

opend ter’ overweging van internationaal te treffen’

maatregelen ter voorkoming van verontreiniging van

vaarwaters door olie.
Ter Conferentie waren vertegenwoordigd de Ver-
eenigde Staten, België,
het
Britsche Rijk, Canada,’

Denemarken, Duitschiand, Frankrijk, Italië, Japan,

Nederland, Noorwegen, Spanje, Zweden, terwijl Por-

tugal een waarnemer had gezonden.

De Nederlandsche delegatie bestond uit Jhr. Dr2
H. van Asch van Wijck, N.ederlandsëh Chargé d’Af-‘

faires te Washington,A. Kruk, Expert
bij
de Scheep-

vaart Inspectie te ‘s-Gravenhage en F. C. Haanebrink,’

Inspecteur N.V. Phs. van Ommeren’s Scheepvaart-

bedrijf te Rotterdam.
Waar het kwaad •der verontreiniging van zeeën en
1

havens door olie in ons land weinig bekend is, in
tegenstelling met enkele andere landen, waar het door’

zijn
omvang de aandacht en belangstelling van breede

kringen heeft getrokken, meen ik goed te dèen, voor’
ik overga tot het behandelen van de resultaten ter

Conferentie bereikt, een overzicht
te
geven van den’

aard en omvang van dit vraagstuk.

In de eerste jaren na den wereldoorlog werden
de meeste West-Europeesche landen, de Vereenigde

Staten en Canada min of meer ernstige klachten ver-
~’

nomen over verontreiniging van havens en kustwa’
teren door olie, het vervuilen van stranden, het aan-
spoelen. van vogels, gestorven nadat zij, neergestre-‘

ken in drijvende olie, daaruit niet konden opstijgen»
terwijl ook in vissdheiijkringeu de vrees geuit werd
dat de op het water uitgestorte olie belangrijke schade’

aan •den vischstand zou toebrengen. De aanwezigheid
der olie werd geweten aan de belangrijke uitbreiding,
in en kort na de oorlogsperiode gegeven aan het aan-
tal oliestokende schepen en het steeds toenemend ver-t
voer van minerale oliën in tankschepen. Een voldoen-,:
de verklaring van den omvang van het kwaad in die,
jaren was dit mi. echter niet, daar sedertdien een
derde zeer uitgebreide categorie van olie verbruiken-

de schepen

de motorschepen

aan de wereldvlootr
werd toegevoegd, terwijl gelijktijdig de olie-verontrei-
niging in verscheidene hnden practisch géheel ver-, dween en zelfs uit die landen, waar ernstige klach-,
ten estonden, een belangrijke verbetering werd ge-
rapporteerd. Deze opmerkelijke verbetering
bij
stij
ging
van
het aantal •olieverbruikende en vervoereuT
schepen, moet, naar mijne meening, worden toege-j-
sohreven aan de volgende oorzaken.
Met de slechte tijden, welke voor de reeders eukele
jaren geleden aanbraken, maakte de algemeene oor1
logsmentaliteit, welke zich aan •boord uitte in zorge-1
loosheid en gebrek aan zuinigheid, plaats voor een,,
ver doorgevoerde bezuiniging, welke wel in de eerste1

plaats medebracht, dat het overboord pompen van
kostbare oliebrandstof zorgvuldig werd vermeden, tei-j
wijl de techniek van het oliestoken verbeterde, het
personeel meerdere ervaring met de behandeling van

olie aan boord opdeed en de meeste reederijen, naa1, bezuinigingsoverwegingen mede daartoe gedrongen’
door wettelijke maatregelen in verscheidene landen:
ingevoerd voor havens en territoriale wateren, strenge
voorschriften aan hun personeel gaven betr. de be-
handeling der brandstoffen en het uitpompen van,
oliehoudend water.
1
Voorts vond een belangrijke verbetering in de
wijze
van berging der vloeibare brandstof aan boord va,,
vele schepen plaats, welke hier wel vermeld mag wor-,

1)
Washington, Juni
1926.

den. 1rnstig onderzoek wees uit, dat ‘de oÏiestokénde

sëhepen veel ‘meer dan de tankschepen oorzaak der

verontreiniging weren en wel doordat aanvankelijk

aan boord van de meeste dier schepen de olie ‘werd
‘geborgen in dubbele bodem tanks, welke beurtelings

voor ballastwater en brandstof gebruikt werden. De

groôte verliezen, welke het uitpompen van ballast-
water uit zulke tanks ‘kan medebrengen, belangrijk

oponthoud ‘bij het reinigen dier tanks
bij
reparatie

van bodemschaden en periodieke surveys en ten slotte

moeilijkheden, welke het voorkomen van waer in de

brandstof uit technisch oogpunt medebrengt, brach-

ten de Noord-Europeesche reeders er reeds spoedig toe
deze
wijze
van ‘bergen van hun oliebrandstof,

zoo

eenigszius mogelijk, te vermijden.
Bij
een ingesteld
onderzoek bleek
mij
dan ook, dat van het groote aan-tal oliestokende schepen onder Nederlandsche vlag
thans nog slechts enkele hun brandstof in beuite-

lings voor iballastwater en olie dienende tanks bergen.

Aan boord
van
alle Nederlandsëhe motorschepen wordt de brandstof in uitsluitend ‘daarvoor bestemde

ruimten bewaard.

De reeds bovengenoemde
wettelijke
maatregelen,
waarvan
de voornaamste zijn de Britsche ,,Oil in Na-

vigable Waters Act 1922″ en de Amerikaansche ,,Oil

Pollution Act 1924″ hebben zeker, vooral door hun
preventieve werking, tot beteugeling van het kwaad

bijgedragen. Ook strenge instructies aan schepen der

oorlogsmarines, welke niet onder ‘bovengenoemde wet-
ten vallen, hebben hun invloed niet gemist, zooals
bleek uit de verbetering ingetreden
nabij
zekere Engel-

sche oorlogshai’éns, na uitvaardiging van orders door de Admiraliteit.

Vele deskundigen
zijn
van meening, dat de zeer
ernstige klachten in Engeland voor een goed deel ge-

weten moeten worden aan het langzamerhand opbre-ken van in oorlogstijd getorpedeerde schepen. (Rond

de Engelsche kust toch werd meer dan 250.000 ton

draagvermogen aan tankschepen tot zinken gebracht).

Hiermede
zijn
de oorzaken, voor zoover bet de
scheepvaart betreft, wel genoemd. Daarnaast echter

toonen de rapporten, dat ook olie-installaties en raf-
fi’naderijen, industrieele inrichtingen en de rioleerin-

gen der groote steden een
belangrijke
bron van ver-

ontreiniging kunnen vormen. Dat dit het geval is in

de Vereenigde Staten,
het
land, waar thans nog em-
stige last ondervonden wordt, blijkt duidelijk uit de zeer uitvoerige Amerikaansche rapporten en uit het
feit, dat onlangs aan het Congres is aanbevolen de
,,Oil Pollution Act 1924″ toepasselijk te verklaren op

de binnenwateren en in het
bijzonder
op de Great

Lakes.
Vrij algemeen heerscht nog de opvatting

belang-

hebbén’den ‘hij den verkoop van gepatenteerde olie-
afseheiders laten niet na hierop voortdurend te wijzen
dat op het water drijvende olie belangrijk nadeel
aan visch en plankton toebrengt, direct of indirect
doordat een olielaag ‘het toetreden van de lucht tot
het water verhindert, terwijl voorts ‘deze olie voor on-

bepaalden
tijd
blijft ‘drijven en de kans dus groot is,
dat na ‘korteren of langeren tijd deze olie zal aan-
spoelen en de stranden verontreinigeri. Het resultaat
van buitengewoon belangrijke wetenschappelijke on-

derzoekingen door Dr. J. J. Tesch van het Rijks In-
stituiit voor Biologisch Visscherj Onderzoek ver-
richt is ‘kort samengevat, dat in open zee de olie geen
belangrijken invloed op visch, vischeieren en plank-
ton kan hebben, althans niet in zooverre, ‘dat ver-
mindering van den vischstand behoeft te worden ge-vreesd; dat voorts voldoende tôetreding van lucht tot
het water niet wordt belet en ten slotte, ‘dat de olie

betrekkelijk spoedig
van
de oppervlakte der zee zal
verdwijnen, niet alleen door verdamping en oxy’datie,
maar ook doordat zekere bacteriën de olie als koolstof-
bron gebruiken. Onderzoekingen, verricht door de
,,Office Seientifique des Pêches” en •de ,,Scottish
Marine Biological Survey” komen, wat ‘betreft den
invloed op het maritiem leven, tot dezelfde conclusie.

8
September 1926

ECONOMISCH-STATISISCHE BERICHTEN

791

Een enkele opmerking nog over de olie-afscheiders.
i)e invoering van •de ,,Oil in Navigable Waters Act”
had tot gevolg, dat vele uitvinders naar doelmatige

separators gingen zoeken. De meeste der in den ‘han-
cle] gebrachte toestellen zijn in staat een reiniging van

het water te bewerkstelligen, welke voldoet aan den te

Washington vastgestelcien graad van zuiverheid. Eco-
nomisch bruikbaar zijn deze apparaten mi. niet, èn

door hun veel to groote afmetingen, welke het aan-

brengen op de meeste schepen zeer bezwaarlijk maken,

èn door do veel to hooge prijzen, welke ervoor ge-
vraagd worden. De hoeveelheid terug to winnen olie

is bij een technisch goed ingerichte en zorgvuldig be-
handelde installatie mi. niet voldoende om •de aan-

schaffingskosten goed te maken. Mocht een commer-
cieel bruikbaar toestel in den handel worden gebracht, dan zullen zeker de reeders van schepen, waar vrij be-
langrijke olie-verliezen onvermijdelijk zijn, ertoe over-

gaan deze toestellen aan te brengen, ook zonder dat
wettelijke voorschriften hen. daartoe verplichten.

* *
*

Was uit ‘de van de Regeering van de Vereonigde
Staten ontvanger, zeer zorgvuldig samengestelde rap-
porten reeds gebleken, dat dit land zeer ingrijpende
maatregelen noodzakelijk achtte, bij de opening der
Conferentie bleek, dat de Amei’ikaansche delegatie,
gesteund door die van het Britsche Rijk en Canada,
wilde komen tot een totaal verbod van het uitpompen
van oliehoud end water op alle oceanen. lIet vaststel-

len van een dergelijk voorschrift zou, waar het hand-
haven daarvan door contrôle onmogelijk is, als logi-
sche consequentie meclobrengen, dat alle schepen,
welke zware olie vervoeren, olie stoken of in hunne
motoren verbruiken, wettelijk verplicht zouden moe-
ten worden, inrichtingen aan boord te hbbon om olie
uit oliehoudend water af te scheiden. Waar do kosten
van de thans in den handel zijnde olie-afscheidcrs van
voldoende capaciteit op ongeveer $ 5000.— te stellen
zijn, zou de invoering van een dergelijken maatregel
cle reeders tot uitgaven van vele millioenen dwingen.
Niet alleen zou deze maatregel die reederijen treffen,
welke landen bevaren, waar ernstige
– .klachten bestaan,
maar ook diegenen tot buitensporige uitgaven dwin-
gen, wier schepen uitsluitend gebieden bezoeken, waar
het euvel der olieverontreiniging nooit is gevoeld.
Ook zou een dergelijk algemeen voorschrift geen reke-
ning houden met do belangrijke uitgaven, welke
menig reeder zich reeds getroostte om zijn schepen
technisch zoo volmaaict mogelijk in te richten.

lIet mocht den Nederlandschen afgevaardigden ge-lukken de meeste gedelegeerden, welke aanvankelijk
de economische bezwaren minder voelden, te overtui-
gen van ‘het onbillijke en onnoodige van een zoodanig
voorschrift en hij stemming bleken dan ook alleen •de Vereenigde Staten, Engeland en ‘Canada voorstanders
‘van ccii onbeperkte verbodsbepaling.

Een Nederlandsch voorstel om een systeem van
zônes, oorspronkelijk bedoeld om slechts te ‘dienen tot
een linternationale overeenkomst zou zijn .geratifi-
ccerd, permanent te verlclaren, werd daarna met alge-
meene instemming aangenomen.

Dit ‘zône-stelsel machtigt ieder land, waar oliever-
ontreiniging dit wenschelijk maakt, een zône van

hoogstens 50 mijl breedte rond zijn kusten in te stel-
len, terwijl de overige tot het verdrag toetredende me-
gendhoden op zich nemen, hunne schepen te ver-
pliëhten, die zônes te eerhiedigen. Om tegemoet te komen aan bijzondere omstandigheden, als het be-
schermen van ‘bepaalde vischg.ron’den, of waar eigen-
aardige vorming van de kust dit noodig maakt, is he-
paal’d, dat bij uitzondering deze gebieden •tot 150 mijl
mogen worden uitgebreid.

In zoodanige zônes mag geen ruwe, stook- of Diesel-
olie noch oliehoudend water, •dat meer dan 0.05 pCt.
dezer oliën bevat, worden uitgepompt. De Conferen-

tie stelde na uitgebreid onderzoek vast, ‘dat minder ‘dan

bovengenoemd percentage geenerloi schadelijk-en in-
vloed kan hebben.

Van belang is ook, dat als de geest der Confe-
rentie werd uitgesproken, dat een land, gelegen aan

vaarwaters, omringd door meerdere landen, de regee-

ringen dier landen zou raadplegen, voordat het over-gaat tot het vaststellen van een zône.

Waar het in gebruik nemen van ‘olie-afscheiders in

sommige gevallen de tonnenmaat van een schip on-

gunstig kan beïnvloeden, is aaalievolen de noodige
wijzigingen in de bestaande
wettelijke
voorschriften betr. cle scheepsmeting aan te brengen, waardoor dit

voor den reeder geen nadeeligo gevolgen ‘kan hebben.

Ten ‘slotte is aan •de aanbevelingen een ontwerp-

conventie gehedht, welke het wellicht mogelijk zal
maken, spoedig ‘tot ratificatie te komen ‘door diplo-
matieke correspondentie, zonder dat een tweede inter-nationale Conferentie noodig zal zijn.

Het is voor alle ‘delegaties een groote voldoening

geweest eenparig genomen voorstellen aan de regee-

ringen van alle belangrijke maritieme mogendheden
te kunnen voorleggen. De voorgestelde maatregelen
zullen, indien alle reeders ernstig medewerk-en de in

te stellen zônes te eerbiedi’gen, naar de ‘overtuiging
van velen af’doende blijken, om het kwaad ‘der olie-
verontreiniging binnen korten tijd tot te verwaarloo-
zen afmetingen terug te ‘brengen. Dat ‘het aan deze
medewerking niet zal dntbreken, blijkt wol uit de
toezeggingen gedaan door de ter Conferentie aanwe-
zige gedelegeerden uit scheepvaartkringen, dat ‘de
meeste reeders zeker niet zullen wachten tot een ver-
drag in werking is getreden, maar •de noodige voor-

schriften reeds zullen uitvaardigen, zoodra eenig land
een zône zal hebben vastgesteld.

Mocht het resultaat van het zône-stelsel blijken
riet afdoende te zijn, zoo zullen cle verdragsiuitende
mogendheden na een redelijke periode van ervaring
liet vraagstuk weder internationaal aanhangig kim-
nen maken.

HAANEBRINK.

DE WERKING DER LANDARBEIDERSWET.

De Landarbeiderswet is thans acht jaren in werking,
een periode van voldoende lengte, om een terugblik
te rechtvaardigen. Die terugblik wordt op dit oogen-

blik zeer vergemakkelijkt door twee onlangs versche-
nen publicatiën, waarin belangrijke gegevens over
de uitvoering van genoemde wet zijn bijeengebracht
en die ons volledig inlichten omtrent den arbeid,
sinds 1918 verricht om aan de landarbeiders in Neder-
land te verschaffen – zooals de wet het uitdrukt –
land met woning in eigendom of los land in pacht.

De uitvoerigste van deze publicatiën is het acade-
misch proefschrift, getiteld: ,,De resultaten onzer

Landarbeiderswet”, waarop mejuffrouw mr. A. de Jonge
den 7 Mei j.l. aan de Universiteit te Groningen tot
doctor in de rechtsgeleerdheid promoveerde. Door een
enquête
bij
hen die de wet hebben toe te passen en
door een nader onderzoek aan het Departement van Financiën is de schrijfster in het bezit gekomen van

vrij volledige gegevens omtrent alles wat ter uitvoering
der Landarbeiderswet tot nu toe is geschied en deze gegevens heeft zij verwerkt op zoodanige wijze, dat

de lezer van de werking der wet over het geheele land
een
duidelijk
beeld krijgt.
Een beperkter terrein wordt bestreken door de
tweede publicatie, door mij bedoeld, n.l. het in het
Groninger Landbouwblad van 29 Mei j.l. voorkomend
Resumé van de rapporten van de afdeelingen der
Groninger Maatschappij van Landbouw over het vraag-
punt: ,,Wat heeft de ervaring geleerd omtrent de
werking van de landarbeiderswet?” Dit vraagpunt is
in den afgeloopen winter in de verschillende bij ge-
noemde maatschappij aangesloten landbouwvereeni-
gingèn behandeld en niet minder dan 23 van die
vereenigingen hebben daarover rapporten uitgebracht.
Uit deze rapporten is naar gewoonte een resumé
opgemaakt door een Commissie, waarvan het oud-lid

792

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

8 September, 1926

der Tweede Kamer Dr. S. E. B. Bierema rapporteur

was.
1)

De ervaringen, in de rappoften der Groninger

Maatschappij van Landbouw neergelegd, betreffen

slechts één der 11 provinciën van ons land, maar juist die provincie waar de Landarbeiderswet het

krachtigst tot leven is gekomen. Zooals uit het proef-

schrift van mei. De Jonge blijkt, bedroeg het totaal

van de door het Rijk tot 1 Maart 1926 aan de ge-

meenten vöor de uitvoering der wet toegestane voor-

schotten ruim 7.5 millioen gulden, waarvan bijna

2.5 millioen was verleend aan gemeenten in de pro-

vincie Groningen. Ook de andere
Noordelijke
pro-

vinciën maken een goed figuur: aan gemeenten in

Friesland werd toegestaan ruim f 1.200.000, aan

Dreotsche gemeenten ruim f 1.450.000. De overige
provinciën
blijven
alle beneden het millioen. Gelder-
land verkreeg
bijna
f 712.000; Zuid-Holland ruim

f 678.000;
Overijssel
ruim f 513.000; Zeeland ruim

f 400.000. Slechts sporadisch kwam de wet tot uit-

voering in Noord-Brabant, waar ruim f 285.000 werd verleend, in Noord-Holland met
bijna
f 165.000 en in

Limburg met ruim f 48.000. In de provincie Utrecht
werd slechts aan ééne gemeente (Rhenen) een voor-
schot toegekend van f 3590.

Uit deze cijfers
blijkt,
dat de behoefte aan eigen

grond voor de landarbeidersbevolking, die de wet heeft

willen bevredigen, in een groot deel des lands in ruime

mate is gebleken te bestaan. Twee
wijzen
van grond-

verstrekking heeft de wetgever opengesteld: 6f een
plaatsje (land met woning) in eigendom 6f los land

in pacht.
Terwijl
de veipachting van los land
bij
de

behandeling der wet geen bezwaren ontmoette, werd
van socialistische zijde k!achtig verzet vernomen tegen

de bevordering van den kleinen eigendom, die in de
verstrekking van
plaatsjes was gelegen. Ten gunste

van die verstrekking werd aangevoerd, dat juist de

eigendom datgene was, waarnaar bij de landarbeiders

het grootste verlangen bestond.
Bij
de uitvoering der

wet is deze meening bevestigd: van de voorschotten

ten bedrage van ruim f 7.600.000 waren ongeveer

f 6.300.000 bestemd voor de uitgifte van plaatsjes en
ruim f 1.300.000 voor den aankoop van los land. Op

‘1 November 1925 waren in het geheel 2211 plaatsjes

uitgegeven.
De wet legt hare uitvoering in handen van daartoe
op te richten vereenigingen en stichtingen en waar
deze niet bestaan, in die der gemeentebesturen. Van
de gelegenheid om vereenigingen of stichtingen op te
richten is op ruime schaal gebruik gemaakt. Mej.
De Jonge maakt melding van 139 vereenigingen en

40 stichtingen,
terwijl
daarnaast 100 gemeentebesturen
tot de uitvoering der wet
zijn
werkzaam geweest, omdat
in de desbetreffende gemeenten nog geen vereeniging
of stichting bestond. Ook hier spant, wat de kracht
van het particulier initiatief betreft, de provincie
Groningen de kroon: in deze provincie, die 57 ge-
meenten telt, bestaan 30 vereenigingen en 8 stichtingen.
In Drenthe daarentegen, waar de wet in 29 gemeenten

uitgevoerd is, bestaan slechts 6 vereenigingen en 2
stichtingen. Hierbij moet intusschen in aanmerking
worden genomen, dat één der Dreutsche stichtingen

6 gemeenten omvat,
terwijl
overigens alle veree-

nigingen en stichtingen in de Noordelijke provinciën
haar kring tot ééne gemeente beperken.

In ‘t. algemeen luidt het oordeel over de werking
der Landarbeiderswet zoowel van mej. De Jonge als

van de resumé-commissie der Groninger Landbouw-
maatschappij gunstig. Ik sluit mij bij dat oordeel
gaarne aan. In vele streken is de toestand der land-
arbeiders verbeterd, is door het verstrekken van een
plaatsje een vaste grondslag aan hun bestaan gegeven
of hebben zij een stuk land in pacht gekregen tegen

betrekkelijk lagen prijs. Moeilijkheden en bezwaren

1)
De rapporten zelf zijn, nadat bovenstaand artikel was
geschreven, ook in druk verschenen in de Handelingen van de Groninger Maatschappij van Landbouw
192511926.

zijn
bij
de uitvering der wet niet in belangrijke mate
ondervonden. De voornaamste moeilijkheden, die zich
hebben voorgedaan, waren het gevolg van lichtvaardig
handelen bij de uitvoerders der wet door te duren
aankoop van grond of onvoldoend toezicht, of de

voorwaarden der wet waren vervuld. Dit heeft er toe geleid, dat in verschillende gevallen de landarbeider

niet aan zijn verplichtingen tot betaling van rente
en aflossing kon voldoen en het plaatsje door de

corporatie, die het verstrekt had, als hypothecair

schuldeischer weder moest worden te gelde gemaakt.

Een zeer volledig en tevens zeer bedroevend overzicht

van deze gevallen vindt men op blz. 55-61 van het
proefschrift van mej. De Jonge. Meestal bracht het
plaatsje
bij
verkoop nog niet de helft van den kost-

prijs op. Een bedroevend resultaat voor de corporatiën
die het grootste deel van den
kostprijs
als voorschot
verstrekt hadden, maar niet minder voor den land-

arbeider, die de door hem met moeite vergaarde
spaarpenningen er
bij
moest inschieten.

Men kan vertrouwen, dat gevallen -van dezen aard
in de toekomst minder zullen voorkomen. De jaren,

waarin men geneigd was alles te hoog te tazeeren,
speciaal op landbouwgebied,
zijn
voorbij en door schade
en schande is men voorzichtiger geworden. Ook de
Regeering heeft voor het verleenen van voorschotten

bijzondere maatregelen van voorzorg ingesteld, speciaal

een onderzoek door den Controlêur der Grondbelasting.

Een middel om den landarbeider een steviger grond-

slag voor het behoud van zijn plaatsje te geven, kan

ook hierin liggen, dat men er op aandringt, dat hij
voor de verkrijging daarvan zelf meer
bijdraagt
dan

het in art. 3f der wet voorgeschreven 1110 gedeelte
van den kostprijs. In een rondschrijven van 15 Sep-
tember 1923 heeft de Minister van Financiën de
wenschelijkheid hiervan betoogd en zoowel in het
proefschrift van mej. De Jonge als in de rapporten der Groninger Maatschappij van Landbouw wordt

gezegd, dat het in menig geval overweging zal ver-

dienen de aanvrage van een landarbeider af te wijzen,

als niet voldaan wordt aan het verlangen, dat hij een
hoogere
bijdrage
dan 10 procent zal geven. Ik voor
mij betwijfel, of met de wet in de hand een zoodanige

afwijzing gerechtvaardigd kan worden; art. 1 geeft
den landar’oeider, die aan de
wettelijke
eischen vol-
doet,
recht op
landgebruik en die wettelijke eischen
gaan, wat de bijdrage betreft, niet verder dan 10 pCt.
Aan den anderen kant erken ik de wenschelijkheid
om op een hoagere
bijdrage
aan te dringen en geloof

ik, dat de wet aan hen, die haar hebben uit te voeren,
voldoende wegen openlaat om aanvragen, waarvan de

inwilliging niet tot
wezenlijk
welzijn van den aan-
vrager zou leiden, geen gevolg te doen hebben.

In het
bij
de Tweede Kamer aanhangige wets-
ontwerp tot
wijziging
der landarbeiderswet heeft de
Regeering aanvankelijk voorgesteld de minimum-bij –
drage van den landarbeider te bepalen op 20 pOt, maar
na het van verschillende •kanten gerezen verzet is bij
Memorie van Antwoord het percentage teruggebracht
op 15. Mej. De Jonge acht elke verhooging bedenkelijk;

de resumé-commissie der Groninger Maatschappij
daarentegen heeft voor het gebied van die Maat-
schappij tegen verhooging tot 15 pOt. geen over-

wegend bezwaar. Ik voor
mij
zou mij tot tegenstander van verhooging willen verklaren. De Landarbeiders-wet is in haar geheel een bescheiden poging om hun,
die den grond bewerken, een klein stukje eigen land
deelachtig te doen worden; de weinige jaren van de

werking der wet geven geen aanleiding om de door
haar gegeven veordeelen voor een groot deel terug
te nemen en hare werking belangrijk in te perken.

In het bedoelde ontwerp, zooals het na de Memorie
van Antwoord luidt, wordt tevens voorgesteld den in
de. wet bepaalden reutevoet te verhoogen van 4 tot
4Y
2
pOt. Noch mej. De Jonge noch de Commissie uit
de Groninger Maatschappij stemt met dit voorstel in.
Ik vermoed, dat
bij
de daling, die de algemeene rente-

8 September 1926

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

793

voet in den laatsten tijd vertoont, de Regeering deze
verhooging niet zal handhaven. Terecht betoogt mej.

De Jonge, dat bij een rentevoet van 45′ pOt de uit-

voering van de wet voor de schatkist mlssch1en

financieel voordeel zal opleveren, wat toch allerminst
de bedoeling is.

Over het algemeen geloof ik niet, dat er voor be-

langrij ke wijziging van de Land arheiderswet aanleiding

bestaat. In elk geval pleit sterk te haren gunste, dat.

in het resumé-rapport der Gioninger Maatschappij
van Landbouw, die toch in hoofdzaak uit werkgevers

bestaat, conclusin worden neergeschreven als de

volgende: De landarbeiderswet voorziet in een be-

hoefte, waarvan de bevrediging als rechtmatig moet

worden erkend. Het vooruitzicht op het verkrijgen
vaii een plaatsje verhoogt den spaarzin en kweekt
een mentaliteit, die het algemeen belang ten goede

komt. Voor de landeigenaren kunnen uit de wet be-

zwarefi voortvloeien, die echter bij een oordeelkundige

toepassing in den regel vermeden kunnen worden.
De tot dusverre met de Landarbeiderswet opgedane

ervaringen kunnen bevredigend worden genoemd.

Zoowel mej. De Jonge als de Commissie uit de
Groninger Maatschappij van Landbouw vatten aan
het eind van hun arbeid hun oordeel samen in een

aantal conciusiën, die voor den wetgever en de uit-
voerdeis der wet veel behelzen wat de overweging
waard is. Het zou
mij
te ver voeren op. al
het daarbij

aangeroerde in te gaan. Alleen op één punt wil ik nog
de aandacht vestigen.
De wetgever heeft hij het ontwerpen der wet de
bepaalde bedoeling gehad alleen zijn medewerking te
verleenen voor het in ‘t leven roepen van arbeiders-

perceelen, niet van zelfstandige
boerderijen.
Om die
bedoeling te verwezenlijken heeft
hij
voorgeschreven,

dat de kostprijs van het plaatsje niet meer mag be-dragen dan f 4000, de pacht van het losse land niet
meer dan f 50 ‘s jaars. Men heeft de geldswaarde en
niet de oppervlakte van den grond tot maatstaf ge-
nomen, omdat de Qppervlakte, die men een arbeider
ter bebouwing kan geven, zeer uiteenloopt naar de soort en de bestemming van den grond en in zand-
streken b.v. veel grooter kan
zijn
dan in kleistreken.

Het is din ook gebleken, dat de gemiddelde grootte
der plaatsjes bedraagt in de kleistreken 20-40 Are,
in de veenstreken 40 Are-1 H.A. en in de zandstreken
1-2 H.A:
Bij
het losse land wisselt de oppervlakte
tusschen 5 en 25 Are. In de practijk heeft zich menig-
maal de vraag voorgedaan, of voor de
plaatsjes
niet

een ‘minimum oppervlakte moest worden voorge-
schreven, opdat niet met behulp der Landarbeiderswet
als plaatsje zou worden verkregen, wat toch in
werkelijkheid niets anders was dan een woning met
tuin. In menig geval heeft zich te dezen opzichte
verschil van meening voorgedaan; zoo werden eenige
jaren geleden door de Vereeniging te Uithuizermeeden
twee aanvragen ingewilligd voor plaatsjes respectie-
velijk groot 4.65 en 9.90 Are. Nadat de Gemeenteraad
de hiervoor gevraagde voorschotten geweigerd had,
beslisten Gedeputeerde Staten van Groningen, dat
het perceel van 4.65 Are niet beschouwd kon worden
als plaatsje in den zin der wet, maar dat van 9.90
wel. De Commissie uit de Groninger Maatschappij
van Landbouw wenscht nu als regel te stellen, dat
er geen plaatsjes dienen uitgegeven te worden met
minder dan 15 Are grond en meent, dat een wettelijke
regeling hiervan overweging verdient.
Ik geloof, dat de wetgever ook op dit punt ver-
standig zal doen de bestaande regeling onveranderd
te laten. Bij toenemende intensiteit van het bedrijf zal met een geringere oppervlakte kunnen worden
volstaan. In tuinbouwstreken als Lisse en Woubrugge
zijn plaatsjes van 5 Are en zelfs van ruim 3 Are
uitgegeven. Soepelheid van regeling en vertrouwen
in hen, die de wet hebben uit te voeren, moeten juist
bij een wet als deze als de wachtwoorden voor den
wetgever worden beschouwd. I. B.
COHm.

HET FEDERAL RESERVE SYSTEM IN 1925.

lIet volledige verslag van den Federal Reserve

Board kwam eerst kortgeleden in Europa t:er be-

schikking. Toch is de ontwikkeling van het centrale

‘bankwezen der Vereenigde Staten van voldoende be-
lang om ook thans nog enkele woorden aan dit rap-

port te wijden.

Als belangrijkste fe.it op het, gebied van het geld-

wezen noemt de Board den terugkeer van de voor-

naamste handelsstaten tot •den gouden standaard en

cle rneclew’erking, ‘die het reservestelsel daarbij heeft

verleend. Door dezen terugkeer toch zullen niet alleen

afzet en financiering van het Amerikaansche surplus
aan landbouw- en industrieproducten met grootore

zekerheid kunnen plaats vinden, maar ook zal de
gouclhew’eging tusschen de verschillende landen weer opnieuw •clie correctieve invloeden uitoefenen, welke

volgens te ervaring waarborgen opleveren tegen on-

gezonde credietontwikkeling.

Uit, deze beschouwingen van den Board mag men
echter geenszins afleiden, dat ook de Board zelf zijn
credietpolitiek zou hebben onderworpen aan automa-

tische reguleering door de internationale gou’dhewe-
gingen. Integendeel: het feit, dat het reservesteisel
do particuliere banken in staat stelde aan de buiten-

lan’dsche goudhehoeften te voldoen zonder tot een
inkrimping van de door haar aan haar cliënten ver-
leende credieten over te gaan, wordt door ‘den Boai’d
met instemming geconstateerd. Voorts verminderde
in ‘den loop van het jaar de gou’dvoorraad der reser-
vebanken met $ 233 millioen, de door ‘de aangesloten
banken verleende credieten namen evenwel met
$ 2200 .miliioen toe. Eindelijk zijn, toen de vraag naar
‘goud voor exportdoelein’den in Mei
vrijwel
ophield,
de reservbanken voortgegaan met de afstooting harer
goudvoorradeii door een bedrag van ongeveer $100
millioen in de ‘binnenlandsche circulatie te brengen.

Welke factoren inderdaad beslissend waren voor
zijn creclietpoUtiek blijkt uit ‘do toeHchtingen, die ‘de
Board geeft hij de twee credietres’tricties, waartoe hij

in 1925 is overgegaan.

in Februari besloot hij tot een zoodanigen maat-
regel – door verhooging van het disconto van 3 pOt.

op 3Y2 pOt. en door effectenverkoopen – op grond
van ‘cle groote credietuit,zebt,in gen der aangesloten
banken, voornamelijk ten be.hoeve van de effecten spe-
culatie, en van de groote gou’dexporten. Het beroep,
door de rnemberhanks gedaan op de reservehankeii
werd hierdoôr van dien aard, dat zich, in plaats van
de omstreeks deren tijd van ihet jaar gebruikelijke
terugvloeiing van ‘betaalmiddolen naar de centrale
banken, een uitbreiding van de door deze banken ver-
leende credieten voordeed.

Toen in ‘het najaar ‘de activiteit van het bedrijfs-
leven een meer dan normaal tempo ‘bereikte, de
crodietverleoni’ng ‘door de partleuliere banken sneller
‘(lat) in ‘do overeeukomstige periode van vorige jaren
toenam en de rente op de geldmarkt aanhoudend
steeg, weivi het disconto opnieuw verhoogd. Ditmaal
liet men echter, terwijl men voor de overige banken het
niveau op 4 pOt. bracht, het ‘disconto van de reserve-
bank te New Y’orlc onveranderd (op 3Y2 pOt.). Dit
diseorite, aldus do Board, heeft grooter invloed op de
crodietcondities in het geheele land ‘dan ‘dat van •de
andere reservehan’keii. Voorts is het onjuist, de finan-
‘ciering van den oogst te bemoeilijicen, alleen om de
effecten speculatie te New York te beteugelen. Ein-
delijk is New York de markt, waardoor de Vereenig-de Staten in verbinding staan met de huitenlandsc’he
gelcimarlcten; een ‘disoontoverhooging aldaar zon dus
wellicht nog ‘meer goud dan reeds ter betaling ‘der
graanexporten toestroomt aantrelcken, wat ong-
wenscht is.
De Board heeft dus zijn in 1923 aarigevangen poli-
tiek voortgezet en er naar gestreefd een ,,steadying influence” op het economisch leven uit te oefenen.
Het resultaat van ‘deze politiek weerspiegelt zich in

794

ECÔNOMISCH-STATÎSTISCHE
BERICHTEN

8 September1I926

het prijsniveau, dat tussc’heii 162 en 168 schommelde

en dns vrijwel stabiel is gebleven. Hieruit blijkt, dat
de credietpolitiek van den Board voldaan heeft aan
den voornaamsten eisch, dien men tegenwoordig aan

het beleid eener centrale Ibank pleegt te stellen. Een

tweetal opmerkingen mogen hier echter gemaakt
worden.

In de eerste plaats rijst de vraag, of niet ‘de Board

een te nauwen hand aanwezig acht tussehen zijn ere-
clietpolitiek en •de bestemming der •door de aangeslo-

ten banken verleende credieten. Door dit standpunt

liet •de Board, zooals boven bleek, in het najaar van

1925 een a
1 g cm
e en e eredietrestrictie achterwege

en stelde hij zich bloot aan het verwijt, de effecten-

speculatie in de hand te werken. Bovendien miskent

de Board door dit standpunt de waarde van ‘de wij-

zigingen in het prijsniveau als maatstaf voor zijn

credietpolitiek. In dit verband verdient de tghans bij
het Congres aanhangige Strong Bill, die stabilisatie
van het prijsniveau als doel dèr credietpolitiek aan

•den Board voorschrijft, ‘de aandacht. De kans op aan-
neming van dit ontwerp, waardoor een belangwekken.d

novum in ‘de cci .traie bank-wetgeving zou worden ge-

bracht, schijnt gering.

In de tweede plaats dient gewezen te worden op
het gevaar, dat van ‘de zijde der internationale beta-
lingsbala.ns de effectiviteit van de credietpolitiek ‘be-

‘dreigt, ‘doordat de particuliere banken door goudstor-
ting reservesaldi kunnen verkrijgen en dus haar ere-
di etmogel ij kheden sterk kunnen uitbreiden buiten

den controleeren’den invloed der centrale banken om.

De goudexporten waren gedurende de eerste vier
maanden van 1925 vrij aanzienlijk en ook in de vol-

gen’de maanden was er, op een enkele uitzondering
na, steeds een uitvoeroverschot; het bedoelde
gevani
bleef hierdoor in dit jaar latent.
Wat speciale onderdeeleu der credietpolitiek be-

treft, moge worden aangestipt, dat ditmaal van de

open markt-transacties een spaarzaam gebruik werd gemaakt. Alleen in Februari werd door ‘den verkoop
van $200 millioen aan effecten een verstijving op de
gel’dmarkt teweeggobracht; voor ‘het overige ‘bleef do
effectenportefeui il e stabiel. Accepten, die eveneens
op de. oÇen markt worden gekocht, ‘houden ‘de reserve-

banken tot den vervaldag, ‘deze komen dus bij de uit-
voering ‘der credietpolitiek niet meer in aanmerking.
Uit ‘de enkele cijfers, die de Board over de ‘disconto-
markt mededeelt, blijkt, dat in den huiteniandsc’hen handel der Verenigde Staten ‘zelf het accept ingartg
begint te vinden. De ontwikkeling der .cliscontomarkt is echter nog steeds van dien aard, dat de reserveba.n-

ken voortdurend •op groote schaal moeten interve-
nieeren. Het ‘gedeelte der ‘door de particuliere ban
;

ken verleende acceptc.redieten, dat door de reerve
instituten gefinancierd werd, bedroeg op’ 31 Deceiii
1

her 1925 45,6 pCt. tegen 19 pCt. in 1.921. Van den
strijd tussehen Dollar- en Sterlingaoëept rept de
Board niet; aangenomen moet worden, dat ‘de terug-
keer van Engeland tot den gouden standaard dezfi
strijd zeer ten nadee’le van eerstgenoemd accept heeft
beïnvloed.
Behalve ‘de credietpolitiek van ‘den Board is vooral
zijn samenwerking met ‘huitenlandsche circulatieban
kon van inteinat’ionaai helang. Was ‘deze aanvankelijk
beperkt tot transacties, ‘die rechtstreeks met de finan-
ciering van den oorlog verband hielden, thans strekt
zij tot uitvoering van den steun, ‘dien het reserve
stelsel verleent hij het herstel van deti gouden stan-
daard. Zoo werden aan ‘de’ Poolsche circulatiebank en

aan de banicafdeeling van ‘het Tsjechosiowaaksc’he
ministerie van finnciëti leeningen verstrekt en met
cle Belgische circulatiehank een ‘herdi’sconteerings-
overeenkomst aangegaan. In J’uni werd met ‘de Bank
of England een overeenkomst gesloten, volgns welke
de laatste maximaal $ 200 ‘millioen goud Van de reser-
vebanken zou kunnen leenen (te zelfder tijd verbond
zidh een particulier consortium voor $ 100 millioen
tegenover de Engelsche regeering). De Bank of Eng-

lan’d heeft van haar bevoegdheid, die tot JunP 1921

blijf t bestaan, in het verslagjaar geen gebruik behoe-ven te maken. Het is duidelijk, ‘dat de beteekenis van

deze samenwerking ook al vloeit ‘daaruit – zooals

uitdrukkelijk wordt verklaard – geenerlei gebonden-
heid ten aanzien van de door ‘beide instituten te voe-

ren discontopolitiek voort, in, verband met de vele

vraagstukken, die op monetair gebied tot oplossing
moeten worden gebracht, moeilijk overschat kan

worden. .
F. H. REPELIUS.

EKONOMIE EN ETHIEK.

(Naar aanleiding van de rede, uitgespro-

ken door Mr. Dr. Oh. Raaymakers S. J., ter

gelegenheid van de voering va’n den tweoden

‘dies natalis der R.-K. Universiteit).

Het is geen nieuwe controverse, ‘die ‘door de hier-

boven genoemde begrippen wordt weergegeven: de
vraag of ekonomische en ethische beschouwing on-
verbrekelijk samen’hooren dnh wel of dit twee af-

zonderlijke gezichtspunten zijn, die beide van eigen
standpunt zekere verschijnselen (en dikwijls dezelfde)

beschouwen. De vraag raa’kt in de eerste plaats de
wetenschap of het een iog:ische noodzakelijkheid of
mogelijkheid ‘is, dat ekononiie en othiek niet te schei-
‘den of ‘te onderscheiden zijn; maar is ‘dan toch al da-

delijk van het grootste belang voor de practische be-

schouwing en behandeling van allerlei elconom’ische
problemen. Immers zijn, zooals beweerd wordt, ekono-

mische en ethische beschouwing niet te scheiden, ‘dan
is een zuiver ekonomische beschouwing ook niet mo-
gelijk en, waar deze toe’h geleverd wordt, van zeer

betrekkelijke waarde. Voor een tijdschrif t, dat nog al
eens ekonornische beschouwingen ‘geeft, is ‘dit pro-
bleem toch zelcer wel van 000ig belang. Ook hierom,

omdat het ‘begrip ,,ethisch-chonomisch”, wat dan de
oenige juiste wijze van ‘behandeling zou zijn, niet da-

‘delijk voor de meesten duidelijk zal wezen. Het lijkt
dus gerechtvaardigd om, irannee
r
van gezaghebbende
zijde een poging wordt gedaan ‘dit vraagstuk op te los-
sen, hieraan éenige aan’dacht te besteden. Vooral wan-
neer ‘deze poging wil duidelijk maken, dat ,,ecn volko-
men scheiding tusichen Sein en Sein-,sollen,tusschen

Is en Ought, ‘in strijd is met den aard der ekonomise’he
wetenschap, in botsing komt met haar diepste wezen”.
Waardoor ‘dus’ niet weinige beschouwingen in dit
tijdschrift tot onwetenschappeiijke, ja in. ‘diepste we-
zen tot onekonomisc’he worden gestempeld. Maar nog
meer lijkt een bespreking van deze universitaire
uiting gerechtvaardigd, wanneer deze ten slotte een
‘duidelijk pleidooi. blijkt te zijn vo’br do onvereeiig-
baarheid, ‘voor de on.gelijksoorti’gheid van deze, twee
Wijzen van behandeling, ‘ ‘de ekonomische en de
eth’i sche.

Het aangename ‘van een ‘dergelijke bespreking is,
dat we het in ‘hoofdzaak met den hooggeleerdeu schrij-
ver eenskun:nen zijn, en toc’h – of juist ‘daarom –
tot een precies tegenovergestelcl resultaat ‘komen.
niet als waar hij’ toe komt, maar als waarvan hij uit-
gaat. Want al rla’delijk in het begin wordt het zeer
duidelijk ‘gezegd, dat ekonomie en ethiek samen onver-
brekelijk verbonden zijn (o.a. in de boven aangehaalde
woorden), of beter, verbonden ‘hehooreri te zijn. Maar
verderop wordt dit standpunt geleidelijk zwakker
verdedigd, totdat ‘de rede eindigt met een aan’halin’g
van ….. Pierson.
Het zijn in hoofdaak twee stellingen waaromheen
het betoog gegroepeerd is. Ten eerste (blz. 5): Waar
de ekonornie een wetenschap is ‘die zich bezighoudt met de behoeften der ‘menschen en met de middelen
om die te hevredigen, komen haar beoefenaars ook onmiddellijk in contact met de et’hiek; immers •die
behoeften zijn ook van ethische.n aard èn van ver-
schillende ethische waarde. En ten tweede (biz. 13):
Indien de mensch in ‘het ekon’omisch proces spon-
taan kan ingrijpen, rijst voor iedoren denicer ook on-middellijk de belangrijke en zeer practische vraag
ol

8 September 1926

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

795

dat ingrijpen ook wensc’helijk is, of de bestaande toe-
standen zijn zooals ze behooren te zijn, of het niet
anders en ‘beter kon. Zoodat (blz. 16) de ekonomist

ook,
01)
grond der feiten zal onderzoeken wat objec-

tief, ekonornisch ‘doelmatig en ‘dus ekonomisch wen-

schelijk is.
:Deze twee stellingen zal zeker iedereen gaarne wil-
len onderschrijven. De gevolgtrekkingen lijken echter

weinig overtuigend. Als, wat we de eerste stelling

nooniden waar is, heet het, ,,wie zal dan over die

menschelijke behoeften en de middelen om ze te be-
vredigen aldoor kunnen spreken of schrijven zonder

ooit to laten merken dat hij bijv. koppensnellen en

eerzamen arbeid niet gelijkelijk waarcieert?” We zou-
den willen antwoorden dat dat toch niet zoo moeilijk

is, al is er wellicht eenige zeifbehee.rsching voor noo-
dig, maar dat er toch ook geen bezwaar tegen is het
terloops te laten merken, liefst bijv. in een noot; al

zon., ook zonder deze uitdrukkelijke verzekering nie-
mand van den 1-Ïeer Raaymakers het tegenovergestel-de vermoeden. Verder: ,,Wie zal het bevolkingsvraag-
stuk kunnen behandelen, zonde:r te laten doorsche-
nieren of hij’ neo-maithusiaansc’he praktijke:n al of
niet zedelijk geoorloofd acht?” Wij zien niet in waar-

om dit niet zou kunnen; maar ook niet waarom de-
geen, die een objectief onderzoek niet voldoende

vindt, ten ‘slotte niet ‘in een meer persoonlijk woo’rd
zijn opinie over de bedoelde middelen zou mogen
geven: mits, en hierop moet alle nadruk vallen, om-
dat hiertegen dikwijls gezondigd wordt, mits de vol-

komen objectiviteit en onpartijdigheid van het on-
cierzoek niet hieronder lijdt en ‘de redeneering niet

eigenlijk moet dienen ter adstructie van het eigen,
subjectieve oordeel. Verder: ,,Wie van arbeiders en
productiemiddelen spreekt kan niet nalaten zijn mee-
ning te verraden of die beide op één lijn behooren te
worden gesteld; alleen reeds dooi de arbeiders niet
te begrijpen onder ‘de definitie van kapitaal heeft

men een ,,waardeeringsoordeel” geveld, geconstateerd dat arbeiders en machines niet op gelijke wijze behoo-
ren te worden behandeld, dat de arbeider doel is der
productie, de machine middel”. Dit ‘nu is zeker een
foute redeneering. Wie zal betwijfelen, dat een ar-
beider iets anders ‘is dan het kapitaal? Door dit uit te
spreken velt men geen waarde-oordeel, maar consta-
teert meneenige nuchtere feiten, ‘die ieder kan waar-
nemen. Waarbij echter nog allerminst uitgemaakt is,
riet de arbeider ,,’doel” van de productie zou zijn
(welk ‘doel gewoonlijk, in het voortbrengen der ge-

wenschte artikelen wordt gezien).
Deze voorbeelden toonen wat bedoeld wordt: Het
ekonemisch leven vindt plaats in een bepaalde rechts-
orde en zedeljke orde, waarvan de ekonomist niet kan

abstraheeren; hij zal
bij
ieder verschijnsel, dat hij be-

spreekt, moeten zeggen of hij dat al of niet recht-
vaardig enz. vindt. Immers de ekonomist kan niet –
zooals de voorstanders der exacte richting schijnen te
meenen – ,,een gedeelte zijner hersenen hermetisch
afsluiten, zijn persoonlijkheid in tweeën splitsen, als
economist vergeten wat zijn overtuiging is als

jurist, ens.”
Stellen we ons even voor ‘hoe :Prof. Raaymakers,
clie dit alles zegt niet te kunnen, bijv. een koop en
verkoop op een typische provinciale markt zou be-
schrijven. Een dergelijke handeling heeft natuurlijk
een ekonomisch element. Maar ook een juridisch
element, en evenzeer een historisch belang. Uit
ethisch oogpunt zijn hier ook tal van opmerkingen te
maken, eveneens u’it psychologisch, terwijl de be-
schouwing, die zich het meeste opdringt, dikwijls wel
cle aesthtische is. Hoe nu, wanneer men niet ,,een
deel zijner ‘hersenen kan afsluiten”, niet kan verge-
ten enz. en zic’h niet in tweeën, dus zeker niet in zes-
sen kan deden? Men zou dan alles tegelijk moeten
beschrijven, wat een futuristisch schilderij zou wor-

den, maar niet zeer
begrijpelijk.
Neen, dit bedoelt
Prof. Raaymakers niet: hij kan ‘dat alles (hersenen
afsluiten, vergeten, deden) wel een oogenblik, maar

kan het niet lang volhouden. Hoeft ook niet: als het
maar net lang genoeg is om ieder gezichtspunt af-
zonderlijk tot zijn recht te laten komen: eerst bijv.

de ekonomisehe beschrijvin, maar dan ook niets an-
ders dan ekonomisch, dan de ethische, dan de juri-

dische, eur. Maar liever niet alles door elkaar. M.a.w.: een afzonderlijke behandeling van ieder gezic’htspunt,

dus ook het ‘ethische gescheiden van het ekonomische.

Het geheele pleidooi voor het goede recht van zede-

lijke e.a. oordeelen naast ee.n ekonomisch oordeel, gaat

reeds uit van de on’geljk’soortigheid, ‘de onvereellig-

baarheid van deze twee. Immers: geen poging wordt
gedaan om te
bewijzen,
dat het in het wezen der ive-
tenschap ligt, en dus
objectief noodzakelijk is,
dat een
ekonomisch oordeel tevens ethisch is, maar betoogd
wordt, dat de beoefenaar het toch niet kan nalaten,
naast het ekonornische ook een zedelijk enz. oordeel
uit te spreken, dat het dus
subjectief gebruikelijk is.
De fout lijkt, dat een verkeerde
omschrijving
van
het doel der ekonomische wetenschap voorop is ge-

steld; ‘deze ,,houdt zich” niet ,,hezig” niet zekere ver-
schijn selen, maar deze tracht, in een streven naar de

grootst mogelijke objectiviteit, naar een verklaring
van zekere, gegeven verschijnselen. Voor zoover ze (lit
•doet, kan
ze geen waarde-oordeelen veilen, daar ze dan
niet meer zou verklaren; en voor zoover ze waarde-

oordeelen zou vellen …. is ze ‘geen wetenschap meer.
En hier komen we bij de tweede stelling: van zelf komt bij den onde:rzoeker ook de vraag op: kan het
niet beter? wat kan er gedaan worden? ,,Normen te
vinden is toch van honderd maal grooter belang dan
een zoogenaamde causale verklaring, welke op zich-zelf beschouwd slechts de nieuwsgierigheid van be-
trekkelijk weinigen kan bevredigen. Van veel meer
gewicht ‘dan te weten waar we vandaan komen is de
kennis van het doel, waar we heen moeten. Vergeten
wordt echter te zeggen, hoe kennis van dat doel mo-
gelijk is zonder kennis van ‘het heden, kennis van de
middelen om dat te bereiken zonder kennis van de
wegen, die naar den toestand van het heden voerden,
di. zonder causa’le verklaring van de middelen en hun
werking. Merkwaardigerwijze staat op de volgende

‘blz. te lezen: wat ons verdeelt is ,,het uiterst gecom-
pliceerde karakter der ekonomische verhoudingen, het
onvoldoende statistische materiaal, de onzekerheid
omtrent ‘de feiten en hun samenhang.” Inderdaadl
Maar zou het dan niet beter zijn eerst eens dit alles
te gaan onderzoeken en te verklaren, zoo objectief als
dat
mogelijk
is, voordat we beginnen er waardeoor-
deelen over te vellen en te zeggen hoe het in de toe-
komst moet zijn?
Doch de schr. heeft een bezwaar tegen dit verkla-
ren: ‘de mensch is vrij
in zijn willen, kan dus spontaan
in het ekonomisch leven
ingrijpen.
Dus geen wet-
matigheid, slechts een zekere regelmaat in het ekono-
misch handelen, die echter alleen zoover geldt als
cle mensch niet zelf
ingrijpt
of ‘den ‘heelen regel op-
heft. Prof. Raaymakers zou misschien gelijk hebben
als de ekonomie een wetenschap was betreffende het
individueele handelen: •de mensch is binnen zekere
grenzen vrij en kan handelen zooals hij wil; doch
hij ‘kan toch niet voorkomen, dat iedere handeling op
ekonomisch gebied ook ekonomische gevolgen heeft.
En het gevolg hiervan weer is, dat op ‘het gebied der
samenleving, der sociale ekonornische verschijnselen,
een regelmaat ontstaat, ‘die wetmatig is, of dit althans zeer dicht nadert. Zoo wordt bijv., ten bewijze ‘dat de
mensch spontaan kan ingrijpen en zich kan ontt:rek-
ken aan ekonornische regels aangevoerd, dat de
regel, dat de wisselkoers zal schommélen tussehen
de gou’dpunten, niet meer geldt wanneer de uitvoer
van gou’d verboden wordt. Maar ‘dit is juist een
bewijs van het tegendeel: dat bij wijziging van een der oorzaken ook het gevolg verandert, is juist een
bewijs van de wetmatigheid in liet ekononiisch gebeu-
ren; had de mensch ditin zijn hand,, dan zou ‘hij kun-
nen zorgen, dat stopzetting van ‘gouciverkeer geen
invloed op ‘de wisselkoersen zou hebben, nu is hij ge-

796

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

8 Septemberil926

bonden aan de wetmatigheid der ekono’mische ver-t

schijnsel’en. De ekonomische wetmatigheid is dan ook’
geen wetmatigheid in het ind’ivi.dueele handelen, maar

in de maatschappelijke e,conomische verschijnselen.
1

De causale verklaring betreft eveneêns deze verschijn-

selen, niet het individueele handelen, al zijn de eerste
ook (voor het overgroote deel) uit dit laatste te ver-

klaren.
Dat deze verklaring zoo objectief mogelijk moet 1

ijn, zal de ‘heer R. zeker toegeven. Dat, wanneer di’t

eenmaal zoo goed mogelijk geschied is, gerust een

waardeoordeel over deze zelfdé verschijnselen kan ge-

veld worden, zal niemand ontkennen. En dat ten
slotte, op grond van deze zuiver-ekonomische analyse

en op grond van ‘het gevelde waardeoordeel een oor-
deel betreffende wenschelijke politiek kan afgegeven
worden, is zeker niet te bestrijden, integendeel: dit

is de wijze, waarop een politiek oordeel gevormd be-
hoort te worden. Wanneer ‘slechts al deze bewerkin-
1

gen, die alle van verschillend standpunt uitgaan en

op verschillende wijze tot stand konïen, uit elkaar ge-

houden worden, na elkaar en ‘niet ‘door elkaar heen’

geschieden.
,,Absoluut ‘voraussetzungslos is niemand, is geen’

enkele wetenschap”, zegt de schr. Neen, ‘gelukkig niet,
want het zijn juist de verschillendè, noodzakelijke
,,Voraussetzungen”, die het centrale punt, het ver-‘
band vormen tussehen het geheel der verschillende’

levensuitingen. Maar ‘het gaat er juist om de juiste,

ware ,,Voraussetzungen” te vinden, ‘die niet willekeu-

rig en subjectief zijn, maar het bestaan van een we-
tenschap, cle gelding der daarin gezochte waarheden,’

mogelijk maken en waarborgen en voorwaarde zijn

voor onderling begrijpen.
Mr J.
BIERENS DE HAAN
Jr

BUITENLANDSCHE MEDEWERKING.

DE BETEEKENIS VAN DE VOORLOOPIGE HANDELS-
OVEREENKOMST TUSSCHEN DUITSCHLAND
EN FRANKRIJK.

Prof. Dr. Th. Plaut te Hamburg ‘schrijft ons:

De handelsbetrekkingen tusschen Duitschiand en

Frankrijk zijn meer dan een halve eeuw niet door een

handel.sverdrag geregeld geweest. In 1811 werd in het

vredesverdrag van Frankfurt de eeuwige meestbegun-
stiging vaste1egd; ‘deze heeft alle meer diepgaande
onderhandelingen over handelspolitieke kwesties on

noo’dig gemaakt. Het Verdrag van Versailles, dat in
‘de plaats van het evengenoemde verdrag ‘trad, bevatte
de clausule, ‘dat Duitschlan’d aan Frankrijk – doch
‘niet Frankrijk aan Duitschland – meestbegunstiging
moest verleenen. Deze regeling maakte onderhande-
lingen voor Fran;krjk onnoodig, voor Duitschland

onmogelijk, verloor echter den lOden Januari 1925′
haar ‘kracht. Door deze historische ontwikkeling zijn•
‘moeiljitheclen van tweeërlei aard ontstaan.

In de eerste plaats waren
partijen
er ‘niet aan ge-‘

wend, met e]kan’der te on,derhandelen. In ‘de tweedei
plaats heeft zich ‘de Fransche volkshuishoud’ing sedert
het Verdrag van Versailles aan ‘de eenzijdige begun-
stigin:g ‘door Duitsohland gewend; ‘de Fransche tarie-
ven zijn hierop ingesteld, de Fransche bedrijven hier-
op gericht en ‘dat maakt eet tegemoetkoming, gelijk
:Duitschland als grootste Europeesche staat na Rus-
land, gelooft te mogen ‘of ‘zelfs te ‘moeten eisc’hen, on-
mogelijk. Verdere ‘moeilijkheden vloeien voort uit”
de binn’enlandsche economische toestanden in, beide’
landen. Weliswaar zijn de gebied’en economisch als
weinige van nature op elkander aangewezen, ‘doch een
gedurende decenni’en verkeerd ingestelde economische
politiek scheidt hen. Zoo komt het, ‘dat het aantal be-
drijven, ten aanzien waarvan beide gebieden elkander aanvullen, niet al te groot is. Zonder concurrentie’zijn
in Duitschian’d zekere Fransc’he luxe industrieën (het’
woord van ‘Schiller: ,,N’och niemals gelang uns ‘der
ga1lische ‘Sprung”, geldt ook thans nog), de vervaar-

diging van zekere Fransche
alcoholische
dranken

(champane, cogac), het kweeken van zekere *oege

groenten enz. Aan Duitsche zijde staan tegenover de
producenten ‘dezer goederen ‘die van ‘bepaalde machi-

nes, ‘bepaalde chemicaliën, ‘bepaalde ‘optische instru-

menten, enz. Hier hebben wij tevens ‘de gebieden,

waarop zonder schade voor de eigen bedrijven conces
sies mogelijk zijn, aan den anderen kant echter ook

douanechicanes en ‘dergelijke des te gevaarlijker kun-

nen worden, omdat het gevaar van het op;kweeken van

nieuwe industrieën, die dan gedurende langen tij’d

bescherming noo’dig hebben, aan den gezichtseider

‘dreigt.
De tweede groep van goederen is die van de directe
concurrentie en omvat een buitengewoon groot gebied.

Buitengewoon gecompliceerd
zijn
verder ‘de onder-

‘handelingen op het gebied van ijzer, ‘kolen en kaR.
Het Verdrag van Versailles ‘heeft, gelijk ‘bekend, het’

ijzer van de steenkolen gescheiden. Deze behooren ‘bij

een. Middelen en wegen moeten ‘derhalve gevonden

worden om hen weder tt ellcan’der te ‘doen naderen.

Wat kali betreft heeft het’ Verdrag van Versailles een
Du’itsch monopolie vernietigd. Door een onhandige
Duitsche economische politiek in het eerste ‘decen-

nium van deze eeuw zijn kalimjnen in zoodanigen om-

vang ontstaan, dat ‘die, welke aan Duitschland zijn

gebleven, alleen meer dan voldoende zouden
zijn
om

‘de wereld te verzorgen, wanneer men althans ‘van be-

paalde ‘kwaliteiten afziet. De Elzasser
mijnen
kunnen

echter alleen reeds rond 30 pOt. van het werel’dver-
bruik ‘bestrijden. ‘Deze mogelijkheid van overproductie

‘door een handelsverdrag te verbannet is uitgesloten.

Bij deze op zichzelf
aanzienlijke
moeilijkheden voe-
gen zich twee :binnenlandsche Fransche momenten.

In de eerste plaats ‘de inflatie en verder het feit, dat
Frankrijk nog geen tarief heeft, waarbij’ het wil vol-
har’clen. De inflatie werpt ‘de grondslagen van alle
overeenkomsten omver: oenerzijds omdat zij geëigend

is, alle berekeningen, alle ontwikkelingen overhoop te
werpen – niemand weet ‘dat beter ‘dan
‘wij’
in Duitsch-

land – en anderzijds omdat zij onder omstandi’ghed’en
op het gebied der economische betrekkingen een zoo
krachtig agens is, ‘dat ‘handelspolitieke maatregelen

bij haar vergeleken volkomen zonder beteekenis’ wor-
‘den. Het ontbreken van een tarief legt echter de Fran-
sche ‘onderhandelaars aan ‘banden, die geen vaste con-
cessies doen en geen beiöften ‘gven ingen; ‘welke op
het toekomstige tarief praej uclicieeren.

*

Do ‘drukmiddelen echter, die de zeer nabije ligging
Duitschland tegenover Frankrijk (sedert 10 Januari

1925) ên Frankrijk tegenover Duitschlan’d verschaft
(voornamelijk ‘differentieele rechten, douanech ie’anes,
ontwrichting van het handelsverkeer door ve,r’biijfs-
verboden e.’d.) waren echter zon machtig, ‘dat ‘midde-len en wegen gevonden ijn, om al ‘deze moeilijkheden
te overwinnen. De eerste ‘besprekingen ‘begonnen in
1924, doch ‘hadden op 10 Januari 1925 nog niet tot
een resultaat geleid. Duitsc’hland ‘bezat toentertj’de
een eenheidstarief, waarop slechts Spanje voordeelen
genoot. Dit was ‘dus voor Frankrijk niet zeer beden-
kelijk. Hoe meer handeisverdragen Duitschland echter
afsloot, welke tariefsverlagingen ten opzichte van dit
eenheidstarief bevatten en hoe verder Duitschland
zijn autonome tarief, dat tegenover Frankrijk gold,
verhoogde, ‘des te dringendei werd het sluiten van een

verdrag ook voor Frankrijk.
In de eerste plaats werden overeenkomsten voor
korten termijn getroffen, ‘die slechts ‘den ruil van

weinige producten regelden ‘of op andere punten be-
treki’ng hadden (Saargebied enz.). Eerst op 5 Augus-
tus 1926 kwam een overeenkomst tot stand, die wel-
iswaar ook als voorloopig wordt aangeduid, en slechts
voor zes maanden geldt, ‘doch ‘die volgens het proto-
cel ‘de ‘beginselen bevat, ‘die aan het ‘definitieve han-

deisverdrag ton grondslag zuilen worden gelegd. Bij
zoo instabiele toestanden als tegenwoordig in Frank-
rijk heerschen is het niet meer dan juist, nog geen

ii 8 September 1926

ECONOMISCH-STATISTIHE BERICHTEN

797
1

voor te langen tijd bindende overeenkomst te treffen..
:[ntusschen 1bovat dit verdrag, gelijk gezegd, de be-
ginselen en het is derhalve noodzakelijk het nader te
bezien. Belangrijk is verder de wijze van overwinning

der verschillende moeilijkheden. Eveneens van belang

is het verdrag in verband met het volgende. Bij de

laatste tariefsverhoogingen in Duitschiand werd, ge-
lijk bijna steeds bij zulke maatregelen, de motiveering

gebruikt, dat men een
,Verhaad1ungstarif”
noodig

had, om bij onderhandelingen concessies te kunnen
afdwingen. De vraag is derhalve, in hoeverre wij con-

eossies verkregen en gedaan hebben. Wanneer men
afgaat op de Duitsche officieele uitlatingen, is het
eerste in zeer sterke mate het geval geweest; men doet

echter goed, deze uitlatingen niet geheel te gelooven.
Bezien wij in de eerste plaats de kwestie van de meest-
begunstiging, dit jarenlange strijdohject bij de onder-
handelingen.

De jure
wordt meestbegunstiging noch door Duitsch-
land noch door
Frankrijk
verleend. De facto is
het
echter andors gesteld. Duitschland staat een – wel-

iswaar kleine – reeks tarieffixaties toe, waarbij de
autonome tarieven worden verlaagd, welke tot dus-

verre heben gegolden en wel voor cognac, champagne,
zuidvruchten, bont, . zekere parfumerieën en cosme-tische artikelen, dameshoeden en toebehooren, even-

als voor cigarettenpapier. 1-let gaat hier om luxe ar-
tikelen, welke ten deele in Duitschland niet worden
vervaardigd. Met betreking tot deze tariefposten heeft
Duitschiand in andere verdragen nog geen concessies
gedaan. Men kan hierin derhalve zien een terugkeer
naar het tarief, dat men eigenlijk op het oog had. Bij
de overige tariefsfixaties is Duitschiand nergens be-

neden de rechten gegaan, die het reeds aan andere
landen heeft toegestaan. In den regel echter even ver, zoodat Frankrijk
cie facto
meestbeguustiging geniet: met één uitzondering en wel deze, dat ten aanzien van
een zeer kleine reeks producten het stelsel van con-
tingenten is gehandhaafd.
Door deze geringe concessies heeft men ook niet
voel concessies aan Fransche zijde verkregen. De Fran-
schen hebben Duitschland
ccii
zeer groote reeks ta-
riefsfixaties toegestaan, dooh slechts in een zeer klein
aantal gevallen zijn
zij
tot hun minimumtarief omlaag
gegaan en waar •dit geschied is, hebben zij de con-cessies door de invoering van contingenten illusoir
gemaakt.

Deze contingenten zijn een handelspolitiek instru-
ment van bizonderen aard, weiks uitwerking zich nog
niet, volledig laat overzien en waartegen vooral wij

in Hamburg – als vertegenwoordigers van den han-
del in tegenstelling tot de industrie – de ernstigste
bedenkingen hebben. De contingenten vooronderstel-
len nl. een soort invoervergunning, of beter, invoer-
vergunning tegen het lagere tarief. Als instanties
voor de verleening dezer vergunningen komen int de
eerste plaats industrieele verbonden in aanmerking.

Wat men hiervan te verwachten heeft, daarvan kan
iedere Hamburgsche exporteur de ergste verhalen uit
den tijd van de markdaling vertellen. Het is ten zeer-
ste te ‘betreuren, dat de Dui-tsche regeering ten dezen
opzichte zoo slecht schijnt te zijn geadviseerd, anders
had zij deze poort der corruptie definitief en voor
altijd moeten sluiten. Zij had in haar eigen tarief
niet naar contingenten moeten .grjpen en in het Fran-
sche hadden zij een onoverwinljke hinderpaal moeten
zijn. Den industrieelen vorbonden, die de goedkeuring
verleenen, zullen de contingenten weliswaar niet on-
aangenaam’ zijn en wellicht heeft de Duitsche regee-
ring onder een sterken druk van deze zijde gestaan!
i)e weinige gevallen, waarin het minimumtanief
door Frankrijk is verleend, zijn derhalve door contin-
genten bijna zonder uitzondering ontsierd. In alle andere gevallen van tariefsfixaties blijven de aan
Duitschland toegestane rechten minstens 30 tot 150
pCt. hoven de aan andere landen ingeruimde mini-
mumtarieven. Wie de lijsten B en 0, die den Duitsch-
land toegestanen vergunningen bevatten, slechts

vluchtig doorneemt, zal reeds tot een ‘weinig minder
ongunstigen indruk komen. De zaak ligt als volgt.
Door de inflatie in
Frankrijk
moet voortdurend
met procentueele tariefsverhoogingen gerekend wor-
den, tariefsfixeeringen in den zin, dien
wij
daaraan
hechten, zijn derhalve niet
mogelijk.
Het verdrag
verleent dan ook procentueele reducties op het maxi-
mumta.rief. Deze reducties liggen tussohen 50 en 00

pOt. van het verschil der beide tarieven, bedragen
echter meestal niet meen dan 70 pOt. Het maximum-

tarief ligt bijna zonder uitzondering 300 pOt. boven
het minimumtarief. Ook het minimumtanief is, gelijk
bekend, zeer hoog.

Ter verduidelijking kiezen wij een willekeurig voor-
beeld. Stel, het minimumtanief bed:raagt 100 francs

per 100 KG., het maximumtarief 400 francs. Het
minimumtarief is 30 pOt. van de waarde van het pro-
duet. Het door landen, die in ‘het genot ziju van het
m’inimumtarief, te betalen invoerrecht bedraagt der-

halve 100 francs, ‘d.i. 30 pOt. van de waarde. Stel,

Duitschland betaalt het maximumtarief, minus 00 pOt.
van het verschil tussehen maximum- en minimumta-

rief (het gunstigste, doch zeer zeldzame geval). 00

püt. van 300 = 270. 400-270 = 130; mitsdien be-
taalt Duitschiand 130 francs, of 30 pOt. meer dan de

andere ]anden en 40 pCt. van de waarde. Bij 70 pOt.
reductie komen wij tot 00 pOt. meer dan de andere
landen, bij 50 pOt. reductie tot ‘het 2 lil voud van het
minimumrecht. Dit zijn waarlijk geen groote conces-
sies!

Nu bestaat echter voor de lijst B, die zeer lang is,
in zooverre een kleine verzachting als
bij
verdere da-
ling der Fransche valuta de van Duitsche goederen
te heffen invoei-rechten voorloopig niet stijgen, doch

op hun huidige bedrag in francs blijven staan, tot-
dat zij, hetzij op het minimumtarief zijn aangekomen
of niet meer dan 30 pOt. bij de stijging der andere
tarieven achter ‘blijven (art. 3). Wanneer echter een
vaJutadaling optreedt pleegt deze zonder meer vrijwel
iederen invoer af te snoeren en daarom is dit voordeel van geringere beteekenis dan het op het eerste gezicht
schijnt. Zeker zou het op den duur effect hebben; het
verdrag loopt echter slechts over zes maanden. Ook
deze concessie heeft derhalve niet zeer veel waarde.
Verheugend is daarentegen, ‘dat het verdrag be-
paalt, dat geregelde handeispolitieke betrekkingen zul-
len heerschen, gelijk deze ‘tusschen beschaafde landen gebruikelijk zijn. De douanechicanes, waarvan zich de
Fransche douane-autoriteiten tegenover Duitsche goe-

deren maar al te graag pleegden te bedienen, zullen
definitief verdwijnen en t.a.v. de douaneformaliteiten
(niet ten opzichte van het invoerrecht), en van opslag,
transport, enz. zal meestbegunstiging worden doorge-voerd. Van hoe groote ‘beteekenis het vestigingsrecht
voor Duitschers in Frankrijk is wordt wellicht het
beste met een in Duitschland veel gebruikt voorbeeld
duidelijk gemaakt. Langen tijd was het voor Duitsche chemische en optisch glas fabriceerende ondernemin-
gen onmogelijk, naar Frankrijk te exporteeren, hoe-wel zij producten vervaardigen, die in Frankrijk niet
in dezelfde kwaliteit kunnen worden geproduceerd
en die men daar onvoorwaardelijk noodig heeft; de
inklaring geschiedde nl. niet aan de grens, doch te
Parijs. De goederen moesten alle, wat ook hun plaats
van bestemming was, eerst naar Parijs worden gezon-
den; daar werden zij uitgepakt en het invoerrecht
werd voldaan. Het inpakken gesc.hiedcle niet met de
vereischte zorgvuldigheid, aangezien geen deskundig

pakker aanwezig was. Duitschers konden niet tegen-
woordig zijn, aangezien zij het vestigingsrecht niet
hadden en Franschen hielden zich niet met Duitsche
goederen onledig. Zoo kwamen de Duitsehe goederen
geregeld gebroken op de plaats van bestemming aan.
Over kolen, kali en ijzer vermag tenslotte het ver-
drag niets te zeggen. De desbetreffende problemen
waren voor de hooge verdragsluitenden te hoog. De
betrokken industrieën werden te hulp geroepen.
Naast de onderhandelingen over het verdrag liepen

798

ECONOMISCH-STATÏSTISCHE BERICHTEN

8 September 1926

die over de kartellen. Zij waren van de grootste be-

teekenis voor de eerste en leidden tot resultaten. Dé

wereldmarkt voor kali ‘werd tusschen het Fransche
en Duitsche kalisyndicaat in de verhouding van onge-
veer 30 tot 10 verdeeld. Ook de zware industrie kwam

tot bindende overeenkomsten. De hooge verdragslui-
tende partijen verklaarden slechts, dat zij zich over

de consequenties van de overeenkomsten tusschen de
ijzerproduceerende industrieën der beide landen zul-

len beraden.
Volkomen gefaald heeft de Duitsche politiek met

betrekking tot de ‘koloniën. Marokko en Indochina be-

hooren nl. niet tot de koloniën waarvoor ons meest-begunstiging is toegezegd. Juist deze landen zouden

echter voor Duitechlan’d van beteekenis zijn geweest.

Ook de regeling met ‘betrekking tot Tunis is volko-

men nietszeggend.
i)it zijn de grondgedachten en ‘de inhoud van het

nieuwe verdrag. Ongetwijfeld is het ‘beter dan heele-
maal geen verdrag en het is wellicht niet mogelijk, in
eenmaal uit een verdragloozen toestand tot een ver-

dragstelsel te komen, dat alle eischen recht, doet we-

dervaren. Vooral gegeven ‘de chauvinistische houding
der Franschen en de koppigheid van zekere Duitsclie

industrieelen en agrariërs. welker weinig gefundeerde

oppositie ons uit den tijd van do onderhandelingen
met Spanje nog in het geheugen ligt en wier drijven

toenmaal’s bijna een terreur kon worden genoemd. Men

zou zich wellicht minder over het verdrag behoeven te

beklagen, wanneer het zich slechts als eerste schrede
op den weg naar een definitief verdrag aan’dien’de, in-
plaats van van zichzelf te zeggen, dat het reeds de be-

ginselen van het definitieve verdrag belichaamt.

DE RESULTATEN VAN HET HERSTELWERK
IN HONGARIJE.

Prof. Dr. W. Reller te Budapest schrijft ons:

Twee jaren
zijn
verstreken sedert het herstel der financiën, zoowel als van de geheele Hongaarsche

volkshuishouding, met behulp van de Volkenbonds-

leening werd aangepakt. De door den Volkenbond

voor de herstelperiode naar
Hongarije
gezonden

commissaris-generaal, de heer
Jerensias Smith,
heeft

het land verlaten en daarmede is de herstelperiode

afgesloten. De bereikte resultaten, evenals het laatste
rapport van den commissaris-generaal, laten geen
twijfel bestaan, dat het herstelwerk gelukt is op een
wijze, welke de verwachtingen verre overtreft en wel
met behulp van een leening, welker bedrag verre

achterbleef bij dat van die, welke Oostenrijk voor zijn
herstel moest opnemen. Eet evenwicht op de begrooting
is bereikt en de Hongaarsche munt is sinds Juli 1924,
afgezien van een onaanzienlijke schommeling direct
na de stabilisatie, stabiel. De Hongaarsche circulatie-bank heeft zich zonder moeilijkheden van beteekenis
de deviezenvoorraden kunnen verschaffen, welke voor
de reguleering van den wisselkoers vereischt zijn; zij

heeft zich ook van een
behoorlijke
goudreserve kunnen
voorzien en heeft door een consequente en doelbewuste politiek bewezen, dat
zij
haar taak, over de stabiliteit
van de munt te waken, kan vervullen en hiertoe niet

slechts de noodige middelen, doch ook de noodige

energie bezit.

De taak, welke in
Hongarije
moest worden opgelost,
was dezelfde, die Oostenrijk met
zijn
Volkenbonds-
leening moest oplossen. Zij was een dubbele:
bereiking

van het evenwicht op de begrootin.g en stabilisatie

van de munt.
Beide vraagstukken werden in Hongarije
binnen een half jaar opgelost, want het tekort op
de begrooting was reeds in October 1924 verdwenen
en de stabilisatie der munt vond reeds in de tweede
helft van Juli 1924 plaats.
Dit resultaat moet voor alles worden toegeschreven

aan de bizonder gunstige ontwikkeling der Rijks-
middelen, welke wederom hiertoe valt te herleiden,
dat de Jilongaarsche Regeering van het eerste oogen-
blik af aan ernst maakte met de ordening der

financiën en niet terugschrikte voor een energieke

hanteering van de belastingschroef en voor een ge-

dwongen leening, terwijl de Hongaarsche volkshuis-
houding zich van de zware slagen van den na-oorlogstijd
(ineenstorting van het oude
rijk;
revoluties, invasie
van vreemde troepen, verminking van het land en

hierdoor veroorzaakte storing in het economisch

evenwicht) reeds zoover heeft hersteld, dat zij in staat

was, de hooge belastingen te dragen. Het is moeilijk.
dit laatste feit met cijfers te bewijzen, aangezien de

geheele toestand der Hongaarsche volkshuishouding

in de jaren 1918-1922 zou moeten worden gesteld
tegenover die in de jaren na 1922. Veel
blijkt
echter
reeds uit de
cijfers
van den buitenlandschen handel
gedurende deze periode. Deze zagen er, indien men
1920 op 100 stelt, als volgt uit:

Invoer

Uitvoer
1920 ………..100

100 1921
……….
225

155
1922
……….
129

201
1923
……….
101

206
1924
……….
168

350 2925
……….
177

426

De versterking van den uitvoer, welke in deze
cijfers tot uitdrukking komt,
bew.ijst
op zichzelf reeds

het genezingsproces der Hongaarsche volkshuishou-

ding, zonder welke het land niet de middelen voor
de ordening der staatsfinanciën had kunnen opbrengen,

welke de bereiking van het evenwicht op de begroo-

ting reeds in enkele maanden hebben
mogelijk
ge-
maakt. Zonder een dienovereenkomstige draagkracht

der Hongaarsche volkshuishouding zou het ook
onmogelijk geweest
zijn,
het tekort met slechts voor-

bijgaande gebruikmaking van de herstelleening te
overwinnen. Dit is intusschen wat inderdaad is ge-
schied. De volkenbondsleening behoefde slechts voor

de dekking van het tekort van het op 30 Juni 1924

verloopen, derhalve nog niet tot de herstelperiode
behoorende, begrootingsjaar te worden aangewend en

sindsdien, derhalve gedurende de geheele eigenlijke
herstelperiode, behoefde van het provenu der leening

in het geheel niets voor dit doel, nl. ter bestrijding

van het tekort, te worden aangewend. Zelfs was het
gebruik maken van de ongeveer 70 millioen goudkronen

voor het in Juni 1924 eindigende begrootingsjaar

slechts vanvoorbijgaanden aard,want voor het eindevan
1924 werden de tot dit doel liquide gemaakte bedragen
weder op de leeningsrekening teruggestort.
Reeds de eerste maanden der herstelperiode bewezen,
dat de Staatsontvangsten van Hongarije na de

stabilisatie van de munt (nadat derhalve de be-
lastingen in goudwaarde en niet meer in een voort-

durend in waarde dalende munt werden betaald), zich veel gunstiger zouden ontwikkelen dan in het herstel-
plan werd aangenomen. Voor de geblokkeerde ont-
vangsten (d. w. z. die ontvangsten, welke ter verzekering van den dienst der leéning op een
afzonderlijke
rekening
geboekt worden, nl. invoerrechten, tabak- en zout-
monopolie, alsmede den suikeraccijns) waren de eerste
drie maanden reeds voldoende, om den dienst der
leening te verzekeren.
Zij
brachten nI. reeds in Juli,
Augustus en September
bijna
40 millioen goudkroon
op,
terwijl
de dienst der. leening
jaarlijks
ongeveer
33 millioen goudkroon vereischte. In het eerste herstel-
jaar werd de dienst der leening door deze ontvangsten
zeven maal, in het hersteljaar 1925126 echter acht
maal gedekt. Dit valt ook te begrijpen, wanneer wij
de hierboven genoemde ontwikkeling van den buiten-
landschen handel, in het bizonder de toenming van
den invoer, in aanmerking nemen, die de douane-
ontvangsten in combinatie met de hoogere tarieven
deden oploopen en wanneer wij in aanmerking nemen,
dat de in
Hongarije
geproduceerde hoeveelheid suiker

in de campagne 1922/23 rond 730.000 meterzentner,
in de campagne 1924/25 rond 1.820.000 meterzentner
bedroeg.
Doch ook de overige ontvangsten stegen in on-
gedachte mate. Natuurlijk speelde hierbij de algemeene

8 September 1926

ECONOMISCH-STATISTIStHE BERICHTEN

799

omzetbelasting een zeer gewichtige rol. Het resultaat
van de bizonder gunstige ontwikkeling der staats-

financiën was, dat in het eerste begrootingsjaar der
herstelperiode in plaats van het geraamde tekort van

100 millioen goudkronen een overschot van ongeveer
63 millioen goudkronen werd bereikt en voor het tweede hersteljaar inplaats van het in het herstel-

programma geraamde tekort van 50 miljoen goud-

kronen een overschot van 27,5 millioen goudkronen
kon worden begroot, hetwelk echter aan het einde

van het begrootingsjaar veel hooger bleek te zijn en
weer meer dan 60. millioen goudkronen beliep.

Vergeten mag echter niet worden, dat deze gunstige

resultaten bereik t werden zon der de uitgavenbeperking

door te voeren, welke in de bedoeling van het herstel-
programma lag. Op dit gebied bestaan in Hongarije
aanzienlijke moeilijkheden, aangezien in het bizonder

de beperking der personeel-uitgaven op ernstige

hinderpalen stoot cn wel eenerzijds omdat het levens-
peil der ambtenaren gedurende den infiatietijd bizonder

is gedaald en een verbetering dringend noodig had,

anderzijds echter, omdat Hongaarsche staatsambte-
naren uit de van Hongarije afgescheiden gebieden
werden verdreven en de Hongaarsche Staat ge-

noodzaakt is, hun pensioenen te betalen. Met deze

zwaar wegende argumenten werd ook door de financieele commissie van den Volkenbonden door den commissaris-
generaal
Snrifh op
een wijze, waarvoor men erkentelijk
moet zijn, rekening gehouden, zoodat gedurende de
herstelperiode een verbetering der ambtenaarssalarissen
werd doorgevoerd. Evenzeer ontmoetten die voorstellen
van de Hongaarsche Regeering in Genève en
bij
den
commissaris-generaal een juist begrip, welke op dc
onvermijdelijkheid van kapitaalsuitgaven – reeds in
het belang van vermindering der werkloosheid – wezen

en zoo werd goedgekeurd, dat overschotten der be-

grooting, evenals 50 millioen goudkronen uit de
leening, voor ieder hersteljaar voor de dringendste

kapitaaluitgaven werden aangewend. Derhalve krijgt
de Hongaarsche volkshuishouding, die door het dragen

van hooge belastingen de ordening der staatsbegrooting

met slechts voorbijgaand gebruik maken van de
Volkenbondsleening mogelijk maakte, een deel der
leening terug, teneinde het bedrijfsleven te bevruchten
en tot nieuw leven te wekken.

De gunstige ontwikkeling der staatsfinanciën maakte
het zelf reeds gedurende de herstelperiode en onder
onvoorwaardelijke instemming zoowel van den com-

missaris-generaal als van de Geneefsche financieele
commissie mogelijk, de drukkende belastingen te ver-
lagen, zoodat in 1926 de omzetbelasting van 3 tot
2 pOt., de suikerbelasting met 22 pOt. verlaagd werd
en de belasting op huishuren geheel werd afgeschaft.
* *
*

Niet minder succes had de saneering van hel
Hongaarsche muntwezen,
waartoe de eerste stap de
oprichting der Hongaarsche circulatiebank was, welke
haar werkzaamheden op 24 Juni 1924 aanving. Hier-

mede was natuurlijk slechts de grondslag gelegd voor het herstel van het muntwezen, doordat nu het orgaan
geschapen was, dat zoowel tot doorvoering van de
stabilisatie der kroon in staat was, alsook om erover

te waken, dat de eenmaal gestabiliseerde munt in haar
stabiliteit geen gevaar gaat loopen.

De oplossing der stabilisatietaak werd met gepaste
voorzichtigheid aangevat. De leiders der nieuwe
Nationale Bank, en verder de commissaris-generaal zoowel als de Hongaarsche Regeering, waren het er

volkomen over eens, dat aan de stabilisatie geen
kunstmatige koers van de kroon ten grondslag mocht

worden gelegd en derhalve verschoven zij de stabili-
satie naar een
tijdstip,
waarop zich reeds een natuur-
lijke, van de angstkoopen van deviezen, evenals van
speculatieve koersopdrij ving onafhankelijke, vrije

kronenkoers had gevormd. Reeds de sedert de groote
koersdaling van de Hongaarsche kroon in 1922 be-
staande Deviezencentrale streef de er, als voorbereiding

tot de stabilisatie, tegen het einde harer werkzaam-

heden naar, de door haar vastgestelde, ofïicieele
deviezenkoersen te doen naderen tot die, welke be-
stonden op de zich op illegitieme wijze ontwikkelende
markt, want natuurlijk was de kunstmatig vastge-

stelde koers der Deviezencentrale evenmin als een
natuurlijke, voor stabilisatie geschikte koers te be-

schouwen, als die van het illegitieme verkeer, welke
in het teeken der angstkoopen en deviezenharnsterj

stond. Het bleek, dat niet eens zeer groote middelen

noodig waren, om deze nadering door te voeren,
waarbij weliswaar in aanmerking valt te nemen, dat

de goedkeuring der buitenlandsche leening en de hier-

door in het vooruitzicht gestelde stabilisatie reeds op

zichzelf van uitwerking op de deviezenmarkt waren
en wel des te meer, omdat zich in Juli 1924 (le geheel
ongéfundeerde opvatting verspreidde, dat de Nationale
Bank streefde naar een verhooging van de waarde
van de Hongaarsche kroon. Toen de Deviezencentrale

de legitieme aanvragen om deviezen begon te be-vredigen vond een sterke toenadering tusschen de

officieele en onofficieeje koersen voor deviezen plaats
en de dollarkoers, die in het illegitieme verkeer einde
Mei 1924 tot 100.000 kronen omhoogschoot, begon snel

te dalen, zoodat hij reeds einde Juni tot 85-88.000

kronen was gezakt. Deviezen hamsteren werd toen

doelloos en de deviezen kwamen uit hun schuilpiaatsen
te voorschijn, hetgeen nog bespoedigd werd door de
twee dagen voor de opening der Nationale Bank

uitgevaardigde, nieuwe deviezenverordening. Deze gaf
nl. den exporteurs de vrije beschikking over de hun toevloeiende deviezen terug en liet het onderscheid

tusschen binnenlandscli e en buiten] an dsche rekeningen,
ni. tusschen deviezen, welke niet en die, welke wel
vrij naar het buitenland konden worden overgemaakt,

verdwijnen. Zoo werd de Nationale Bank iii staat gesteld, het noodige deviezenmateriaal tot zich te

trekken, waarbij natuurlijk de omstandigheid hielp,
dat de aandeelen der Nationale Bank in buitenlandsche
munt moesten worden betaald. Versterkt werd ver-
volgens de deviezenvoorraad door de als Volkenbonds-
leening binnenvloeiende deviezen en zoo kon de

Nationale Bank de heerschappij over de deviezenmarkt
tot zich trekken en daarop een beslissenden invloed
verkrijgen.

In de derde week van Juli 1924 konden de beslis-
sende instanties reeds den indruk krijgen, dat de

deviezenmarkt in zooverre tot rust gekomen was, dat
de koers, die zich in het vrije verkeer ontwikkeld had,
overeenstemde met de verhouding tusschen vraag en
aanbod en derhalve uitzicht bood, bestendig gehouden
te kunnen worden. Toch bleek hieruit nog niet met

zekerheid één enkele mogelijke koers, waarbij de
stabilisatie op dwingende wijze doorgevoerd zou kunnen
worden, want de koers van de Hongaarsche Kroon
in Zürich, dus in Zwitsersche Franken uitgedrukt,
kwam met dien van andere plaatsen niet geheel overeen.
Bovendien blijft voor stabilisatie na een zoo lange
inflatie-periode als in Hongarije bestond, steeds een
– weliswaar beperkte – speelruimte voor overwegingen van doelmatigheid met betrekking tot den te verkiezen
koers. Deze schenen in de eerste plaats de aanpassing
der overige koersen aan den Züricher koers te eischen,
omdat in Hongarije gedurende de inflatie-periode de
Zürichsche markt steeds als doorslaggevend beschouwd

werd. Aan den anderen kant werd ook overwogen,
dat door deze aanpassing der overige koersen het
vooruitzicht werd geopend, dat de Hongaarsche Kroon

(welke door een overeenkomst met de ,,13ank of England” op grondslag van het Engelsche Pond –
doch langs den omweg der Zürichsche pariteit –
gestabiliseerd werd), nadat het ,,Pond” zijn goud-
pariteit bereikt zou hebben, precies met de waarde
van de Oostenrijksche Kroon overeen zou stemmen.
Dit scheen in den tijd, toen men zich het toekomstige

muntwezen van Hongarije op denzelfden grondslag
dacht als waarop toentertijd dat van het naburige

800

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

8 September 1926

Oostenrijk stond, een niet onbelangrijk voordeel te

bieden. Zoo volgde de stabilisatie gedurende de laatste

dagen van de maand Juli 1924 met de Züricher
pariteit als grondslag, doch door vaststelling van

de verhouding tot het Engelsche Pond op 1: 346.000

papierkronen.

De stabilisatie van de Hongaarscho Kroon op

grondslag van het Engelsche Pond bewees een voor-

deelige stap te zijn, want de Hongaarsche Kroon

steeg automatisch met het Engelsche Pond en had,
toen het Pond
zijn
pariteit bereikte, een verbetering

van 17 pOt. te noteeren. Of het daarentegen onvoor-

,waardelijk voordeelig was, om tegen den koers van

346.000 te stabiliseeren, zullen we in het midden

laten, want later bleek, dat de definitieve regeling

van het Hongaarsche muntwezen toch niet in over-

eenstemming met de Oostenrijksche munteenheid
plaats had en dat de op den grondslag van den ge-
kozen koers verkregen omrekeningssleutel den terug-

keer tot de Goudkroon bemoeilijkte. Ware nl. de sta-

bilisatiekoers niet op 346.000 doch op 360.000 papier-

kronen in het pond gekozen, wat met de waarde van de Hongaarsche Kroon op de vreemde markten, be-
halve Zürich, ten tijde der stabiliseering overeengestemd
t
had, dan had men een ronden omrekeningssleutel der

Goudkroon, nL 1 goudkroon
gelijk
15.000 papier-
kronen, verkregen, terwijl de voor de stabilisatie

inderdaad gekozen koers een moeilijken omrekenings-

sleutel (1 goudkroon
gelijk
14.476 papierkronen)

opleverde, hetgeen vervolgens aan een terugkeer tot

de oude goudkroon hinderlijk ‘in den weg stond.
Daaraan wordt natuurlijk niets veranderd door het

feit, dat de stabilisatie van de Hongaarsche kroon

een succes was en de Nationale Bank, ook terwijl het
deviezenverkeer langzaam volkomen werd vrijgegeven,
dezen koers zonder
moeilijkheden
kon handhaven.

Niet alleen stonden de Bank de hiervoor noodige

quantiteiten deviezen ruimschoots ter beschikking,

doch het gelukte haar ook zonder moeilijkheden den goudvoorraad tot zich te trekken, die de dekking der
bankbiljetten verzekert. Hierbij kwam de Nationale
Bank de omstandigheid zeer te pas, dat de officiëele

multiplicator, welke aan de omrekening van in papier-

kronen te betalen, doch in goudkronen vastgestelde
bedragen ten grondslag gelegd werd, niet in dezelfde
mate verlaagd kon worden als met het automatische
stijgen van de Hongaarsche Kroon in overeenstem-
ming geweest zou zijn, want de binnenlandsche
prijzen daalden niet in dezelfde mate en zoo moest
wegens de salarissen der staatsambtenaren, die even-
eens op goudbasis vastgesteld waren, een hoogere
omreken ingssleutel gehandhaafd worden. Het gevolg
hiervan was, dat bij betaling van invoerrechten, welke
sedert 1 Juli 1924 volgens goudtarieven plaats heeft,
zeer aanzienlijke hoeveelheden effectief goud gebruikt
werden, evenals bij de vereffening van in goud vast-

gestelde spoorvrachten. Dit goud werd dan aan de
Nationale Bank ter beschikking gesteld.

Als voordeelig moet in ieder geval worden aan-
gemerkt, dat de Staatsschuld bij de Nationale Bank,

welke ten
tijde
van de oprichting der bank
bijna
2000

milliard papierkronen bedroeg, binnen 18 maanden
meër dan 50 milliard verminderd kon worden en dat
onlangs tusschen den Staat en de Nationale Bank
een nieuwe overeenkomst gesloten werd, welke den
amortisatie-termijn der nog bestaande schuld verkort,
waarbij aan de bedragen, waarover de Staat beschikt
uit de liquidatie van de Oostenrijksch-Hongaarsche
Bank en van
zijn
voormalige biljetten-instituut, een belangrijke rol ten deel valt.

Zoo heeft de saneering van de Hongaarsche finan-
ciën, evenals van het Hongaarsche muntwezen, met

verblijdend gemak plaats gevonden, waartoe de on-gestoorde verstandhouding buitengewoon veel heeft
bijgedragen, welke van het begin af aan bestond
tusschen Commissaris-Generaal
Srnith,
die zich met

niet genoeg te waardeeren begrip voor den toestand

van Hongarije
aan
zijn
taak wijdde, den raadsman
van de Nationale Bank
Siepman,
de Hongaarsche

regeering (in het bijzonder den Minister van Finan-
ciën
B’ad)
en de directie der Nationale Bank. Weliswaar
moest Hongarijes volkshuishouding groote offers voor

de saneering brengen. Zij moest bij het begin der
saneering een
aanzienlijke
gedwongen leening sluiten,
bovendien nog een niet onaanzienlijke leening van

den kant der fin ancieele en industrieele ondernemingen,

vervolgens zware belastingen op zich nemen en heeft

dan voor het ophouden der inflatie en voor de stijging
van de geidswaarde met de
onvermijdelijke
saneerings-

crisis moeten boeten, welke ook heden nog zwaar op
de Hongaarsche volkshuishouding drukt. Dit is echter

het genezingspoces, dat aan den terugkeer van normale

toestanden moet voorafgaan. Het door de inflatie
van vroegere jaren misvormde economische leven

moet zich aan de normale verhoudingen, het normale

geld- en kapitaalverkeer ‘aanpassen, voordat het zijn
normale evenwicht hervindt. Het is te hopen, dat

dit binnen niet te ver afliggenden tijd volkomen

bereikt zal worden.

In ieder geval speelt hierbij in
Hongarije
de uit-
slag van den oogst een
aanzienlijke
rol en dit oogst-
jaar zal slechts tot de genezing bijdragen.

Indexcijfers van groothandeisprijzen.

Het indexcijfer van
groothandelspi-ijzen,
schrijft
,,The Econornist”, steeg gedurende Augustus met 104
punten tot 4.149, ‘t hoogste punt sedert einde Januari

jl. Toch is het nog 301 punten lager dan dat van einde

Augustus 1925. De procentueele stijging boven de basis
1901-5 is nu 88,6, tegen 83,9 einde Juli en 102,3 het

vorige jaar. De recente bewegingen in de totaalcijfers
‘der verschillende groepen toont de volgende tabel:

Data
Granen
en
vleesdi

Andere
voe-
ding,-
en ge-
nolm.

‘Wee!-
stoffen
De!f-
sloffen

Dive,-
ven:
oiiCn,
hout, rubber,
enz.

Totaal

Alge-
meen
index-
cijfer
Basis (gemidd.
1901-5) .,.
500 300 500
400 500
2200
100,0
EindeJuli1914
579
352
6164 4644
553
2565
116,6
,,

Nov.1918
1289
7824
1848
903
13894
6212
282,6
Dec.1923
853
8154
13824 774
755
4580
208,2
Dec.1924
992
7894
1452
8154
806
4855
220,7

Aug.1925
952
7184 12354
748
796
4450 202,3
Sept.

,,
934 7021
12501
752
788
4427
201,2
Oct.

,,
886
6994
12031

7494

7881

4327
196,7
Nov.

,,
9181
7044

11741

7374
787
4322 196,4 Dec.

,,
9364
679
1120
733
7824
4251
193,2
Jan.1926
8921
69
4
1
1117

7261 7581
4189 190,4
Febr.
884
699
1058
736 762
4139
188,1
Mrt.
880
688
10251

7234
771
4088 185,8
Apr.
894
6781

1000
714
766J1
4053
184,2
Mei
8851
681

9781 7181
7651 4029
183,1
Juni
8934
6824
9634
735
7604
4035
183,4
Juli
910
6784
945
763
7484
4045
183,9
Aug.

,, 914 685 954 849
737
4149
188,6

De stijging over Augustus was grootendeels toe te
schrijven aan de ‘deifstoffengroep. Tin en koper. wa-ren per saldo iets duurder, maar de belangrijkste post
vormt ‘de steenkolen. In onze berekening over Augus-tus ‘zijn de noteeringen voor buitenlandsche ingevoer-
de kolen begrepen en de daaruit yoortkomen’de stijging
is verantwoordelijk voor 90 van ‘de 104 punten der
totale stijging. De stijging is •dus hoofdzakelijk het
gevolg van omstandigheden, die direct uit het kolen-
conflict voortvloeien en idie langzamerhand zullen ver-
‘dwijnen, wanneer de mijnen heropend’ zullen zijn. In
‘de granen- en vleesc’hgroep zijn tarwe en haver belang-
rijk lager, maar gerst is zeer scherp gestegen en aard-
appelen zijn iets duurder. Onder de minder belangrijke
voedingsmiddelen is een verstijving der theeprijzen het
‘belangrijkste punt. In de wëefstoffengroep geven ka-

toen en wol weinig verandering te zien, maar hennep en
jute stegen. Vroegere schattingen van den Amen-
kaanschen katoenoogst zijn aanzienlijk herzien met,
het oog op de late binnenkomst van ‘den oogst en ver-
liezen door in,sectenschade. In •de ‘diversengroep is

8 September 1926

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

01

rubber iets gemakkelijker en is lijnzaad aanzienlijk ge-
daald. De stijging gedurende Augustus voert de groot-

haucleisprijzen op tot een niveau van 61,1 püt. boven
dat van Juli 1914, tegenover 57,7 pOt. op het einde der

vorige maand. De stand der verschillende groepen

vergeleken met de voor-oorlogsprijzen blijkt uit de
volgende tabel:

Dato
Granen
en

Andere
oor-
j
e:
notm.

Werf-
stoffen
Delf-
stoffen

Dive,-

oIicn,
hout,

enz.

Totaal

Juli

1914
100 100
100 100 100
100
December

1918..
226
222
293
186
241
236
December
1923
148
231
225
167
136
178,6
December

1924
171
224 235
175
146
189,3
Augustus

1925
164
204
200
161
144
173,5
September

,…..
161
199
203
162
143
172,6
153 199 195 161 143
168,7
October

,…….
November

,…..
..
159
200
191
159 142
168,5
December

,…..
162
193
182
158
141
165,8
Januari

1926
154
197 181 156 137
163,3
153

..

199
172 158 138
161,4
Maart

,……
152

..

196
167
156 140
159,4
April

,…..
.154
193 162
154
139
158,0

Februari,…….

153 194
159 155 139
157,1
Juni

, …..
154
194
156
158
138
157,3

Mei

,……

Juli

,…..
.
157 193
153 164
135
157,7
Augustus
.
158 195
155 183
133
161,7

Verleden jaar om •denzelfden tijd was de stijging
boven het voor-oorlogsuiveau 73,5 pOt.; granen en

vleesch stonden op 164, andere voedingsmiddelen op
204,

weefstoffen op 200, delfstoffen op 161 en •diver-
sen op 144.

Hieronder volgt dan nog een overzicht van den
prijsloop in een aantal belangrijke landen.

as

0
.
55
5)

N

0


os

z

1913
100
lOOo
100

100
5
)
100°)
100
100
100
Novemb.
1918
206
358 438


367
392 214
Hoogste

1920
{
272
591
679

325 366
297
322
Mei)
(Apr.)
(Apr.)
(jan.)
(juni)
(juli)
(Mrt.)
Decemb.
1923
151
458 577
140
183
160
154
211
Decemb.
1924
157
507 640
147
171
168
160
214
Juli

1925
160
557
707
143
160
161
155
198
Augustus
,
160
557
731
144
159
159 155
200
September
5

160
556
721
145
159
157
155
201
October

,,
158
572
716
144
157 154
154
200
November,,
158
606
712
145
157
155
154 197
Decemb.,,
156
632 115
143
156
156 155 194
anuari

1926 156
634
708
141
155
153
153
192
rebruari
155
636
704
139
151
152
149 188
Maart
152
632 693
138
148
149
145 184
April
151
650 692
137 147
150
143
181
Mei
152
688 698
136
145
151
143
177
Juni
152
738 708
135
145
150
144 177
Juli



134 146
1)
Bureau of Labour.
2)
Frankfurter Zeitung. Sedert Januari
1924
ge-
baseerd op lOO artikelen in plaats van op
98.
) Sedert
1922
gebaseerd op
48
artikelen in plaats van op
53.
4) Sedert October
1923:
Juli
1914=100.
5)
Midden
1914.
Het Centraal Bureua voor de Statistiek merkt
voorts nog het volgende op:

Bij beschouwing der cijfers, betrekking hebbende
p de maand Juli 1926, blijkt, ‘dat het algemeen index-

cijfer met 3, dat der voedingsmiddelen met 6 punten
is gedaald.

Wat het algemeen indexcijfer betreft, staat, tegen-
over een prijsdaling van 13 artikelen met in totaal
222 punten, een prijsstijging van 14 artikelen met in
totaal 98 punten. Met 10 of meer punten ‘daalden de
artikelen.: hooi (23), aardappelen (36), thee (24),
kaas (17, schapenvleesch (75), varkensvleesch (14)
en terpentijn (15 punten). Het verbod van invoer van

vleesch in Engeland was, volgens ‘de mededeeling van
den betrokken berichtgever, oorzaak van de ‘daling
der prijzen van schapen- en varknsvleesch. Met 10
of meer punten stegen: eieren (18), melk (14) en ka-
toen (11 punten).

Suikerproductie der wereld.

Willett & Gray publiceeren eene nieuwe raming
van de wereldsuikeroogsten 1925126 in vergelijking met
de geraamde opbrengsten 1924/25 als volgt:

Rietsuiker.

1925126

1924125
Noord-Amerika:

Tons

Tons
Louisiana ………….
124.447

79.002
Texas … . …………


Porto-Rico …………
538.330

589.760
Hawaii Eilanden ……
689.286

692.804
West-Indië:
Virginia Eilanden ….

7.000

7.200

Cuba ……………….
4.884.658

5.125.970 Britsch West-lndië
Trinidad …………..
73.707

69.628
Barbados ………….
45.000

49.315
Jamaica …………..
57.675

42.843
Antigua …………..
12.800

17.300
St. Kitts…………..
13.000

15.563
Overige Eilanden

7.500

9.000
Fransch West-Indië:
Martinique …………
45.000

47.995
Guadeloupe…………
40.000

39.900

San Domingo…………
350.000

311.270

Haïti ……………….
13.500

8.280

Mexico ……………..
190.282

165.223
Centraal-Amerika:
Guatemala …………
25.000

25.562
Overig Centraal-Amerika

62.500

73.240
Zuid-Amerika:
Demarara ………….
102.000

90.874
Suriname ………….10.000

10.200
Venezuela …………
19.000

19.000
Ecuador …………..
16.976

18.700
Peru ……………..
265.000

310.522
Argentinië …………
395733

246.717
Brazilië……………
650.000

812.493

Totaal in Amerika.. 8.638.394 8.878.451
Azië:
Britsch-tndië ……….
2.923.000

2.548.000
Java ……………..
2.278.900

1.977.490
Formosa en Japan …..
498.460

458.836
Philippijnen ……….
425.000

581.064

Totaal in Azië ……
6J25.360 5.565.390

Australjë ……………
522.344

435.680

Fiji Eilanden …………
90.000

100.810

Totaal in Australië

en Polynesië

612.344

536.490
Afrika:

Egypte ……………
95.000

79.918
Mauritius …………
24L220

224.710
R&snion …………..
59.015

52.380
Natal …………….
213.807

143.974
Mozambique………..
70.001)

44.278

Totaal in Afrika

679.042

545.260
Europa:
Spanje…………….
9.000

8.087
Totale
Rietsuikerprodnctie
16.064.140 15.533.678
J3eetwortelsujker:
Europa:
Duitschland

……….
1.600.000 1.575.684
Tsjecho-Slowakije ……
1.520.000 1.409.703
Oostenrijk …………
80.000

75443
Hongarije…………..
162.000

202.354
Frankrijk…………..
749.920

827.472
België …………….
335.000

400.105
Holland …………..
310.000

329.244
Rusland en ljkraine.

1.041.903

458.375
Polen ..

…………

590.000

494.854
Zweden …………….
204.500

135.270
Denemarken ……….
179.998

140.995
Italië ………………

162.000

442.429
Spanje …………….
243.939

252.040
Zwitserland …………
6.395

5.906
Bulgarije …………..
38.000

39.758
Rumenië …………..
110.000

86.256
Engeland …………..
51.140

23.730
Andere landen

94.465

191.907

Totaal in Europa ……..
7.479.260 7.071.525
Noord-Amerika ……….

804.439

974.185

Canada……………….
32.475

36.200

Totale Beetwortelsuikerpr.
8.316.174 8.081i10
Totaal gen. Riet- en beetw.
24.380.314 23.615.588
Geraamde vermeerdering. .

764.726 3.409.479

Laat men den oogst van Britsch-Indië buiten be-
schouwing dan bedraagt de geraamde vermeerdering
slechts pim. 390.000 tons.

802

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

8 September 1926

STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN.

N.B. *** beteekent: Cijfers nog niet ontvangen.

GELDKOERSEN.

BANKDISCONTO’S.

N d {Vrsch.

Disc. Wissels. 343
Oct.’25
Zwits. Nat.Bk. 3422
Oct.’25

Bk ‘Be1.Binn.Eff. 4
3 Oct.’25 N.Bk.v.Denem. 5
24Juni’26

in R.C. 5
3 Oct.’25
ZweedscheRbk 44
8 Oct.’25

JavascheBank…. 4
14Juli’26
Bankv.Noorw.
5420Apr.’26
Bank van Engeland 5
3 Dec.’25
Bk. v. Tsjecho-
Duitsche Rijksbank 6 6
Juli ’26
slowakije .. 6
13Jan.’26
Bank v. Frankrijk.
7431 Juli’26
N. Bk. v. O’rijk. 7
6Aug.’26

BelgischeNat.Bnk. 7
23Apr.’26
N.Bk.v.Hong. 6
25Aug.’26

Fed. Res.BankN.Y. 4
12Aug.’26
Bank v. Italië. 7
17Juni’25

Bank van Spanje.. 5
23Mrt.’23
Z.-Afr.Res.bnk 54

OPEN MARKT.

1926 1925
1924
1914

4

ept.
S
30Aug.-
23-28
16-21
31 Aug.-‘
6S ept.
20-24
4 Sept.
Aug. Aug.
5Sept.I
Juli

Amsterdam
Partic.disc
2
13
111
2131
36_718
2
3
14-
7
18
2
5
/8-
3
14
4_
1
18
2
1
1
2

3
1
18156
Prolong
2
1
1
2314-3
211
3
-3
2_113
3
1
114
1
14
2-3
2114-314

Londen
Daggeld
.
3
1
1
3
1
/2

4
1
12
35
3
1
1_5
2112-4
2
1
13-3
1
14
1
3
14-2
Partic.disc
4
1
j3_
9
116
411

1i6
4II6-I8
4111_9116
331
4
_131
15

331
4_715

211
4
-31
4

Berlijn

Daggeld
5
1
1
.1
1
5
1
127
3-7
3

5
1
12
8-I0112
– –
Partic. disc.
4
7
/s
418
4
1
1
7
1
4
1
13_
5
15
731.5/
8

– –
30-55 d…..
56-90 d
431
4

4314
412

14
4112
71/4_315

211
5
112

Waren-
wechsel
.531
5
.11
3

531.51
5-1
431_5 8
7
1-9


New York’)
Cail money
412-14
411
3
511
4

411
3
_511
4

41/
3
.31
4

4.31
4

2-3
l
3
/4-2
1
1
Partic. disc
4-I/8
1

41
1s
1

314-18
35/5_314
3314.3311

1
1 Cali money-koers van 3Sept. en daaraan voorafgaande weken tlm.
Vrijdag.

WISSELKOERSEN.

KOERSEN IN NEDERLAND.

Data
New
Londen
Berlijn
Parijs

BrussellBatavlal)
York “)

‘)
)

31 Aug. 1026




1. Sept.

1926
2.49
1
1
8

12.14
59.424
7.42

6.984

100k
2

,,

1926
2.49/4
12.111

59.40
7.50

6.974

100%

3

,,

1926
2.49
7
/
12.1
14
59.40
7.334

6.904

1001
/s
4

,,

1926

12.1
14
59.40
7.39

6.921

10011
8

6

,,

1926
2.49%
1211′
59.37
7.35

6.90

10011
6

Laagsted.w.’)
Hoogste d.wl)
2.49%
2.49
8
116
12.104

12.111

59.35 59.45

7.30

6.88

100

7.60

7.10

100%
30 Aug. 1926
2.49
81
116
12.111
59.45

7.181

6.881

100%
23

,,

1926
2.49
71
16

12.114

59.381
7.044

6.761
1

100I1
Muntpariteit
2.48%
12.10
59.26
48.-

48.-

100

Dat
a
SV.d
Weenen
Praag
Boeka-I
Milaan
Madrid
S)
1)
rest
1)
*5)
*6)

31 Aug. 1926


– –


1
Sept. 1926
48.19 35.27 7.38
1.21
8.771

38.071
2

,,

1926
48.181
35.25
7.37
1.20
9.20 38.05

3

,,

1926
48.181

35.24
7.37
1.22
9.08
37.85
4

,,

1926
48.19
35.221

7.38
1.22


6

,,

1926
48.181

35.24
7.37
1.22
9.30 37.76
Laagsted.w.’)
48.15
35.10
7.36
1.15
8.20
37.40
Hoogsted.w’)
4&20
35.25
7.40
1.27
9.45
38.20
30 Aug. 1926
48.221

35.25
7.38
1.20
8.151

38.20
23

,,

1926
48.18
35.25
7.38
1.17
8.041

38.55
Muntpariteit
48.-
35.-
50.41
48.-
48.- 48.-

Dat
a
Stock-
holm’)
Kopen-
hagen’)
Oslo

.’i
for!’)

Buenos.
Aires
1)
Mon

freal
1)

31 Aug. 1926


– –

1
Sept. 1926
66.771

66.30

54.75
6.27
101
2.505
2

,,

1926
66.771
66.271 54.7
2
1
6.27
101
2.50%
3

,,

1926
66.771

66.30

54.724
6.27
100%
2.50
4

,,

1926
66.774
66.30

54.75
6.27
100s,
2.50
6

,,

1926
66.75
66.30

54.724
6.28
100%
2.49
5
1
8

Laagsted.w.’)
66.70 66.20

54.65
6.25
100%
2.4981
8

Hoogste d.w’)
66.82 66.32

54.77
6.30
101%
2.50%
30 Aug. 1926
66.80
66.30

54.724
6.27
100%
2.50%
23

,,

1926
66.80
66.30

54.724
6,27
100%
2.49%
Muntpariteit
66.67 66.67

68.67
48.-
105
2.4861
8) Noteering te Amsterdam.
*5)
Noteering te Rotterdam.


1) Particuliere opgave.
In het eerste nummer van iedere maand komt een overzicht voor van een aantal niet wekelijks opgenomen wisselkoersen.

KOERSEN TE NEW YORK. (Cable).

Da
Londen
($
per
2)
Parijs
($
p.lOOfr.)
Berlijn
($p.
lOOMk.)
Amsterdam
($p. 100
gid.)

31 Aug.

1926
4,85k
2,934
23,80% 40,06
1
Sept.

1926
4,853
9

3,06
23,803i
40,07%
2

,,

1926
4,85
11
1
16

3,014
23,81
40,09
3

,,

1926
4,85
11
/
1
6
2,944
23,81
40,09
4

,,

1926
4,85%
2,98 23,81
40,11
6

1926
– –

7Sept.

1925




Muntpariteit

4,8667
19,30
23,81%
4011
11

KOERSEN TE LONDEN.

Plaatsen en
Landen
Not
eerings-I
eenheden
21Aug.
1926
28Aug. 30Aug.14
SePt.’26
1926

1
Laagste
l
Hoogste
4Sept.
1926

Alexandrië. .
Piast.
p.0

97
97/4
97
1,6
979
!i
97/4
Athene

….
Dr.
p. £
438%
434%
421 437
425%
Bangkok

Sh.p.tical
111011
8

1110
1110
1110
5
T5

1110 T5
Budapest
– ..
Pen.
p. £
27.75
27.70 27.60
27.90
27.75
B. Aires’).
. .
d. p. $
4571
45’t
451518
458
Calcutta ….
5h.
p.
rup.
1/6
16
1/531
32
1 6″
32
16
/
Constantin.. Piast.p..
885
892 885 920
912/4
Hongkong
..
Sb. p. $
21281
2/2
7
1
22
212%
223
Kobe

…….Sh.p.yen
1I11′
2
1/112
5
1t1111
55

1/1127
3
111155
‘ 3
Lissabon 1)
. –
d. per Esc.
2
1

’82
2171
22
2831
54
2
35
/
84
227/
22
d. per $
24
24 23
25
24
Mexico ……..
Montevideo
1)

d. per $
49/4
49.i,
4911
5

4971
s

Montreal]) –
$
per
£
4.85
4 85
4.84
4.85
4.84+
R.d.Janeiro’)
d. per Mii.
719182
7
8
1I0
7%
7618
°116
Shanghai

Sh. p. tael
2/9′
S

9/Ø152
6

2/9I3/
j

211051
8

219151
10

Singapore.
..
id.
p. $
9/329

1

52
213II/,
213i/
214
213
1
51
Valparaiso 2).
$ p.0
39.40 39.40 39.30 39.40
39.30
Warschau ..
ZI. p. £
45
44%
43
45 44
1) Telegrafisch transfert. 1)90 dg.

ZILVERPRIJS
GOUDPRIJS
2)

Londen’)
N.YorkI)
Londen
30 Aug. 1926..

2888/
16

62I/
30 Aug. 1926….
84111%
31

,,

1926…

2851
62%
31

,,

1926…
84110%
1

Sept.1926….

2881
16

62%
1

Sept. 1926….
84111/4
2

,,

1926..

28
11
1
16

62/4
2

,,

1926….
84111%
3

,,

1926..

2851
16

62
3

,,

1926….
84/11%
4

,,

1926..

2831
8


4

,,

1926…. …
84111%

5 Sept. 1925..

331

4 Sept. 1925.. .
84111%

20 Juli

1914..

24
11
1
18

54
,
1
8
20 Juli

1914….
84111
1)
in pence
p.
oz.stand.
3)
Foreign silver in

c. p.oz.
line.
3)
in sh. p.oz.fine

STAND VAN ‘s RIJKS KAS.
De Minister van Financiën maakt bekend:

Vorderingen.
1

23Aug. 1926
1

30 Aug. 1926

Saldo bij de Nederlandsche Bank


Saldo b. d. Bank voor Ned. Gemeenten
f

6.484.170,58

Voorschot
op
uit. Juli 1926 aan de ge-
meenten
op
voor haar door de Rijks-
administratie te heffen gemeentelijke
inkomstenbelasting en opcenten
op
de Rijksinkomsten belasting ……..
23.943.136,79
f
23.943.136,79
Voorschotten aan de koloniën ……..
….
,,

11.469.031,82
Kasvord. weg. credietverst. a/h. buitenl.
,,
14
..3.212.551.11
,,
143.905.456,49
Daggeldieeningen

tegen onderpand
van Staatsschuldbrieven

……….
,,

8.000.000,-
Saldo der postrekeningen van Rijks-

..9.228.215,15

..7.000.000,-

21.227.893,43 ,,

15.370.572,13
comptabelen

………………..
….
Vordering
op
het Staatsbedrijf der
T.

en,T.l)……………………….

Id.
op
andere Staatsbedrijven 2)
….
3.810.348,03

,,

3.990.348,03

Verplichtingen.

Voorschot door de Nederl. Bank
….
f

4.140.174,18

f

13.508.163,30
Schatkistbiljetten in omloop’)………..
97.105.000.-
97.052.000,-
38.660.000.-
,,

38.660.000,-
Waarvan direct bij de Ned. Bank
– –
14.101.963,-
,,

14.373.673,-
Schuld a. d. Bank
v.
Ned. Gemeenten 2)

35.617,08

Schatkistpromessen in omloofl
………

Id. a. h. Alg. Burg. Pensioenfonds 2)
..,,
15.518.696,24
15.047.567,87

Zilverbons inomloop
………………..

Id. a. h. Staatsbedrijf d.
P., T.
en
T.
3)..,,

44.114.162,05
,,

42.172.876,43
515.000,-
,,

475.000,-
Id. aan andere Staatsbedrijven
2)

……….
Id. aan diverse instellingen
2)

……….
3.569.976,80
,,

3.690.964,68
Waarvan
f
12.056.000 vervallende
op 1
Juli 1929.
In rekg.-crt. met
‘s
Rijks Schatkist.

NEDERLANDSCH-INDISCHE VLOTTENDE SCHULD.
De Min ister van Koloniën maakt bekend

28 Aug.1926 4 Sept. 1926

Voorschot uit
‘s
Rijks kas aan N.-lndië
f

163.000,-
f

945.000,-
Indische Schatkistprom. in Omloop
..,,
23.750.000,-
,,18.550.000,-
Voorachot Javasche Bank aan N.-lndië


Muntbiljetten in

omloop

……………
34.094.000,-
,,34.075.000,-
Ten voordeele van Ned.-lndië ge-
boekte beleggingsgelden van het
Ned.-lnd. muntfond
……….
…….
,,
3.427.000,-
,,

3.427.000,–
Idem van de Ned.-lnd. Poatspaarbank
.
,,

1.149.000,-
,,

1.125.000,-
f56.240.000,-
f
57.609.000,-
Totaal…………………….
Te goed bij de Javaache Bank
……….
6.343.000,-
»

513
000,-
in
‘s
Lands Kassen aanwezig
– –

8 September 1926

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

803

NEDERLANDSCHE BANK.
Verkorte Balans op 6 Sept. 1926.

Activa.
Binnenl.Wis-1 Hfdbk.
f
28.756.485,40
seIs,Prom., Bijbnk.
,,

8.381.289,32
enz.indisc.
1
Ag.sch. ,, 15.313.631,64
f

52.451.406,36
Papier o. h. Buiten!, in disconto


Idem eigen portef..
f
215.733,394,-
Af :Verkochtmaar voor de bk. nogniet afgel.

215.733.394,-
Beleeningent
md. vrsch.J Hfdbk.
f
51.866.830,66
in rek..crL’ Bijbnk. ,, 11.882.541,58 op onderp. Ag.sch. ,, 69.101.946,96

f
132
.
851
.
319,20

Op Effecten ….. ..
f
129.136.619,20 Op Goederen en Spec.
,,
3.714.700,- 132.851.319,20
Voorschotten a. h. Rijk ………. ………,,

7.490.160,16
Munt en Muntmateriaal
Munt, Goud ……
f
63.438.130,-
Muntmat., Goud.. ,, 356.289.573,63

f
419.727.703,63
Munt, Zilver, enz.. ,, 27.018.416,58
Muntmat.. Zilver..
.. –

Effecten
446.746.120 21

BeleggingRes.fonds.
f

7.028.755,51
id. van
11. v.
h. kapit.,,

3.997.542,38
11.026.297,89 Gebouwen en Meub. der Bank ……..,,
5.142.000,-
Diverse

rekeningen ………………,,
47.155.578,80

f
918.596.276,62
Passiva


Kapitaal
……………………….f
20.000.000,-
Reservefonds ……………………,,
7.047.731,06
Bijzondere

reserve ……………….

..
8.800.000,-
Bankbiljetten in omloop …………..

.,
841.557.750
1

Bankassignatiën in omloop………..,,
375.622,39
Rek.-Cour.
J
Het Rijk
f


saldo’s:

,
Anderen

33.399.813,42
:13.399.813,42
Diverse rekeningen ……………….,,
7.415.359,75

f
918.596.276,62

Beschikbaar metaalsaldo
………….f
271.106.270,37
Op de basis van
215
metaaldekking

,,
96.039.753,21
Minder bedrag aan bankbiljetten in om-
loop dan waartoe de Bank gerechtigdis

,,
1.355.531.351,85
Voornaamste posten in duizenden
guldens.

Goud
Andere
1
Beschikb.
Dek-
Data
Cl rcu laffe
opeischb.
Metaal-
1

kin
ga
Munt
1
Munt mat.
schulden
saldo
perc.

6 Sept. ’26
63.438
356.290
841.558 33.775
271.106
51
30 Aug. ’26
63.702
356.290
838.011 38.006 271.811
51
23

’26
63.938
356.290 810.578
53.161
274.799
52
16

»

’26
64.064 356.290
815.933
55.605
273.132
51
9

’26
64.213 301.336
823.633
49.365
277.710
52
2

’26
64.302
361.336
846.309 56.706
271.940
50

8 Sept. ’25
56.184
360.733 893.027
25.567
255.314
48

25 Juli

’14
65.703 96.410
1 310.437
1

6.198
43.521
1
)
1

54

Totaal
Schafeist-
,
ee-
Papier
Diverse
Data
bedrag
Lisconto’s

promessen
1
e
uuigui
op het
reke-
rechtstreeks
bulten!.
ningen

)

6 Sept. 1926
52.451

132.851
215.733
47.156
30 Aug. 1926
51.855

127.390
216.218 47.354
23

,,

1926
51.162

132.657
217.241
39.358
16

,,

1926
51.629

132.415
214.879
49.680
9

1926
52.843

130.690
219.494
39.800
2

1926
55.522

146.965
227.400
46.069

8 Sept. 1925
94.707

124.262
242.848
39.500

25 Juli

1914
67.947
14.300
61.686
20.188
509 1)
Op
de basis van
2
15
metaalciekking.
9
bluitpoST activa.

SURINAAMSCHE BANK.
Voornaamste posten in duizenden guldens.

Data
Metaal
ci
ia
r

Andere
opeischb.
Discont.
D
ne
e
n
k
j

24 Juli

1926 ..
1.072
1.498 887 896 493
17

,,

1926..
1.061
1.543 786
885
410
10

1926..
1.052
1.558
748
860
423
3

1926..
1.022
1.641 762
974
477
26 juni

1926,… 1.027
1.510 554 972
458

25 Juli

1925..
1.024
1.448
737
1.012
298

5 Juli

1914..
645
1.100
560
735
396
‘)
niutipost oer
activa.

-.

JAVASCHE BANK.

Voornaamste posten in duizenden guldens. De samengetrok.
ken cijfers der laatste weken zijn telegrafisch ontvangen.

Andere Beschlkb.
Data

Goud

Zilver

Circulatle opeischb. metaal-
schulden saldo

28Aug. 1926
21

1926
14

1926

7Aug. 1926

236.750
231.000
231.500

328.000
333.500 338.500
337.493
64.500
53.500 45.000
45.575

152.250 153.600 154.800
151.114
14.567
32.728
31Juli1926
194.615
33.317
335 489
50.975
151.094
24

1926
194.794
34.021
335.632 49.983
152.068
17

1926
199.943
33.923
336.723
48.044
157.284

29Aug.1925
132.310
44.229 315.127 50.865 104.024
30

,,

1924 151.531
63.829
262.628
99.982
143.453

25 Juli 1914
22.057
31.907
110.172
12.634 4.842
3
)

Data

_____________

Dis-
conto’s

wissels,

1
1

buiten

1
1

N.-Ind.
1

betaaib.

Belee-
1
ningen
1

Diverse
reke-
ningen’)
1

kings-
percen-

28Aug.1926 134170
59
21

1926
121.910

60
14

1926
118.210

60

7Aug.1926
11T876

25.081

57.929
58.414
59
31 Juli 1926
11.854

26.179

58.057 66.867
59
24

,,

1926
11.945

26.334

54.871
65.553
59
17

,,

1926
11.703

25.785

51.240
67.441
61

29Aug.1925
17.627

32.010

86.230
53.131
48
30,,

1924
37.010

23.516

70.609
23.795
59

25Juli1914
7.259

6.395

47.934
2.228
44
1)
Sluifpost activa.

1)
Basis ijs
metaaldekking.

BANK VAN ENGELAND.
Voornaamste
posten, onder bijvoeging der
Currency
Notes,
in duizenden panden sterling.

Dato
Metaal
Circulatie
Currency Notes

Bedrag

Ban kbiIJ.
1
Oov.
Sec.

1
Sept. 1926
155.499
141.289
291.076
56.250
240.229
25 Aug. 1926
154.806
140.271
290.751
56.250
239.944
18

,.

1926
154.144 140.553
290.959 56.250
240.214
11

1926
153.868
141.321
294.177
56.250
243.595
4

,,

1926
152.844
142.503
296.993
56.250
246.405
28 Juli

1926
152.127
142.020
293.896
56.250
243.089

2 Sept. 1925
162.532
144.979
295.796
56.250
244.71.1

22 Juli

1914
40.164
29.317


D ata
00v.
Other
Public
Other
Reserve
Dek-

Sec. Sec.
Depos.
Depos.
ings
1)

1
Sept.’26
38.057
70.568
15.732
108.581
33.960
27
25 Aug.’26
38.774 73.314 26.116
102.057
34.285
26
18

’26
34.332
72.219
16.939 104.828
33.341
275
11

’26
36.810
72.196 11.004
112.162
32.296
26
K
’26 36.340
68.544
8.367
108.492
30.091
253%
28 Juli ’26
34.925 68.525
9.727
105.492
29.857
26

.2Sept.’95
39.647 70.767
12.655
116.781
37.303
28

22 Juli ’14
11.005
33.633
13.735
42.185 29.297
52s1
9

, vernouaing iusscnen zsescrve en urpOslia.

BANK VAN FRANKRIJK.
Voornaamste posten in millioenen fraucs.

Waarv.
Tegoed
Wis

Waarvan
Belee-
Data
Goud
in het Zilver
in h
e
t
j
buit en!

sels

op
het ningen
buiten!,
buiten!.

26Aug.’26
5.549
1.864 339 578
5.741,
17
2.198
19

,,

’26
5.549
1.864
339
577
5.9681

19
2.228
12

,,

’26
5.549
1.864 338 579
5.980
19
2.272
5

,,

’26
5.549
1.864
338
579
7.864
24
2.241
29Juli ’26
5.549
1.864
338 577
6.710
24
2.288

27Aug.’25
5.547 1.864
311
578 3.494
12
2.862

23 Juli’141
4.104

640

1.541
8
769

Buit.
g
ew.I
Schat-
Diver-
Rekg. Courant
Data
voorsch.
1
kistbil-
sen
Circu!atie
parti
old. Staatlfetten
1,)J
culleren1 Staaf
26Aug.’26
36.450
5.430
4.503 55.147
3.238
92
19

’26 36.950
5.421
4.043
55.659
3.157
8
12

1
26
37.300 5.416 4.535
56.271
3.447
15
5

’26 37.850
5.409 3.689
57.259
3.900
36
29 Juli’26
37.450
5.389
4.233 56.022 4.326
17

27Aug.’25
27.750
5.099
3.632
44.702
2.387
42

23 Juli’14



5.912
1

943
401

1) In disc, genomen wegens voorsch. v. d. Staata.buiteni. regeeringen.

804

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

8 Septembe1926

DUITSCHE RIJKSBANK.
Voornaamste posten in millioenen Reichsmark.

Daarvan
Deviezen
Andere
Data
Goud
bij bui- als goud-
wissels
Belee-
teni. circ. dekking
en
ningen
_____________
______
banken
1)

geldende
cheques

6 Sept. 1926
1.492,8
197,6
497,6
1.251,5
10,1
22 Aug. 1926
1.492,8 229,0
384,1
1.065,8
12,4
14

,,

1926
1.492,6
260,4
405,9
1.108,5
10,7
7

,,

1926
1.492,5
260,4 486,9
1.127,0
7,7
31 Juli

1926
1.492,5
260,4
494,8
1.198,8 80,3
7 Sept. 1925
1.144,0 98,6
351,8
1.700,5
14,1
30 Juli

1914
1.356,9


750,9
50,2

lDoor
Data
Effec-
1
Diverse
Circu.
Rekg.-
1
Diverse
II
Rijksb. ten
Activa2)1
latie
Crt.
1
Passiva
II
geher-
II

disc.

7 Sept. 1926

91,4

687,4 3.225,1
541,9

119,3


22 Aug. 1926

89,5

866,8 2.756,1
803,5

139,0


14

,,

1926

89,5

.813,0 2.861,5
703,0

132,7


7

,,

1926

89,5
.

721,3 2.971,7
600,5

120,2


31 Juli

1926

89,5

646,5 3.106,5
538,1

116,8
7 Sept. 1925

202,0

531,7 2.559,3
701,7

460,3
30 Juli

1914

330,8

200,4 1.890,9
944,-

40,0


1)
Onbelast. 2) W.o. Rentenbankscheine 22, 14,
7 Aug., 31, 23 JuF
306,8; 246,7; 201: 137,6; 258 miii.

NATIONALE BANK VAN BELGIË.
Voornaamste posten in millioenen
francs.

Data

0

0
Voorsch.adSt.

1

(j

.
no

ON
L
bot

2Sept.’26
359 30
1.482
570 5.200
1.025
9.237 225
26Aug.’26
359
30
1.507 395
5.200
1.025
9.148
144
19

,,

’26
360
30
1.561
417
5.200
1.025 9.071
208
12

26
360
30
1.587
438
5.200
1.025
9.108
215
5

’26
360
30
1.518
480 5.200
975
8.993
251
29 Juli’26
361 30
1.919 545
5.200
1.075
8.975 360

3Sept.’25
357
30
1.336
419
5.200

7.653
166

VEREENIGDE STATEN VAN NOORD-AMERIKA.
FEDERAL RESERVE BANKS. Voornaamste posten in millioenen dollars.

Goudvoorraad
Wettig
Wissels

Data
betaal-
middel,
Totaal Dekking
1

F. R.

In her-
disc. v. d.
In de
open
bedrag
Notes
Zilver
etc.
member
markt
banks
gekocht

18Aug.’26
2.834,3
1.515,3 137,9
534,5
254,1
11

1
26
2.837,2
1.503,1
137,4 549,0
231,0
4

’26 2.836,9
1.484,6 139,6
547,6
228,5
28Juli’26
2.850,9
1.486,1
148,3
521,4
211,2
21

,,

’26
.2.842,2
1.506,2
147,1
495,4
217,4
14

,,

’26
2.845,4
1.495,1
145,7
514,9 234,2
19Aug.’25
2.775,2
1.502,4
130,2
559,5
195,3

Data
Belegd
In U.
s.
Notes
Totaal

Gestort
Goud-
Dek-
Algem.
Dek-
Gov.Sec.
In circu-
latie
Kapitaal
kings-
perc.l)

kings

18 Au.’26
360,0
1.685,8
2.272,3
123,4 71,6
75,1
11

,;

1
26
365,7
1.682,2
2.267,9
123,1
71,8
75,3
4

,,

’26
370,2
1.678,1
2.269,2
123,0
71,8
75,4

28Juli’26
369,2 1.671,3
2.261,0
122,7
72,4
76,3
21

,,

’26
383,1
1.680,9
2.254,1
122,6 72,0 76,0
14

,,

’26
391,1
1.707,2
2.286,6
122,8
71,2 74,9
19Aug.’25
323,3
1.616,2
2.237,2
116,3
70,1
75,4
1)
Verhouding totalen goudvoorraad tegenover opeischbare schulden:
F. R. Notes en netto deposito.
2)
Verhouding totalen voorraad munt-
materiaal en wettig betaalmiddel tegenover idem.

PARTICULIERE BANKEN AANGESLOTEN BIJ HET
FED. RES. STELSEL.
Voornaamste posten in millioenen dollars.

‘r

Data
Aantal
banken

bis-
conto’s
en
beleen.

Beleg-
gingen

¶A’eserve
b/de
R.

banks

Totaal
depo-
sito’s

Waarvan
time
deposlfs

11Aug.’26
698
14.110
5.612
1.653
18.804
5.720
4

,,

1
26
698
14.075
5.647
1.647
18.748
5.708
28Juli ’26
699
13.976
5.652
1.632
18.680 5.691
21

,,

’26
699
13.983
5.664
1.635
1.753
5.689,
14..,,

’26
699 14.009 5.655
1.668
18.880
5.685

12Aug.’25
728
13.371
5.482
1.635
18.138 5.183
Aan het eind van ieder kwartaal wordt een overzicht
gegeven van enkele niet wekelijks opgenomen bankstaten.

EFFECTENBEURZEN.

.

Amsterdam, 6 September 1926.
De beurs te B e r 1 ij n heeft
in
de achter ons liggende da-
gen geen al te opgewekt voorkôtnen gehad doordat de spe.
culatie naar verkleining van haar engagementen streefde
en het vrijkomende materiaal in het algemen slechts tegen
dalende koersen opname vond. Vooral tegen het einde van
debeursweek vielen nogal opmerkeljjke koersverliezen te con-
stateeren . In de eerste plaats hebben montaan aandeelen
hieronder te lijden gehad; voorts bleken aandeelen in che-
mische nijverheidsondernemingen te zijn aangeboden. Dat het
algemeene koerspeil nochtans geen sterken achteruitgang te
zien heeft gegeven, dient te worden toegeschreven aan de
omstandigheid, dat ter zeifder tijd scheepvaartaandeelen en
aandeelen in de electrische industrie gevraagd zijn ge-
weest. Een scherpen koersval boekten aandeelen Riebeck
als gevolg van het door de beurs als ongunstig beoordeelde
aanbod tot overneming door de T. G. Farbenindustrie.

Te L o nd e n i, zooals reeds met een eikel woord gezegd, de beurs vrijwel niet meer onder den indruk van het cdnflict
in de steenkoolmijnen geweest. Men is van meening, dat,
waar de staking
ino
lang heeft geduurd, het koeinniveau alle
gebeurljkheden thans vrijwel weerspiegelt. Ook heeft tot de
vrij optimistische stemming de vraag naar goede beleggings-
papieren bijgedragen, hoewel aan den anderen kant de geld-
markt teekenen van verdere. verstroeving heeft getoond.
Dientengevolge waren de z.g. ,,gilt-edged” obligaties dan ook
over het algemeen fractioneel lager, met uitzondering van
Victory Bonds, welke uit de markt werden genomen in
verband met de vraag naar herbelegging van gelden, welke
beschikbaar zijn gekomen uit de aflossing, in den laatsten
tijd, van soortgelijke papieren. De markt voor binnenlandsche
spoorwegaandeelen was onregelmatig en zeer beperkt. Rubber-
aandeelen hebben geringe veranderingen aangetoond. Op de
petroleumafdeeing viel een aanmerkelijke daling op te
merken in de aandeelen der British Controlled Oilfields.

De beurs te P a r ij s heeft weinig aanleiding tot bespreking
gegeven. De daling in de buitenlandsche waarde van den
franc, welke in de achter on liggende da.gen is voorgekomen,
heeft geen verontrusting gebracht, zoodat ook de fondsen-
markt geen variaties van beteekenis heeft aangetoon.
Te N e w Y ç r k is de markt eeuigszins weifelend gewor-den. Tegenover de opvatting, dat het tijdperk van opgaande,
althans van levendige, conjunctuur nog niet tot een einde is gebracht, stond de meening, dat met een verzwakking in de
algemeene levendigheid op industrieel en handeisgebied reke-
ning dient te worden gehouden. In verband hiermede stonden
ter beurze vaak twee groepen tegenover elkaar, waarvan de
ééne hausse posities trachtte op te bouwen tegen de baisse
aanvallen van de tegenpartj. Beide groepen echter hebben
slechts aarzelend geopereerd, zoodat de fluctuaties in op- en
neergaande richting van bescheiden aard zijn gebleven. De
geldmarkt is iets ruimer geworden, doch men verwacht een
verdere vcrstroeving tegen den 1 5den September,. op welken
dag de belastingen geïnd zullen worden.

T e n o n z e n t is de beursweek vrij kalm, doch over het
algemeen opgewekt van toon gebleven. De
beleggingsmarkt
heeft hier en daar een lichte reactie te zien gegeven, welke
zich echter in hoofdzaak bepaald heeft tot Duitsche obliga-
ties. De oorzaak hiervan moest veeleer gevonden worden in de
richting van de beurs te Berlijn, dan in een afneming van de
vraag’ voor beleggingspapieren. 6 % Ned. Werk. Schuld 1922:
106
15
/ 107
1
1
8
, 106/;
41/
% Ned. Werk. Schuld 1917:
100,
i00/
4
, 100/;
7 % Ned. Indië: I00/.
100
°
/
16
, 100
10
/
35;

5% Mexico £’ 100, 1000: 12
1
/, 11
3
/
4
, 11
3
/
4
; 8% Sao Paulo:
l05’/, 105/, 105
1
/
4
.
Op de aandeelenmarkt hebben
suikerfondsen
wel het sterkst
de aandacht getrokken. Het bericht, dat de V. J. S. P. den
geheelen oogst 1926 van de hand heeft gedaan en dat deze
organisatie voortgaat groote partijen uit oogst 1927 te ver-
koopen tot winstgevenden prijs heeft omvangrijke koop.
orders voor alle bij de suikerindustrie betrokken aandeelen te
voorsëhijn geroepen. De minder gunstige weerberichten uit
Nederlandach Indië zijn vrijwel onopgemerkt aan de beurs
voorbijgegaan. In de berichtsperiode waren het niet uitslui-
tend aandeelen Handeisvereeniging ,,Amsterdam”, welke uit
de markt zijn genomen, hoewel hier wel een aanmerkelijke
koersverbetering plaats heeft gevonden, doch ook de anders
minder courante soorten hebben zich in levendige belang-
stelling en in grooten handel mogen verheugen. De beursweek
sloot op het hoogst bereikte peil. Besito Cultuur Mij.: 356,
358; Cultuur Mij. der Vorstenlanden: 181, 184/, 188
1
/
4
;
Handels Verg. Amsterdam: 685, 681
1
/
1
692
1
/; Java Cultuur
Mij.: 370, 380, 387; Moorman: 466, 473, 480; Ned. md.
Suiker Unie: 260, 269
1
/, 271; Poerworedjo: 121
1
/, 125
3
/
1

448,9

1, resp.

8 September 1926

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

805

126/; Suiker Cultuur Mij.: 279, 285, 290
1
/
4
, 297/
4
; Tjepper:
700, 705, 710; Tjeweng Lestari: 249
1
/
2
, 251, 259
1
/2.
])e omzetten in de overige afdeelingen zijn veel geringer
geweest. De
rubbermarkt
was zeer kalm, bij weinig veranderde
noteeringen. De grondtoon is vast gebleven, doch koop- en
verkoopopdrachten bleken vrijwel in evenwicht te zijn.
Tegenover de meldingen van toegenomen voorraden te Londen
stond het feit dat de rubberprijs slechts geringe wijzigingen
heef t aangetoond. Amsterdam Rubber: 335/8, 3321/,
333; Dcli Batavia Rubber: 27 1
3
/
4
, 268, 267
1
/
3
; Hessa Rubber:
469, 462,
4733/4;
Java Caoutchoue: 191
1
/
2
, 194, 198
1
/
3
, 201;
KaliTelepak: 329, 320, 325; Ned. md. Rubber en Koffie:
354 (ex div.), 350, 352; R’dam Tapanoeli: 163/
4
, 160, 163;
Serbadjadi: 348
1
/
2
, 335,
3341/2;
Sumatra Caoutchouc: 320,
315, 317; Sumatra Rubber:
3971/3,
390, 3943/4.

Tabaksaandeeleiz
hebben zich op sommige dagen geheel in
overeenstemming met rubberfondsen bewogen, op andere
dagen bleek deze afdeeling ter beurze een zelfstandige houding
te hebben aangenomen. Als regel bestond er goede vraag
voor de vooraanstaande soorten, welke slechts af en toe door
winatnemingen onderbroken is geworden. Arendshurg: 586,
587, 595; Besoeki Tabak: 245, 260, 264; Dell Batavia: 465,
460, 461
1
/
3
; Dcli M:ij: 431
1
/
3
, 433, 436; Oostkust: 21 11/8,
217
1
/, 212
1
/
4
, 214
3
/
4
; Senembah: 439
1
/
4
, 432, 428’/
3
, 432.
De
petroleummarkt
was minder opgewekt, voornamelijk
voor aandeelen Koninklijke Petroleum Maatschappij. De
achteruitgang van den koers an het Fransche betaalmiddel
heeft geen kooporders in de markt gebracht. Integendeel
bleken er vrij omvangrijke realisaties uitgevoerd te moeten
worden, welke men in verband heeft gebracht met de berich-
ten omtrent een toenemende productie in de Vereenigde Staten.
J)e overige petroleumsoorten hebben geen handel van eenige
beteekenis te zien gegeven. Dordtsche Petr. md. Mij.: 380,
376, 375; Ccc. Hoil. Petr. Mij.: 175; Kon. Petroleum Mij.:
39l/, 389, 385/; Perlak Petroleum: 81, 80, 793/4; Pendawa:
45, 441/, 441/4.
Ook de
sc/seepvaartmarkt
was rustig. Een enkele uitzon-
dering werd gemaakt voor aandeelen Java China Japanlijn,
welke in groote posten uit de markt werden genomen, ondanks
de tegenspraak van verschillende geruchten, zooals de opne-
ming in de Nederlandsche Scheepvaart Unie. Holland-Ameri-
ka Lijn:
91
/4, 49; Java China apan Lijn:
1281/2,
131, 133/;
Kon. Ned. Sboomboot Mij.: 90
1
/
8
, 97
1
/
4
, 96/
4
; Ned. Scheep-
vaart Unie:
1
80/, 1 82/
2
, 180
1
/
s
; Stoomvaart Mij. Nederland:
182/
4
, 183.
Van hinnenlandsche industrieele /ondsen is
de grootste be-
langstelling weer geconcentreerd geweest op aandeelen in
kunstzijde-ondernemingen. Het koersherstel, dat in de vorige
berichtsweek aarzelend was ingezet, is in de achter ons liggende
dagen geheel tot een einde gekomen en heeft plaats gemaakt
voor een hernieuwde daling. De ongunstige berichten omtrent
de marktprjzen van kunstzijde hebben de oorzaak voor deze
reageerende beweging gevormd. De overige industrieele
soorten bleven nagenoeg veronachtzaamd. Centrale Suiker
lIïj.: 119
1
/
21
120, 1 20/; Hollandsche Kunstzijde Industrie:
86/
4
, 83, 81
1
/
4
; Jurgens: 167/
4
, 166, 165/; Maekubee:
122’/
3
, 119,
1
16/; Ned. Kunstzijdefabriek: 280
1
/
3
. 275,
269; Philips Gloeilampenfabriek: 341
1
/
4
, 350, 365.
Mijnaandeelen
hebben een sterk bewogen beursweek door-
gemaakt, voornamelijk door den handel, welke in aandeelen
Guyana Goud Placer op te merken is geweest. Het bericht
van het faillissement dezer maatschappij heeft de aandeelen,
preferente, zoowel als gewone, tot een zoodanig peil gçbracht,
dat het fonds vrijwel als waardeloos kon worden beschouwd.
Voor aandeelen Redjang Lebong bestond op sommige dagen
goede vraag, zonder dat het koerspeil sterk is veranderd. Ook
tinaandeelen bleven rustig van toon. Alg. Exploiratie Mij.:
1
I8/
8
, 116, 119, 117; Guyana Goud Placer Mij.: 10/, 2’/
2
;
2; Redjang Lebong: 277
1
/
3
, 273, 274; Singkep Tin Mij.: 434,
436, 437.
Bankaandeelen
hebben een opgewekt verloop gehad, voor-
namelijk voor de Indische soorten. Amsterdamsche Bank:
163
5
/
8
, 164’/
4
, 164; Hoil. Bank voor Zuid-Amerika: 79, 78/;
Koloniale Bank: 217, 2211/
3;
Ned. md. Handelsbank: 176,
1791/
31
181
3
/
8
; Nederlandsche Handel Mij.:
1651/4,
164/
8
,
1 65/; R’damsche Bankvereeniging: 73, 7I/, 72.
De
Amerikaansche markt
was stil, waai-bij een uitzondering
dient te worden gemaakt voor aandeclen Wabash, welke in
nogal ruime mate werden verhandeld. Anaconda Copper:
101, 103, 102
11
/
is
; Studebaker:
575/s,
58
1
/
2
, 58/
4
; United
States Steel Corp.: 151
3
/
4
, 1
50
3
/, 151
‘/8;
Atchison Topeca:
160, 156
3
/
4
, 157
7
/
s
; Baltimore & Ohio: 108
1
/
8
, 109
1
/
4
(ex div.)
110; Ene:
333/s,
32/, 33; New York Ontario & Western.:
25/, 26/, 26
1
/2;
Union Pacific: 163, 164
1
/
3
, 165; Wabash
Railway:
497/s,
50/
4
, 50
1
/
31
.
De
gekirnarkt
bleef onveranderd; prolongatie schommelde
tussehen 21
3
en 2/
4
%.

GOEDERENHANDEL.

GRANEN.

September 1926.

De tarwemarkt kenmerkte zich deze week door geringen
omzet aan vrijwel alle Europeesche markten. Een uitzon.
dering maakte slechts Frankrijk, waar, nu het onbevredi-
gende resultaat van den Fi-anschen tarwe-oogst belangrijke
invoeren noodzakelijk maakt, geregeld inkoopen van buiten-
landsche tarwe werden gedaan, waarbij wintertarwc uit
de Vereenigde Staten weder een belangrijke plaats innam.
Ook schijnt het, dat Italië er niet in slaagt zich, zooals de,
vorige weken het geval was, bijna geheel van tarwe-invoer te
onthouden. Er werden tenminste deze week meer zaken naar
Italië gedaan, doch nog steeds wordt er met kracht naar
gestreefd den invoer zooveel mogelijk te beperken. Dat in
Fransch Noord-Afrika de tarweoogst geen gunstige resultaten
heeft gehad bleek deze week uit verkoopen daarheen van
Austraulische tarwe.
Engeland, Duitschland en de kleinere Noordwesteijke
Europeesche invoerlanden traden deze week slechts in geringe
mate als koopers op. Eener’zijds stond dit in verband met het
betere oogstweder en de eerste aanvoeren van inlandsche
tarwe, welke vooral in Engeland eenigen druk op de markt
oefenden, anderzijds leidden flauwe Noord- en Zuid-Amen-
kaansche markten tot de vermindering van den kooplust.
Ook ditmaal was het voornamelijk het gunstige oogstwcder
in Canada, dat na de flinke prijsdaling van de vorige week
nog tot eene verdere verlaging leidde. Eenige reactie t.rad
in het midden der week in, toen in Canada en in het Noord-
westen der Vereenigde Staten regenval het binnenhalen de,
zomertarwe vertraagde, en bovendien het gebrek aan arbeids-
krachten in het Canadeesche Westen eveneens tot moeilijk-
heden bij den oogstarbeid dreigde te zullen leiden. Later is
echter het weder in Canada verbeterd, en het geringe prijsher-
stel, dat had plaats gevonden, ging weder verloren. Van 30
Augustus tot 4 September (op den 6den varende markten te
Winnipeg en Chicago gesloten),, daalde ten slotte tarwe te
Winnipeg ongeveer 1
1
/
2
dollarcent per 60 lbs.
In de Vereenigde Staten ondervindt de markt tevens den
druk van de groote aanvoeren van nieuwe wintertarwe, welke
in snel tempo ter markt komt, hetgeen pogingen om tot een
prijsherstel te komen, doet falen. Flinke Europeesche vraag,
welke bij het welslagen dier pogingen hulp zou kunnen bieden,
bleef deze week uit, en aan de tarwemarkt te Chicago trad
een verdere prijsverlaging in van ongeveer 3 dollarcent
per 60 lbs.
In Duitschland neemt het aanbod van inlandsch broodgraan
iets toe, en zoowel tarwe als rogge worden voor export aan-
geboden. De prijzen zijn echter te hoog om zaken mogelijk te
maken. De Duitsche vraag naar buitenlandsche tarwe was
echter deze week slecht en in Engeland blijft zij beperkt tot de
hoeveelheden, welke de molens noodig hebben voor onver-
mijdelijke aanvulling van de voorraden. Deze zijn nog altijd
zeer beperkt en dat het vertrouwen in den prjs niet groot is,
blijkt wel hieruit, dat de vraag zich vooral richt tot reeds
stoonlende of spoedig te verladen partijen. Men is algemeen
van meening, dat tarwe voorloopig inzeer ruime mate aan-
geboden zal blijven en zeker zal dat het geval zijn, indien de
Canadeesche tarwe-oogst zoo zeer meevalt als door sommigen,
die een opbrengst van 400 miilioen bushels meenen te mogen
aannemen, wordt verwacht. In dat geval zal de gezamenlijke
opbrengst van het Noord-Amerikaansche continent grooter zijn dan de laatste jaren het geval is geweest, en het zal dan
van Argentinië en Australië afhangen of in dit seizoen de tar-
weprijs zich op een aanzienlijk lager niveau zal bewegen
dan in het vorige jaar. Voorloopig zijn in beide landen de vooruitzichten gunstig. De Argentijnsche termïjnmarkten
zijn ook deze week iveer verder in prijs gedaald en door Argen-
tijnsche verschepers wordt geregeld tarwe van den nieuwen
oogst, ter verscheping in de eerste maanden van 1927, aan-
geboden, Zaken in die positie komen echter tot nog toe
nauwelijks voor. Aan de Argentijnsche termijnmarkten was
de prijsdaling grooter dan te Chicago en Winnipeg en vooral
op 6 September, toen beide Noord-Amerikaansche markten
gesloten bleven, waren Beunos Aires en Rosario flauw. Voor
ouden oogst bedroeg dc prijsdaling gedurende deze week te
Buenos Aires 75 en te Rosario 45 centavos, voor Februari
(nieuwe oogst) 35 centavos per 100 Kgr.
De wereldverschepingen van tarwe waren deze week niet
overvloedig en de hoeveelheden, welke naar Europa onderweg
zijn, zijn den laatsten tijd vrij wat afgenomen. Steun onder-
vond de markt daarvan echter nauwelijks omdat van ver-
schillende zijden, speciaal uit Noord-Amerika, het aanbod
zoo ruim is. Rusland heeft ditmaal slechts de helft van dc
hoeveelheid der vorige week verscheept, en ook van den
Donau is weinig tarwe afgeladen. Het aanbod van tarwe uit

806

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

8 September 1926

Noteeringen.

Chicago
Buenos Aires
Data
MaTs

Haver
Tarwe

Maïs
Lijnzaad
Tarwe
Sept.
Sept.

Sept.
Sept.

Sept.
Sept.

16,55
1
)
4 SpI. ’26
129/,j
74
36
12,60
1
)
6,70
28Aug.’26
132w
76
1
18
3 6 v
,
12,95
1
)
6,75 16,70
1
)
4 Spt. ’25
151h
97at
s

38
13,10
1
)
9.05
1
)
20,40
1
)
4 Spt. ’24
124
119
47
15,-‘)
10,40
1
)
22,95′)
4 Spt. ’23
101’j,
85 37
1
1,
11,45
8,90
22,35
20Juli’14
82
5631
8

36
9,40 5,38
13,70
1)
per October.

Locoprijzen te Rotterdam/Amsterda.m.

Soorten
6 Sept.
1926
1

30 Aug.
1926
7 Sept.
1925

Tarwe (Hardwinter II)
.
•1
14,40
14,50
16,25
Rogge (No. 2 Western)

•1
1
1,70
12,-
11,50
Maïs (La Plata)

………
2
170,-
170,-
228,-
Gerst (48 ib. malting) ….
2
195,-
195,-
212,-
Haver (Canada 3)……..
1

10,30
10,25
10,80
Lijnkoeken (Noord-Amen-
kavanLaPlata-zaad)….’
11,90
11,95 14,30
Lijnzaad (La Plata) …..
8

353_
363,_
442,-
1)
per 100 KG.
2)
per 2000 KG.
8)
per 1960 KG.

AANVOEREN in tons van 1000 KO.

Artikelen

Rotterdam

Amsterdam

Totaal

Aug.14Sept.!

Sedert

Oreenk.
29
Aug.14 Sept.I

Sedert

1
Overeenk.

1926

1 Jan.
1926
1
tijdvak
1925
II

1926

1Jan.
1926

tijdvak
1925

1926

1925

54.490
1.101.703
832.955
Tarwe …….
………..
Rogge

……………..
1338
185.789
185.595
Boekveit

……………..
675
15.115 17.154 9.276
604.137
459.932
llaïs ……………….
Gerst

………………
200
243.258
140.523
Haver …….
………..-
151.558
150.821
Lijnzaad

…………..
..
4.309 174.135 136.176
6.980
176.156 138.700
Lijnkoek

……………
..

1.072
48.641
87.145
Tarwemeel

………….
Andere meelsoorten
. .
245
9.890 3.794

de Donaulanden neemt echter toe, en er weiden daarin deze
week nog al wat zaken naar Frankrijk gedaan, terwijl ook
Italië in beperkte mate als kooper optreedt. Die zaken naar Italië komen echter slechts zeer langzaam tot ontwikkeling
en aan den Donau werd ei algemeen over geklaagd, dat
Italië dit jaar zoo weinig belangstelling voor Roemeensch
graan toont.
Voor i o g g e was de prjsloop aan de termijnmarkt te
Chicago deze week aanzienlijk flauver dan voor tarve en die
prijsdaling heeft Noord-Anerikaansche rogge weder in over-
eenstemming gebracht met de Europeesche roggeprijzen.
In de laatste dagen kwamen dan ook eindelijk weder eenige
zaken naar Duitschland en Nederland tot stand. Tegelijkertijd
echter wordt door de uitbreiding van het aanbod van inland-
sche logge in Duitschiand, ook Duitsche logge voor export
aangeboden, waarbij echter de te hooge prijzen de zaken nog
belemmeren. Ook Polen is slechts in beperkte mate aan de
markt evenals Hongarije en Roemenië. Uit de laatstge-
noemde landen hoort men echter, dat spoedige ecnige uïtbrei-
ding van het aanbod mag worden verwacht, en reeds toonen
de vraagprijzen eenige verlaging. Aanbod uit Rusland, dat
onlangs beweerde dit jaa.r over een vrij aanzienlijk overschot
van rogge te kunnen beschikken, blijft nog uit.
Voor m a 1 s was ook deze week de markt weder zeer kalm.
Weliswaar wisselde de stemming evenals in de vorige weken,
vail dag tot dag, doch de prjsschomineingen, welke daarvan
het gevolg waren bleven binnen enge grenzen beperkt. Voor
spoedige Plata maIs is de afzet nog steeds onbevredigend
ondanks de ook deze week weder niet groote verschepingen:’
Slechts een enkelen dag in het begin der week werden op .het
vasteland en in Engeland groote zaken in Plata maïs gedaan,
waarbij weder een groot deel van den omzet bestond uit maïs-
aflading in de laatste diie maanden van het jaar, doch de
termijnmarkten te Argentinië reageerden daarop niet met
eene prijsverhooging. Slechts geringe fluctuaties kwamen daar
voor, al leidden, die dan ten slotte ook tot een prijsverlaging
van 10,
f
15 centavos per 100 kgr. en de prijsloop in Europa
werd vooral bepaald door de vrachtenmarkt en de wisselende kansen op een spoedigen afloop van de staking der Engelsche
mijnwerkers. Tenslotte hebben in Europa lagere zeevrachten
den prijs van Plata maïs op aflading eenige verlaging doen
ondergaan, hetgeen op sommige markten van het vasteland
den omzet wat heeft doen toenemen. Vooral in Nederland
bestaat veel belangstelling voor Plata mais ter levering in
het voorjaar, nu die zonder ieport van eenige beteekenis te
krijgen is. Het voorbeeld van vroegere jaren, toen Platamais
in het voorjaa.r dikwijls groote premies bedong boven andere
soorten, doet velen tot inkoopen besluiten, doch men dient
daarbij niet te vergeten, dat in dit jaar de maïsoogst in Argen-
tinië zeer groot is geweest en dat dus waarschijnlijk de ver-
schepingen zich langer op het tegenwoordige niveau kunnen
handhaven dan anders het geval is. Daarbij zijn de ver-•
wachtingen van de Oost-Europeesche maisoogsten nog steeds
zeer goed en valt, indien het weder niet ongunstig wordt,
gedurende de winter- en voorjaarsmaanden veel mais uit

10.341

17.024

1.112.044

849.979

95

1.211

187.000

185.595

950

150

16.065

17.304

1.875

75.323

53.493

.

679.460

513.425

200

7.165

4.854

250.423

145377

2.165

252

153.723

151.073

1.400

159.482

45.894

333.617

182.070

176.156

138.700

2.599

12.204

12.813

60.845

99.958

9.890

3.794

Roemenië, Bulgarije, Zuid.Slavië en Hongarije te verwachten.
Tot nog toe vinden daarin echter nauwelijks zaken plaats.
Ook spoedige mais wordt in Roemenië te hoog gehouden om
zaken van eenige beteekenis mogelijk te maken. In de Ver

eenigde Staten heeft maïs eenige verdere prijsverlaging
ondergaan. Nu en dan trad een klein prijsherstel in, in verband
met weersomstandigheden en vrees voor vorst, doch tenslotte
er
duidden particuliere ramingen van den oogst wel op, dat de
vooruitzichten gedurende Augustus beter geworden zijn. De prijsdaling bedroeg van 30 Augustus tot 4 September
slechts
1
/
2
dollarcent per 56 lbs.
0 e r s t ontmoette deze week in Duitschiand weinig vraag
en nu de verschepingen van den Donau toenemen, was Donau-
gerst nu en dan wat lager te koop. Vooral in Noordwestelijk
Duitschiand, waar langen tijd de zaken in gerst op Brernen en
Hamburg zoo levendig zijn geweest, was de markt nu zeer stil.
Zoolang echter dit aanbod niet in sterkere mate vermeerdert,
wordt het zonder veel moeite toch wel opgenomen. Iets
beter werd de vraag voor gerst deze week in Engeland, waar
men tot de verlaagde Amerikaan sche prijzen meer gerst
kocht. Aanvankelijk namelijk was gerst in Noord-Amerika
flauwer met nog al eenige verlaging aan de termijnmarkt te
Winnipeg. Ook in Nederland was daarvan eene uitbreiding
der zaken het gevolg vat echter niet wegnam, dat bij een
later ingetreden prjjsherstel ook da verhoogde prijzen wel
weder werden betaald. Uit Rusland, dat de vorige week zoo-
veel gerst had verscheept, werden deze week zoo goed als geen
afladingen gerapporteerd.
Voor h a v e r blijft de markt nog steeds in zeer rutige
houding verkeeren en in Engeland worden daarin slechts
zeer weinig zaken gedaan. Uit Duitschiand wordt vrij geregeld
doch in kleine hoeveelheden haver naar naburige landen ver-
kocht en Noord-Amerikaansche en Argentijnsche haver,
welke in de havens van West-Europa aanwezig is, vindt slechts
langzaam opname.

SUIKER.

De verschillende suikermarkten waren deze week over het
algemeen pi-ijshoudend.
In
Anieri/ca
waren de fluctuaties op de termijnmarkt, of-
schoon groote transacties plaats vonden, gering, hetgeen uit
ondervolgende noteeringen blijkt:
Sp. C. Sept. Dec. Jan. Mrt.
slot voorafgaande week

4.24 2.49 2.61 2.64 2.63

opening

verslag

4.27 2.53 2.65 2.68 2.65
slot

,,

4.27 2.50 2.59 2.63 2.60
De ontvangsten in de Atl. havens der V. S. bedroegen deze
week 62.000 tons, de veismeltingen 63.000 tons (tegen 66.000
tons in 1925) en de voorraden 235.000 tons.
In prompte Cubasuiker kwamen verkoopen tot stand tot
21/,
d.c. & fr. New York en een fractie hooger. Schaarschte
aan vrachtruimte van Cuba veroorzaakte eenigszins het aan-
trekken der prijzen te New York voor prompte suiker; raffi.
nadeurs echter blijven mondjesmaat koopen.
Naar het verre Oosten kwamen verdere transacties in

8 September 1926

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

807

Cubasuiker tot statid, terwijl koopers aldaar belangstéffing
blijven toonen.
De C u b a statistiek is als volgt:
1926

1925

1924
Tons

Tons

Tom
Weekontvangsten tot
28
Aug

44.223

36.407

20.187
Totaal sedert
1/12
tot
28/8.. 4.110.352 4.582.969 3.635.707
Werkende fabrieken

3

1
Weekexport
28
Augustus

128.344

89.213

62.372
Totale export sedert 1/1 t.
28/8 3.164.938 3.759.990 3.203.584 Totale voorraad
28
Augustus
945.416 822.799 432.123
Hieruit blijkt dat de weekexporten .ongeveer
50.000
tons
grooter waren dan gedurende die periode in
1925,

terwijij de
voorraden in de havens slechts
123.000
tons meer bedragen
dan op dat tijdstip verleden jaar.
Volgens F. 0. Licht was het weer in
Duitschiand
gedurende
de aigeloopen maand over het algemeen goed voor het te
velde staande bietgewas. Ook voor
Oostenrijk, Tiongarije
en
J’ugoslavië
geldt hetzelfde.
In
Tsjecho Slowakije
zijn de vooruitzichten niet zoo gunstig
als deze zich in Juli lieten aanzien en raamt Licht den oogst
1926/27
voor het oogenblik op ten hoogste
1.300.000
tons.
Voor
Polen
wordt een middelmatige oogst verwacht wegens
de hevige regens in Augustus, waardoor dë stand van het
gewas ten achter is.
In
Franicrijic is
de achterstand op de bietvelden, ondanks
het bijna ononderbroken warme zonnige weer in. Augustus, nog niet geheel ingehaald. Men verwacht echter een goeden
oogst. Hetzelfde geldt voor
België
en
Nederland,
waar even-
eens nog wat achterstand in de ontwikkeling valt waar te
nemen.
Licht’s laatste raming voor den Europeeschen bietoogst
1925/26
in vergelijking met de opbrengst van
1924/25 en
1923/24
luidt als volgt:
1925/26 1924/25 1923/24
Tons

Tons

Tom
Duitschiand

1.600.000 1.575684 1.134.611
Tsjecho Slovakije ……….
1.490.000 1.409.703

997.993
Oostenrijk …………….

80.000

75.000

47.000
Hongarije

165.000 202.354 125.000
Frankrijk ……………..

750.000

827.472

490.849
België ………………..

333.000

400.105

300.121
Holland

………………

307.000

329.244

231.923
Denemarken …………..

175.000

140.000

109.000
Zweden ………………..

205.000

135.000

149.427
Polen

590.000 494.854 389.995
Italië

162.000

422.000

351.102
Spanje

250.000 260.000 185.063
Rusland ………………
1.050.000

458.375

360.000
Aidere landen

300.000 348.000 188.280

Totaal in Europa ……….
7.457.000 7.077.791 5.060.364
In E n g e 1 a n d bleven de zaken in Cuba- en andere
koloniale suiker beperkt tot kleine transacties. De tamelijk
groote voorraden buitenlandsche geraffineerde suikers nopen
Rafinadeurs tot eenige voorzichtigheid bij hunne aankoopen.
De termijn markt in London sloot op de volgende notee-
ringen:
Sept . …….. Sh.
1
3/61/4

Maart
’27 . . .

Sh.
14/10
1
/
2

Oct ………..

..
13/10’/

Mei
’27 ……,,

15/2/
Dec.

……..

..
14/4’/
2

Aug.
’27 ……,,

15/6
De Zichtbare voorraden zijn volgens Czarnikow:
1926

1925

1924
Tons

Tons

Tons
Duitschiand 1 Augustus……
346.000

104.000 277.000
Tsjecho Slovakije 1 Augustus
204.000 149.000

58.000
Frankrijk 1 Augustus ……..

136.000

99.000

58.000
Holland 1 Augustus ……..
95.000

59.000

34.000
België 1 Augustus……….
37.000

65.000

24.000
Polen 1 Augustus ……….
71.000

58.000

65.000
Engeland 1 Augustus……..
398.000 294.000 244.000

Europa

1.287.000 828.000 760.000
V.S. Atl. havens 1 September
235.000 152.000 104.000
Cuba
28
Augustus……….
945.000 823.000 432.000

Totaal

2.467.000 1.803.000 1.296.000
Het verschil van het totaal
1926
in vergelijking met dat
van
1925
vermindert geleidelijk.
Onder ,,Aanteekeningen” vindt men eene nieuwe raming
van Willett & Gray betreffende de Wereldsuikeroogsten.
Op J a v a werden door de Visp. weder belangrijke ver-
koopen (ongeveer
82.000
tons) uit oogst
1927
tot stand ge-
bracht, zoodat thans in totaal ongeveer
900.000
tons uit dien oogst verkocht werden. De laatst bedongen prijs was weder
/ 1/4
hooger en bedroeg /
1 7’/
4
per 100 K.G. basis Superieur.
De totale verkoopen uit oogst
1926
bedragen circa
30
millioen
picols, waarmede deze oogst uitverkocht is.

In de tweede hand werden eenige partijtjes disponibele
Superieur en No.
16
& hooger afgedaan tot resp. t
11,25
en
/ 10,75
per pic.
Het rendement van
148
fabrieken op
15
Augustus was
ongeveer
141/2
?/ lager dan op dat tijdstip in
1925.
Hi& te lande
had de markt, in sympathie met de buiten.
landsche markten, een zeer kalm aanzien. Hoewel er een vrij
goede vraag bestond liepen op de termijnmarkt de prijzen
aanvankelijk over vrijwel de geheele linie met /
1/8
terug,
doch dit verschil kon tegen het slot weer ingehaald worden,
zoodat de markt sloot op

/ 16.5/8
voor September (gedaan)
17.1/8
,, December genoteerd.
1 7’/
ui
5/8
voor Maart

KOFFIE.

In de afgeloopen week had de markt een zeer kalm verloop.
Nieuwe gezichtspunten deden zich niet voor. De wisselkoers in
Brazilië liep slechts zeer weinig terug, te onbeduidend om
verandering van eenige beteekenis in de aanbiedingen voor
prompte verscheping te brengen, welke dan ook voor Santos zoo goed als ongewijzigd bleven. Alleen Rio bleek iets meer
toegevend en zijn de aanbiedingen van dat productieland iets
lager. Aan onze termijnmarkt zijn de noteeringen voor het
Santos-contract ongeveer
1/4
ct. lager en voor het Gemengd
contract 1 ct.

Volgens dezer dagen ontvangen telegram uit Brazilië
bedroeg de voorraad in de Gouvernementspakhuizen en de
spoorwegstations, in het binnenland van Sao Paulo en Minas
Geraes teruggehouden, op
21
Augustus 3.620.000
balen,
hetgeen tegen
15
Augustus eene vermeerdering aanwijst van
243.000 balen.
Volgens de in het begin dezer maand verschenen statistiek
van de Firma G. Duuring & Zoon te Rotterdam, is in Augus-
tus de aanvoer geweest als volgt:

1926

1925

1924
balen

balen

balen
in Europa
.
…………….
795000

716.000

560.000
Ver. Staten van Amerika..
890.000 818.000 912.000

Totaal….
1.685.000 1.534.000 1.472.000

De Aanvoeren in Europa en in Amerika tezamen gedurende
de eerste acht maanden van het jaar bedroegen
13.293.000
balen, tegen
12.160.000
balen in
1925
en
13.939.000
balen in
1924.
De Afleveringen in Augustus waren:

1926

1925

1924
balen

balen

balen
in Europa

…………….
847.000

762.000

763.000
,. Ver Staten van Amerika..
748.000 763.000 789.000

Totaal….
1.595.000 1.525.000 1.552.000
De
Aiitv:
ringen in Europa en in Amerika tezamen gedu-
rende de eerste acht maanden van het jaar waren
13.527.000
balen tegen
11.922.000
balen in
1925
en
13.668.000
balen
iii 1924.
De zichtbare voorraad was op 1 dezer in Europa
1.458.000
balen tegen
1.510.000
balen op 1 Augustus. In Amerika
bedroeg hij 832.000
balen tegen
690.000
balen op 1 Augustus.
Het cijfer van den zichtbaren voorraad in Europa en in
Amerika tezamen bedroeg dus op 1 dezer
2.290.000
balen
tegen 2.461.000
balen in
1925
en
2.412.000
balen in
1924.
De zichtbare wereldvoorraad was op 1 September
1926
4.927.000
balen tegen
4.701.000
balen op 1 Augustus
1926
en 5.237.000
balen verleden jaar (in deze cijfers zijn niet begrepen
de voorraden in het binnenland van Sao Paulo, die op
21
Augustus
1926 – 3.620.000
balen bedroegen tegen
3.098.000
balen op 1 Augustus
1926
ën
1.892.000
balen op 1 Septem-
ber
1925).

De prijzen van gewoon goed beschreven Superior Santos op
prompte verscheping zijn thans ongeveer
99/6 á 101/-
per
cwt. en van dito Prime ongeveer
102/. è 104/-,
terwijl zij van
Rio type New-York
7
met beschrijving, prompte verscheping,
bedragen
82/- l 82/9.

Palembang Robusta op aflading is wederom iets lager en
September-verscheping werd laatstelijk gedaan tot
44
1
/ ct.
per
1/2
K.G. cif, uitgeleverd gewicht, netto contant.
De officieele loco-noteering van Superior Santos bleef on-
veranderd
64
ct. en die van Robusta
58
ct. – Omtrent den
afzet kan nog steeds niet anders vermeld worden dan dat
deze zeer beperkt is.

De noteeringen aan de Rotterdamsche termijnmarkt waren
an de ochtend-cail als volgt:

808

ECONOMISCH-STAISTISCHE BERICHTEN

8
September
1926

Santos-contract

Gemengd Contract
basis Good

basis Santos Good

ISept.1 Dec.
1
Mrt.
1
Mei
11
Sept. Dec.
1
Mrt.1
Mei1

7 Sept.
55
54
53
51%
55
50%
49
472/
s

30 Aug.
5571,
545/
s

53.
517
55
51%
50
48s/
24

,,
5611
8

54 53
1
18
52 551,
521/
8

50%
481/
8

17

,,
56
,
1
8

54%
53s,

51%
55%
52%
508/
s

48’1

De termijnmarkt te New York was wegens
Labour-day
op

6 dezer gesloten. Hieronder volgen daarom de prijzen
van het aldaar geldende gemengd contract (basis
Rio N. ij,
volgens de laatst opgemaakte noteering:

Sept.
Dec.
1

Maart
1

Mei

$
17,82
$
17,15
$
16,67
$
16,27:
,,

18,17
,,

17,45
,,

16,88
16,44
3Sept……….
30 Aug……….
23

,.

……..
,,

18,09
,,

17,30
16,65 16,19
16

..

……..
.,,

18,20
.
,.

17,25
,,

16,50
15,95
Rotterdam, 7 September 1926.

(Mededeeling van de Vereeniging voor den. Goeclerenhandel
te Rotterdam.)

Noteeringen en voorraden in Brazilië.

te Rio

te Santos

Wisselkoers
Data

te Rio
Voorraad 1 Prijs Voorraad Prijs op Londen

(In Balen) 1 No.7
1
) (
In Balen)
1
No.4
1
)

6 Sept. 1926

275.000 23.025 1.009.000 25.000 7451
54

30 Aug. 1926

318.000 23.425 1.041.000 25.000 7471
54

23

,,

1926

.319.000 23.825 1.105.000 25.000

7
23
1
32

5 Aug. 1925

219.000 30.300 1.178.000 31.500 65/
8

Outvaugsten uit het binnenland van Brazilië in Balen.

te Rio

te Santos
Data
Afgeloopen

Sedert Afgeloopen

Sedert
week

1Juli

week

1

1Juli

4 Sept. 1926…

89.000
1
892.000
1
161.000. 1.494.000
5 ,,

1925—
. 134.000

919.000

196.000 1.626.000
1)
In Reis.

THEE.
Op 2 September vond de eerste najaarsveiling plaats,
die een aanbod omvatte van ca. 21.000 kisten Ned..Indische
thee. De stemming was vlot, terwijl de prijzen van 2 tot
10 ets. hooger waren, enkele merken 11 1. 12 cts., dan
in
vorige veiling. Er was goede belangstelling, voornamelijk
van binnenlandsche zijde, hoewel commissionnairs. voor bui.
tenlandsche rekening ook zeer actief waren.
Alleen stof en fannings trokkn weinig belangstelling
en vonden slechts plaatsing op iewat lagere prijzen. Blad-
thee daarentegen was goed gevraagd en vooral de Oranjé
Pecco’s trokken groote belangstelling, zoodat deze sorteeringen
ook het grootste prijsavans. konden boeken. De kwaliteit
van de aangeboden partijen is weder vooruitgaande en
er komen op de markt betrekkelijk weinig inferieure
theeën voor.
De volgende veiling is vastgesteld op 23 September en
zal een aanbod van ca, 16.500 kisten omvatten.
Amsterdam, 6 September.

VRACHTENMARKT.

De vraag voor tomiage op de Noord.Amerikaansche graan. vrachtenmarkt blijft voortduren, speciaal voor Montreal en de
vrachten zijn door de concurrentie met de kolenvrachten op
een tamelijk hoog niveau, terwijl vele bévrachtingen werden
gedaan. Van Montreal werd bevracht tot 18 cts. per 100 lhs.
zwaar graan per eerste huift September. In de meeste gevallen
werd de optie van gerst en/of haver gegeven tegen de gebrui-
kelijke een en twee cents extra; terwijl naar Bremen volle
ladingen graan per September werden bevracht ad 191/
4

cents en per September/October ad 19 cents. Naar Antwerpen/
Rotterdam werd bevracht op de basis van 16, cents zwaar
graan per November.
Naar de Middellandsche Zee werd bevra.cht per September/
October tegen 21 cents per 100 Ibs. en 4/4’/ d. per. qtr.
basis
1
haven.
De suikermarkt van West-Indië blijft kalm en de vrachten
toonen zeer weinig verbetering. Een boot van 6000.tons. werd
afgesloten van Cuba naar U. K. Continent per September
tegen een vracht van 22/6 en dit blijft de vracht voor verdere
booten van deze grootte voor October. Voor Japan is er tamelijk veel vraag en 30/- werd betaald
voor een groote. September/October boot naar Japan.
De North Pacific tbont geenerlei verbetering. Ofschoon 2
handige booten van 6000 en 6600 tiiis gesloten werden vooi

October tegen een vracht van 3 (/3 van Vancoiiver/Port1and7
Puget, is de stemming flauw.
De markt van de La Plata rivier is weer flauw geweest, met
lage vs-achten tegen het einde der week. Er werd zeer weinig
gedaan. Van lJpriver werd 25/. betaald in het begin van de
week, maar thans wordt 24/. geaccepteerd naar Scandinavië, eveneens van Upriver.
De Chilisalpeter vrachten markt geeft nog steeds geen hoop
op verbetering. Naar U. K./Contineiit kunnen slechts kleine
partijtjes tegen lage vrachten gesloten worden. Voor Sep-tember/October is de vracht nominaal 15/..,
De Oostelijke markten hebben deze week hunne vaste
tendens behouden. Per September/October werd een groote
partij geboekt van Wladiwostok op basis van 26/3 naar
Londen/Huil/Rotterdam/Hamburg. De oliemarkt is nog zeer
slap, maar een tankboot werd afgesloten per October van
Wiadiwostok naar de gebruikelijke vastelandshavens ad
25/., deze vracht kan thans niet meer gemaakt worden.
Van Java bleef de vraag nog steeds beperkt. tot- Britsch-
Indië op basis van 12/9 of 13/.. De Austra.lische.isiarkt is
kalm geweest, terwijl de vrachten, een lichte stijging aangaven.
Van West-Australië werd naar de Middellandsche Zee[U. K./
Continent hevracht tegen 40/6 per December/Januari, en
40/- Januari en Januari/Februari.
Van de Donau zijn de vrachten eenigszins opgeloopen en een
boot voor vroege belading is zoo juist afgesloten tegen 20/..
Zelfs tegen deze verhdogde vracht worden evenwel niet vele
booten aangeboden.
Van Zwartezeehavens is tamelijk veel vraag, en hier zijn de
vrachten dan ook eenigszins gestegen. Naar het Continent
werd voor een boot van 5800 tons 13/9 betaald.
De ertsvrachten van de Middellandsche Zee’ zijn vast ge-
bleven. Bevrachtingen werden afgesloten als volgt: La Gou.
lette/Rotterdam 6/- en Port Breira/Rotterdam 5/3.
De Golf van Biscaje is zeer vast en ofschoon een weinig meer
tonnage voorhanden is, worden de vrachten lager. Afslui-
tingen zijn als volgt: Bilbao/Emden 5/6, Rotterdam 4/9,
Herrenwieck 6/9 en Onton/Rotterdam 5/6.
Wat de Engelsche Kolenvrachtenmarkt betreft, het schijnt
dat binnenkort liet einde van de mijnwerkersstaking tegemoet kan wördefi gezien. De 1lijnwerkers Executieve, die tot voor
kort geweigerd had eenig voorstel te doen, heeft thans instruc-
ties ontvangen den gedelegeerden van de Mijnwerkers voor-
stellen voor te leggen om te komen tot een vergadering met
het Comitee van de Mining Association. Als een dergelijke
vergadering mogelijk gemaakt kon worden en de onderhan-
delingen weder geopend zouden worden, zou de vrede wel
gauw gesloten worden. Ondertusschen gaan de Mijnwerkers in de Midiands voort met iederen dag in glooteren getale het
werk te hervatten, hetgeen op zich zelf reeds eenige uitwer-king op de heele situatie heeft. De Amerikaansche kolenvrachtenmarkt maakte een week
van steeds grootere vraag mee, speciaal voor tonnage naar U. K. voor vroege positie’s. De vrachten toonen overal op-
leving, zeer prompte tonnage van iedere grootte naar U. K.
bereikte de hooge vracht van 1 9/-. Deze week werden ongeveer
50 booten naar U. K. bevracht. Afgesloten werd: per 7 Sept.
canceffing 19/-, optie Manchester 19/6, 15 September 19/-, 20
Sept. 18/-, 27 September 16/-, 30 September 15/6, 5 October 15/- en 8 October 14/9, alles natuurlijk met vrije lossisig.
Andere afsluitingen naar Europa zijn: Marseille 20/- begin;
September en West-Italië $ 4.— per laatste helft September, terwijl Algiers werd afgesloten tegen S 4.40, Port-Said tegen
22/-
(1/-
lossen) en Oran en Algiers tegen
$ 4.10,
alles voor
September.
Naar Zuid-Amerika werd bevracht: Rio 18/- en Buenos
Aires 19/. per September.

RIJN VAART.
Week van 28′ Augustus t/in. 4 September 1926.

De toestand in Rotterdam, bleef vrijwel ongewijzigd.
De aanvoeren van erts bleven stationair, de verschepingen
van kolen daarentegen zeer levendig. Het grootste gedeelte der leeg gekomen schepen sleepte
voor eigen risido opi Voorts werden verscheidene schepen
in daghuur en,’op basis van K. T. G.-vracht gecharterd. De ertsvrachten bedroegen gemiddeld fi. 0.75 met % en
fi. 0.85 met
t
l.ostijd. De

daghuur liep op van 3 ct. tot 3%
3% cts. per ton. het sleeploon variëerde.tusschen het 25 eis 30 ets. tarief.
De waterstand bleef’ vallend; naar den Bovenrjn werd
op beperkten diepgang afgeladen. In de Ruhrha ens waren ‘e verseliepingen levendiger dan
de vorige week; dientengevolge herstelde zich de vracht
voor exportkoles op,Mk. .1.80 per ton met vrij sleepen naar
Rotterdain In het algemeen vertooqden de. vrachtprijzen,
mede in verband niet het vallende water, neiging’tot stijgen.

Auteur