Ga direct naar de content

Jrg. 11, editie 533

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: maart 17 1926

17 MAART 1926

AUTEURSREOHT VOORBEHOUDEN.

Ec*onomisch,’wStat1*st1*sche

Ben”Chten’

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER

ORGAAN VOOR DE MEDEDEELINGEN VAN DE CENTRALE COMMISSIE VOOR DE RIJN VAART

UITGAVE VAN HET INSTITUUT VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN

1
IJAARGANG

WOENSDAG 17 MAART 1926

No. 533

INHOUD

BIz.
tENT
TONLATEN
TOT
DISOONTEERINO VAN
,,DUITSOHE”
BANICACOEPTEN IN NloEl1LANo
.
………………
246
])c
krachtproef der Chineesche douane te Kanton door
Thos. T. H. Ferguson ……………………….247
De Nederlandsche Katoenindustrie in
1925 II (Slot)
door Joan Gelderman ……………………….249
De nieuwe Tariefwet in de praktijk II door
J. van der Poel 251
Nogmaals: De Oppositie tegen het Verdrag met België 1
door Prof. Ir. J. Nelemans ……………………252
B IJITENLANDSCHE MEDE WERKING:
Het Rapport der Kolencommissie 1 door
Prof. Dr. T.
E. Gregory …………………………….255
Wijzigingen in de Oostenrijksche Handels- en Belas-
tingpolitiek door
Dr. R. Kerschagi …………256
AANTEEKENINGEN:
Indexcijfers van groot. en – kleinhandeisprijzen in
Nederl.-Indië

……………………………
257
De Algemeene R.-K. Werkgeversvereeniging en het
Verdrag met België Ii (Slot) ………………
258
MAANDCIJFERS:

Rijkspostspaarbank ……………………….
261
Productie der Steenkolen-, Bruinkolen- en Zoutmijneu
261
Emissies in Februari
1926 ………………….261
STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN

… …
262-268
Oeldkoersen.

Bankstaten.

Goederenhandel.

Wisselkoersen.

Effectenbeurzen.
I
Verkeerswezen.

ECONOMISCE-STATI8TIS.CHE BERICHTEN.
COMMISSIE VAN ADVIES.
Prof. Mr. D. van Blom; J. van Hasselt; Jhr. Mr. L. H. van
Lennep; Mr. K. P. van der Mandele; Prof. Dr. E. Moresco;
Mr. Dr. L. F. H. Regout; Dr. E. van Welderen Baron
Rengirs Prof. Mr. H. R. Ribbius; Mr. Q. J. Terpstra;
Prof. Mr. F. de Vries.
Gedelegeerd lid:
Prof.
Mr G. M. Verrijn Stuart.
Redacteur-Secretaris: D. J. Wansink.
Secretariaat: Pieter de Hoochweg 122, Rotterdam.
Telefoon Nr. 3000. Postrekeniing 8408.

16
MAART
1926.

In de eerste helft der week werd de geidmarkt
langzaam aan iets ruimer en kon particulier disconto
van 2% pOt. tot 29’8 pOt. terugloopen. Daarnawerd het
aanbod van wissels belangrijk grooter, terwijl tege-
lijkertijd het aanbbd van geld in verband met de
medio geringer werd en tevens de verwachting van
een groote inschrijving voor schatkistpapier een

terughoudenden invloed op geidgevers uitoefende. Het
disconto liep daardoor weer op tot 2% pOt., terwijl
Vrijdag ook wel 2
13
/
16
pOt. betaald werd. De pro-
longatierente was de geheele week omstreeks 2% pOt.
en sloot op 234 pOt.
* *
*

• De Minister van Financiën stelt de inschrijving
open op schatkistpapier op Maandag 22 dezei. Atn.
gebdden worden 3- en 6-maandsbiljetten en 4 pOt.’s
jaarbiljetten tot een totaal bedrag f 40 millioen.
* *
*

De baJns van De Nederlandsche Bank geeftwèinig
verandering van beteekenis te zien. De post binnen-
landsche wissels daalde van f. 98,2 millioen tot f 94,6
millioen. De beleeningen blijken met f 5
)
1 millioen
te zijn toegenomen. Het renteloos voorschot.aan het
Rijk vertoont een teruggang van f 6,8 millioen.
• De. voorraad gouden munt verminderde met een
kleine f 200.000. De post muntmateriaal stelde zich
f 30.0.000 lager dan verleden week. De zilvervoorraad
bleef nagenoeg onveranderd. De post papier op het

buitenland liep van 191,1 millioen tot 183,1 millioen

terug, terwijl de diverse rekeningen onder het actief
met een kleine f 6 millioen toenamen.

De biljettencirculatie daalde met f 10,3 millioen. De rekening-courantsaldi geven een stijging van

f 2,3 millioen te zien. Het beschikbaar metaalsaldo
vermeerderde. met f 1,1 millioen. Het dekkingsper-centage bedraagt ruim 52.

* *_
*

De wisselmarkt opende nog flauw. Londen liep

terug tot12.1134 en marken werden voor 59.34 afge-
daan. Daariia keerde de stemming, waardoor de
koersen van alle goudwissels regelmatig opliepen,
zoodat aan het einde der week
bijna
het geheele
verlies der vorige week was ingehaald. Het slot was
op de hoogste koersen; Londen 12.13% â 12.14,
Dollars 2.4994 â 2.49
11
/16.
Ook voor Kopenhagen en
Oslo was de stemming sterk gekeerd. Beide wissels

konden ongeveer f 1.— verbeteren. Daarentegen-was
Buenos-Aires opnieuw flauwer op slechte oogstberih-
tien en berichten van slechten afzet en te grooten aanvöer
van importartikelen. Voor 98% werd afgedaan.
Bijzondere belangstelling bestond voor België De
berichten over verzwaring van de condities voor de
stabilisatieleening in New York vonden een zeer

slechte ontvangst en veroorzaakten hernieuwde kapi-taalsvlucht. Reeds Vrijdag werd te Brussel voor Pon-
den op de vrije markt meerdere centiemen hooger
betaald dan den afgiftekoers van de Banque Natio-

nale en gisteren ontstond een volslagen paniek toen
de afgifte geheel werd stopgezet. De koers liep
sprongsgewijze terug, eerst tot 10.80, en laat in den

namiddag opnieuw tot 10.—, waarna echter een
herstel tot 10.40 intrad.

LONDEN,
15
MAART
1926.

De schaarschte in de geidmarkt bleef ook in de
afgeloopen week aanhouden, zoodat de schuld aan de
Bank van Engeland op Dinsdag 1.1.. niet geheel af-
gedaan kon worden en voor een belangrijk deel
voor ‘een week vernieuwd moest worden h 534 pOt.

Op de andere dagen verschafte de markt zich de
dodige middelen door korte (April) wissels aan de
Bank van Engeland tegen het officieele minimum dis-
conto vai 5
t
pCt. te verkoopen.
De discontomarkt behield eveneens een vaste ten-dens. Driemaands prima bankaccepten noteeren 47/.
t Ten aanzien van de, discontonoteeringen valt op
te merken, dat korte wissels hooger en 6-maands
wisseislager dan 3-inaands papier noteeren.

De Parijsche wisselkoers en nu plotseling ook weder
de Belgische wisselkoers zijn aan groote schom-
melingen onderhevig. –
Dollars en Guldens zijn wat zwakker op resp.
486’/ en 12.13%.

246

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

17 Maart 1926

HET TOELATEN TOT DISCONTEERING
VAN ,,DUITSCHE” BANKACCEPTEN

IN NEDERLAND.

Men schrijft ons:
Wanneer hieronder bovengenoemd vraagstuk van

een ander standpunt belicht wordt dan zulks in hét
nummer van 10 Maart j.l. van dit blad is geschidd,
zal daarbij tevens kunnen worden ingegaan op eenie

argumenten, vervat in een artikel van dezelfde af-

wijzende strekking, dat is verschenen in ,,De Tele-

graaf” van 9 en 10 dezer.

Wat mij in beide artikelen opvalt, is de zeer sterke

protectionistische geest, die er uit spreekt, het ten

eenen male ontbreken van den frisschen wind van den

vrijhandel, waaraan ons land toch zooveel te danken

heeft, waarop het door ligging en gesteldheid zoo-
zeer is aangewezen.
Terwijl
het geheele vaderland in

rep en roer is, wanneer het betreft bescherming van
zekere industrieën door
tijdelijke
invoei’verboden of

door verhooging van invoerrechten met enkele pro-
centen, wordt zonder meer als axioma aangenomen,

dat de acceptbranche van de Nederlandsche banken

beschermd moet worden door een boycot, uitgeoefend

door de ‘Nederlandsche Bank tegenover de acceptei

van in Nederland gevestigde buitenlandsehe bankiers
of banken. En toch komt het mij voor, dat deze pro

tectie, zooals zij thans inderdaad bestaat, niet ‘kan

zijn een als permanent bedoelde uiting van een wél
overwogen disconto-politiek der Nederlandsche Bank,

doch slechts een begeleidend
verschijnsel
van den ge-
makkelijk
te
begrijpen wensch van dit instituut, ofti

niet overjid het accept discontabel te verklaren
van buitenlandsche banken en bankiers in eeh

tijdperk, waarin nieuwe vestigingen van dezulken aa’n
de orde van den dag waren en niet kon worden ovei
1

zien, in hoeverre
zij
slechts éphémère conjunctuur-
verschijnselen zouden blijken te zijn. Eenige kleinere

vestigingen zijn inderdaad ‘niet in staat gebleken o

speciale, ‘reeds tot het verleden behoorende conjunc-
turen, te overleven.. Nu dit
tijdperk
van onzekerhei’d
ten einde spoedt, de toestanden in Duitschland iich
vrij sterk geconsolideerd hebben en eenige krachtigè
banken en firma’s hier vasten voet hebben gevat, is

het duidelijk, dat in den boezem van het Bestuur der
Nederlandsche Bank de vraag rijst, of het niet tijd

wordt ten aanzien van deze krachtige elementen de
afwijzende politiek te wijzigen. -‘ 1

Niet de Qorsprong der in Nederland gevestigde
banken en firma’s moet m.i. het criterium zijn voor

de verleening der faciliteit van herdisconto
bij
de
Nederlandsche Bank, doch uitsluitend de vraag of
hun signaturen de noodige garanties van crediet-

waardigheid bieden, waarbij, vooral in die gevallen,
waarin het zwaartepunt der kapitaalskracht in het
buitenland-ligt, met meer d’an gewone omzichtigheid
moet worden te werk gegaan. Evenals de buitenlan-
ders, die zich in vroegere
tijden
in Nederland als
bankiers vestigden, sedert, ook in ruimeren zin, het
hurgerrecht •hebben verworven, zijn ook de buiten-
landers, die zich thans in Nederland hebben geves-
tigd, Nèderlanders van de toekomst. Nu eenmaal de
z.g. buitenlandsche firma’s en banken in onze handels-
registers zijn ingeschreven en als zelfstandige Naam-
boze of Oommanditaire Vennootschappen of Firma’s,
Nederlandsche rechtspersonen zijn geworden, zal het
ook aan de Nederlandsche Bank uiterst moeilijk vallen
de grens vast te stellen van den overgang van het
buitsnlandsche tot het specifiek Nederlandsche karak-
ter der betrokkenen.
Ik
twijfel
er dan ook niet aan, of op den duur
zal de, al of niet
toegankelijkheid
der Nederlandsche
Bank voor het accept der z.g. Duitsche banken in
Nederland niet beheerscht kunnen
blijven
door de
nationaliteit der oprichters, doch door de mate van
zekerheid, die de signatuur biedt. Dat de Neder-
landsche banken een deel van de thans door haar

genoten acceptprovisies dientengevolge zullen moeten
derven – en dat lijdt mijns inziens geen twijfel –
is een ,van de drawbacks van het te onzent gehul-

digde vrijhandelssysteem, dat intusschen de bankiers

niet zwaarder treft. dan andere takken van bedrijf,

waar het geldt, aan de concurrentie van binnen de

landsgrenzen wonende buitenlanders het hoofd te
bieden.

Meen ik dus, dat reeds om algemeene principieele

redenen het zoogenaamde Duitsche bankaccept dis-contabel behoort te worden verklaard, ook uit zake-

hjke overwegingen acht ik zulks voor Nederland

gewenscht. Hierbij sta ik op het standpunt, dat een
zoo krachtig mogelijke ontwikkeling van de geldmarkt

voor Amsterdam van groote beteekenis is. De schrijver
in E.-S. B. cursiveert wel is waar: ,,De geldtransacties

volgen op de goederen en niet omgekeerd”, doch er

zijn anderen, en niet onbevoegden, die meenen, dat

de aanwezigheid van financieringsfaciliteiten handel
trekt. Het ware dwaas te hopen, dat markten, die

krachtens den oorsrong der goederen en volgens

oud gebruik te Londen thuis behooren, naar Nederland

gelokt zouden kunnen worden, doch er is onge-twijfeld een aantal artikelen, die op den duur via

Nederland kunnen worden geleid, wanneer goedkoope

financieringsfaciliteiten bestaan. Rembôurscredieten
kuniien in dit opzicht bij uitstek vruchtdragend zijn

en er toe bijdragen, dat gciederen via Nederlandsche

havens gaan en dat ook assurantiepenningen in
Nederland worden verdiend. Ik geef toe, dat men

zich daarvan geen overdreven voorstellingen moet
maken en dat het proces langzaam zal
zijn,
doch het
ware kortzichtig, uit protectie-overwegingen die moge-
lijkheden onbenut te laten. Nu
zijn
het m.i. juist
de remboursaccepten der Duitsche banken waarvan
discontabiliteit bij de Nederlandsche Bank kan worden
verwacht en onze
oostelijke
naburen
zijn
in staat
daarvan belangrijke posten via Amsterdam te leiden
Hierbij verlieze men niet uit het oog, dat de Duitsche
banken over een uitgebreid net van eigen banken en
filialen, in Zuid-Amerika beschikken, welke op het

stellen van guldensaccepten ongetwijfeld eenigen in-
vloed kunnen uitoefenen.

Wil men dus op ontwikkeling van de Nederlandsche

geidmarkt aansturen, dan is het geenszins van belang
ontbloot, of men den Duitschen banken gelegenheid tot
zelf accepteeren verleent of niet. Wanneer men straks
‘in Duitschland voor de keuze staat om,
bij
een gelijk
disconto, rembourscredieten te openen in guldens dan

wel in ponden, dan zal de keuze op ponden vallen,
wanneer aan den Nederlandschen en aan den Engel-
schen bankier dezelfde commissies moeten worden
betaald. Is het Duitsche accept echter discontabel en
vloeit ook dat deel der acceptprovisies in den zak
der geaffulieerde instellingen, dan bestaat het belang
aan de Nederlandsche markt de voorkeur te geven.

In dit verband zij opgemerkt, dat het gevaar, dat
op deze
wijze
het guldensaccept zal werken als een zuig-
pomp op de geldmarkt ten bate van het buitenland, mij
illusoir. voorkomt. Is het bankdisconto effectief, dan
heeft de Nederlandsche Bank het in haar hand, door
een verhooging het aânbod van wisselmateriaal te
reduceeren. Is het bankdisconto niet effectief, dan
wordt aan de geldmarkt slechts onttrokken, wat
plaatsing zoekt.

De. schrijver in E.-S. B. vreest, dat groote posten
Diiitsche guldens-wissels zullen verdwijnen in de
portefeuilles van buitenlandsche circulatiebanken. Dit
is’ zeer’ de vraag. Waar
dergelijke
aankoopen van circulatiebanken gewoonlijk beoogen het scheppen

van een rentedragende ‘goudreserve, is het kwestieus,
of
zij
daarvoor
bij
voorkeur wissels zouden koopen, die in hoofdzaak worden gedragen door de kapitaal-
kracht van Duitsche huizen. Aan zuiver Nederlandsch
papier zou, vermoedelijk ter wille.der risicoverdeeling
de voorkeur worden gegeven.

Vrees-voor onttrekking van call-gelden door bui-

17 Maart 1926

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

247

tenlandsche banken ter conversie in bankaccept be-
hoeft niet te bestaan, indien niet een zooveel te lage
rente in rekening-courant wordt vergoed, dat om-

zetting in disconto’s, waarmede toch risico van rente-

verlies bij eventueel benoodigd herdisconto verbonden

is, niettemin als loonend wordt beschouwd.

Lijnrecht tegenover de opinie van sommigen, dat

het Duitsche accept, indien het discontabel wordt verklaard, slechts in zeer geringe bedragen op de

Nederlandsche markt zou komen, staat de vrees van

anderen voor eene overstrooming van de Neder-

landsche geldmarkt.met zulke accepten. Deze vrees

nu acht ik volkomen ongegrond. De leiding der

Duitsche firma’s en banken is bekwaam genoeg om

in te zien, dat slechts zooveel kan worden geaccëp-

teerd, als de diseontomarkt bereid is tot de beste
koersen te nemen. Concurreerende Nederlandsche

bankinstellingen zouden voor een belangrijk deel de
nemers moeten zijn, hetgeen wôl een garantie biedt

voor contrôle op kwantiteit en kwaliteit van het
accept, afgezien van mogelijke contingenteering door
de Nederlandsche Bank.

Ik ben thans genaderd tot het door den Heer

Redelmeier in zijn artikel in ,,In- en Uitvoer” gecon-
stateerde bestaan van twee problemen : dat der mo-
gelijkheid tot onderbrenging van het discontomateriaal

en dat van het scheppen van het remboursmateriaal.
De schrijver in ,,De Telegraaf” zegt hierover eenigs-
zins fatalistisch: ,,Hier wordt metéén de vicieuze

cirkel, waarin wij ons met of zonder Duitsch accept
bevindn, duidelijk getrokken”. Ik acht het beeld

van den vicieuzen cirkel hier misplaatst. In den

,,Petit Larousse” staat als definitie: ,,Raisonnement
oCt l’on donne comme preuve précisément ce qu’il
faudrait prouver”. Daarvan is hier geen sprake. Er
bestaan hier wel degelijk twee vraagstukken en voor

beide is m.i. dezelfde oplossing in dier voege te zoe-
ken, dat van de gelden, die iii de Nederlandsche
geldmarkt disponibel zijn, een zoo groot mogelijk nut
worde getrokken. De discontomarkt mist de stabiliteit,
die zoozeer gewenscht is. Dit komt ten deele door
het ontbreken van reguleerende invloeden, die elders
werkzaam zijn. In Engeland toch bestaan talrijke

discount-companies en billbrokers, die van den han-
del in wissels hun speciaal bedrijf maken.. Zij steunen
daarbij in zeer sterke mate op de cail-markt en
uiteindelijk op de korte beleeningsfaciliteiten bij de

Bank of England. De Nederlandsche Bank verleent voor wissels slechts discontofaciliteiten. Dit brengt met zich, dat op gezette
tijden,
wanneer onze banken
sterk

betrokken worden, vaak veel wisselmateriaal
wordt aangeboden en de marge tusschen privaatdis-

conto en bankdisconto snèl verdwijnt. Na het ver-
strijken dezer bepaalde
termijnen
vloeit het geld
weder bij de banken terug en zoekt opnieuw emplooi
in de wisselmarkt, waardoor het disconto weder daalt.
Door de Nederlandsche Bank kan m.i. in belangrijke
mate tot de StaI)iliteit van de geldmarkt.worden
bijgedragen, door faciliteiten ter beleening van dis-
contabele bankaccepten voor zeer korten
termijn
(3-10
dagen) te verstrekken; ten einde aan de tijdelijke
ultimo-eischen te voldoen. Deze accommodatie worde
dan verleend tot een hoogere rente dan het wissel-
disconto. Doch ook het door den
schrijver
in ,,De
Telegraaf” aangegeven middel: Een binnenlandsche

portefeuille der Nederlandsche Bank, gebaseerd op
het privaatdisconto en beheerd ter reguleering daar-
van, zou alleszins doeltreffend
zijn;
de Federal Reserve
Board in de Vereenigde Staten past dit laatste middel
met succes toe. Met een grootere stabiliteit in het
privaatdisconto zouden
ongetwijfeld
de middelen
stijgen, die voor belegging in wissels in aanmerking
zouden komen, hetgeen weer aan het icheppen van
rembour.smateriaal ten goede zou komen. Wordt
alsdan de eisch van het uitsluitend creëeren van
strikte rembourswissels in het oog gehouden, dan zal
door de toelating van het Duitsche accept ook het

gemiddelde van de kwaliteit van het te .onzent ver-
krjgbare discontom ateriaal stijgen. Een verbbtering

te dien opzichte is ten zeerste gewenscht, want van

het thans aanwezige materiaal is een groot gedeelte

niet anders dan mobiel gemaakt bedrijfscrediet.

Als afschrikwekkend voorbeeld van de gevaren,
nelke Nederland bedreigen door het discontabel ver-

klaren van het Duitsche accept, noemt de schrijver

in E.-S. B.’ het feit, dat de Bank of England in 1914
gedwongen was accepten van vele buitenlandsche

banken en bankiers voor eigen rekening te voldoen,

om hierdoor een debacle op de geidmarkt te
voorkomen.

Wanneer wij den weekstaat der Bank of England

van 22 Juli 1914 vergelijken met dien van 2 Septem-
ber van dat jaar, dan vinden
wij
een
stijging
der
,,Other Securities” van £ 44.600.000.— op
£ 148.800.000.—.. Dat Duitsche accepten voor deze

stijging slechts voor een klein bedrag verantwoordelijk

zijn, ligt voor de hand. Trouwens, op het uitbreken
van wereldoorloogen kan men zijn zaken bezwaarlijk
instellen.

Afgescheiden van de vraag, of het Duitsche accept

al dan niet toelaatbaar is, komt het mij voor, dat

hier te lande niets moet worden verzuimd, dat zou

kunnen strekken tot een blijvende verruiming van
de geldmarkt en een verbetering der organisatie
daarvan. In dit verband komt het mij voor, dat de
schrijver in E.-S. B. zich te zeer op een passief stand-
punt stelt. Eenigszins schamper laat hij zich uit

over de kleinheid der Nederlandsche discontomarkt
en ziet ook
blijkbaar
niet de minste reden om krachtige
pogingen in het werk te stellen, die te verruimen.
Hij verwijst veel meer naar de machtige positie van
Londen te dien aanzien en acht die onaanvechtbaar.
Dit moge op zichzelf juist zijn, doch is het niet,

ook met het, oog op .den krachtigen groei onzer
Koloniën, geboden om te trachten van de omstandig-
heden, die voor een ontwikkeling van de Nederland-
sche geidmarkt gunstig zijn, zooveel mogelijk profijt
te,, trekken? En die omstandigheden
zijn
gunstig.
Het Nederlandsche privaatdisconto is 1% pOt. be-

neden het Engelsche en ca. 1 pCt. beneden het
Amerikaansche, verschillen, die voldoende zijn om de
aandacht van buitenlandsche handelaren te trekken.
Men stelle dus alles in het werk om de Nederlandsche
geldmarkt te perfectionneeren en sta daarbij niet op
het enge standpunt der protectie.

‘ 12 Maart 1926.

, DE KRACHTPROEF DER CHINEESCHE DOUANE

TE KANTON.

ilet nal vermoedelijk door weinigen hier te lande
beseft worden, welk een hoogst belangrijke’ dag
22
Februari ii. geweest is in de geschiedenis van de bui-
tenlandscho handelsrelaties met China, – cie dag
namelijk, waarop de Oommissar:is der Chineesche
douane-administratie te Kanton eenvoudig de havens van Kanton en Wha.mpoa sloot voor alle handel over zee, d.w.z. voor het lossen en laden, ‘in- en uitkiare.n
an stoomschepen en andere hoclems welke ressortee-
inn onder den dienst fier ,,manitiiiie Customs”. Dit
hetëokencle een vrijwel a]geheel stopzetten van den
hdudel van de stad Kanton tot het punt van uithon-
gering der stad, indien de nijstladingen niet varen
‘doorgelaten. Deze zeer e
i
igenaardige ,,lock-out” werd
ondernomen, niet slechts als protest tegen, doch ook
als effectief clwangniiddel ter directe bestrijding van
de weergalooze onbeschaamdheid der ,,pickets” of pos-

ten, welke sinds Juni 1025 den boycot van Kanton tegen Hongkong en alles wat dkarmede in verband
staat, hebben ,,uitgevoeid” op een wijze die al onze
begrippen te buiten gaat. Ten eide’dese zaak in haar
verloop en belangrijkheid eenigszins bevattelijk te
maken, moet ik aanvangen met eenige toelichtingen
van meer algemeene strekking.
Bij al de politieke verwonding en chaos in
j
China

248

ECONOMISCHSTATISTISCHE BERICHTEN

17 Maart 1926

is e:r

gezien, vanuit het sticndpuni van buitenland-

ach-en handel –
slechts één ding dat werkelijk mee-

telt, en dat is, of de dienst der douane onder het be’-

heer van buitenlanders (dien wij hierna ter vereen-
voudiging zullen aanduiden met zijn
.
Engelscheii

nqum: Customs) al of niet ongestoord functionneert.
Zonder de Customs is de buitenlandsche handel
zo’b

goed als niet denkbaar; althans zoolang de toestan-
den niet zeer aanmerkelijk ten goede mochten zijn ver-

anderd. Daarentegen kan het land gebukt gaan oiidel
wanbeheer en burgeroorlogen zooais het jaar 1925 wel

in hoogen graad te aanschouwen heeft gegeven en toch,

bij al het rampzalige van dien, gansch normale, jâ

zelfs meer dan normale, cijfers vertoonen in opbrengst

en statistiek onder den aegis der Customs. Obk hier-

van geeft het pas afgeloopen jaar een treffend. bewijs.

Immers, met Shaiighai, Hankow,, Swatow en Canton,

– havens die in 1924 tezamen 55Y2 pOt. van dê

totale opbrengst -der in- en uitvoer.Lechte-n geleverd

hadden – gedurende zeven maanden van het jaar

diep geschokt door stakingen, boycots, woelingen cii

onzekerheden van allerlei aard, bedroeg de totale
douane-opbrengst over het geheele jaar 1925, met
:aaikua.n T-aei-s 69.865.000,
1)
toch nog Taels 210.000
meer dan het vorige jaar, dat op zich-zelf reeds een recordjaar was! Hoe dit paradox te verklaren is, zal
moeten blijken wanneer de volledige verslagen en sta-

tistieken over het afgeloopen jaar gepubliceerd

Schrijvende over de ongeëvenaard groote douane
1

opbrengst in 1.924, trots overstroomingen, h
ongers
i

nood, allerlei wantoestauden en een burgeroorlog, heb

ik indertijd (in ,,E.-S. B.” van 21 Januari 1925)
eenige verklaringen aan de hand gedaan.’ Doch dat

jaar had nog niet gekend de agitatie, boycots en

intimidatie
direct tegen den buitenlan.dschen handel
gericht.
Dat zelfs zulke factoren nog zon betrekkelijk weinig invloed ten kwade hebben gehad, bewijst wel
welke wonderbaarlijke vitaliteit de buitenlandsché

handel van China kenmerkt onder den stabiliseeren
1

den invloed van de Customs. Het schijnt dat C.hinii
als één geheel beschouwd, een groote overmaat van

capaciteit voor in- en uitvoer bezit, waardoor êen
tijdelijke tegenslag op enkele plaatsen terstond wordt
gecompenseerd dooi mèerdere ontwikkeling op andere

plaatsen. Zon valt het op, dat wat Shanghai in 1925
verloor, ni. 1 millioen taels aan rechten, in precies
gelijke mate Tientsin ten goede kwam. Doch waar
;

schijn}ijk is deze overeenkomst slechts toevallig en
heeft Tientsin niets meer gedaan dan zijn aandeel

leveren voor de
stijgende
lijn, die in de laatste vier
jaren, tot December 1924, gemiddeld vijf millioen

taels vooruitgang per jaar had aangegeven. De ach-
ti:uitgang van Shanghai en andere plaatsen in het
inn tste jaar was dus blijkbaar niet groot genoeg ge

weest om die
stijging
te niet te doen. Men kan zich

echter voorstellen wat de vooruitgang zou
zijn
ge

weest in meer normale, om niet te spreken van wer-
kelijk gunstige omstandigheden, vrorner hope! Dezb Customs-admiriistratie, die in zulke
tijden
op

zulke resultaten kon bogen, is zeker wei de hartader
van alle buitenlandsche relaties niet China -te noe
men. Niet alleen dat hare revenuën de belangrjlcste
leeningen van China waarborgen en al-dus een afzon
derlijk crediêt voor het land intact houden, waar bui-
ten niets clan schromelijk financieel wanbeheer en
een hopeloos bankroet heerscht, doch ook is zij de

eerdge instelling, die -een goregelden huitenlandschen
handel met China überhaupt nog mogelijk maakt.
Zonder haar goed bezonken,
vrijwel
onveranderlijice

regiemo.nteerihg, haar vaste tarieven, haar strikte
onpartijdigheid jegens alle naties en individuen en
breed opgévatte politiek tot steun van -handel, in dus-
tri.e, navigatie, ja zelfs in zekeren zin van de binnen-
landsehe welvaart, is een voortbestaan van China’s
l)uitenlandschen han dol oider aannemelijke condities
– iaat staan op den grondslag van de ,,open door” –

‘) Tegen een gemiddeiclen -koers voor liet jaar, ongeveer
146′
milliben gulden:

niet denkbaar.
Dit nader toe te lichten, zou te -vèr
buiten het bestek van ons onderwerp voeren. Genoeg

als hiermede een besef is verwekt van do uiterste

belangrijkheid van den Customsdieüst in China, waar-

ran het Icalme, bijna on-gemerkte voortbestaan elke
bin nenlandsche verwikkeling of partijbeweging in be-
teekenis verre achter zich laat.

Nu is het een eigenaar-digheid van de Customs-

administratie, dié zich in den loop der laatste jaren
steeds meer heeft geaccentueerd, -dat zij als één geheel

door China blijft fungeeren, – ook in die streken,

welke zich van Peking onafhankelijk hebben verklaard
en in werkelijkheid -ook een geheel onafhankelijk po-

litiek bestaan voeren. In alle verdragshavens van het

oude keizerrijk, dus ook in de havens van het thans

absoluut onafhankelijke Kwang-toeng, zooals Kanton,

Swatow, e.a., en in het feitelijk onafhankelijke Man-

churje (Dairen, Antung, Newchwang, enz.) worden

de door de Customs geïnde -gelden in de eerste plaats
ter beschilcking gesteld van de curatorbanken der lee-
ningen, en daarna het saldo
in zijn geheel
afgedragen
aan -de regeering te
Peking.
Toen voor twee jaren
Soen Yat-sen zijn aandeel in het saldo van de in zijn

eigen gebied geïnde gelden opeiscite, werd hem op

zeer duidelijke wijze door middel van een vloot-
demonstratie het ,,hands off!” toegeroepen. Silds-
dien is -de integriteit der Customs -door het geheele

land – op enkele onbeduidende punten na – geëer-
hiedigd gebleven en werd die -dienst hoe langer hoe

meer het groote anker, waar-mede het -schip van -liet

hemelsche rijk nog wordt vastgehouden aan eei grond
van solvency en diplomatieke eenheid. Het kan hier
terloops, opgemerkt worden dat een dergelijke func-

tie, -doch in mindere en ietwat dubieuze mate, ook

• wordt vervuld -door do zout-administratie en den post-
dienst. De spoorwegen daarentegen – ook een rijks-.
dienst – leveren een -treurig voorbeeld op van de ver-

w’or-ding van een zooveel belovende in-stelling, -die in
handen van plaatselijke fracties en machten -geraakt is.

Op -den 22 Februari nu werd deze Customs-dienst

onderworpen aan een zeer critioke proef, en wel in hoeverre zijn macht en functies, uitgeoefend onder
gezag van een ter plaatse totaal gedésav-oueer-de – con.-

trale regeering, konden w’orden aangewend als een
daadwerkelijke militante factor (waar anders de Cus-
toms steeds uiterst voorzichtig en neutraal te werk ging) om weerstand te bieden aan een lokale actie,
die met voile instemming der
de factq
plaatselijke
autoriteiten werd gev-oe:rd. Naar mijn bescheiden mee-

ning was de proef, waarvan een mogelijke misluk-
king de meest ernstige -gevolgen over geheel China met, zich zou hebben gesleept, een zeer geva.r1jke,
en ware het wellicht veiliger geweest om den buiten-
landschen sterken arm, wiens hulp ongetwijfeld moet

zijn toegezegd om de vrijwel ongewapende Customs
te steunen, ingeval haar vei-bod openlijk ware ver-
kracht, aan te wenden in een meer onmiddellijk ver-
band en Kanton zoo-doende te brengen tot naleving
der verdragen die zij reeds sinds mianclen aan -het
vertrappen was. Doch zoo’n directe actie zou alleen
van Engeland uit kunnen gaan, terwijl de bescher-
ming van de Custonis een internationale zaaic zou
zijn geweest. Vandaar vermoedelijk de gevolgde poli-
tiek. Wij’ vernamen immers, dat alle ter plaatse aan-
wezige Consuls de actie van de Customs steunden
en dus eventueel hun hulp moeten heb

ben toegezegd.
De toestand was -dan ook onhoudbaar, hetgeen blijkt
uit het volgende.

Zooais bekend is, greep Kanton de -Shanghai-reile–
tjes van 30 Mei 1,925 aan als een gelegenheid om een
eigen actie op touw te zetten. Vandaar het

Shameen-incident waarbij vele do-oden vielen, gevolgd -door een

uiterst heftige actie tegen de vreemdelingen. Het
bleek echter spoedig dat Kanton, onder den invloed
van zijn ,,roode” regeering, een geheel ande:re . poli-
tiek voerde dan de rest van China. Binnenkort was
de beweging uitsluitend tegen -de Engel-schen gericht
en werd een soort boycot-oorlog verklaard tegen

17 Maart 1926

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

249

Hongkong. Deze werd, zoowel te Swatow als te Kan-
ton, met groote hardnekkigheid uitgevoerd door mid-
del van posten te land en te water, die alle passa-

giersverkeer en transport van goederen van en naar

Hongkong door intimidatie en geweld beletten en

overigens alle schepen onder Britsche vlag beletten om in de twee genoemde havens eenig verkeer met

•den wal to hebben. Hoe zoo’n toestand mogelijk is,

kan haast niet beseft worden door iemand, die niet

van nabij kennis heeft gemaakt met de ongeloofelijke
vreesachtighei’d, waarmede een Chineesche kôopman

zich laat intimideeren door alles wat brutaal en drei-

gend tegen hem optreedt. In 1919 te Foochow (het
was in het allereerste stadium van de nieuw ontdekte

,,studenten”-capaciteiten voor directe politieke actie)
heb ik pèrsoonlijk bijgewoond, hoe een kleine bende schooljongens den eenen winkel na den anderen bin-
nendrong en alles wat zij decreteerden van J’apan-

schen oorsprong te zijn op straat wierp om later een

vuurtje van te stooken! Niemand die er aan scheen te denken dat zooiets belet kon worden, allerminst
de eigenaars der goederen.

De thans bedoelde actie te Kanton en Swatow was

natuurlijk van ernstiger aard, doch – afgezien van
de houding der autoriteiten – is het •zeker, dat
met behoorljken tegenstand van de
zijde
der gedu-
peerden, zooals in elk ander land vanzelf ontstaan
zou zijn, de zaak een gausch andere wending zou heb-
ben verkregen. Ik bedoel hier de
Chineesche
gedu-
peerden, die zooveel meer recht, en
vrijheid
van hakt-
delen hadden dan de buitenland sche, van wie elke
handeling misverstaan en verguisd zou worden. Bij
al zulke ongeregeldheden
zijn
er voor elken buiten-
landschen lijder wellicht duizend Chineesche. Of jong
China .dit beseft?

L’appetit vient en mangeant. De posten bemerken
spoedig (als zij het niet reeds lang wisten!) dat hun
baantje uiterst lucratief was. Beginnende met flinke
heffingen als ,,aflaat”, boeten voor ,,overtredingen”,
groote omkoopsommen voor elken passagier, die voor
zaken de reis van of naar Hongkong moest onder-
nemen, enz. kwamen zij spoedig tot fabelachtige hef-
fingen op de schepen zelf, voor het privilege om te mogen laden of lossen, het i’nbeslagnemen van ge-
heele lichters vol goederen, enz. Dat was een kolfje naar hun hand. Geen wonder dat verschillende vre-
delievende toenaderingen van de zijde van Hongkong
op niets uitliepen; de zaak rendeerde te goed. Gezag
simuleeren, waar gezag synoniem is met belastingen
opleggen en innen, is een veelvuldig voorkomende
sport in China. Ik heb in mijn ambtelijk leven daar
moer dan een kleinen ,,Hauptmann von Köpenick”

moeten laten oppakken en aan de autoriteiten uit-
levoren. Van de ,,squeeze” van den ,,Yamen runner”‘)

tot brutale afpersing door wie zich als een Yamen
runner, of hooger, kan voordoen, is slechts 5n stap.
Men kon het hen haast niet kwalijk nemen en leverde
de schavuiten met een soort meewaren over voor hun
straf, die in die dagen (toen de autoriteiten nog een
soort verantwoordelijkheidsbesef hadden) lang niet
rnalsch was, althans indien de familieleden niet flink
opdokken konden. Men hedenke nu, wat een gulden
eeuw voor die hoeren was aangebroken te Kanton en
Swatow, waar
zij
zich, met’ ijolle permissie van hun
,,roode” autoriteiten, mochten vormen tot gevolmach-
tigde vrijbuiters en in vlugge motorbootjes jagen
naar hartelust op alles (en dat was niet weinig) wat
•buit kon opleveren voor hen en hun beschermers.
Zoo zien wij de toestanden in het Kanton-distxict
onbepaald voortduren, nog lang nadat in centraal en
Noordelijk China de gewone toestanden weer vrijwel
zijn teruggekeerd. Het bedrijf was te loonend om
voetstoots weer op te geven.

Doch de pickets gingen iets te vèr. Blijkens de
berichten uit Ohina werd het zoo erg, •dat er feitelijk

t)
De bedienden, commiezen, enz. in dienst der officieele
instellingen.

een nieuwe ,,douane” ontstond naast •de Oustoms en met voorbijzien van deze, die vergunningen verleen-

de of weigerde, heffingen mde, decreten uitvaardig-
de, kortom, alle functies ervan uitoefende tot eü met

het verbeurd verklaren van goederen, liefst met heele
,cheesladingen tegelijk.

Dit werd eindelijk zelfs voor de geduldige voor-

zichtige Oustoms wat te sterk en zij nam een stap
ooals
zij
nog nooit in haar bestaan had genomen:
zij sloeg niet alleen de deur hard toe om te toonen

dat zij boos was, doch deed er het slot op ook! Het

spreekt vanzelf dat Kolonel Hayley Beli, de .Com-

missioner of Customs te Kanton, zelfs verzekerd zijn-

de van de instemming van alle buitenlandsche Con-suls ter plaatse, deze stap niet genomen kan hebben

zonder instructies van zijn chef, Sir Francis Aglen
te Peking, en dat laatstgenoemde er ook het betrok-
ken Chineesche departement bij gekend moet hebben.
De ‘stap is er dus
feitelijk
een van de zijde van de
Chineesche regeering te Peking en toont dat de dun-
ne draden van buitenlandsch weefsel welke hen ver-

binden met diverse punten tot in de meest onafhan-

kelijke provincies toe, met competente hulp nog kun-

nen: gebruikt worden als teugels en niet slechts be-hoeven te dienen voor het inhalen van geld.

Volgens de laatste berichten schijnt de proef, voor

zooverre betreft het officieel-technisch aanien, ge-
slaagd te zijn en kon de ban weer opgeheven wor-
den, doch daarmede waren de pickets nog niet van
de baan. Vermoedelijk zullen zij zich nu weer meer
in het bijzonder met hun eigen landgenooten gaan
bemoeien. Intusschen is dit weer een voorproef, on-
der zoovele andere, geweest, van wat deze ,,most
distressful country” te wachten staat, wanneer Jong
Ohina
eindelijk
geheel zijn zin krijgt en door corn-
plete autonomie ‘op allerlei gebied en de eliminatie
van alle buitenlandsche ,,imperialistische exploita-
tie’, niets de vrije ontplooiing van de talenten zijner
bewoners langer in den weg zal staan.

Tnos.
T. H. FEROUSON.
Ginneken., 28 Februari 1926.

‘ DE NEDERLANDSCHE KATOENINDUSTRIE IN 1925.
II
(Slot).

De invoer van katoenen goederen in ons land,
waarvan hieronder een overzicht volgt, varieert niet

veel, ook niet in de tweede helft van 1925 na de
verhooging van het invoerrecht van 5 pCt. op 8 pCt.
1
KG. ter waarde van
Ongebleekt, voor drukkerij

en verven) …………801.000

f
2.950.000
Andere ongebi manufact

2.535.000

8.712.000
Gebleekte manufacturen.

386.000

1.931.000
Geverfde

,,

.

2.586.000

13.640.000
Bedrukte

,,

654.000

3.515.000
Bont geweven
,,

221.000

806.000

Totaal ……..7.183.000

f
31.554.000
tegea in 1924

6.941.000

» 31.537.000

en in

1923

5.333.000

,

22.779.000

waarvan uit de volgende landen:
Engeland ……… ‘5.136.000KG. tegen 4.115.000 in 1924
België ………..-

808.000 ,,

,,

1.206
000
Duitschland …..597.000 ,,,

802.000
Frankrijk ……232.000

376.000

Als men ziet, dat deze invoer hoofdzakelijk uit
Engeland afkomstig is en er omgekeerd uit Nederland
weer vrij veel katoenen manufacturen naar Engeland

worden uitgevoerd, zou men daaruit wel kunnen
concludeeren, dat Engeland ons de artikelen zendt,
die daar beter en goedkooper vervaardigd kunnen
worden, terwijl van hier naar Engeland weer andere
goederen worden uitgvoerd, waarvan hier de fabri-
katievoorwaarden gunstiger zijn.
Hoewel een verhooging van een invoerrecht natuur-lijk den invoer belemmert, is het niet steeds het eenige
middel om de binnenlandsche industrie te stimuleeren
en zullen er nog steeds vele artikelen overblijven,
die door het buitenland moeten worden gemaakt.

250

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

17 Maart 1926

Een voorbeeld hiervan leveren de Vereenigde Staten;

waar niettegenstaande de sterk verhoogde invoer-

rechten nog steeds vele artikelen, ook manufacturen,
uit Europa moeten worden ingevoerd, terwijl daaren-

tegen de Anjerikaansche fabrieken door dergelijke

hooge prijzen in het binnenland zijn verwend, dat
hun uitvoercapaciteit steeds vermindert.

De totaal uitvoer van katoenen manufacturen is
zeker niet onbevredigend. Deze bedroeg n.l. in
1925
……
26.696.000
KG. ter waarde van
f 106.080.000
1924
……
19.768.000 ;,

75.271.000
1923
……
23.714.000

82.325.000
1922
……
21.230.000

74.621.000

en als men het jaar 1924 buiten beschouwing laat,

blijkt wel, dat deze uitvoer geleidelijk toeneemt.

Bovendien neemt de uitvoer naar Nederlandsch-

Indië relatief af en bedraagt hij over 1925 slechts

58 pOt. van de totaal-uitvoeren tegen 64 pOt. in

1923 en 88 pOt. in 1922. Dit is zeker een verbli.jdend

teeken in verband met de steeds sterkere toename

van den invoer van Japansche manufacturen in onze
koloniën. De volledige
cijfers
voor 1925 zijn nog niet
bekend, doch over de eerste 11 maanden werd aan

Japansche katoentjes daar voor
f
35,9 millioen in-
gevoerd op een totaal invoer van
f
144,2 millioen
en indien deze invoer in de eerstvolgende jaren

relatief nog grooter zou worden, zal de Nederlandsche

katoenjndustrie zich zeker nog meer dan tot nu toe

op andere markten moeten toeleggen.
– De bovenvermelde totaal-uitvoer van katoenen ma!

nufacturen over 1925 was als volgt verdeeld:

KG.

ter waarde van

Ongebleekte manufacturen
2.374.000

f 5.190.000
1
Gebleekte

14.507.000

,, 56.108.000
Geverfde

,,

3.238.000

‘ ,, 12.635.000
Bedrukte

1.690.000

,, 11.451.000
1

Bont geweven

4.887.000

,, 20.696.000

Totaal ……..
26.696.000

flO6.O8O.000,

tegen in
1924… 19.768.000

,, 75.271.000 ,
terwijl bovendien nog aan katoenen dekens werd uit-:
gevoerd:
.. /
in
1925…. 7.209.000
KG. ter waarde van
f 10.922.000

1924…. 5.376.000

»

7.721.000

Verder
zijn
er nog verschillende producten der,
Nederlandsche katoenindustrie, die in de statistiek
niet als manufacturen vermeld ïorden en toch voor
den uitvoer van belang zijn. Als zoodanig mogen o.a.
genoemd worden:
Tafel- en servetgoed, beddelakens en sloopen, zoowel van linnen, halflinnen als katoen, die toch hoofdzakelijk

uit katoen bestaan, waarvan in 1925 totaal 348.000.
KG. ter waarde van
f
1.254.000 werd uitgevoerd tegen
255.000 KG. ter waarde van
f
951.000 in 1924.
Gebreide en Tricotgoederen, waarvan de uitvoer,
bedroeg in:.
1925.. 872.000
KG. ter waarde van
f
3.169.000
1924.. 960.000

,,

,, ,, 3.571.000

Katoenen band en veters, waarvan werden uitgevoerd:
1925.. 240.000
KG. ter waarde van
f
885.000
1924..

252.000 ,,

,,

. ,,

,, ,,

901.000

De uitvoer van katoenen stukgoederen heeft, wat
de landen van bestemming betreft, bedragen:

Europa.

KG.

ter waarde van

Groot.Brittannië ……
1.682.000

f
6.931.000
Europeesch Turkije

586.000

,, 1.537.000
Denemarken en IJsland

504.000

1.433.000

Noorwegen…………
382.000

1.278.000

Griekenland ……….
128.000

,,

506.000

Roemenië …………
109.000

243.000

Duitschiand ……….
97.000

302.000

België ……………..
74.000

442.000
Europeesch Rusland

69.000

328.000

Bulgarije …………
61.000

227.000

Frankrijk …………
43.000

,,

130.000

Zweden …………..
32.000

100.000

• Joego.Slavië ……….
15.000

30.000

Zwitserland ……….
7.000

32.000
Azië.
– Nederlandsch-Indië

15.980.000

f
61.992.000

KG.

– ter waarde van

Engelsch-Indië ……..
1.303.000

f 5.483.000

Ceylon…………….
465.000

2.011.000

Malakka …………..
387.000

1.811.000

China …………….
351.000

1.066.000

Siam …………….
214.000

944.000

Hongkong ………….
43.000

»

147.000
Afrika.
Britsche Bez. 0.-Afrika

914.000

f 4.088.000
Franech W.-Afrjka

613.000

2.875.000
Britech W.-Afrika

479.000

4.218.000

Unie Z.-Afrika ………
259.000

900.000

Egypte …………..
254.000

815.000
Port. 0.-Afrika ……..

118.000

557.000

Liberia …………..
10.000

41.000
Amerika.

Argentinië …………
801.000

f 2.860.000
Chili

…………….
74.000

242.000
Vereenigde Staten

58.000

257.000

Suriname …………
56.000

188.000

Urugay …………..
15.000

53.000
Austraiië.

Gemeenebest ……….
33.000

f

126.000

Behalve een kleine relatieve vermindering van den

uitvoer naar Ned.-Indië geeft deze statistiek geen
groote verschillen bij de vorige jaren te zien. Dit is

ook zeer wel te begrijpen als men weet, dat zaken in

katoenen manufacturen niet zoo eenvoudig zijn.

Elke markt heeft speciale eischen wat kwaliteit,
kleuren en finish betreft,
terwijl
de koopers dikwijls
zeer conservatief
zijn
en bij een gering prijsverschil
dikwijls het oude, bekende fabrikaat prefereeren boven’

een artikel van een hun nog onbekenden fabrikant.

Het opbouwen van een dergelijken afzet duurt dikwijls

vele jaren en het blijkt ook wel, wat de verdeeling

van den uitvoer over de verschillende markten betreft,
dat deze van jaar tot jaar vrij constant blijft, al zijn
daarin bij
vergelijking
over meerdere jarn wel eens
groote verschiillen waar te nemen. Als zoodanig kan

b.v. gewezen worden op den afzet naar het wereld-
deel Afrika, die over
KG.

ter waarde van

1925
bedroeg
2.647.000

f 13.494.000
in
1924

1.889.000

,, 9.553.000
1923

– 1.704.000

,, 8.427.000
1922

1.027.000

,, 5.378.000

Dit is dus zeker wel een groote toeneming sedert
1922 en het is niet onmogelijk, dat ook in de komende
jaren deie uitvoer verder zal toenemen.
Afrika is een werelddeel, dat niet alleen in Oost-
Afrika, doch ook in den Congo en de W.-Afrikaansche
koloniën, sterk vooruitgaat door de steeds meer in-

tensieve exploitatie, zoowel van landbouwproducten
als katoen, grondnoten e.d. als ook vn de minerale
rijkdommen. Hier zijn zeker nog groote mogelijkheden

wat den afzet van Europeesche fabrieksartikelen
betreft,
terwijl
bovendien in, den Congo en de ver-
schillen

de m andaatlanden geen preferentieele rechten
den invoer belemmerdu en er voor een eigen industrie,
zooals die zich in verschillende Aziatische landen zoo
sterk ontwikkeld heeft, voorloopig ng weinig kans schijnt te bestaan. Dat deze Afrikaansche markten
reeds thans zeer groote hoeveelheden katoenen manu-
facturen kunnen gebruiken, blijkt wel uit de uitvoeren
van Lanashire, die over 1925 de volgende cijfers
aanwijzen: – – .
Egypte ……..
£ 7.552.852

Marokko ……..

1.581.314
West-Afrika-

9.008.351


Oost-Afrika ..

1.221.527

Zuid-Afrika

2.963.685

£ 22.327.709

Tegen deze circa
f
288 millioen uit Engeland be-
draagtde uit Nederland ingevoerde hoeveelheid slechts
plus minus 5 pOt. en men zou daaruit kunnen- con-
cludeeren, dat er nog wel kans bestaat om voor de
Twentsche manufacturen geleidelijk een grooter ge-
deelte van dezen afzet te bemachtigen. Dit zou zeker
zeer wenscheljk zijn, daar het toch voor elke industrie
een groot voordeel is, als haar afzetgebied zich over

17 Maart 1926

ECONOMISCHSTATISTISCHEBERICHTEN

251

vele, van elkaar economisch onafhankelijke markten
in verschillende werelddeelen kan uitstrekken.
In vorige jaaroverzichten is op de ontwikkeling

der katoenindustrie in Azië reeds meermalen gewezen.

De heer J. A. Todd uit Liverpool heeft onlangs nog

eenige tabellen gepubliceerd over het katoenverbruik
in de verschillende streken en komt dan tot de .vol-

gende zeer merkwaardige cijfers (in duizenden balen):

1912/3

1924/5
Engeland

4.274 of 19
0
/0

3.235 of 14
0/
Vasteland . ..

7.914

34

6.521

27
Vereen. Staten
5.719 ,, 25

6.792

28
Azië ……..
3.765

17

6.238 ,, 26
Andere landen

956 ,, 5 ,,

1.047 ,, 5

Totaal
..
22.628of
10001
0

23.833of 100
0
/0

Als men dan in aanmerking neemt, dat volgens
de
cijfers
van de Intern. Fed. of Master Cotton
Spinner and Manuf act. Associations het totaal aantal

spindels in de katoenspinnerijen op 31 Juli 1925
161.363.000 bedroeg, waarvan in:

Engeland ……..
57.116.000 of 35
o
Vasteland ……
44.008.000 ,, 28
Vereen. Staten .

37.937.000

24
Azië …………
17.142.000 ,, 10
Andere landen
..

5.160.000

3

161.363 000 of 100
0
10

dan ziet men wel, hoeveel grooter de productie i;er
spindelin de Aziatische landen is. Dit komt gedeeltelijk
door de grovere goederen, die daar vervaardigd worden,
doch ook door de veel moer intensieve productie
(in Japan b.v. twee ploegen
?t
10 uur), terwijl in
Engeland b.v. gedurende 1925 de meeste spinnerijen

slechts 35 â 39 uur per week hebbben gewerkt. Wel
hebben de fabrieken in Engeland; die
fijnere
goederen
uit Egyptische en gemerceriseerde garens vervaar-
digen, over het algemeen langer kunnen werken, doch
de afzet dezer meer speciale artikelen is steeds be-
trekkelijk gering en zeker niet groot genoeg om
daarin voor alle arbeiders werk te vinden. Het is
duidelijk, dat bij een dergelijk verschil in arbeidsuren
de concurrentie met deze Aziatische landen steeds
moeilijker wordt, vooral in de meer eenvoudige
goederen, waarvan ten slotte de afzet het grootst is
en die daar hoofdzakelijk vervaardigd worden. Dit
blijkt b.v. ook reeds uit den steeds toenemenden uit-
voer van katoenen manufacturen uit Japan, die
volgens de zeer uitvoerige statistieken, zooals die
door de Japan Cotton Spinners Association te Osaka

worden gepubliceerd, hebben bedragen over
1924…. .
Yen
326 millioen, tegen
in
1914….

48

,,

,
en
,, 1903….

6,8

Wel zijn de bonen der arbeiders in de J’apansche
fabrieken ook in dezelfde jaren zeer sterk verhoogd
en volgens deze zelfde statistieken bedroegen deze
bonen, resp. voor
mannelijke
en vrouwelijke arbeiders
per dag van vroeger 11 en thans 10 uur:

in
1903…. 0.326
en
0.206
Yen

1914…. 0.491

0.319

1924….

1.524 ,, 1.206

Al zijn deze bonen dus wel heel veel lager dan de
Europeesche bonen, de verhooging is daar toch sterker dan hie’r, hoewel rekening gehouden moet worden met
het feit, dat de arbeidsprestatie van de Japansche
fabrieksarbeiders geleidelijk ook zeer is verbeterd en
het aantal arbeiders per 1000 spindels, dat in 1903
nog 57 bedroeg, in 1924 tot 37 is gedaald. Deze
steeds toenemende industrialiseering van verschillende
Aziatische landen zal voor de Europeesche export-
industrie ook in de komende jaren’ nog groote moei-lijkheden brengen en waar men ook in ons land door
de sterke toeneming der bevolking toch hoe langer
hoe meer op export der fabrieksproducten wordt
aangewezen, is het zeker te hopen, dat de bestaans-
mogelijkheden der verrschillende industrieën in ons
vaderland niet verder worden belemmerd en niet.
alleen de wetgever, doch ook de leiders van werk-

l
zevers en werkneners

het groote algemeene belang
van een
geleidelijke
en-vreedzame ontwikkeling dezer
industrie zullen inzien. J. G.

DE NIEUWE TARIEFWET IN DE PRAKTIJK.

II.

De ,,lijst” van art. 43. Toepassing der wt

in’ verband hiermede-en rechts-

geldigheid dêrljst.

De -lasten verbonden aan de andere en vollediger

invulling der aangiftebiljetten als voorbijgaand be-
schouwende, moge ik thans, in aansluiting aan het-

geen ik hierv5r zei over het ,,voorkômen van ge-

schillen”, de vraag onder oogen zien, of deze technische
herziening een
gemakkelijker
hanteerbare wet heeft
gebracht.

Sinds ik
mijne
beschouwingen over het ontwerp

gaf, heeft de technische ,,verbetering” nog een vervol-

toaking – ondergaan. Ten gevolge van uit de Kamer naar voren gebrachte wenschen, heeft de Minister –

dankbaar voor de hem en der schatkist onverwacht

toegekomen hulp, doch de aldus te ontstane ,,vlek

in de wet” betreurende, – erin toegestemd, dat ver-
schillende artikelen, welke tot nu toe met een recht

van 5 pCt. waren belast, op deze
wijze
belast zouden
blijven. Verschillende industrieën betoogden, dat zij
de concurrentie door het verlies van 5 pCt. voorsprong
op den buitenlander niet zouden kunnen volhouden.
Voor zoover
zij
aan dien wensch uiting gaven en de
motieven gegrond en voldoende schenen, zou nu het een-

maal onder de Wet van 1862 op het artikel klevend
invoerrecht worden behouden. Toen daartoe was be-

sloten, heeft men zeer terecht overwogen, dat –
wilde er nog van eenige technische verbetering, van
vermijden van geschillen e.d. sprake zijn – men niet
kon volstaan met in art. 43 eenvoudig te bepalen,
dat de artikelen, welke tot nu toe met 5 püt. belast
waren, dit ook in de toekomst zouden
blijven.
Immers
had men dit gedaan, dan zouden Handel en ambtenaren
voortaan
twee
wetten hebben te kennen, de oude –
die immers tot zooveel geschillen en ongewenschte
toepassingen aanleiding gaf – en daarenboven de inge-
wikkelde nieuwe wet 1 Men aanvaardde dus het eenige
middel om dit te voorkomen; ook in dit K.B mocht
van rangschikking naar aard of bestemming, in prin-
cipe althans, geen sprake
zijn;
ook daar Iïoesten de
artikelen- met name worden genoemd. Toch baarde
de samenstelling nog groote
moeilijkheden
en in tegen-
stelling met de fantasie der pers, die in de verlate
invoering der wet politieke manoeuvres zocht, moet
die wel daaraan worden toegeschreven, dat eerst de
ontwerpers groote moeite hadden met het samen-
stellen der lijst en daarna de nieuwe ingestelde Tarief-
commissie, welker leden voor het gro6tste gedeelte onervaren waren in zulk werk, reeds aanstonds was
geplaatst voor een moeilijke en tijdroovende taak.
De
lijst
kwam ten slotte gereed en al is het waarschijn-
lijk niet mogelijk geweest, die op betere wijze in te
richten, de techniek der wetgeving is dcror de toe-voeging van dit K.B. zeer zeker niet verfraaid
1).

Wie een blik werpt in deze-lijst, vindt haar op het
eerste gezicht onleesbaar, en zelfs hij, .die daarmede
vrij geregeld in aanraking komt, zal groote opbettend-
– heid moeten betrachten om niet te verdolen. Men

1
zie b.v. den meest uitvoerigen post, Metaalwaren,
onderverdeeld in A en B, wederom onderverdeeld
resp. in 1 tot IV en I. tot XI. Sub. III dezer laatste
onderverdeeling wederom gesplitst in A en. B, waar-van B onderverdeeld in 1 en 2, en 2 nogmaals onder-
verdeeld in a tot c. Op rubriek B XI vindt men een
uitzondering onderverdeeld in 1 tot 46, waarvan punt

46 onderverdeeld in a tot 1. Op die uitzonderingen
zijn in de redactie zelve soms uitzonderingen, zie
b.v. sub. 41 en 46 e. Inderdaad wetgevingskunst wordt
op die
wijze
niet ten toon gespreid.

1) .Vgl. Boekbeoordeeling Ec.-Stat. Ber.
blz. 500.

252

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

17 Maart 1926

Taxes ought to be dear and certain.

Oorzaken van geschillen trachtte men weg te nemen
door aan elkander verwante artikelen op dezelfde
wijze te tarifieeren. Vgl. de vrijstelling van werk-,

tuigen bij de groep Aardewerk en bij de groep

Metaalwaren Groep X B II en groep X B XI no:
46 0.

Zooals reeds uit de ingewikkelde samenstelling van

groep X kan blijken, gaf deze groep de grootste
moeilijkheden. Men bedenke
daarbij,
(vgl. den post)

dat het hier alleen de ruwere metalen betreft: ijzer,

staal, koper, tin en aluminium en de alliages en

mengsels, welke in hoofdzaak daaruit bestaan. Edele
en half edele Metalen behooren daaronder niet. Voorts

is getracht, de onder de Tariefwet 1862 bestaande
– door de Administratie gegeven – interpretaties der

posten Ijzer-, Staal- en Koperwerk zooveel mogelijk

te bestendigen. In het systeem der wet moest dit

echter geschieden in het K.B. zelf en wel door zoo-
veel
mogelijk
volledige
omschrijving
der goederen.

Rubriek XI van post X werd daarom zoo uitgebreid,
aangezien men daar in beginsel al dan niet in de

eerste tien rubrieken opgenomen Metaalwaren van

deze metalen be]ast verklaarde. Dus was het noodig,

in de nummers 1 tot 46 een reeks uitzonderingen

op dit stelsel te maken. Het is niet aan twijfel

onderhevig, dat de onder no. 46 opgenomen vrijstel-

ling, dat is, globaal gezegd, die van hulpmiddelen
voor de nijverheid, tot de meeste geschillen zal aan-
leiding geven. In zooverre
zijn
de,moeilijkheden onder-
vonden
bij
den post Fabrieks-Landbouw- en Stoom-
werktuigen – de post die onder de oude wet tot de

meeste geschillen aanleiding gaf – bestendigd

Wanneer men daarnevens bedenkt, dat men naast
deze onderrubriek bovendien de lijst ‘der wet zelf,’
(n.l. ten aanzien der vraag, of artikelen
daarbij belast

zijn) t.a.v. Electrotechnische artikelen en Instrumenten

en de rubrieken 1 tot X heeft te raadplegen, vraagt men zich wederom af, of de technische herziening
ten aanzien van de Fabrieks-Landbouw- en Stoom-

werktuigen, waarvoor zij in de eerste plaats was
bestemd, werkelijk
voorziening heeft gebracht. Wat
b.v. Oonstructieijzer betreft, – wat daar onder is

te verstaan, hoe de betrekkeljle bepalingen, ook in

verband met kleine varianten in de redactie van
verschillende posten,verder moeten worden gelezen –
zijn reeds tal van vragen gerezen, waaromtrent met
belangstelling de beslissing der Tari.efcommissie mag
worden tegemoetgezien.
Speciaal t.a.v. dezen post en het K.B. ex. art. 43
in het algemeen
blijkt,
dat het systeem, de belaste
artikelen met name te noemen, in de
praktijk
tot’

onlogische toepassing moet leiden.
1)
Alleen
hij
die

zich
erbij
neerleggend, dat de wetgever dit wel heeft
geweten, doch die fouten op den koop toenam en daarbij

in een mechanische toepassing die in de
praktijk
tot

eigenaardige conclusies leidt bevrediging vindt, kan dit
minder ernstig achten. Aan het slot van dit opstel
hoop ik van te betreuren gevolgen van het stelsel
voorbeeldert te geven.
In het
wettelijk
systeem moest het K.B. weer ,,zoo
scherp mogelijk omschrijven” en zoo eng mogelijk

redigeeren, doch daaruit vloeien juist verschillende
minder gewenechte toepassingen voort.
Het K.B. is een aanvulling van het Tarief. De
goederen in de
lijst
vermeld, worden geacht een post
van het Tarief uit te maken. Dooi’ deze constructie
is formeel voldaan aan het bepaalde
bij
art. 174

Grondwet. In art. II van het K.B. wordt verder
vermeld, dat het K.B. niet van toepassing is op

goederen,
belast
of uitdrukkelijk
onbelast
verklaard

bij het tot de
wet
behoorend tarief.

Men dient dus
deze
werkwijze
te volgen. Nagaan

of een artikel belast of uitdrukkelijk
vrijgesteld
is

door de wet op de wijze vermeld in Ec.-Stat. Ber. no.

1)
T.a.v. radioartikelen, kon nog juist bijtijds worden.
ingegrepen. Vgl. Vermeer, Ec.-Stat. Ber.
1924,
blz.
840.

451. Is een of ander het geval, dan kan raadpleging

van het K.B. achterwege blijven, zoo neen, dan moet
nog worden nagegaan of het artikel misschien volgens

het K.B. belast is. Nog eischt de vraag bespreking,
of men zich ‘heeft te houden aan de
lijst,.
zooals die
daar ligt of niet. Daarover bestaat geen eenstemmig-

heid. De zaak is deze. Art. 43 houdt verschillende
beperkingen in. De
lijst
mag alleen goederen betreffen,
waarvan tot aan het in werking treden der wet een

invoerrecht werd geheven, doch die volgens het nieuwe

bij de wet behoorend Tarief vrij zijn. Voorts bepaalt
het, dat van die artikelen het tot Juli 1925
bestaand,
geen
ander,
invoerrecht kan worden gehandhaafd.

Ten slotte – ten einde het systeem der we,t ook voor
deze
goederen te kunnen toepassen – dat voor
goederensoorten, welke
bij
het vorige Tarief slechts
voor
een deel
aan .invoerrecht onderworpen waren,
voor de doelmatige aanduiding van de belaste goederen

tevens gewichtsgrenzen of andere onderscheidingen
kunnen worden vastgesteld.

En nu heeft de afbakening der grenzen
;
de limi-
teering van de artikelen in het K.B., ten gevolge gehad,
dat ook artikelen, welke vroeger
vrij
waren, thans
zijn belast.

De vraag is’ gerezen, of de in art. 43 gegeven be-

voegdheid niet is overschreden, thans nog gevolgen
kan hebben.
1)
De administratie zal die vraag wel
en m.i. terecht, ontkennend beantwooïden. Immers

krachtens art. 44 der wet worden de ingevolge art.

43 belaste goederen voor de toepassing van de overige
artikelen der, wet geacht een
afzonderlijke
post van
het tarief, te vormen”. De posten maken
deel uit van
de wet,
dus ook
deze
post. En waar buiten twijfel is,
dat de Tariefcommissie geen toetsingsrecht van de
wet
heeft, heeft zij het ook niet ten dezen. De Handel
zal echter niet nalaten, de vraag aan het oordeel der

Tariefcommissie te onderwerpen. Die Commissie zal

dan haar standpunt te dien opzichte, ook in verband
met het.beginsel van art. 121 lid 2 Grondwet, hebben te bepalen. Beantwoordt
zij
de vraag in bevestigenden
zin, m.a.w. kent
zij
zichzelf het ,,toetsingsrecht”
ten deze toe, dan’ zal het, ter bevordering van rechts-

zekerheid noodzakelijk zijn, dat de wetgever zich te
dien aanzien verklaart. Rechtszekerheid eischt, dat
hij dit dan zoodanig doet, dat de
lijst,
zooals die daar
ligt — liefst na verbetering – kracht van wet heeft.
2)

($lot
volgt.)

J.
VAN OER PoEL.

NOGMAALS: DE OPPOSITIE TEGEN HET VERDRAG

MET BELGIË.

1.

Van de toegestane gelegenheid om te antwoorden op de tegenspraak, waartoe
mijn
artikel in E.-S. B.
van 10, 17 en 24 Febr. heeft aanleiding gegeven,
wordt gaarne gebruik gemaakt.
Die tegenspraak zal ik zooveel mogelijk op dn voet
volgen en ‘dan ontmoet ik in de eerste plaats den
Heer van Beuningen (E.-S.B. van 17 Febr. en 3Maart11.),

Ook is de vraag gesteld, of de lijst eens en vooral
is
vastgesteld, m.a.w. of art.
43
Tarief wet machtigde tot het
één of meermalen opmaken van een dergelijke lijst. Deze
wijze van wetgeving – belastingheffing bij K.B. – is, in
verband met art.
174
Grondwet, een door de noodzakéljk.
heid geboden, ongewenschte uitzondering. Dies schijnt het,
dat hare beteekenis zoo eng mogelijk is te omgrenzen.
Anderzijds zou het gewenscht kunnen zijn, door wijziging
.van de, lijst thans gebleken onbillijkheden weg te nemen.
Doch waar is ‘dan het einde?

Intusschen heeft de Tariefcommissie zich uitgesproken
en bij beslissiog
18T. –
schoon op n.m.m. minder voor de
hand liggenden grond – verklaard geen beslissingsrecht
te hebben over de vraag, of de toepassing, die bij Koninklijk
besluit is gegeven aan art.
43,
al dan niet juist is.
Haar
argument is, dat art.
5
dier Wet het beroep
op
de Tarief-
,,commissie begrenst tot bezwaren (buiten die tegen de
,,toepassing van het tarief), tegen de toepasssing van de
,,daar opgenoemde wetsartikelen, waaronder art.
43
niet
,,voorkomt.” ,

17 Maart 1926

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

253

die mijndank verdiènt voor de verwijzing naar E.-S.B.

van 7 Oct: 1925, waar opgehelderd is, waarom Sloe en

Kreekerak niet in dezelfde categorie zijn (of waren)
te rangschikken, een détail, dat in mijn betoog geen

rol speelt. Het door
mij
aangehaalde woord ,,genoemd”

(§ 8) is onjuist; het is dan ook heel erg, dat het
werd overgenomen uit de broch. van ir. Ramaer

(blz. 36), wat mij niet verontschuldigt, maar voor de

zaak beteekent het niets.

Belangrijker is de vraag van
mogelijke
verplich-

tingen •voor Nederland, voortvloeiende uit art. IX,

§ 2, van het verdrag van 1839. Voor het onderscheid
tusschen ,,conserver”
en
,,entretenir” word ik twee-

maal verwezen naar § 6, maar in die § komen die
woorden heelemaal niet voor. Ik zal maar aannemen,

dat bedoeld is § 2, waarvan het slot luidt:
,,Les, deux gouvernements s’engagent
i
7
t
conserver
,,les passes navigables et â y placer et entretenir les

,,balises et bouées nécessaires, chacun jour sa partie
,,du fleuve.”

Wat beteekent nu ,,conserver”?

Tegenover de uitlegging van den Heer Vlielander
Hein in E.-S. B. van
7
Oct. 1925 raadpleeg ik liever
Fransche woordenboeken en dan
bij
voorkeur uit de
vorige eeuw. Als zoodanig noem ik:
fiittré,
1873, –
flatzfeld, Darmesef er et Thomas, jaartal op Kon.
Bibl. niet bekend, vermoedelijk wel uit de tweede helft
der vorige eeuw

Acad. franç.
1878 –
J. Kramers Ji.
1859 – die alle aan ,,conserver” een positieve be-
teekenis toekennen, neerkomende op: ,,maintenir en
,,bon état.”
Larousse,
1869, zegt: ,,maintenir dans
,,son état naturel, empêcher de flair ou de dépéiir”,

dus handhaven, gepaard met zorg, in den natuur-
lijken staat, ,,te niet gaan” voorkomen.

Ook bij Fransche schrijvers over het onderhavige
onderwerp vond ik dezelfde beteekenis terug, en ver-
wijs naar:

Bouniceau,
Etude, etc. 1845, blz. 174. ,,Si cela
,,devenait nécessaire A sa conservation (du port du
,,Ravre)”, in de beteekenis van bruikbaar houden van den toegang.

C’nrnoy,
Etude piatique, etc. 1881, blz. 253, spreekt
van ,,la conservation de la barre”, het in stand blijven
van de baar, en

Quinette de Rochemont et Desprez,
Cours des trav.
mar. 1900, 1, blz. 69,

,,de telle manière que. leur action (des crues) n’est
,,pas toujours favorable
?t
la conservation dû lit”,
en verder:

,,il est peu de fleuves, oû l’action du jusant soit

suffisante pour améliorer et même conserver les pro-
fondeurs.”

Hiermede mag ik wel volstaan.
Ook blijkt dat
conserver
en
entretenir
dikwijls
met
maintenir
door elkaar gebruikt worden, en het onder-
scheid dus niet zoo groot is, als mijn tegenstanders
doen voorkomen, al heeft het eerste meer betrekking
op. toestanden, het tweede op voorwerpen.
Wanneer op Nederland in dit opzicht krachtens
het verdrag van 1839 geen verplichtingen rusten,
dan schijnt dit verklaard te kunnen worden door het
feit, dat dit punt in de latere bepalingen en regle-
menten, waarin aan § 2 uitvoering, op te vatten als
volledige uitvoering, is gegeven, niet is uitgewerkt, hetzij dat men de noodzakelijkheid om in te grijpen
heeft uitgesloten geacht, of om welke reden dan ook.
De onmogelijkheid om er aan te voldoen, heeft zich
anders ook al niet voorgedaan. Toen baggerwerk
noodig ,,werd,” ,wareu de middelen daartoe aanwezig.
Dit dreigde in 1893 in het Zuidergat tegenover
Hansweert, doch men zag den toestand juist lang
genoeg aan, om de ondiepte gelegenheid te geven

van zelf weer te verdwijnen. De practijk is dus niet
86, doch hoogstens 25 of 30 jaar oud (zie ook ir.
Ramaer, E.-S. B. van 3 Maart.)

Wat § 8 betreft, zoo schijnt mij het standpunt
van de Nederlandsche Regeering in 1850 alleszins

iist en waardig, of waardig en juist, en geenszins

,,niet zonder bedenking” zooals de heer Vlielander
Hein het noemt in E.-S. B. van 7 Oct.

,Het ,,impraticable” worden van de Ooster-Schelde

(Kreekerak) is door hare afdamming beslist en door

het in de plaats stellen van het kanaal door Zuid-

Beveland van de baan. Daar des événements naturels
de Wester-Schelde vooreerst nog wel niet imprati-

éable zullen maken, heeft § 8 geen actueel belang
en kan ik ook daarvan afstappen.

• De opmerking van den geachten schrijver
over
mijne
bewering omtrent de op Nederland rustende gelde-

lijke verplichtingen t.a. van de Schelde ingevolge het
nieuwe Verdrag schijnt niet gegrond. Ten aanzien
van het baggerwerk had ik het beslist over ,,onder-
houd” (blz. 126, 2e kol. onderaan)’ en op bladz. 127,
2e kol. 3e lid, over de kosten buiten het onderhoud.

De verdeeling van deze laatste is volgens den
Heer v. Beuningen een stellige bron van ellendigen
twist.

Hoewel ik
mij
hier op voor mij gevaarlijk terrein
begeef, wil ik op dit punt wat verder ingaan, omdat

ik later daarvoor geen gelegenheid meer zal hebben,
maar ik geef mijn opvatting voor beter, indien de
door mij gedachte gang van zaken onjuist is.

Wat de kanalen betreft (de Heer v. B. spreekt
hier in het algemeen) zal dit punt dadeljk voor elk
geval afzonderlijk moeten worden uitgemaakt, maar
dan is het ook afgeloopen.
Iets anders is het bij de Schelde.

Eenmaal aangenomen het beginsel, dat Nederland
tot zekeren omvang, financieel of technisch, het onder-
houd van het vaarwater op zich neemt (en dit schijnt

zoowel bij den heer Vlielander Hein, E. – S. B. 12 Aug.
als
bij
Ir. Ramaer, Haagsch Maandbl. blz. 266, genade
te kunnen vinden), zijn zijn belangen
bij
werken van
anderen aard (afsnijding of stroomleiding) betrokken,
en zal men het bij elk werk of complex van werken
over zijn aandeel (positief, indien b.v. het onderhouds-
baggerwerk zou verminderen of andere belangen er
mede gebaat zijn, negatief, als het omgekeerde zich
zou voordoen of wegens onderhoud van stroomleidende
werken) eens moeten worden.

Zonder een algemeene regeling als in het verdrag
voorzien, zou de getroffen overeenstemming voor elk

,werk door middel van een overeenkomst tusschen beide
landen aan de Wetgevende Macht moeten worden
voorgelegd met kans op Vrij langdurig oponthoud,
ook bij misschien urgente werken.
Volgens het nieuw verdrag kan zoo’n werk of com-
plex van werken, indien daartoe op regelmatige wijze
is besloten, doorgaan, echter op kosten van de ver-
zoekende partij.

Over de financieele overeenstemming behoudt de
Wetgevende Macht haar recht van veto, dat een-
voudig bij de begrooting kan worden gehanteerd.
Zou er ten slotte geen overeenstemming zijn te be-
reiken, dan zal, dunkt me, op andere wijze, b.v. door
het Internat. Hof v. Arbitrage, de zaak kunnen
worden beslist.

Door welke andere regeling ook, zal, eenmaal het
beginsel van beperkt onderhoud aangenomen, gemis
aan overeenstemming nietkunnen worden ,,voorkomen”.
Andere punten zooals het vrijlaten der schepen, loods-
gelden, heb ik aangeroerd (blz. 127, 2e kolom onder-
aan), doch ik behoefde daarover• niet in herhaling te
vervallen, nu prof. van Eysinga daarop had gewezen.
* *
*

Met de beantwoording van de opmerkingen van
Ir. A. Plate, Alg. Voorz. van de S. V. Z. hoop ik
kort te kunnen-zijn.

De lange betoogen van de K. v. K. te Rotterdam
en van de S. V. Z. kon ik toch niet van a tot z volgen;
dat ware misbruik maken geweest van de mij toege-
stane ruimte.

254

ECONOMISCH.STATISTISCHE BERICHTEN

17 Maart 1926

Door de door mij aangehaalde volzinnen meen ik

het verschillend inzicht van beide lichamen kort en

duidelijk te hebben aangegeven. Dat voor Antwerpen

een kanaal naar Moerdijk en/of Ruhrort verbetering

zal brengen, heb ik uitdrukkelijk gezegd; ware dat
niet het geval, dan zou men toch over zulke kostbare

werken niet denken. Maar ik heb ook aangetoond,

dat Rotterdam een belangrijken voorsprong behoudt,
dien Antwerpen nimmer kan teniet doen.

Aan het slot van
mijne
opmerkingen over art. VI

wees ik reeds op de gemakkelijke bereikbaarheid van

alle punten in de Nederlandsche havens, maar hieraan

wordt geen aandacht geschonken.

Hetzij een kanaal Moerdijk-Antwerpen uitmondt

aan de nieuwe dokken, hetzij aan de Schelde beneden

Kruissehans (in dit geval
zijn
3, misschien 4 sluizen

te passeeren), men geve zich eens rekenschap hoeveel

tijd gemiddeld dan nog noodig is om langs zeeschip

of aan de kade te komen. Daarbij nog een douane-
formaliteit gevoegd, dan zal het verschil gemiddeld

heel wat meer zijn dan één dag, vergeleken met

Rotterdam. Dat is toch nog al van beteekenis, dunkt me.

Voor een,kanaal van Ruhrort geldt een soortgelijk
tijdverlies, hetzij dit, zooals thans het Kempen-kanaal

uitmondt in het Asiadok, hetzij elders.

Rotterdam wenscht toch geen monopolie naar den
Rijn? Want dan zou ik moeten
wijzen
op de woorden

van den man van wel onbetwist gezag, Dr. A. Plate,

dud-Voorz. v. d. K. v. K. en F. te Rotterdam, schrij-
vende over den
tijd
van Koning Willem 1: ,,Om toch

,,maar tot ontwikkeling te dwingen werden monopo-

,.liën in het leven geroepen, die in
schijn
deden den-
,,ken aan opflikkering van handel en nijverheid, maar

,,in
werkelijkheid
daarvoor doodend waren”. (De

Rotterdamsche Waterweg 1863-1914, niet in den han-
del, Uitg. Brusse, blz. 13/14).

Maar nog iets anders. Amsterdam, Rotterdam en’

Antwerpen doen elkaar concurrentie aan, doch hebben

een verschillend karakter. Door onderlinge aanvulling

zouden
zij
de concurrentie met Hamburg, Bremen en

Emden en waar noodig ook met Fransche havens;

beter kunnen voeren en in het enorme achterland
rrieester van het terrein kunnen blijven. 1
Dan zou ook de economische verkwisting kunnen
ophouden, die er ligt in het aandoen van Antwerpen

door schepen uit Rotterdam en Amsterdam (mogelijk
ook omgekeerd) op hunne reis naar Zuid-Amerika of
het verre Oosten om enkele tonnen lading in te nemen.
Een betere verbinding met Antwerpen kan daartoe

wellicht meewerken.
Den aanleg van het lanaal Dortmund-Ems en later

dien van het Rhein-Hernekanaal zag Rotterdam met leede oogen; hebben die kanalen den bloei van R
o
tr

terdam kunnen belemmeren?
Ook nu nog acht ik volkomen juist de woorden *)

van
wijlen.
den toenmaligen hoofdingenieur van

den
Rijkswaterstaat
ir. J. W. Welcker, welke die

woorden eerst sprak ten huize van den burgemeester
van Antwerpen, doch ze herhaalde in de Verg. v. h
Kon. Inst. v. Ingrs. op 12 Febr. 1901, wat W. wel
niet had gedaan, indien zij niet
zijn
volle overtuiging

weergaven.
* *

Ik kom thans terug tot den heer van Beuningen;

naar aanleiding van Z.Ed’s. opmerkingen over de
kanalen in de E.-S. B. van 3 Mrt.
Over de bezwaren en gevaren van het vaarwater

op de Zeeuwsche stroomen denkt ZEd. everali ir.
Plate nogal licht.

*) Zij luiden: ,,De bloei van een goed gelegen handels.
stad hangt in de eerste plaats af van de veerkracht, de
volharding, de werkzaamheid en de zaakkennis van hare
inwoners en van hun inzicht en doorzicht in den handel
en al zijn behoeften; wanneer die aanwezig zijn, is de aarde
ruim groot genoeg om overvloedig ruimte te laten voor
den bloei en de grootheid zoowel van Antwerpen als van
Rotterdam. (De Ingr.
1901,
blz. 237.)

Geen hoogere assurantiepremie van Duitschland

naar Antwerpen dan naar Rotterdam, en dat stelt
den heer v. B. gerust.

De
,,Wegwijzer
voor de binnenscheepvaart” II. Blz.
40 (uitgeg. door het Dept. v. Wat.) zegt daarentegen:
,,Al deze vaarwegen (van Rotterdam naar Zeeland

,,en België) zijn bevaarbaar voor binnenvaartuigen

,,van 2000 ton en meer, in zooverre voldoende zee-
,,waardig om de Schelde te bevaren, waarvan de

,,kruising vooral tusschen de Keeten en Wemeldinge

,,somtijds lastig is.” Dit is toch wel
duidelijk.
En
vindt de heer v. B. de Rijnschepen met hun geringe
bemanning ,,voldoende zeewaardig”?

Op 4 Maart sloeg nog een sleepschip van 750 ton vol op de Maas tusschen Waal- en Parkhaven, waar
het zonk.
Vergelijk
daar nu medeHellegat (een veel-

zeggende naam), enz. Men vindt zoo iets misschien

niet erg; alles is geassureerd en de bergingsmaat-

schappijen7 moeten ook bestaan. Verlies aan menschen-

levens kwam sporadisch voor; ja, gelukkig nog.geen

dagelijksch gebeuren. De oppositie is het echter op
dit punt niet eens; immers in de brochure N..B. leest
men bla. 19: ,,De vaargeul (Schelde) is echter slecht
en beweegljk, zoodat er herhaaldelijk ongelukken

gebeuren.”. Daar varen toch ook binnenschepen; de

heer v. B. zal het nu wel met het Nat.-Oom. uitmaken.

* *
*

Over het Kempenkan aal schreef de heer v. B.

(E.-S. B. 22 Juli 1925): ,,Nederland staat reeds in

,,verbinding met de Kempen door de. aansluiting

,,van het Kempenkanaal op de Schelde en de Zuid-
,,Willemsvaart”.

Daarna spreekt ZEd. wel van verbetering van

laatstgenoemd kanaal, doch niet van het andere, dat
dus wèl geschikt is. Ik denk daarover anders.
Naast de Maaskanalisatie acht ik de kostbare ver-

betering der Zuid-Wi]lemsvaart van Den Bosch naar

Bocholt (80 K.M. met 18 sluizen, ni@14) overbodig.

Voor de verbinding met de Kempen, indien het
Rijn-Scheldekanaal er niet komt, kan het kanaal
Maasbracht-Neeroeteren dienen, lang ongeveer 15

KIv[. met 2, hoogstens 3 sluizen; in welks kosten

België, dat daarmede immers zoo gebaat wordt, zeker
wel ruim zal
bijdragen.
Maar nog eens: indien Ne-
derland
bij
nader inzien niet op dit kanaal gesteld
is, blijft het in de archieven opgeborgen.

* *
*

De concurrentie van de Belgische steenkolen wordt
door de tegenstanders van het verdrag niet gevreesd,
zegt de heer v. B., integendeel. Waarom wordt dan
in de broch. N. B. blz. 34 aangehaald de uitlating
van liet Handelsblad van Antwerpen over de uitvoer-
gelegenheid van de Belg. Limb. kolen naar het Oosten?
Moeten die dan naar Duitschland, om met de Neder-landsche kolen aan de Duitsche mijnen te gaan con-
curreeren?
Aan het slot van zijn
bestrijding
heeft de heer
v. B. gelijk. De prijs van Duitsche kolen (gewasschen
fijn) te’ Rotterdam was (in Oct.) niet
f
6.50, doch

f
7.50, thans
f
8.25; het cokestransport naar en van
de hoogovens te Velsen had niet plaats, maar dat is
toch een
mogelijkheid
voor de toekomst, afhankelijk

van prjsverhoudingen en vrachten. Ook al laat men
beide volzinnen, die op een afschuwelijk misverstand
berusten, uit mijn artikel weg, dan blijft toch wel
juist, wat in de beide voorafgaande volzinnen staat
over verkeersmogelijkheid en vermindering van kosten

op grondstoffen en massa-producten.
Indien de heer v. B. het daarmede niet eens is,

dat ZEd. het dan duidelijk zegge, met name aan een
van mijn
collega’s aan de Handeishoogeschool.

Den Haag, Maart 1926.

Prof. Ir. J.
NEiEMANS.

(Slot volgt).

17 Maart 1926

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

255

BUITENLANDSCHE MEDEWERKING.

HET RAPPORT DER KOLENCOMMISSIE.

Prof. Dr. T. E. G’regory te Londen schrijft ons:
Het netto-resultaat van de uitgebreide werkzaam-

heden der Kolencommissie kan in een paar zinnen

worden samengevat. De Commissie heeft geen ge-
neesmiddel voor de oogenblikkelijke moeilijkheden

van den kolenmijnbouw, dat geen opofferingen aan
beide zijden met zich brengt; ronduit gezegd wordt

de industrie uitgenoodigd, haar éigen redding te zoe-

ken. In zooverre het haar reorganisatie betreft, die
zich over een lange periode uitstrekt, wordt het be-
ginsel van nationalisatie met beslistheid verworpen,

doch de klap wordt voor de collectivisten verzacht

door de aanvaarding van het voorstel, dat de Staat
de rechten op de steenkolenlagen zal verkrijgen. Heel
de rest, hoe belangrijk ook als detailkwesties, is irre-
levant. En de reden, dat de commentaren zoe gere-

serveerd ziji., is wel hierin g1egen, dat het publiek

en de belanghebbende partijen zich in de laatste 48
uur het wezen van het Rapport in dozen zin hebben
gerealiseerd.

Wat de loonsverhooging aangaat herstelt het Rap-
port ongeveer den
status quo an-te.
Bijna, doch niet
volledig. Indien, wij’ echter billijk willen beoordeelen
wat de Commissie heeft gedaan, moeten wij niet alleen

in aanmerking nemen, datgene wat zij aanbveelt,
doch wat zij zou kunnen hebben aanbevelen en moe-ten wij verder den invloed overwegen, dien de toon

van het Rapport op de onderhandelingen kan uitoefe-
nen, die thans door de betrokken partijen zullen moe-
ten worden geopend.
* *
*

In de eerste plaats• dan maakt het Rapport een
einde aan beschuldigingen en tegen beschuldigingen
die kwaad bloed hebben gezet tussehen do mijnwer-
kers en de eigenaren. Den eigenaren wordt vierkant
als de meening der Commissie medegedeeld, dat er
geen reden bestaat voor een algemeene beschn,ldiging
van traagheid hij de arbeiders. Naar de meening van
cle Commissie is hef onwaar, dat do arbeiders opzet-
telijk trachten ,,deu voorspoed der industrie te ver-

nietigen, ten einde haar nationalisatie af te dwin-
gen. . . . Wij zijn overtuigd, dat deze bewering zake-
lijken inhoud mist”. Ook wordt de iitwerking van
productiebeperking op de geheele industrie ,,volko-
men
onbelangrijk”
verklaard te
zijn.
Anderzijds wordt
den mijnwerkers gezegd, op te houden met ,,overdre-
ven gewicht” aan slecht beheer toe te kennen. Ter-
wijl er individueele gevallen van inefficiency Icun-
nen bestaan, ,,is de uitwerking op de productie in het
algemeen en op de bonen zeer gering”.

Indien naar deze vermaningen wordt geluisterd
moeten
wij
hopen, dat de komende onderhandelingen
van weerszijden in een veel beteren geest zullen wor-
den gevoerd. Alvorens verder de loonsverlaging, die
noodzakelijk zal zijn, te bespreken, is ‘het van belang
op te merken, dat de Commissie zoowel den huidigen
zeven-urendag als de nationale – loonovereenkomst
aanvaardt. In deze opzichten wordt dus hetgeen door
de mijnwerkers betoogd is, bevestigd.

De Commissie verwerpt het voorstel der eigenaars,
inzake een langeren werkdag op verschillende gron-

den. De meest ernsti’ge is, dat zij .bij den huidigen
stand van de vraag geenerlei goed zou doen.
,,Zij
be-
toekent” – aldus ‘hot Rapport – ,,èen vermeerd’erde
productie per hoofd; dit beteekent ôf dat de prijzen
verder verlaagd moeten worden, ten einde en markt

te vinden, ôf dat wellicht 130.000 man bij het aantal
werkloo’zen gevoegd zullen worden”. Afgezien hier-
van zôu het het begin beteekenen van een algemeene,
internationale concurrentie inzake ‘erktijdverlenging
en aldus nadeelige sociale gevolgen hebben. Op hand-

having van de nationale loonovereenkomst wordt aan-
gecliongen op grond van het feit, dat ,,alle voornaam-
ste irciustrieën van het land loönonderhandelingen

tusschen werkgevers en -nemers op land
dijken grond-
slag voeren en wij geen reden kunnen zien, waarom

de steenkolenmijnbouw een, uitzondering zou vormen”.

Intusachen
zullen
de bonen omlaag moeten. Deze
itap is op zichzelf zoo ernstig, dat het de moeite

vaard is zeer zorgvuldig na te gaan, wat de Commis-
sie hierovêr heeft te zeggen.

Slechts deze alternatieven zijn er: voortzetting van

het subsidie; het houden van ‘de bonen op hun hui-
dig niveau, dat bij gebrek aan een subsidie ,,de ineen-
storting eener industrie” zou beteekenen; loonsverla-

ging, waarbij de kwestie rijst, welke bonen verlaagd
moeten worden en met hoeveel.

Aanbevolen wordt, dt het subsidie niet worde
verlengd. Het is belangrijk op te merken, welk een

krachtige taal hierbij door de Commissie wordt ge-
bruikt. ,,Wij spreken er geen meening over uit, of de
verleening van een subsidie in Juli jI. onvermijde-

lijk was of niet, maar wij achten zijn voortzetting
onverdedigbaar. Het subsidie behoort op het einde

van den termijn, waarvoor het is toegekend, te wor-
den stop gezet en nooit herhaald te worden”. Deze
‘houding wordt gesteund ‘door het argument, dat het

subsidie een belasting op bonen en winsten in andere
industrieën boteekent, tot steun van bonen en win-
sten in den stoenkolenmijnbouw, terwijl het mogelijk

is, dat de toestanden in de belaste industrieën niet
beter zijn dan in deze laatste, ja zelfs slec’hter. Bo-vendien is er ‘het gevaar, dat ,,indien men zijn. toe-
vlucht neemt tot dit middel in een bepaalde crisis

voor een bepaald bedrijf. …. onvermijdelijk ‘druk zal
worden uitgeoefend, daartoe in een andere crisis of
in een ander bedrijf over te gaan. Het resultaat zou
voor de nationale financiën destructief zijn”.

Ik geloof niet, dat er iemand is, die verwachtte,
dat het subsidiebeginsel zoo krachtig en ronduit zou worden veroordeeld. Integendeel was de bijna alge-

meene verwachting, dat de Commissie een geleide-
lijke ‘verlaging van het subsidie gedurende cle volgen-
de paar maanden zou aanbevelen
als
een middel, om
den overgang naar meer normale toestanden te ver-
zachten. De openbare meening zou ‘daar dan op ‘voor-
berei’d .geweest zijn.. Het is mogelijk, dat ‘de zeer krach-

tige ‘taal, die in het Rapport wordt ‘gebruikt, ten
cleele het gevolg is van tactische overwegingen: nu

den mijnwerkers aan het verstand is gebracht, dat
zij niets moeten verwachten, is het mogelijk, dat zij

dankbaar zullen ‘zijn, zelfs wanneer zij maar een wei-nig verkrijgen.

De voortzetting der huidige loonshaben zonder
subsidie wordt ronduit onmogelijk verklaard, zonder
dat de zaken in de geheele industrie in het ‘honderd

loopen. In het Rapport wordt een tabel afgedrukt,
die aantoont, dat er in het met December jl. beëin-

digde kwartaal nauwelijks een enkel district zou zijn
geweest, dat geen verlies zou ‘hebben geleden, indien
de’ Regeering geen subsidie had toegestaan. In North-
umberiand, Durham en South Wales zou dit ‘verlies
3 sh. of meer per ton hebben bedragen; gerekend over
den geheelen Britsch’en mijnbouw 1,47 sh. per top.
Zelfs met het subsidie beliep de winst per ton slechts
1,56 sh., terwijl de kosten van “het subsidie 3,03 sh.
per ton bedroegen. In geen district zou de winst zon-
der het subsidie meer dan 1,12 sh. per ton hebben
bedragen en in slechts drie districten zou van eenige
winst sprake zijn geweest. Zelfs met het subsidie be-

loopt cle winst in geen ‘geval meer dan 2,73 sh. en
in twee gevallen bedraagt zij. minder dan 1 sh. ,,Een
speciaal overzicht.. . . toont aan, dat 73 pCt. ‘der pro-

ductie met verlies werd geproduceerd, indien men
van het subsidie afziet. Meer dan 60 pCt. der steen-
kolen werd ge’dol’Ûen met een verlies van meer dan
1 sh. per ton. In ‘bepaalde districten was do toestand
nog veel erger”.

De directe aanbeveling, welke wordt gedaan, is, dat de arbeiders ‘zullen toestemmen in de afschaffing

vn de verhooging van het ‘basis-districtsioon met

FA

256

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

17 Maart 1926

11 pOt.’, welke in 1924 weid toegekend als gevolg

van den tijdelijken voorspoed, welke door de Ruhr

bezetting werd veroorzaakt. Het Rapport bedoelt niet,
1

(lat deze verlaging in alle gevallen het volle percen.
tage moet beloopen; ongelukkigerwijs is het noodza-
kelijk te erkennen, dat de verlaging in zekere .gevallen

grooter zal moeten zijn. Het Rappo’rt bevat in dif

verband een onheilspellènde passage, waarin wordf

uitgesproken, dat ,het in zekere districten onmoge
lijk is te denken over een loonsverlaging, die zelfs

maar voldoende is om evenwicht te scheppen tusschen

de opbrengst en de kosten, zooals die in het laatste
kwartaal van 1925 waren en op deze basis kan er

geen spiake zijn van winst”. M.a.w. in sommige ge-

vallen wordt erkend, dat door geen loonsverlaging

waarin de arbeiders met mogelijkheid kunnen
toestemmen, het vraagstuk werkelijk zal worden

opgelost. Tenzij de economische toestand als ge-

heel verbetert, zijn de vooruitzichten in deze ge-

vallen zeer.
duister. Het denkbeeld wordt aan de hand
gedaan, dat de slechtst betaalde arbeiders beschermd

zouden worden, zooals dit op het oogenblik geschiedt,
door toeslagen voor noodzakelijk levensonderhoud. Ofschoon de kwestie, of het minimum hetzelfde zal

zijn als op het oogenblik, niet wordt beslist, wordt
betoogd dat het de kwestie der loonkosten niet in

wezenlijke mate ‘beïnvloedt. Verder wordt er op aan-‘

gedrongen, dat dat deel der bonen, dat onder de
nieuwe schaal door de werkgevers zal moeten worden
betaald uit hun aandeel in de opbrengst der industrie

– zooals deze opbrengst
bij
overeenkomst tusschen

eigenaars en arbeiders
is
verdeeld en welk deel der-

halve een voorschot is, •dat de eigenaars kunnen te-
rügvordereu – slechts dan zai worden teruggevor-

derd, wanneer de ioonen’weder gestegen zijn tot het
peil dër minimumloonen, als vastgesteld bij de over-
eenkomst van 1924, welke overeenkomst het Rapport

voorstelt te ontbinden.

Wat er ook geschiede, het is volkomen duidelijk,
dt bij •den huidigen omvang der vraag de werkloos-
heid in sommige districten, zoo niet in alle, zal moe-

ten toenemen. Het Rapport wijst erop,. dat er onve-

mijdeljk districts surp lussen aan arbeiders zullen ont-
staan, doch zegt niets omtrent •de industrie in haar

geheel, doch zelfs districtssurplussen aan arbeiders
maken het vraagstuk hunner verplaatsing moeilijk.
Het Rapport geeft in overweging, dat de Regeering
,,bereid zij, alle uitvoerbare maatregelen te nemen tot
bijstand van alle arbeiders, die verplaatst zullen wor-
den, of ter vergemakkelijking dezer verplaatsing en dat zij zoodanige middelen ter beschikking zal stel-
len, als voor deze doeleinden zullen worden ver-
eischt”. Het komt er niet op aan, welken naam men

het ding geeft en ofschoon dus
eenerzijds
het sub-
sidie zal worden afgeschaft, brengt dit voorstel aan
den anderen kant eventueel aanzienlijke kosten met
zich, wanneer de Regeering althans ernstig de uit-

voering ter hand neemt.

Ten slotte draagt het Rapport ertoe
‘bij,
licht te

wrpen op de vraag, wat mi de positie van den mijn-
werker is in verhouding tot d6 boontrekkers in andere
industrieën en tot zijn eigen positie in de dagen voor

den oorlog.

Drie dingen
blijken
hierbij.
In de eerste plaats, dat indien een vergelijking
wordt gemaakt, nief met 1914, doch met de vijfjarige
periode 1909/13, de mijnwerkersloonen geljken tred
hebben gehouden met de
stijging
van de kosten van
het levensonderhoud; de bonen zijn 18 pOt. geste-
gen en de kosten van het levensonderhoud 76 pOt.
In de tweede plaats is,
terwijl
in andere indus-
trieën de geschoolden in vergelijking met de onge-
choolden terrein heblen verloren, de positie van de
geschoolde en de ongeschoolde mijnwerkers bijna ge-
bléven wat zij was. M.a.w. de geschoolde mijnwerker
heeft niet dezelfde grieven als b.v. de geschoolde me-

taalbewerk,er.

‘III
de derde plaats
blijkt
bij vergelijking van de

huidige positie der mijnwerkers met die der arbei-
ders ih andere industrieën, dat zoowel voor de ge-

schoolden als de ongeschoolden de toestand in den
mijnbouw beter is dan in den machinebouw, den

scheepsbouw en de ijzer- en staalindustrie, terwijl hij
ernstiger is dan in de vervoer- en daarmede verband-
houdende bedrijven.
* *
*

Om samen te vatten: de Commissie heeft dus zoo-
wel hetgeen door de werkgevers als hetgeen door de

arbeiders werd bepleit, ‘verworpen, doch het eerste
in grooteren omvang dan het laatste.
Zij
laat het
practische vraagstuk, waarvoor de eerstvolgende

maanden een oplossing zal moeten worden gevonden,
zooals
zij
dit heeft aangetroffen en laat de ontdek-
king van de tooverformule aan de industrie over. Zij

heeft de openbare meening geholpen door het ver-

strekken van talrijke
cijfers
en statistieken en heeft
door de krachge taal, welke zij gebruikte, de positie
van hen versterkt, die meenen, dat zelfs de desorga-

nisatievan’den kolenmijnbouw beter is dan het voort-gaan met het uitgeven van iandsgeld. Of zij per saldo

meer goed dan kwaad heeft gedaan zal een niet te

verre toekomst leeren.

WIJZIGINGEN IN DE OOSTENRIJKSCHE HANDELS-

EN BELASTINGPOLITIEK.

Dr. R. Kerschagl te Weenen schrijft ons:
Reeds bij de regeeringswrisseling in Oostenrijk in

Januari 1926 stond de kwestie der belastinghervor-

ming in het centrum van de discussie. Het aftreden
van clan Minister van Financiën, Dr. Ahrer, was ni.
het gevolg van het feit, dat zijn programma de meer-
derheid in het Parlement en ook van de Regeering
te ver ging. Het bedoelde, voor zoover uit hetgeen
ervan publiek werd valt af te leiden, in sterke mate

het bedrijfisleven te ontlasten en, dusdoende, de be-
lastingen zooveel mogelijk op de binnenlandsche con-
sumptie af te wentelen.

De nieuwe Minister van Financiën, de heer Koll-

manu, schijnt intusschen blijkens zijn opzienbarende verklaringen van 18 Februari een groot gedeelte van

dit programma, zij het ook in verzachten vorm, over-
genomen te hebben.
Reeds op S Februari zijn ter bevorderi.og van de
levendigheid ter beurze nogmaals enkele belastingen

verlaagd. De
effectenorn,zetbelasiing
werd
tot de helft
teruggebracht,.
Voor zaken in beleggingspapieren met
rabujtakarakter moet voortaan 1,2
0/00
betaald wor-
den. Voor alle andere 0.2
°
/
oo,
voor transacties in Oos-tenrijksche en Duitsch-Oostenrjksche staatsleeningen
slechts 0,1
0/00
effectenom.zetbelasting. Voor premie-zaken moet het dubbele worden voldaain. In aanslui-
ting op dee, den 15den Februari van kracht gewor-
den verlaging, hebben do banken per denzeifden datum
beslotn, de effect’enprovisie van 6 tot 4
0/00
te ver-

lagen en de ,,Ausfolgeprovision”, welke tot dusver
. re

betaald moest worden, ‘geheel af te schaffen.
In zijn rede in den Oostenrijkschen Nationalen
Raad van 18 Februari kondigde nu de nieuwe Oos-
tenrijksche Minister van Financiën in de eerste plaats, een reeks voorloopige financieele maatregelen aan: in
de eerste plaats verhoo ging van het invoerrecht op

suilcer
van 16 Goudkronen op 22 Goudkronen, wat
per kilo suiker rond 9 Groschen uitmaakt. Deze ver-
hooging is onvoorwaardelijk noodzakelijk, om-de Oos-
tenrijksche suikerindustrie te beschermen en betee-
kent tegelijkertijd den overgang naar een nieuwe aera
in de Oostonrijksche handelspolitiek, .waarover hier-
onder nader, welke politiek tot dusverre door de ge-
dachte van den zuiveren vrjhandel was geleid, doch
die op de laatste vergadering van den Volkenbond

een volledig fiasco leed, doordat do
bij
herhaling toe-
gezegde hul.p van den Volkenbond, om de andere erf-
staten der Oostenrijksch-Hongaarsche monarchie tot

17 Maart 1926

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN’

257

het. voeren van een analoge handelspolitiek te bewe-
gen, met een paar vragen zonder beteekenis en de

afwijzing
van iedere verdere krachtdadige hulp em-
cligde. De suikerinvoer. naar Oostenrijk was als ge-
volg van het lage recht in het afgeloopen jaar snel
gestegen, terwijl tezeifdertijd het met bieten bebouw-

de oppervlak in het huidige Oostenrijk van rond

20.000 HA. v66r den oorlog tot minder dan 5000 HA.

was gedaald. Aangezien echter van de suikerproduc-
tie als gevolg van de aânwending der bijproducten,

mei kproductie, graan- en vleesc’hproductie in hooge

mate afhankelijk zijn, bleek het onontkoombaar, de
genoemde maatregelen te treffen. Hierdoor is het

invoerrecht op suiker op dezelfde hoogte als het

Duitsehe gebracht. Ook de tweede financieele maatregel draagt in ster-
ke mate een handelspolitiek karakter. Ter bevordering
vati den uitvoer was tot dusverre aan de productie
een
uitvoervergoeding
van 40 pOt. der in het bin-
nenlanci op de goederen drukkende ,,Steuervorbelae-

tung” gegeven. Deze vergoeding wordt van nu af
aan tot 100 pOt. verhoogd: de vermindering aan
middelen, die hieruit voor de staatskas voortvloeit,
zal althans ten deele door een verhooging van enkele

tarieven, die voor cle goeclerenomzetbelastig zijn vast-
gesteld, worden gecompenseerd. In het bijzonder het
kleinbedrijf en de landbouw betaaiden tot dusverre
slechts zekere bedragen ineens, in plaats van de goe-
derenomze’tbelasting, wélke bedragen, naar aange-
I;ooiicl is,
vaak beneden een vierde van datgene ble-
ven, wat eigenlijk van hen te vorderen zou zijn. Hier
zal een zekere rectificatie, resp. verhooging plaats
vinden, om niet een te ver gaande en ongemotiveerde
begunstiging te handhaven. De genoemde exportiver-

goecliug is met terugwerkende kracht per 1 Maart
1926 in werking getreden.
Ter verbetering van den toestand der industrie,
zullen nog verdere maatregele in den vorm van
belastingvoordeelen
getroffen worden. Winst, voor
investeering gereserveerd, wordt op de totale winst
in mindering gebracht en over deze bedragen wordt
geen ,,Körpersohaftssteuer” berekend. Ter bevorde-
ring van de productietechniek wordt vrijdom van
invoerrechten ingevoerd voor machines ten behoeve
voor cle iridustrieele productie, die in het binnen-
land niet vervaardigd worden. Ook de bouw, speciaal
van arbeidorswoniugen wordt financieel mogelijk ge-‘
maakt.

Hiermede is echter ‘het belastingprogramma der
nieuwe Regeering nog niet uitgeput; veeleer zijn tus-
schen de partijen onderhandelingen aan den gang,
wreilce wellicht althans ten deele zullen voeren tot
een bevrijding der in’dustrieele pro’ductie van de las-

ten
der wericloozenondersteuning,
die thans vor
41. pOt. door de arbeiders en voor een even groot
bedrag door de werkgevers worden gedragen, en waar-
toe staat en gemeenten resp. 12 en 6 pOt, bijdragen.
Er
wordt thané naar een formule gezocht, die het mogelijk zal maken, het aandeel van den Staat en
vôSr alles van de gemeenten, – de laatste in het
bijzonder naar Engelsch voorbeeld – te verhoogen.

Ook de ,,Fürsorgeabgabe”,
die tot dusverre de indus-
trieën met 4%, de banken met
8/16
pOt. belastte, zal
thans geheel of ten minste gedeeltelijk worden op-
geheven. De middelen voor ‘beide maatregelen zou-
den door een verhooging van de goederenomzetbelas-
ting tot hoogstens het dubbele, derhalve van 2 töt
4 pOt. gemakkelijk zijn op te brengen, zonder ‘dat
aanmerkelijke prijsverschuivingen als gevolg daarvan te verwachten zouden zijn.
Het karakteristieke der genoemde maatregelen be-
staat in ‘de eerste plaats hierin, ‘dat gestreefd wordt
naar verbetering der eicportmogelijkhoden van de Oos-
tenrijksche productie ter vermindering van de werk-
loosheid. De tweede groep der te verwachten maat-regelen zal ongetwijfeld de, eerste door
handelspoli-
tieke maatregelen
completeeren. Discussies zijn gaan-
de over een reeks plannen van de eenvoudige ver-

hooging der meeste rechten bij besluit der Regeering
af, tot de opzegging van alle tot dusverre afgesloten

handelsve’rdragen toe. Een ding is echter zeker en
is ook reeds bij de onderhandelingen over een han-
deisverdrag met Hongarije gebleken’, ni. ‘dat Oosten-
ijk na het bijna volledige fiasco van zijn vrijhandels-

politiek der laatste jaren besloten schijnt, zijn “pro-

ductie voortaan door invoerrechten te beschermen.

Het resultaat der Oostenrijksche handelspolitiek, dat tot dusverre werd bereikt, is’ een deficit der handels-
balans van bijna 1 milliard goudkronen per jaar, een

gedeeltelijke -verdringing van de Oostenrjksche in-

dustrie, voor ‘zoover ‘zij zwak en tegenover het buiten-

land weinig tot concurrentie in staat is, van de bin-

nenlandsche markt en een systematische bestrijding
der Oostenrijksche industrie, voor zoover zij sterk is,

niet slechts door beschermende rechten,, doch zelfs
ten deele door direct prohibitieve rechten op de
markten der erfstaten. Het zou vanzelfsprekend veel
goedkooper en ook practischer geweest zijn, door den

uitbouw van een vrjhandelssysteem de economische gemeenschap der op hei gebied der voormalige Do-
naun)onarchic ontstane staten althans ten deele met
al haa:r voordeelen ‘te herstellen. Door een eenzijdige

tariefontwapening van den zwaksten staat, nl. Oos-

tenrijk, was dit resultaat tot dusverre in geen enkel
opzicht te bereiken, in het bijzonder
omdat,
gelijk
reeds vermeld, de oorspronkelijk toegezegde hulp van
den Volkenbond ten slotte slechts in volkomen krach-
telooze en zuiver platonische raadgevingen bestond.
Wellicht is. het mogelijk, door terugkeer tot het auto-

nome tarief en door het dreigen met een strijidtarief
niet een sterke afsluiting te bereiken, die overigens
onder de gegeven omstandigheden gedurende gerui-
men tijd wel een sterke verbetering der handelsba-
lans ten ‘gevolge zou hebben, ‘doch bij’ het sluiten

van verdragen ‘als concessie die vrijheid van handel
te verkrijgen, welke tot dusverre langs anderen weg
niet te verlcrijgen was.

AANTEEKENINGEN.

Indexcijfers van groot. en kleinhandeisprijzen
in Ned.-Indië.

• De maandstatistiek 1925 No. 13 van het Centraal
kantoor voor de Statistiek te Weltevreden bevat o.m.
het volgende:
Invoer.
Gedurende de eerste drie maanden van 1925 bleven
de prijzen der invoerartikelen vrijwel onveranderd op het-
zelfde peil als het gemiddelde van 1924. In April en Mei trad
een lichte daling op, die in Juli het laagste punt bereikte. De
maand Augustus vertoont een prijsstijgink van
rijst
en
whiskey
en overigens vrij sterke schommelingen, met als uitkomst een
stijging van één punt. In September is de
rijst
wederom ge-
stegen, doch het
meel
blijkt iets in prijs gedaald; de overige
prjsveranderingen zijn onbeduidend. In October en Novem-
ber zijn onder de levensmiddelen de
au8trali8che boter
en de
rijst,
onder de metalen het
lood,
onder de diversen de
gele hars
in prijs gestegen; enkele
textiele goederen
daarentegen zijn in
prijs gedaald.
Het algemeene indexeijfer voor den
geheelen invoer
stond
voor Februari en Maart op 185, hetzelfde cijfer als het ge-
middelde voor 1924, terwijl April 184, Mei en Juni 183, Juli
182, Augustus en September weer 183 en October en November
184 geven. –
Uitvoer.
Wanneer men bij de berekening van het algemeene
indexcijfer der uitvoerartikelen geen rekening houdt met het
artikel
huiden,
waarvan in de meeste maanden noteeringen
ontbreken, dan blijkt ook hier t/m. Maart stabiliteit te heer-
schen, hoewel van gevoeliger aard dan die, welke bij den invoer
werd gekonstteerd. In April en Mei is het indexcijfer vrij aan-
zienlijk lager en Juni ligt weder een punt beneden Mei. Juli en Augustus vertoonen over het algemeen, een stijging, die
evenwel door een voortgezette prijsdaling van
katjangolie
en een
reaktie in de
rubber prijzen
voor een deel weer opgeheven wordt.
In September zijn Ö.a. suiker, mais
en
katjan golie
in prijs ge-
daald, terwijl met name
peper
en
katjang idjoe
zijn gestegen;
het eindcijfer geeft een daling van drie punten. October en
November vertoonen een ander beeld. In October wordt een
prijsstijging van
rubber, peper, kapok
en
tin
slechts ten deele te
niet gedaan door een daling van
eer8tehands suiker
en van
koffie;
in November herstelt de
suiker
zich eenigzins, de
rubber

r

258

.

ECONOMISCHSTAT
T
STISCHE BERICHTEN
.

17 Maart 1926

bereikt een nieuw hoogte-record,
peper, kapok
en
tin
blijver
stijgen, en ondanks een scherpe prijsdaling van
kdpokpitten
bereikt het algemeene indexcijfer het hooge peil van 157.
De
rubber is
tusschen Jan/Febr. en Juli met ruim 240 % iii
prijs gestegen. Augustus en September vertoonen een vrij sterke
reaktie, terwijl de prijs in October weer even hoog is als in
Juli en in November zelfs aanzienlijk hooger.
De
theeprijzen
bewegen zich op een hoog peil en zijn het
laatste halve jaar zeer geleidelijk nog eenigzins gestegen.
Intusschen geldt het hier grootendeels nominale noteeringen.
De algemeene indexcijfers voor den geheelen uitvoer (zonder
huiden) badragen 150 (gemidd. 1924), 152 (Januari), 149
(Februari), 152 (Maart), 145 (April), 142 (Mei), 141 (Juni), 149
(Juli), 150 (Augustus), 147 (September), 151 (October), 157
(November).
Het algemeene indexcijf er voor in- en uitvoerartikelen
tezamen (zonder huiden) bedraagt 178 voor 1924, in April 175,
in Jum 173, in Juli en September 175, in October 177 en in
November 178.

Indexcijfers van kleinhandelsprijzen van verbruiksartikelen
van in- en uitheemschen oorsprong te Batavia.

In-
heemsch
1)

Uit-
heemsch
2)
Totaal

100 100 178
186
161 171 161
171
Februari

,.

…………
160 168

‘1913/14 ………..100

175 160 168

1923…………..193

161
169

.

161
169

1924………….180

Maart

,,

………..
April

,……………177

Juni

,………….
162 168

Januari

1925…………..180

Mei

,…………..176

.176

161 168
Augustus

,.

…………
162
169
September

,.

…………

.173

.

161
170

Juli


……………174

.176

162 169
October

,…………..177

.178

161 169
November

,…………..177
December.

,……………
.176
161 169
1)
17 artikelen.
2)
16 artikelen.

Xleinha?idelsprijzen.
Wat de algemeene indexcijfers betreft
vertoonen de kleiiihandelsprijzen over het geheel genomen een’
beeld van stilstand. Sinds ruim een jaar blijven de indexcijfers
voor de
‘aitheemsche
artikelen staan op 160 h 162 en sinds
Februari 1925 schommelen clie der
inheemsche
om 175, een’
vijftal punten beneden 180, het gemiddelde voor 1924. Het’
laagste cijfer dier inheemsche artikelen (173) ligt in Juni; het
hoogste (178) in September; October en November geven 177;
December geeft 176, ondanks de prijsstijging van rijst.
Passerprijzen.
In de jaren 1920— 1923 zijn ook de inheem-
sche voedingsmiddelen over het algemeen aanzienlijk in prijs
gedaald, terwijl de gemiddelden over 1924 in de meeste ge)

vallen op een iets lager of op vrijwel hetzelfde peil staan als die
over 1923. Een uitzondering op dit laatste maken
padi, rijst
en;
cassave.
Voor laatstgenoemd artikel trad reeds in den loop van
1923 een lichte prijsstijging op, welke zich in 1924 accen-
tueerde, terwijl
padi
en rijst
in 1924 vergeleken met 1923 niet
onbelangrijk in prijs zijn gestegen.
Over de eerste tien maanden van 1925 zijn de prijzen ge-.
middeld over vrijwel de geheele linie gelijk aan of een tikje
lager dan die van 1924: In November evenwel doet de invloed van de lange droogte en van den slechten padioogst in Midden

‘ Oost-Java zich reeds duidelijk gevoelen. Weliswaar is de
– nog altijd goediooper dan het jaar tevoren, doch
padi,
‘,na,s, czssave
(en vooral
ga plek), bataten, grondnoteiz
en
keclelee
zijn reeds min of meer sterk in prijs gestegen of althans duurder
dan in November 1924. Men kan dan öok voorspellen, dat de
gemiddelde prijs van 1925 vrij aanzienlijk boven dien van 1924
zal liggen.

De Algemeene R.-K. Werkgeversvereeniging
en het Verdrag met België. II (Slot).
1)

Wat Art. 1 betreft onthoudt de Oommissie zich

van een oordeel. Sleehts wijst zij’ n.a.v. dit Art. op
het belang van het feit, dat de verhouding Nederland-

België bij de totstandkoming van het Verdrag 1925

onder de zeggenschap •der groote mogendheden zal

uitkomei. Art. 2 (waterafvoer uit België door
N.-
Brabant en Z.-Vlaanderen) geeft de Commissie ‘geen

aanleiding tot opmerkingen en tegen Art. 3 (Vrije

scheepvaart op de wederzijdsche waterwegen) heeft
zij geen bezwaar.

De Commissie komt dan tot

Art. IV (verdeeld in 20 §).
De meeste bezwaren tegen het Verdrag geuit, vinden
hun oorsprong in dit artikel, dat beoogt het artikel IX
van.het Verdrag van 18391 te doen vervallen en daarvoor
in •de plaats te stellen een aantal andere, voor Nederland
veel bezwarender bepalingen betreffende liet Schelde-regiem.

§
1.
Om te beginnen stelt deze paragraaf vast, dat cle Wester-
Schelde en hare toegangen vanuit volle zee, alsmede de
Schelde beneden Antwerpen, vrij zullen zijn voor de vaart
van alle naties, uitgezonderd oorlogsschepen. De schepen
zullen gedurende hun doorvaart
noch vanwege België, noch
vanwege Nederland, ooit aan rechterlijke of adiniivistra-
ticve maatregelen onderhevig zijn.
Slechts omtrent de schepen welke bestemd zijn voor of
afkomstig zijn van de
eigen
havens, zullen beide landen
dergelijke maatregelen kunnen treffen, indien zij ieder voor
zich dit nuttig oordeelen.
Dit is de concrete inhoud van § 1.
Hieruit volgt, dat vreemde schepen, varende op de Wes-
tet-Sehelda, geheel aan de Neclerlanclsche territoriale rechts-
macht zullen worden onttrokken, hetgeen zonder meer een ,,jurid.isch monstrum” kan worden genoemd. Immers zoo-doende zal noch een
con-servatoir
(bijv. bij een aanvaring
door een 47reemd schip) noch een executoir (bijv. bij een
door •den Nederlaudsahen rechter tegen een vreemdeling-
scheepseigenaar gewezen vonnis)
beslag
kunnen worden ge-
legd, gezwegen nog van het geval, dat een misdaad aan
boord van- zulk een schip wordt of werd begaan. Onze
Commissie denkt hier voorts ook aan den smokkeihandel,
die door deze bepalingen zal worden begunstigd. Smokkel-
schepen zullen immers niet, evenmin als de andere sche-
pen, welke niet afkomstig zijn van of bestemd zijn voor
eigen havens, aan ee’nig onderzoek, oponthoud of belemme-
ring op wel’ken grond dan ook, onderworpen mogen worden.
Naar het oordeel onzer Commissie tast deze § de terri-
toriale -reohtsmacht van Nederland aan en is het de vraag
of hier, niet sprake is van een gedeeltelijke ,,overgang van
territoriale souverein.iteit” door de Mogendiheden in haar
bovengenoemde resolutie van 4 Juni bij voorbaat met he-

i) Voer 1 zie p. 212 in het No, van 3 Mrt.

Indexcijfers van 51 invoer- en 19 uitvoerartikelen in den groothandel te Batavia en Soerabaja.

Invoerartikelen. Uitvoerartikelen.
Totaal
groothandel.

Levens-
Textiel-
Metalen
8

Chemi-

Diversen
5

Totaal
Zonder
Met
Zonder
Met
middelen’
goederen
2
..
calien
4
.
huiden

huiden
huiden
huiden

1913…
100
100
100
100 100 100
100 100 100
lOO
1922…
176
211
181
153
176
186.
130
123 173
170
1923…
174
208
186 165
176
187 140 133 176
173
1924…
173
208
182 159
189 185 150
141
178 174
Januari

1925…
167
208
182 159
197 186 152

178

Februari


168
208
181
157
196 185 150

177


Maart


166

209
180.
157 198
185
152
144 179
176
April


163
207
173 157
199
184
145

175

Mei


162
207
175
153 199 183
142

174

Juni


162
206
175
152
199
183
141

173

Juli


162
202
175 152
2Q1
182
149

175

Augustus


166
202
170
154 207
183 150
142
176
173
September


168
202
173
148
207
183 147

175
October


169

201
173
151

.
209
184
151

177
-.
November


170
199

1

174 147
211 184
157
149
178
175
.1)
9. art.

2)

18
art.

8)
8
art.

4)
8
art.

6)
8 art.

17 Maart 1926

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

259

trekking tot een herziening als deze bij Verdragen van 1839 uitdrukkelijk uitgesloten.

§ 2.
Onze Commissie maakt Uw Bestuur opmerkzaam, dat
zij deze §, welke moet worden beschouwd in verband met
de navolgende § 8, een voor Nederland zeer nacleelige en be-
zwareude bepaling van het verdrag acht, (zooals zij meent
dat, het hierna te bespreken kanaal Antwerpen—Moerdijk een voor Rotterdam zeer nadeelige, aan België toegestane
concessie kan worden genoemd). § 2 luidt als volgt: ,,De Hooge oontraeteerende partijen beschouwen het als
een hooldbeginsel, (lat de Wester-Schelde met hare toegan-gen vanuit voile zee, alsmede de Schelde beneden de haven-
inrichtingen van Antwerpen, wat de bevaarbaarheid betreft,
ten allen tijde moeten beantwoorden aan de eischen, welke
zoowel door den vooruitgang van den scheepsbouw als door
(le toenemende behoefte van de scheepvaart worden gesteld.”

§8 aldus:
:[eder der heide Staten zal de
kosten., van onderhoud en
van bediening dragen van., zijn, gedeelte van den waterweg.
Het onderhoud en de bediening van den waterweg om-
vatten den dienst van de betonu.ing, verbakening en ver-
lichting overeenkomstig de aangehechte lijsten van ton-
nen, bakens en lichten, alsmede de uitvoering van alle ver-ken, met uitsluiting van de werken landwaarts van de ban-
dijken, welke ten doel hebben
den waterweg te houden in den staat van bevaarbaarheid overeen.konsstig de aange-
hechte kaart in drie bladen.
De beide Stajen aullea zich nader verstaan omtrent
ieders aandeel in de niet onder alinea 1 van deze para-
graaf begrepen kosten, waaronder mede zijn te verstaan
de meerdere koeten, van onderhoud en bediening, welke
het gevolg zullen zijn van de werken en maatregelen, waarop (lie kosten betrekking hebben.
])e ,,toelidhtende memorie’? (welke door de beide regee-
ringen is onderteekend en dus voor het juist begrip van
den inhoud van liet Verdrag van groot belang is), zegt,
(lat hetgeen §
S
bedoelt met ,,onderhoud en bediening” neer-
komt op het houden van den waterweg in zijn tegenwoor-
digen staat van verlichting en bevaarhaarheid. Voorts zegt
de toelih’tende memorie ten deze het volgende:
,,De bedoelde werken zullen bestaan, behalve in de op-ruiming van wrakken in liet betoude vaarwater, in de uit-
voering van het baggerwerk, noodig om de doorgaande
vaargeul voor de groote scheepvaart in den tegenwoordi-
gen staat van bavaarbaarheid te lioudën.
Partijen zijn het er over eens, dat Nederland aan zijne
verplichtingen
uit dien i16ofde
voldoet
als het
de kosten
draagt
van baggerwerk in zijn gedeelte, nooilig om het aan
vaartuigen, welke bij den
op de kaart aangepeven toestand
de geheele in het vorige lid bedoelde vaargeul op en af
kunnen varen, .moelijk te maken zulks onder gelijke voor-waarden van veiligheid en gemak te blijven doen.”
Zooals ‘Uw Bestuur uit deze § 8 en de Toelichting daarop
kan lezen, wordt de
omvang der verplichtingen, welke Ne-dcrland
hierin op zich neemt, bepaald door een
,,kaart
in
drie bladen”. Naar het inzicht onzer Commissie ware liet
logisch indien deze kaart reeds nanstonds tegelijk met het openbaar worden van dit Verdrag, zonde zijn overgelegd.
Echter heeft tot heden toe niemarul – hebben ook de leden
van ons Parlement niet – inzage kunnen krijgen van deze
kaart.
Onze Commissie stelt
Uw
Bestuur voor, den Minister te verzoeken, zoo spoedig, mogelijk openbaarheid te willen
geven aan dit, voor een juiste bcoordeeling dezer § 8 on-
inisbare stuk.
Maar gesteld zelfs, dat deze kaart is samengesteld zoo-danig, .dat daaruit een vooropgezette bedoeling duidelijk
blijkt, om de Nederlandselie verplichtingen zoo min beawa-
rend mogelijk te onilijnen, dan zal naar het oordeel onzer
Commissie daarmee toch geenszins aan de groote bezwaren
tegen deze bepalingen zijn tegemoet gekomen. Ook dan
blijft (leze regeling in
beginsel
voor Nederland zeer moei-
lijk te aanvaarden.
Terwijl immers de tot nog toe van
Belgische zijde
ver-
langde maatregelen van ,,onderhoud en bediening” door
België
worden bekostigd, zal ten gevolge van de nieuwe
regeling Nederland voortaan op eigen kosten de Schelde
bevaarbaar moeten houden, vrijwel uitsluitend tea bate van
Antwerpen. Daarenboven zullen misschien ter uitvoering
van deze § 2 maatregelen moeten worden genomen – ten
bate van België -, welke voor het aangrenzend polderland
– Nederland’soh gebied – zeer nadeelig zijn.
De omvang der verplichtingen, welke Nederland in deze
§ 2 op zich neemt is’ feitelijk niet te overzien. Het is be-
kend, (lat hodemversehuivingen en veazandingen in de
Schelde geregeld plaats vinden. (De Commissie illustreert
dit nan een recent geval). De Belgische regeering zal

in de toekomst, steunende op dit Verdrag en met de ,,kaart
in drie bladen” in de hand, instandhouding van den op
die kaart aangegeven vaarweg kunnen eisehen, terwijl dit misschien voor Nederland ten gevolge van dergelijke ho-
demversehuivingen en verzandingen, enz. in de Schelde,
schier onmogelijk of niet dan met zeer groote financieele
lasten uitvoerbaar zal zijn.
Onze Commissie vraagt Uw Bestuur, den Minister nog
eens opmerkzaam te willen maken op de door onze Orga-
nisatie herhaaldelijk bepleite en door de regeering meer

malen erkende wenscheljkheid van verlaging der zoo druk-
kende directe belastingen; de geldelijke verplichtingen, wel-
ke Nederland in dit Verdrag op zich neemt, zullen er greo-
telijks toe kunnen bijdragen, de aangekondi
g
de regeerings-
plannen t.o.v. belastingverlaging goeddeels illusoirte maken.
Ten slotte kan onze Commissie hieraan nog toevoegen,
dat zij zich wel rekenschap heeft gegeven, dat een onthef-
fing van België van deze financieele lasten in eenig op-
zicht een versterking van Nederland’s staatkundige positie
tegenover België tot gevolg zal hebben. Men kan nI. zeggen
dat deze ontheffing een krachtige staatkundige reactie he-
teekent op de Belgische eisehen voor alleen-zeggenschap op
de Scheldé en ook op de nieermaden – ook van Nederland-
sehe zijde – voorgestelde oplossing van het Scheldevraag-
stuk, in de richting van een internationalisatie van de
Schelde (waardoor dit water staatkundig mt de open zee
gelijk ‘zou worden gesteld).
Het volledig dragen der kosten van onderhoud en
bediening kan een bewuste demonstratie van het Souve-
rein eigendomsrec.ht van den Nederlandschen Staat op dit
grondgebied worden genoemd.
i)

Mocht de Nederlandsahe regeering met art. IV § 8 inder-
daad vooral hebben beoogd de Nederlancische souvereiniteit
op de Schelde te demonstreeren, dan vraagt onze Commis-
sie zich af, hoe dezelfde regeering dan eveneens haar goed-
keuring ‘heeft kunnen hechten aan andere artikelen van
dit Verdrag, welke min of meer een aantasting van die
Souvreiniteit beteekenen. (Onze Commissie denkt.ihier aan
de bovenbesproken § 1 van art. IV en aan de hierna te be-
spreken §§ 3, 4, 5 en 6 van art. IV).
Onze commissie meent, dat de oplossing van het vraag-
stuk van ht onderhoud enz. der Schelde in geheel andere
richting zou moeten worden gezocht.
Naar haar inzicht zouden de bepalingen van dit Verdrag,
welke op dit vraagstuk betrekking hebben, kunnen wor-den vervangen door een of meer artikelen die inhouden,
dat de Nederlandsche Staat bereid is, onder nader te noe-
men voorwaarden,
concessie
te verleenen tot het verrich-
ten van die werken, welke moeten dienen tot onderhoud
en bediening vad het Nederlandsch gedeelte der Schelde. Hetzij ekn dergelijke concessie van Belgische zijde zal
worden aanevraagd door den Belgischen Staat, door een
prticu1iere maatschappij of een lichaam waarin b.v. de Belgische Staat voor het grootste deel het kapitaal ver-
strekt, in ieder geval wordt dan bereikt, dat èn de Neder-landscho souvereiniteit behouden blijft en zich afdoende
demonstreert, èn dat de kosten zullen worden gedragen
geheel of grootendeels door degenen, ten wiens behoeve de betrokken werken moeten verricht worden.
Ofschoon onze Commissie zich beivust is, dat een regeling
als hierboven beschreven in beginsel vrijwel lijnrecht tegen.
overgesteld is aan die, welke in het Verdrag voorkomt,
meent zij Uw Bestuur toch te mogen vragen, de aandacht
van den Minister op de wensehelijkheid van een zoodanig
concessie-stelsel te willen vestigen.

In de §§ 3, 4, 5, 6 en 7 wordt voorts lbehandeld de instel-
ling van een ,,commissie van beheer” ter behartiging van
de belangen van de scheepvaart op de Schelde. (Volgt een
overzicht van samenstelling en werkwijzen der Commissie).
Het feit, dat in plaats van de commissie van toezicht van
het Verdrag van 1839 een dusdanige ,,comlnissie van be-
heer” tot stand zal komen, brengt practisch mede, dat de
Nederlandsohe regeering na totstandkoming van dit Ver-
drag in laatste instantie niet meer Vrij zal zijn te beslis-
sen omtrent alles, wat deze ,,commissie van’ beheer” te
regelen zal krijgen. Indien immers de Nederlandsche regee-
ring met de Belgische niet tot overeenstemming zal kunnen
komen en op haar stuk blijft staan, dan kan de Belgische
regeering een definitieve beslissing vragen -aan een scheids-
gerecht, hetwelk bestaat uit vijf leden, van wie slechts én
Nederlander is. Zoo zullen ten slotte buitenlanders als be-
slissende scheidsrechters worden gemeng(I in Nederlandsehe
waterstaatsbelangen, welke toch zoo eigenaardig zijn, dat
een vreemdeling hierin zee goed als zeker geen juist inzicht
zal kunnen krijgen.
Waar voorts de beslissingen van dit scheidsgerecht

i) Zie de ,,Mem. van Toe!.” blz. 4, al. 3.

260

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

17 Maart 1926

uiteraard Nederlandsch grondgebied zullen betreffen, ieeut
onze Commissie, dat bovengenoemde regeling een
aantasting
van de Sonvereiniteit
beteekent.
Indien de Nederlandsche regeering hare concessies i.z.
het door Nederland volledig dragen der kosten van onder-
houd etc. der Schelde – welke kosten onze Staatsuitgaven zoo enorm zullen verhoogen – wil rechtvaardigen met het
motief, dat deze concessies juist een bewuste demonstratie
van haar Souvereiniteit beteekenen, dan zal naar het in-
zicht onzer Commissie, haar kunnen worden tegengewor-pen, dat deze Souvereiniteitsgedachte dan toch in dit Ver
:

drag niet consequent is volgehouden, gezien mede deze § 3,
4, 5, 6 en 7 betreffende het beheer der Schelde.

§
9.
Deze § handelt over het loodswezen op de WésterSchelde.
Onze Commissie moet Uw Bestuur van haar groote ver-
tvondering doen blijken over de wijze waarop dit geregélci
is. Wel heeft deze § het voordeel, dat zij de concurrentie
tusschen Hollandsche en Belgische loodsen, welke thans op
ongewensehte wijze wordt uitgeoefend, aan een regeling
onderwerpt.
De bepaling omtrent ‘het bedrag der loodsgelden op
de Schelde naar en van Antwerpen, nl. dat zij niet hooger
mogen zijn dan uit of naar zee, naar en van R
o
tt
er
d
a
m,!

is hoogst onbilljk, zoowel omdat de afstand van Antwerpen
naar zee veel grooter is (lan van Rotterdam naar zee, als-
ook omdat het Verdrag niet verbiedt dat de loodsgelden
Antverpen-zee wel minder mogen zijn dan Rotterdam-zee.
Dit is een volslagen be’voordeeling van Antwerpen boven
Rotterdam.
Daarenboven wordt door deze bepaling het loodswezen.
op
den Nieuwen Waterweg
in dit Verdrag betrokken, het-
welk toch zeer zeker buiten het kader van een Nederlandscit-
Belgisch Verdrag valt.

§11.
§ 11 bepaalt dat de uitoefening van de visscherj en den
vischhaadel op de Schelde op den voet van een volkomen wederkeerigheid en gelijkheid ten behoeve van de ouder-
danen van beide landen zal worden geregeld.
Wanneer dit zou beteekenen dat de visscherij op Ooster-)
en Wester-Sohelde voortaan ook door Belgiscle siisschers,
zou mogen worden uitgeoefend, zou dit der Nederlauctsche –
visscherj aldaar onberekenbare schade berokkenen.
Onze Commissie heeft tegen deze § dan ook bezwaar,
omdat niet duidelijk blijkt of dit is bedoeld en deze conse-
quentie er zeer goed uit ken worden afgeleid. –

Art. VI en VII.

Na een overzicht van den voornaamsten iühoud de-
zer artt. schrijft de Commissie:
Ad artikel VII § 1 België krijgt het recht tot het çjra-i
ven van een kanaal Antwerpen—Ziloerdijk. –
Het is genoegzaam bekend, dat de ontwikkeling en bloei’
van Rotterdam voornamelijk daaraan te danken is, dat
deze stad over
1
een uitstekende Rijnverbinding met het ech-
terland beschikt. Als Rijnhaven had Rotterdam dan tot int’
toe ook een voorsprong boven Antwerpen.
De reeds bestaande Westelijke verbinding van Antwer-
pen met den Rijn (de kanalen door Walcheren en Zuid-
Beveland) blijken thans België niet voldoende te zijn: liet
wil door aanleg van een kanaal Antwerpen—Moerdijk den
voorsprong, welken Rotterdam door zijn gunstiger ligging
– aan de monding van den Rijn – heeft, zooveel moge-
lijk te niet doen en verkreeg voor deze plannen de toezeg-
ging van volledige medewerking der Nederlandsche regee-
ring. Indien dit kanaal tot stand komt, zal de vaart van
den Rijn naar Antwerpen aanzienlijk worden hekort en
bovendien veel veiliger worden, omdat dit kanaal doorloopt
tot in het Antwerpsche havengebied, zoodat de scheepvaart
dan de vaak moeilijk te bevaren Zeeuwsche strooman zal
kunnen vermijden. Daarenbovenzal .dit kanaal aan zeer
hooge capaciteitseischen moeten voldoen. (Art. VI § 3).
Onze Commissie meent, dat dit kanaal Rotterdam inder-
daad grootendeels zal berooven van de natuurlijke voor-
deelen, t.o.v. de Rijoverbindiug, welke deze stad hoven
Antwerpen heeft en dat ook Amsterdam noodwendig den
terugslag hiervan zal moeten ondervinden.
Maar zelfs indien men van meening zou zijn, dat dit
kanaal een dergelijk verregaand effect niet zou hebben, dan
moet toch in elk geval worden toegegeven, dat ontwijfel-baar vast staat, dat Nederland zeer zeker geen
voordeelen
van dezen waterweg zal hebben te wachten. Niettemin zal
Nederland voor den aanleg van dit kanaal groote opper-
vlakten van zijn grondgebied moeten opofferen, zal het
eveneens aandeel in de kosten van onderhoud en aanleg
moeten nemen, terwijl geen tollen of -heffingen op dezen
waterweg ter compensatie van de onkosten zullen mogen
worden geheven.

Naar het oordeel onzer Commissie zal ook ten gevolge
van toezegging van de Nederlandsche regeerinj België al-
leen voordeelen, Nederland alleen nadeel kunnen onder-
vinden.
Onze Commissie wijst er Uw Bestuur voorts op, dat, moch-
ten de plannen voor dit kanaal onverhoopt verwezenlijkt
worden, aan Nederland toch tevoren zeker zal moeten voi’
den
gewaarborgd,
dat het medezeggenschap zal hebben over
den loop van dit kanaal in verband met het belang der in
die streek liggende Nederlandsche -gemeenten.

Ad artikel VI § 2.
Ad artikel VII § 2 en S.
Nederland stemt toe in een Rijn—aas—Scheldeka.
naal;
verbetering van het kanaal Luik—Maastricht;
verbetering van de Zuid-Willemsvaart;
Nederland stemt toe in een kanaal Maasbracht-
Neeroeteren.
lildien de kanalen tot stand komen zullen Zuid-Lim-
burg, een deel van Noord-Brabant, Luik en omstreken en
een deel van het West-Duitsche industriegebied, tot nu
meerendeels achterland van Rotterdam, tot achterland van
Antwerpen worden. Dit zal tot gevolg hebben, dat de ka-
naalwerken in Limburg, die thans worden uitgevoerd en
waarvan de aanleg,is ondernomen om Limburg een goede
waterverbinliug te bezorgen met Noord-Nederland, een
groot deel van hunne -beteekenis zullen verliezen. Onze
Commissie kan er anderzijds echter op wijzen, dat Zuid-
Limburg en ‘het Zuid-Oostelijk gedeelte van N.-Brabant door
deze kanalen een -reohtstreeksehen waterweg met Antwer-
pen z-ullen verkrijgen.
Wanneer beide kanalenplaiiuen (de verbinding van Maas-
tricht naar de Waal, welke thans in uitvoering is en de
in dit Verdrag genoemde kanalen) zullen zijn uitgevoerd,
zullen Limburg. en Oostelijk Noord-Brabant door uitste-
ken de waterwegen verbonden worden zoowel met Rotter-
dam als met Antwerpen.
Voor deze gedeelten van ons land beduiden de in dit
Verdrag genoemde kanalen naar het inzicht onzer Commis-
sie ongetwijfeld een vooruitgang.
Vanuit nationaal oogpunt beschouwd is het echter dle
vraag of men kan zeggen, .dat dit voordeel opweegt tegen
hetgeen van de tot standkomiug van deze kanalen tevens
het gevolg zal zijn: dat nI. het scheepvaartverkeer uit Lim-
burg, een deel van Noord-Brabant, Luik en een deel van het
West-Duitsche industriegebied van -de Nederl andsche havens
zal worden afgeleid naar Antwerpen.

Ten slotte vraagt onze Commissie Uw Bestuur, de aan-
dacht van den Minister te willen vestigen op de belangen
van Nederland’s derde zeehaven
Terneuzen.
Terneuzen heeft als zeehaven beteekenis gekregen sedert
de doortrekking van den vpoorweg van Geut tot Terneu-
zen en het aanleggen van den spoorweg Mechelen—Terneu-
zen, die in 1871 werd voltooid. Daar België, Luxemburg,
Noord-Frankrijk en Zuid-Duitschiand het achterland der
haven Ternetizen vormen, is de7e zeehaveu geheel afhan-
kelijk van maatregelen der Belgische -regeering, omdat voor
af- en aanvoer -der ladingen gebruik gemaakt moet worden
van Belgische spoorwegen. –
Tot het uitbreken van den oorlog werd de zeehaven Ter-
neuzen ten opzichte van -de door de Belgische regeering
ingestelde speciale tarieven voor uitvoergoederen over ‘het
algemeen gelijk gesteld met de Belgische havens. Toen na het eindigen van den oorlog de Belgische regeering de uit-
zon deringstarieven opnieuw invoer-de, werd Terneuzen van
dit voorrecht uitgesloten.
Wel heeft Belgie• aangeboden die uitzonderingstarieven
ook weer aan de haven Terneuzen te ‘verleenen, maar onder
voorwaarde, dat deze alleen voor Terneuzen met 10 pCt.
zouden worden verhoogd. Door die voorwaarde was de con-
cessie niet te aanvaarden, daar cle spoorwegvrachten naar
Terneuzen alsdan – hoewel aanzienlijk verlaagd ten op-
zichte van het gewone tarief – toch nog juist zoo -hoog –
zouden blijven, dat de Belgische -havens hun voorrang -be.
hielden.
Het is een niet te weerleggen feit, dat Terneuzen zich
van dé voor deze haven zeer nadeelige gevolgen van den
oorlog onmogelijk zal kunnen herstellen, indien de tarieven,
die voor de Belgische havens gelden, ook niet voor haar
van toepassing zijn.
1
De gemeente Terneuzen is daarenboven thans genood-
zaakt groote bedragen te besteden aan werkloozen-uitkee. ringen, noodig ten gevolge van de werkloosheid, die indi-
rect grootendeels verciorzaakt wordt door het feit, dat voor Terneuzen de speciale spoorwegtarieven niet gelden!
Van 1919 af hebben de organisaties van belanghebben-
den te Terneuzen herhaaldelijk den steun ingeroepen onzer
regeering,’ om van België te verkrijgen, dat de verhouding

17 Maart 1926

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

261

België—Terneuzen op bevredigende wijze zou worden vast-
gelegd. Tot nu toe heeft de regeering geen •noemenswaar-
dige resultaten in deze kunnen bereiken.
De. regeering heeft meermalen aangevoerd dat zij geen
rechten
te dezer zake doet gelden tegenover België: er
moest een beroep gedaan worden op de welwillendheid van
België en afgewacht moest worden tot België zelf aan onze
regeering een of meer gunsten zou vragen of van haar zou
bedingen, maar de Nederlandsche, regeering heeft daarbij beloofd, de belangen van Terneuzen dan vôÖr alle andere
verlangens van Nederlandsche zijde te zullen bepleiten. Het kan geen bevreemding wekken, dat de belanghebbenden nu
ten zeerste zijn teleurgesteld, aangezien blijkens het trac-taat door België veel is gevraagd, haar veel is toegestaan,
doch wederkeerig zeer weinig is
vasig

elegd
tea bate van
Neclerlandsche belangen, met name voor de haven van Ter-
neuzen
niets.
Gezien het feit dat de aan België toegekende
zeer groote voordeelen, met niet geringe financieele ver-
plichtingen van Nederland voor het maken en onderhouden
van werken te» bate der Belgische havens, Antwerpen en
Gent, mocht toch zeker als tegenhanger een bevredigende
regeling voor de haven van Terneuzen niet ontbreken.
De situatie is immers welbeschouwd zoo, dat bedoelde
Belgische havens waterwegen noodig hebben over Ne’Jer-landsch gebied, de Nederlanclsche haven Terneuzen land-
vegen noodig heeft over Belgisch gebied.

MAANDCIJFERS.

RIJKSPOSTSPAARBANK.

JANUARI
1

1924
1925
1

1926

Inlagen …………
f

12.005.431f
11.549.375
f

11.648.925
Terugbetalingen

,,

10.880.287
,,

10.995.687
,,

10.212.776
Tegoed der inlegger
„299.075.297 ,,299.963.930
,,305.395.963
Nom. bedr. der uitst.
staatsscbuldboekj es
,,

44.988.800,, 43.492.650,,
42.011.950
Spaarbankboekj es:

op ultimo … … …

op ultimo . …. ….

gegeven
13.445
14.532
13.992
Aantal nieuw uit-

Aantal

geheel

af-
betaald
7.623
8.557
7.058
Aantal in omloop
op ultimo
1.959.751
1.974.343
1.992.887

PRODUCTIE DER STEENKOLEN-, BRUIN-
KOLEN- EN ZOUTMIJNEN.
(Gegevens verstrekt door den Hoofdingenieur der mijnen.)

T. Gezamenlijke Steenkolenmijnen.

Dec.
Jan/Dec.

1

Jan./Dec.
1925 1925 1924

Netto productie in tonnen.

655.819
7.116.579
6.179.007 23.805
268.413 297.461,5
waarvan kolenslik ………
Aantal normale werkdagen

25
303
304

ii. Bruinkolenmijn ,,Carisborg”.

Dec..
Jan./Dec.Jan./Dec.
1925
1925 1924

Netto-productie in tonnen..
16.751
207.25
191.206
Aantal normale werkdagen
25
302 305

III. Zoutmijnen.
(Kon. Ned. Zoutindustrie te Boekelo.)


Dec.
1925
Jan./Dec.

1

1925
Jan/Dec.
1924

Afgeleverd:
Geraif. zout ………(ton)
2745,5
32.702,15 31.081,30
Industriezout

……
.
52,5
490
345,6
•Afvalzout

……….(

,,
)
122,4
1.557,2
1.228,05
Aantal normale werkdagen
25
304
306

Arbeiders.

Gezamen-
Bruin-
Aantal.
Iijke
Steenkolen-
kolenmijn Zoutmijnen


mijnen

,Carisborg”

1
Januari 1926
{

8.4211)
109 103
……….
2 2.6102)

1 Januari 1925
.{

8.1561)
136
91
………..
21.9872)
1)
bovengronds.
2)
ondergronds.

EMISSIES
IN
FEBRUARI
1926.*)

Prov. en Gemeentelijke Leeningen.
f
17.693.500,-
zijnde:
Drenthe
f 700.000,– 4

0
/0
obi. t 99
0
/0
1
)
Dordrecht
f
1.400.000,_ 41j
0/

obi.
t 98y,
0/0
2).

Rotterdamf 12000.O00,— 43,

O/

obi.
t

97
6

0/
5
3)
.

Utrecht
f
4.000.000,— 4

o/

obl. t
97

o

Industrieele Ondernemingen ……,,
8.625.000,-
zijnde:
Duitse hiand
Obligatiën
Rhein Elbe–Union
$
3.500.000,_ 7oj
obi.

t 94
ø,’
.

……

f.
8.225.000,-
Nederland
Aandeelen
N.V. Victoria, Egypti-
sche Cigaretten-Mij.

f
400.00,

aand. t
100
0/. …………

,,

400.000,-

Rubber-Maatschappijen

……….,,
175.000,-
zijnde:
Aan deelen
Cultuur-Maatschappij ,,Nieuw Tjisa-
lak”
f 100.000,_ aand. t 175 o/
4).

Diverse Cultuurondernemingen …. ,,
2.800.000,-
zijnde:
Aandeelen
Cultuur.Maatschappij

,,Tjilangkap”

f
800.000,– aand. t 100
oi

S,.

f

800.000,-
N.V. Koloniale Cultuur.
Comp.
f
1.000.000,_
aand. t 200
0/
…..,, 2.000.000,-

Diversen ……………………,,

248.750,-
zijnde:
Obligatiën
N.V. Bussumsche Waterleiding-Mij.

f
250.000,_
5
oi
o
obl. t 99 °/o
5).

Totaal….
f
29.542.250,-

Totaal der emissies in Januari….
f
124.766.250,-
Februari . . ,
29.542.250,-

Algemeen Totaal.
. f
154.308.500,-

0) In de emissiestatistiek over December 1925 in het
No. van 27 Januari jl. is voor de emissie van het Kali.
syndicaat ten beloope van £ 700.000, £ 1.000.000 in reke-
ning gbracht, zoodat men voor het bedrag der indus-
trieele emissies in plaats van f26.518.875,— moet lezen
f 23.098.875. Het totaal der emissies in Dec. 1925 bedraagt
dus f40.734.656,25 in plaats van
f
44.154.656,25. 1» ver

band hiermede moet ook op pag. 113, eerste kolom, 8ste
regel v. b. voor f 116.735.000 gelezen worden
f
113.315.000.
Hiervan
f

100.000,—
bestemd voor conversie.
1.313.000,—
1 ].100.000,_

,;
Introductie ter beurze tegen 175 0/, (eerste koers van
afgifte).
Deze leening diende geheel voor conversie.
991
4 °/o 15
de inschrijvingskoers voor houders van oude obligatiën.

Voorts werd in Febr. de inschrijving opengesteld op de
volgende obligatieleeningen:
Rente- Emissie-
Guldens voet koers
R.K. St. Agnes Hospitaal te Bociolt 300.000 S
o/
100 0/
Abdij der Paters Benediktijnen te
Lambach …………………..250.000 .8 /0

990
Institut der Englischen Frtulein
,St. Mariae te Mainz …………250.000 8 o/

100 /0
College E. E. P. P. Franciscanen te
Sittard ……………………300.000

5 0/0

97°i
Abdij der Benedictinessen te Herstelle
a. d.Weser ………………..110.000 8 0/
0

100 o/
Schifferkindrheim St. Joseph te
Duisburg ………………….330.000 8 o/

99 oj
R.K. Kerkbestuur der Parochie van
den H. Aloysius te Utrecht …. 200.000 5 Of . 99
Vereen. v. d. H. Catharina v. Senen
te Voorschoten ……………..300.000 5 0/

94
0
10
R.K. Kerkbesturen der Parochie v. d.
H. Bonifacius en de H. Antonius

– van Padua te Dordrecht ……..270.000 5 /0

99
‘I
E. E. P. P. Franciscanen te Breslau 200.000 8 0/ 100 0/0

262

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

17 Maart 1926

STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN.

N.B. ** beteekent: Cijfers nog niet ontvangen.

GELDKOERSEN.

BANKDISCONTO’S.

Ned

rB’ir.

c.Wissels. 3
3 Oct.’25
Zwits. Nat. Bk.
3*22
Oct.’25

Bk
Binn.Eff4
3 Oct.’25 N.Bk.v.Denem. 5
7Sept.’25
rsch.inR.C.5
3 Oct.’25
ZweedscheRbk 4
8 Oct.’25
JavaheBank….
4*20
Oct.’24 Bankv.Noorw. 6
12Jan.’26
Bank van Engeland 5
3
bec.
’25
Bk. v. Tsjecho. Duitsche Rijksbank 8
12Jan.’26 slowakije . . 6
13Jan.’26
Bank v. Frankrijk. 6
9Ju1i’25
N.Bk.v.O’rijk. 8
28Jan.
1
26
Belgische Nat. Bnk.
7r11
Mrt. ’26
N. Bk. v. Hong. 7
22 Oct.’25
Fed. Res.BankN.Y. 4
7Jan. ’25
Bank v. Italië. 7
17Juni’25
Bank van Spanje.. 5
23Mrt.’23
Z.Afr.Res.bnk 5

OPEN MARKT.

1926
11

1925 1924

11

1914

13Mrt
t

8-13
1-6
22-27
9-14
1015
20-24


Mrt.
Mrt.
Febr.
Mrt. Mrt.
Juli

rdam

:.disc.
2
3
/4
2
5
/9.
1
3/16
2
3
156-
3
/4
2-11
4

1
7
18-2
4718
3I8116
ng.
n
2
1
12
212-3
211
3
3/
4

2-2112
1
1
142
44/
4
5I/
4

2114.3/4

Daggeid ..

3-4

3-5

3314-4112 331
4
.4

2
3
/4-4

12112

1
3
14-2
Partic.disc. 4181’16 4
5
116-116 4
1
i16
3
18
4
1
/16_
1
j8
4
1
/2.
9
116
3
1
19.
3
119
211
4
.3/
4

Berlijn
Dageld ..
5-6
1
1
56
1
12
5-8
413-8

– –
Partic. disc.
30.55 d…
5
5
5
5
-1
/s

– –
56-90 d…
5
5
5
511
– –
23181I2
Waren-
…..,….I
.21I.11_
2211
4

11.
Al
2.

1!
C1L
‘I4I2

“114

“l4IZ

‘-‘Il


New Yok1)
Cali money 411
4
_1/
3

4.3/
4

41/
3
511
4

5.3/
4

4.511
4

4.314

1314-24;
Partic. disc.

3314

314

331
4

331
4

33/
s
I


1)
Cali money-koers v. 12 Mrt. en daaraan voorafgaande weken t/m. Vrijd.

WISSELKOERSEN.

.

.’

KOERSEN IN NEDERLAND.

1
New ‘Londen
1
Berlijn
t
Parfs BrussellBatavlal).
Data

York’)

1

1

9 Maart1926 2.49
7
/16 1
2
.1
2
*
59
.
38
*
9.06
11.33*
100%
10 ,,

1926 2.497/
16
19
.
13
* 59.
41
* 9.10
11.34*
100%
11 ,,

1926 2.49
7
/
16
12.13-
59.42*
9.06
11.34*
100%
12 ,,

1926 2.495/
8

12.13*
59.43

9.07*
11.34 100%
13

1926 –

12.14 59.44

9.07 11.34 100%
15

1926 9.49
11
/

12.13* 59.44

8.97*
10.25 100%
Laagsted.w.’) 2.493j

1
9.11* 59.36

8.97 10.- 100
Hoogste d.w’) 2.493, 12.13j 59.469.20 11.35 100%
8Maart1926 2.496/
16
1
2
.
11
*
59
.
3
6* 8.95
11.33
100w
1 ,, 1926 2.49% 12.14 59.471 9.25 11.35 100%
Muntpariteit 2.48%

12.10 59.26 48.- 48.- 100

Data

se7ad Weenen Praag Boeka- Milaan Madrid

9 Maart1926
48.02;
35.17%
7.38 1.06
10.-
35.12*
10

1926
48.04
35.1734
7.38
1.06
10.02*
35.18*
11

1926
48.06 35.20
7.38
1.05
10.02 35.19
12

1926
48.0334
35.20
7.38
1.05
10.02*

35.19
13

,,

1926
48.06 35.15
7.38
1.05


15

,,

1926
48.06
35.20
7.39 1.05
10.02
35.02
Laagsted.w.’)
48._
35.10
7.37 1.02 9.98
35
.0
7
*
Hoogste d.wl)
48.07 35.25
7.41
1.12*
10.04
35.25
8 Maart1926
48.02
35.15 7.38
1.07*

9.96

35.12*
1

,,

1926
48.06%
35.20
7.40
1.07′
10.03*

35.20
Muntpariteit
48._
35.-
50.41
48.-
48.- 48.-

Data
Stock-
holm
8
)
Kopen
hagenl)
Oslo)
1

Hel-
1
sing
1
fnr.
12
1
Buenos-
1
Alrei
1)
Man-
treal’)

9 Maart1926 66.85
64.72*
53.65 . 6.271 100% 2.48%
10

1926 66.90 64.80 54.05

6.27*
100% 2.485/
5

11

1926 66.90 64.95 54.20

6.27*
1003 . 2.485/5
12 ,,

1926 66.95 65.65 54.45

6.27* 9934

2.4834
13

1926
66.97*
65.60 54.45

6.27*
99%

2.48%
15

1926 67.- 65.50 54.171 6.28

988/
4
2.488/
5

Laagsted.w.’) 66.80 64.65 53.30 6.25 9834 2.48
Hoogste d.wl) 67.05 65.80 54.60 6.30 100%. 2.48%
8 Maart1926 66.80 64.70 53.30
6.27*
10051
5
2.488/
8

1 ,,

1926 67.02*
6
4.92*
54.15

6.27*
102

2.48%
Muntpariteit 66.67 66.67 66.67 48.- 105

2.483/,
5) Noteering- te Amsterdam.
*8)
Noteering te Rotterdam.
1) Particuliere opgave.
In het eerste nummer van iedere maand komt een over
zicht voor van een aantal.niet wekelijks opgenomen wissel-
koersen.

KOERSEN TE NEW YORK. (Cable).

D t
a a
Lunueri
(per)
t’arlj$
($p.lOOfr.)($p.JOOMk.)($p.lOOgld.)
iieriijn
msreraam

9 Maart 1926
4,861/
s

3,67
23,80
40,09%
10

,,

1926
4,86a/
le

3,64
23,80
40,07%
11

,,

1926
4,86’/
3,63
23,80
40,06
1
1
12

1926 4,861/
3,64
23,80
40,07
13

1926
4,86
1
/
8

3,63
23,80
40,05
15

1926
4,86’f
3,61
23,80
40,05%
16 Maart

1925
4,78′
5,14
23,80
39,97
Muntpariteit
.
4,8667
19,30
23,81%
401/I6

TE LONDEN.
KOERSEN

Plaatsen en
Nofeerings-27 Febr.1
6
Mrf.
1
8113
Maart
’26
113
Mrt.
Landen
I

eenheden

1

1926
1

1926
ILaagstelHoogstel
1926

Alexandriö..
Piast.
p.0
9734
97%
7
/1
97%
Athene
Dr.
p. £
342
342%
335 362
342%
Bangkok
….
Sh.
p.
tical
1/103/8
1/10T55

1/101/
1/10%
1/1034
Budapest
. ..
Pen. p. £
27.75
27.75
27.60 27.90 27.75
B.
Aires’)…
d. p. $
45is,
455
44
8
/8
457/
s

447/
10

Sh.
p.
rup.
1/6
5
/
1/6
5
/
116
8
1
32

1167/32

1161/
8

Constantin..
Piast.
p. £
935
932%
920
940
932%
Hongkong
. .
Sh.
p. $
2
1
1
4
18
1
32

2/4
5
1
2/3%
214
1
/s
2
1
39
/
16
Kobe

……
‘/’°H
1/10%
1/101/8

0
H
‘(‘OH
Lissabon
1) . .
.Sh.p.yen
d .
per
Esc.
2
83
1
64

233/64

234
235
/6
4

2
17
/
32

d.
per
$
24 24
23
25
24
Montevideo’)
d. per
$
50218
507/8
50%
507/8
506/
8

Mexico
……..

Montreal

$
per
£
4•87H
4.888/
8

4.87%
4.88%
4.885/
6

R.d.Janeirol)
d. per Mil.
79/32

734
75135
73i
Shanghai

Sh.
p.
tael
31071
3/01/
2/117/
3/0
7
/
3
10
3
i
Singapore…
id.
p. $
2/4
2/4
213
31
/32
2
/
43
/
32

214
1
/
Valparaiso 2).
$ p.
39.60 39.60 39.70
39.80
39.80
Warschau
..
Zl. p. £
1
38.00
37.50
35.00
40.00
37.50
1)
Telegrafisch
transfert. 2)
90 dg.

ZILVERPRIJS

GOUDPRIJS 8)
Londen’) N.York2)

Londen
8Maart1926.. 305/
9

66

8Maart1928….

84/11
9

,,

1926…

309,

66/

9

1926….841104
10

,,

1926…

307/
8

66

10

,,

1926…

84/10%
11

1926….

207/
s

661

11

,,

1926…..84/11
12

,,

1926..

308/

66

12

1926…..84/11
13

1926..

30
1
116

657/
s

13

,,

1926


141faart1925.. 31
11
/
16

67%

13Maart1925

8614
20 Juli

1914.. 2415/
66

541

20Ju1i

1914

84110
9
in pence
p.
oz.stand.
2)
Foreign silver in
$c.
p.oz.fihé.
3)
in sh.
p.
oz.fine

STAND VAN ‘s RIJKS KAS.
De Minister van Financiën maakt bekend:

Vorderingen.
127 Februari 19261
6 Maart 1926
Saldo bij de Nederlandsche Bank.



Saldo b• d• Bank voor Ned. Gemeenten

f

694.754,83
Voorschot
op
uit. Jan. 1926 aan de ge-
meenten
op
voor haar door de Rijks- administratie teheffen gemeentelijke
inkomstenbelasting en opcenten
op
de Rijksinkomsten belasting ……..
f
57.264.468,-
57.264.468,-
10.743.209,40
10.941.124,77
208.155.113,83
,,211.756.480,28
Daggeldleeningen

tegen onderpand

.

van Staatsschuldbrieven

Voorschotten aan de koloniën———-

Voorschotten aan het buitenland
——

Saldo der postrekeningen van Rijks-
comptabelen

………………….
29.701.771,31
44.361.105,56
Vordering
op
het Staatsbedrijf der
P.,

..


TenT…………………………….
Vordering
op
andere Staatsbedrijven
3.203.348,03
,,

3.203.348,03

V
e r
p1 i
d
Ii
t n ge n.
Voorschot door de Nederl. Bank
….
f
13.263.301,02
/

14.033.311,42
Schatkistbiljetten in Omloop’) ……..
…137.891.000,-
,,126.583.000,-

Waarvan
89.620.000,-
,,
107.050.000,-
direct bij de Ned. Bank..
17.000.000,-
15.671.971,-
26.000.000,-
15.143.933.50

Schatkistpromessen in omloop
………

Schuld a. d. Bank voôr Ned. Gemeenten
721.847,26

Zilverbons

in

omloop
………………..

Schuld a. h. Alg. Burg. Pensioenfonds.,,
14.749.261,66
,,

14.987.851,99
Schuld a. h. Staatsbedrijf
d. P., T.
en
T.,,
74.750.106,98
84.119.851,71
Schuld

aan

andere

Instellingen,

in
rekg.crt. met
‘s
Rijks Schatkist
. …
,,

2.511.807,82
,,

2.514.014,53
1)
Waarvan
/
37.056.000 vervallen
op
of
na
1
April 1927.

NEDERLANDSCH-INDISCHE VLOTTENDE SCHULD.
De Minister van Koloniën maakt bekend:

6 Maart1926
t
13 Maart 1926

Voorschot uit
‘s
Rijks kas aan N.-Indië
/

489.000,-
/
1.445.000,-
17.100.000,-
,,21.800.000,-
Indische Schatkistprom. in omloop
…….
1.750.000,-
,,

1.750.000,-
Ander Schatkistpapier

………………
Voorschot Javasche Bank aan N.-lndië

9.565.000,- 6.419.000,-
Muntbiljetten in Omloop

…………
.,,31.195.000,-
,,31.634.000,-
Ten voordeele van Ned.-lndië ge-
boekte beleggingsgelden van het
Ned.-Ind. muntfond,… …. …………
4.594.000,–
,,
4.851.000,-
Idem van de Ned.-lnd. Postspaarbank

,,

947.000,-
1.070.000,-
Totaal……………………
/
/65.640.000,-
1 /
68.969.000.-

17 Maart 1926

ECONOMISCH-STATIS’I’ÎSCHE BERICHTEN

263

NEDERLANDSCHE BANK.
Verkorte Balans op 15 Maart 1926.

Activa.
Binnen!.
Wis-t
Hfdbk.
f

57.110.287,90
sels, Prom.,
1
Bijbnk. ,,

13.394.670,19
enz.indisc.Ag.sch.

24.130.719,99

f
94.635.678,08
Papier o. h. Buitenl. in disconto

Idem eigen portef..
f
183.140.936,-
Af :Verkocht maar voor
debk.nognietafgel.

»’
183.140.936,-
Beleeningen
11f dbk.
f

48.876.832,16
mc!. vrsch.
in rek.-crt.
Bijbnk.
,

10.679.194,82

op onderp.
Ag.sch.

,

68.701.710,69

f
128.257.737,67

Op Effecten……..
f
127.135.337,67
Op Goederen en Spec. ,,

1.122.400,-
128.257.737,67
Voorschotten a. h. Rijk ………. ………,,
3.972.091,47
Munt en Muntmateriaal
Munt, Goud
……f

50.330.605,_
Muntmat., Goud ..

379.584.405,78

f
429.915.010,78
Munt, Zilver, enz.. ,,

25.488.272,48
Muntmat. Zilver ..

Effecten
455.403.283 26

BeleggingRes.fonds.
f

6.482.856,29
id. van
i

v. h. kapit.,,

3.984.372,08
10.467.228,37
Gebouwen en Meub. der Bank

…….
5.171.000,-
Diverse

rekeningen ………………..,,
41.686.991,09

f
922.734.945,94
Passiva.
Kapitaal ……………………….
f
20.000.000,-
Reservefonds ………………………,,
6.483.597,96
Bijzondere

reserve ………………..,,
12.000.000,-
Bankbiljetten in omloop ……………

,,
824.433.685,-
Bankaasignatiën in omloop…………
410.699,26
Rek.-Cour.j Het Rijk
f


saldo’s:

Anderen,, 41.009.900,03
41.009.900,03
Diverse rekeningen ……………

.,,
18.397.063,69

f
922.734.945094

Beschikbaar metaalsaldo
………….f
281.725.457,09
Op de basis van ij

metaaldekking…. ,,
108.554.600,23
Minder bedrag aan bankbiljetten in om-
loop dan waartoe de Bank gerechtigdis. ,, 1.408.627.285,-
Voornaamste posten in duizenden
guldens.

Andere
I
Beschikb.
Dek-
Data

Goud
Zilver
Circulatie

opeischb.
i
schulden
Metaal-
I

kinga
saldo
perc.

15 Mrt. ‘26429.915
25.488
824.434
41.421
281.725
52
S

,,

’26
430.445
25.458
834.753
39.196
280.605
52
1

1
26
430.773 26.018 850.790
43.421
277.415
51
22 Febr. ’26
431.647
26.372
818.406
77.090
278.385
51 15

’26
432.826
26.243
829.509
79.051
276.820
50,
8

1
26
435.211
25.851
839.91.5
78.165
276.944
50

16 Mrt. ’25
504.488
20.661
895.528
51.295
335.416
55

25 Juli

’14
1
1621141
8.228
1

310.437
1

6.198 43.521
1
)
54

TotaaTiatklst-
ee
B 1-
Papier
Dlve7.T
Data
bedrag
Vchistreeks
romessen
1
e
n neen
ophef
reke-
disconto’s

bulteni.
ningen
2)

15 Mrt. 1926
94.636
* * *
128.258
183.141
41.687
8

1926
98.241
26.000
3
)
123.201
191.106
35.734
1

,,

1926
91.354
17.000)
140.401
191.060
40.914
22 Febr. 1926
82.302
6.000
5
)
120.910
203.012
58.714
15

,,

1926
82.984
6.000
118.549
235.203
40.011
S.

,,1926
80.349

124.337
238.741 47.132

16 Mrt. 1925
98.451
2.000
154.592
127.111
72.408

25 Juli, 1914
67.947
14:300
61.686
20i88
509
-,
J})
uc
Ua8S VUIl
’15
meIUaIuKKIHg.
‘)
oiuipuai activa.
3)
per 6Maart.
4)
per 27 Febr.
5)
per 23 Febr.

CURAÇAOSCHE BANK.

Voornaamste posten in duizenden guldens.

Data
_________________
Metaal

—–
Circu-
laffe
Dis-
conto’s
schotten
aan de
kolonie

Diverse
reke-
ningen’

Diverse reke-
ningeni

1 Februari 1926
1.028
1.691
74
5
1.086
67
1 Januari

1926
1.053
1.582
77
338
994
72
1 December 1925
945 1.566
78
77
864
75
1 November1925
999
1.538
98
115
819
102
1 October

1925
998 1.525
97
121
837
114

1 Februari 1925
699
1.531
79
.
216
1.211′
291
j iuitposi oer activa.
)
niutipost oer passiva.
°) 1
egoea
v. n. uouv.

JAVASCHE BANK.

Voornaamste posten in duizenden guldens. De samengetrok-
ken cijfers der laatste weken zijn telegrafisch ontvangen.

Data
Goud
Zilver
Circulatle
Andere
opeischb.
schulden

Beschikb.
metaal-
saldo

6Mrt.1926
24Y000
338.000
54.500
164.500
27Feb.1926
243.250
338.000 65.500
162.550
20

1926
243.500
340.000 65.000
162.500

13Feb. 1926
202.756

39j
345.901 64.533
161.302
6

,,

1926
202.723

39.454 346.836
57.438
162.049
30Jan.1926
201.725

39.769
345.048
57.877
161.653
23

,,

1926
199.495

39.143
348.938
49.900 159.605
7Mrt.1925
133.736

51.385
277.377
60.805
118.356
8

,,

1924
158.695

64.436
263.374
78.722
155.512

25 Juli 19141
22.057

31.907 110.172
12.634
4.842
2

D ata
_____________
Dis-
conto’s

N.-Ind.
betaalb.

Belee-
ningen
Diverse
reke-1
n1 ngen
percen-
tage

6Mrt. 1926
98ZO

62
27Feb.1926
110.450

60 20

,,

1926
108.880
ee.

60

13Feb. 1926
8.078

19.166

49.004
83.167
59
6

.,,

1926
8.166

19.972

52.765 83.542
60
30Jan.1926
8.029

21.423

56.904
78.517
60
23

,,

1926
8.075

24.464

56.631 76.721
60
7Mrt.1925
19.887

17.775

52.832
67.399
55
8

,,

1924 34.881

19.033

68.736
21.514
65
25 Juli1914
7.259

6.395

47.934
2.228
44
11
Sluitpost activa.

1)
Basis
1
1 metaaldekking.

BANK VAN ENGELAND.
Voornaamste
posten, onder bijvoegin.g der Currency
Notes,
in duizenden ponden sterling.

Data
Metaal Circulatle
Currency Notes Bedrag
1
Bankbilf.
1
Gov. Sec.

10Maart1926
145.593
141.246
289.058
56.250
237.712
3

,,

1926
145.551
141.721
287.033
56.250
235.558
24 Jj’ebr.1926
144.493
141.138
284.179 56.250
232.669
17

,,

1926
144.671
140.448
284.784
56.250 233.377
10

,,

1926
144.557
141.092
286.360
56.250 235.066
3

1926
144.513
141.954
287.345
56.250
235.988

11 Maart1925
128.609
124.200
284.685
27.0008)
235.379

22 Juli

1914
40.164
29.317


Data
Oov.
Sec.
Other
Sec.
Public
Depos.
Other
Depos.
Reserve
pe4.’)

10 Mrt. ’26
39.295
74.183 16.756
102.524
24.096
20,(
3

,,

’26
38.015 76.274
13.546
106.038
23.580
19X
24Febr.’26
38.243
79.056
16.065
106.176
23.105
187
17

,,

1
26
43.782 80.884
23.583 106.918
23.972
18
8
/8
10

’26
43.947 77.686
17.887
108.813
23.215
18
3
/
3

,,

’26
43.002
73.336
13768
106.737
22.309
18
11 Mrt. ’25
40.097
78.160
13.688
110.460
24.159
19

22juli ’14
11.005
33.633
13.735
42.185 29.297
523
vcntuuuiiig LUUULIICII fl.CUCIVC CII lJCOSItb.
¶5
uouuueKKIng.

BANK VAN FRANKRIJK.
Voornaamste posten in millioenen francs.

Waarv.
Te goed
Buit. gew.
Schat-
Wis
Data
Goud
In het
Zilver
in het
voorsih.
kist bil-
se Is
bultenl.
bulfenl.
ajd. Staat
jetten
1)

11
Mrt.’26
5.548
1.864
329 572
35.450
5.281
3.ti66

4

,,

’26
5.548
1.864 329
571
35.700
5.274
4.251
25Feb.’26
5.548
1.864
329
577
34.500
5.253 3.372
18

’26
548
1.864
327
571
34.600.
5.253
3.137
11

’26
5.548
.1.864
325
570,
34.650
5.243 3.044
12 Mrt.’25
5.564
1.864
307
573
21.800
4.950
6.059
23Juli’14
4.104

640
– –
– –
1.541

Waarvan
Uifge-
e ee-
B 1

Rekg. Courant
Data
op het
buitenl.
stelde
Wissels
ningen
Circulatle
Part!-
culleren1
Staat

11
Mrt.’26
14
3
2.524
51.951
2.824
1

37
4

,,

1
26
13
4
2.453,
52.065
2.836
9
25Feb.’26
10
4
.2.463
50.991
2.960
53
18

,,

’26
16
4
2.498
.50.962
.
2.869
9
11

,,

1
26
14 4
2.550 51.089
2.823
29
12 Mrt.’25
’27
8
3.103′
40.871
1.866
12
23Juli’14
8

769
5.912
943
401
1)
In disc, genomen wegens voorsch.
v.
d. Staat a. buiten!. regeeringen.

r

264 –

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

17 Maart 1926

DUITSCHE RIJKSBANK.
Voornaamste posten in millioenen Reichsmark.
1
Daarvan
t
Deviezen 1 Andere
1
1
bij bul-
1
als goud-
1
wissels
1
Belee-
Data

Goud i tenl. clrc. 1 dekking t

en

1
ningen
1
banken
1)
1
e1dende
1
cheques
1

6Maart1926 1.404,9

207,7

468,3

1.160,0

20,7

27 Febr. 1928 1.382,4

190,4

460,8

1.346,0

25,1
23

,,

1926 1.361,4

174,5

419,2

1.266,1

5,1
14 ;,

1926 1.307,2

168,0

432,4

1.320,8

9,3
7

,,

1926 1.255,6

143,0

418,5

1.411,3

5,1
7Maart1925

985,2

269,1

328,4

1.633,1

.8,3

30 Juli 1914 1.356,9

,-

750,9

50,2

Door
,

Data

Effec- Diverse Circa. Rekg.- Diverse kijksb,
ten Activa
2
)
latle

Crt.

Passiva geher-
disc.

6Maart1926

234,9

905,9 2.729,7

714,7 533,3
462,4
27 Febr. 1926

234,2

783,3 2.822,3

585,9 613,7 484,2 23

,,

1926

233,9

841,9 2.317,3 1.002,6
625,7 508,7
14

,,

1926

233,9

784,1 2.419,9

872,6 605,0
518,3
7

,,

1926

233,8

779,0 2563,1

765,3 570,6
500,9
7Maart1925

112,1

1.373,4 2.035,5

925,2 1.216,9
565,6

30 Juli

1914

330,8

200,4 1.890,9

944,-
40,0
1

1)
Onbelast.
2)
W.o. Rentenbankschelne 6 Mrt., 27, 23, 14,7 Febr., resp.
312,8; 251,3; 353,7; 290,6; 219,5_miii.

NATIONALE BANK VAN BELGIË.
Voornaamste posten in millioenen franes..

‘n
,
.,.
..,

Data
d
LW

ii Mrt.’26
395
480
958
606
5.200 7.503
3
177′
4

,,

’26
396
480 904
584 5.200
7.507
14 86
25 Feb.26
396
480
984
475
5.200
7.415
59
103:
18

’26
395
480
1.046
489
5.200
7.364

289
11

’26
395
480
1.063 559 5.200
7.450
36
254,
4

,,

’26
395
480
1.059 574
5.200 7.467
9
277
f

12 Mrt.’25
378
480
1.326
318 5.200 7.568
4
250.

VEREENIGDE STATEN VAN NOORD-AMERIKA.
FEDERAL RESERVE BANKS.
Voornaamste posten in millioenen dollars.

Goudvoorraad
Wetti
g
Wissels

Data
betaal-
middel,
Totaal
Dekking
In her-
disc. v. d.
In de
open
bedrag
F. R.
Notes
Zilver
etc.
member
markt
banks
gekocht

24Feb.’26
2.766,8
1.452,5
149,9
540,1
304,1
17

,,

’26
2.789,3
1.443,0
150,9
538,4
301,6
10

,,

’26 2.794,9
1.484,9
144,4
533,4
300,5
3

,,

’26 2.791,9
1.496,4
147,3
487,8 302,3
27Jan.’26
2.801,2
1.561,1
152,1
448,6
295,4
20

,,

’28 2.814,8
1.566,2
152,1
453,2
305,9

25 Feb.’25
2.893,6
1

1.647,9 136,0

1
433,8
317,2

Data
Belegd
In U.
s.
Notes
Totaal

Gestort
Goud-
Dek-
Algem.
Dek-.
Gov.Sec.
In circu-
Kapitaal
kings-
kings-
latie’
perc.l)
perc.
2
)
__________
24Feb.’26
330,6 1.679,4
2.262,2
119,3
70,1
74,0
17

,,

1
26
334,5
1.661,1
2.326,5
118,9
69,9 73,7
10

1
26
333,2
1.667,8
2.296,1
118,4 70,5
74,2
3

,,

’26
349,8
1.662,5
2.282,5
118,1
70,7
74,5
27Jan.’26
365,1 1,667,3
2.272,2
118,3
71,1
75,0
20

’26
370,0
1.892,0
2.298,3
118,2
70,5
74,4

25 Feb.’251
364,7
1728,8
2.269,6
1

113,6 72,3
75,8
1)
Verhouding totalen goudvoorraad tegenover opeischbare schulden:
F. R. Notes en netto deposito.
2)
Verhouding totalen voorraad munt-
materiaal en wettig betaalmiddel tegenover idem.

PARTICULIERE BANKEN AANGESLOTEN BIJ HET
FED. RES. STELSEL.
– Voornaamste posten in millioenen dollars.

Dis-
Reserve
Data
Aantal
conto’s
Beleg- bij de
Totaal
depo-
Waarvan
time
banken
en
beleen.
gingen
F.R.
banks
sito’s
deposits

17Feb.’26
716 13.961
5.465
1.684
18.640
5.421
10

,,

’26
716
14.008
5.490
1.664
18.683
5.406
3

’26
717
13.976
5.478
1.635
18.641
5.404
27Jan.’26
717
13.949
5.477
1.649
18.620
5.385
20

,,

’26
718
14.024 5.445
1.671
18.750 5.375

18Feb.’25
739 13.171
5.405
1.647
18.052
4.936
Aan het eind van ieder kwartaal wordt een overzicht
gegeven van enkele niet wekelijks opgenomen bankstaten.

EFFECTENBEURZEN.

Amsterdam, 15 Maart 1926.

De internationale fondsenmarkten zijn gedurende de
achter ons liggende berichtsperiode sterk bewogen geweest.
In de eerste plaats door den stroeven gang van zaken bij de besprekingen in den Volkenbond, vervolgens door de
crisis, welke plotseling voor het Belgische betaalmiddel is
uitgebroken. Desondanks was de algemeene houding niet
zoo lusteloos, als men op grond van deze gebeurtenissen
had kunnen verwachten. Vooral de fondsenmarkt te Berlijn
heeft vrij grooten weerstand geboden,,zoodat het algemeene
peil van binnenlandsche aandeelen eerder iets hooger kon
worden gesteld. Hiertoe hebben voornamelijk scheepvaart-
en automobielaandeelen bijgedragen, waartegenover andere
soorten, als montaanaandeelen, iets achter zijn gebleven.
Toch waren de omzetten niet groot. De herhaaldelijk elkan-
der tegensprekende berichten uit Genève hebben een ner-
veuze stemming in het leven geroepen, waardoor eenerzijds
de beurshandel geneigd was in blanco af te geven, anderzijds
het publiek weinig animo tot het aangaan van speculatieve
posities betoonde. 1-let slot was kalm met een vrij vasten
grondtoon.
Te L o ii de n hebben eveneens de berichten uit Genève
een onaangenamen indruk gemaakt. Bovendien waren hier
nog andere factoren, welke er toe hebben bijgedragen de
beurs een
S
min of meer bom aanzien te geven. De finan-
cieele crisis In Frankrijk, welke nog steeds niet tot het
verleden behoort, heeft er b.v. toe geleid sceptisch te staan
tegenover een mogelijke regeling van de Fransche buiten-
landsche schulden, terwijl bovendien het gevaar van valuta-
concurrentie grooter is ‘geworden. Tegen het midden der
berichtsperiode werd het rapport van de commissie tot
onderzoek naar de toestanden in de steenkoolnijverheid
gepubliceerd, hetwelk in de City vrij koel en met eenige
onrust ten aanzien van de toekomst is ontvangen. Te P a r ii s is de markt lusteloos geweest, eveneens in
verband met de meldingen uit de kringen van den Volken-
bond. Bovendien achtte men het niet onmogelijk, dat het
prestige van Briand als minister-president na diens terug-
komst uit Genève iets zou zijn verminderd. Tegen het einde der berichtsperiode heeft ook de daling van den Belgischen
franc invloed op de beurs van Parijs uitgeoefend, vooral,
omdat toen ook het Fransche ruilmiddel teekenen van
verzwakking begon te vertoonen. –

Te N e w Y o r k is de rust, na de daling van eikele
weken geleden, weder bijna volkomen teruggekeerd. Toch
was er een vertraging van tempo te ontdekken, dat,
behalve door de natuurlijke reactie op een groote krachts-
inspanning, kon worden verklaard door de berichten uit
industrieele centra. Zoo hebben de onuitgevoerde orders
van de Steeltrust per einde Februari een vermindering
ondergaan, waaraan men eenige beteëkenis hecht. Aan den
anderen kant hebben de besluiten van de regeering inzake
verschillende foisies – o.a. in de petroleum-nijverheid –
bewezen, dat het afwijzen vkn de Nickel Plate fusie niet
moet worden beschouwd als een principieele oppositie tegen
samensmeltingen in het algemeen.

Te n o n z e n t is de markt zeer kalm geweest en niet
al te sterk onder den indruk van de oneenigheid in den
Volkenbond, hoewel deze toch wel tot gevolg heeft gehad,
dat een vermindering van omzetten is ontstaan. De
beleg-
gingsafdeeling is
iets minder vast geworden; er zijn van den denen dag op den anderen fractioneele fluctuaties te
constateeren geweest, welke hun oorzaak hebben gevonden
in de houding van de geldmarkt. De koersen zijn echter
over het algemeen slechts in zeer geringe mate gedaald.
6 ol
o
Ned. Werk. Schuld 1922: 106k, 1062/, 10634
;
4
O/,
Ned. Werk. Schuld 1917: 995,, 9971
s
, 99o
;
7
°io
Ned.-Endië:
1
0
17
/
8
, 101
18
1,
10110/
jo
; 5
o
Brazilie 1903 £ 100: 80
16
,,
82, 81; 8
0
/0 Sao Paulo: 103
9
1, 1048,(, 1030/
s
.
De
rubbermarkt
was doorgaans vast, in overeenstemming
met de aanwijzingen van de markt voor het product te
Londen. Ondanks de waarschuwende stemmen, welke ook
in ons land zijn opgegaan tegen het vormen van een ver-
kooporganisatie, gelooft men hier en daar, dat een derge-
lijke organisatie toch tot stand zal komen, waarvan men
in sommige kringen verbetering van de rubberpositie
verwacht.
Amsterdam Rubber:
333
/, 3537j,, 3512/
4
;
Deli Batavia
Rubber: 24, 249, 251; Hessa Rubber: 442, 470k, 474;
Indische Rubber Comp: 416, 438, 439; Java Caoutchouc:
208, 218, 214
;
Kali Telepak: 345, 365, 364; Ned.-Ind.
Rubber en Koffie: 333k, 340; R’dam Tapanoeli: 161, 167,
163; Serbadjadi: 358, 376, 374; Sumatra Caoutchouc: 290,
309, 307; Wai Sumatra Rubber: 300, 313, 307h.
De
tabaksafdeeling
heeft groote koersverschillen te zien

17 Maart 1926

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN•

265

gegeven. In den aanvang van de berichtsweek hebben de
lage taxaties der makelaars een druk op de afdeeling uit-
geoefend, welke in het verder verloop weder plaats heeft
gemaakt voor een herstel. Naarmate echter de dag van de eerste voorjaarsinschrijving naderde, deed zich het pessi-
misme sterker gevoelen. Hierdoor ondergingen de meest
vooraanstaande soorten een gevoelig koersverlies. Na het
bekend worden der resultaten reageerden de prijzen echter
niet verder.
Arendsburg: 485
1
/
2
, 501, 495; Besoeki Tabak: 220, 230,
221; Deli Batavia:
392,
413, 406
1
/
2
; Deli Mij.: 380
1
/
2
, 375,
374
1
1
2
;deøostk.: 217
3
1
4
, 226, 220; Senembah:482’/
2
,493,477’/
2
.,
De
suikermarkt
bleef nagenoeg ongewijzigd. De Cuba.
noteeringen hebben geen aanleiding gegeven tot belangrijke,
fluctuaties en ook de mededeeling, dat de Cubaplanters een
organisatie overwegen, waarvan een mogelijke restrictie van
den oogst het gevolg zou kunnen zijn, bleef zonder groote uitwerking. Toch ontstond hierdoor een vaste ondergrond.
Cultuur Mij. der Vorstenlanden: 162%, 165%, 1657/
8
;
Handelsverg. Amsterdam: 638, 646, 641% ; Java Cultuur
Mij.: 3371-1, 345, 336; Moorman: 455, 460, 430, 435; Ned.
md. Suiker ‘Unie: 223%, 224, 22234, 224% ; Poerworedjo:
1061/
89
108/, 108; Tjepper: 650, 645, 64934, Watoetoelis
Poppoh: 685, 675, 680.
I’etroleumaandeelen
werden bijna niet verhandeld. Op
enkele dagen ootstond wel eenige belangstelling voor aan-deelen Koninklijke Petroleum Maatschappij, doch spoedig
luwde deze, zoodat een reactie van beteekenis intrad. Zelfs
de daling van den franc heeft hierin geen verbetering van
beteekenis kunnen brengen. Van de overige petroleumsoorten
waren aandeelen Peudawa naar den achtergrond gedrongen,
hetgeen gepaard is gegaan met een lichten achteruitgang
van den koers.
Dordtsche Petr. md. Mij.: 370, 377%, 372; Gec Hol!.
Petr. Mij.: 184, 187%, 1848/
8
; Kon. Petroleum Mij: 390%,
396%, 390% ; Perlak Petr.: 80, 78
5
/, 79% ; Peudawa: 56%,
511/8, 5234.
Scheepvaart aandeelen
bleven veronachtzaamd, terwijl de
koersen ongeveer onveranderd zijn gebleven.
Holland-Amerika Lijn: 47%, 46, 46% ; Java China Japan
Lijn: 121%, 120% ; Kon. Ned. Stoomboot Mij: 77, 78, 78%
Ned. Scheepvaart Unie: 170%, 166%, 167; S,toomvaart Mij.
Nederland: 170%, 171, 170.
Sterker heeft de markt voor
binnenksndsche industricele
aandeclen
de aandacht getrokken. Speciaal voor aandeelen
Jurge’ns was de vraag tamelijk omvangrijk in verband met
de geruchten omtrent een schikking inzake het proces om
de uit te keeren dividenden over de jaren 1922, 1923 en
1924. Toch konden de hoogste koersen niet behouden blijven.
Voor aandeelen Nederlandsche Kunstzijdef abriek ontwikkelde
zich ‘belangstelling in verband met een mededeeling van de
directie, waaruit door de beurs gunstige perspectieven zijn
geconcludeerd. Van de overige industrieele aandeelen ver-
dienen nog vermelding ,aancleelen Algemeene Norit Maat. schappij en aandeelen van Gelder’s’ Papierfabrieken, welke
tot hoogere koersen gezocht waren.
Centrale Suiker Mij.: 133, 132%, 1328/
t
, Du Cro & Brauns:
55, 60, 55; Roll. Kuntzijde md.: 129, 127%, 12631
s
; Jur-
gens: 165%, 168
8
%, 1631/; Maekubee: 1445/, 1461/
8
, 142;
Ned. Kunstzijdefabriek: 325, 334′, 326% ; Philips Gloei.
lampeifabriek: 372, 370, 375, 380.
Mijnaandeelen
bleven verwaarloosd; de omzetten noch de
koerssehommelingen waren van eenige beteeknis.
Alg. Exploratie Mij.: 126%, 131, 131%,; Billiton le Ru-
briek: 660, 642%, 660; Bolang Mongondou: 70, 65, 61;
Redjang Lebong: 284% ,-287, 291; SingkepTin: 280,277,276%.
Bankao.ndeelen
waren op sommige dagen eenigszins aan-geboden, in verband met de reeds gereleveerde houding van
de beleggingsmarkt.
Anisterdamsche Bank: 163%, 165′.fj, 1653% ;Incasso-Bank:
120%, 121; Javasche Bank: 338, 340, 345; Koloniale Bank: 190%, 192%, 191% ; Ned. md. Handelsbank: 158%, 159%,
159/8; Ned. Handel Mij.: 148, 1487/
8
, 1477/
8
; R’damsche
:}lankver. 70, 71%, 72; Twentsche Bank: 138%, 139.
De af deeling voor
A.merikaansche fondsen
was tamelijk
vast, met uitzondering van aandeelen Intercontinental
Rubber Company. Naar verluidde zou ter beurze van Am-
sterdam een omvangrijke post nieuwe aandeelen zijn aan-
geboden beneden den beurskoers, hetgeen uit den aard der
‘zaak ook een druk op de noteering der oude aandeelen
heeft uitgeoefend.
American Smelting & Ref.: 125%, 130%, 126% ; Ana.
conda Copper: 94, 93%, 928% ; Studebaker: 56%, 58%, 57%
United States Steel: 125%, 128u,
6
, 125% ; Atchison Topeca:
1281/
8
, 130; Baltimore & Ohio: 921/
3
, 90%: Ene: 29, 30%,
29
1
°/
a
; Union Pacific: 149%, 150, 149l/ ; Wabash Railway:
42
1
/, 49%.

GOEDERENHANDEL.

GRANEN.
16 Maart 1926.

De stemming voor t a r w e is in het algemeen nog niet
verbeterd, niettegenstaande de verschepingen naar Europa
wederom klein waren. Weliswaar waren de prijzen aanvan-
kelijk hooger in verband met vastere markten in Noord- en
Zuid-Amerika, maar belangrijke zaken kwamen niet tot stand
en in de meeste gevallen bleef de pariteit van de prijzen der
exportianden niet gehandhaafd. Portugal toonde evenwel
belangstelling voor Canadeesche tarwe en kocht eenige la-
dingen. In de Engel.sche markt werden niet veel ladingen
verhandeld, doch partijen vonden een geregelden omzet. Er
heerscht evenwel weinig ondernemingsiust en voor tarwe op
aflading bestaat bijna geen attentie. Dit verklaart ook de
kleine verschepingen en de kans op een spoedige toename is
niet groot. Ook de exporteurs toonen weinig lust telkens weer
onverkoclite tarwe af te laden, daar die hoogst waarschijnlijk
tot slechte prijzen verkocht moet worden. Dit is de oorzaak,
dat op de v’rachtenmarkt weinig levendigheid heerscht en dat
de vrachten nog steeds gedrukt blijven. Zooals de markt zich
eenigen tijd geleden ontwikkelde, had men groote versche-
pingen van La Plata tegemoet gezien. Deze blijven uit, zonder
dat er van een schaarschte in de Europeesche markten iets
mekbaar is.
Bij vergelijking van de stoomende hoeveelheid met het cijfer
van een jaar geleden, blijkt het dat er naar Engeland ruim
15 % minder onderweg is; voor orders daarentegen is er ca.
12 % meer, doch naar het Continent direct is de stoomende
hoeveelheid ca. 60 % kleiner dan verleden jaar. Door deze
cijfers komen de goede Continentale oogsten scherp tot uiting
en een verbetering van de Europeesche tarwemarkte,n zou dan
ook alleen te verwachten zijn; indien nu aan het eind van het
seizoen de voorraden van Europeesche tarwe en rogge niet
van dien aard bleken te zijn, dat een zoo geweldige reductie
in de aanvoeren gerechtvaardigd zou blijken. Het is niet uit-
gesloten dat er zich spoedig in sommige Continentale markten
meer vraag ontwikkelt.Trouwens het had er allen schijn van
dat deze verbetering reeds begon door te dringen, doch Maandag
*vrd de stemming veel flauwer, o.a. door de daling van den
Belgischen franc, wat zelfs zijn invloed in de exportianden deed
gelden, zoodat op 15 Maart zoowel Noord- als Zuid-Amerika
lagere noteeringen gaven. Toch was de daling daar aanvan-
kelijk sterker en liet slot toonde in geen enkele der buiten-
Europeesche markten een groote daling. Per saldo toont
Buenos-Ayres in de afgeloopen week een verhooging van
70 tot 80 centavos of wel ca. 6 k 7 %, Chicago van
7
ets of wel
ca. 5 %, Winnipeg van 5 ct. of ca. 31, %.
In de Staten heeft men ten slotte de schatting van Wash-
ington van de voorraden bij de boeren als een hausse-argu-
ment Qpgevat, nadat men er aanvankelijk flauw op gestemd was, omdat men nog lagere cijfers verwacht had. In de tabel
van de laatste 6 jaar is het percentage van den oogst, dat bij
schatting nog bij de boeren aanwezig is, op én na het laagste,
doch het absolute cijfer is verreweg het laagste. De zichtbare voorraad blijft geleidelijk aan verminderen, doch de vermin-
dering is misschien voor dezen tijd van het jaar niet sterk
genoeg, hetzelfde geldt van den Canadeeschen voorraad.
Wat dennieuwen oogst in Amerika betreft, luiden de berichten
over het algemeen gunstig en het prijsverschil tusschen Mei
en Juli levering, dit is tusscheri ouden en riieuwen oogst, is even
groot gebleven, ja zelfs nog iets grooter geworden. In enkele
streken schijnen de velden met ijs bedekt te zijn, doch de
berichtçn duiden niet aan dat men ernstige schade verwacht.
De verschepingen naar niet-Europeesche landen bljjven tame-
lijk ruim en vooral Australië vindt in het verre Oosten een
goed afzetgebied, zoodat niettegenstaande de verschepingen
naar Europa zijn afgenomen, Australië geen bijzondere moeite
heeft van zijn tarwe af te komen. Ook Rusland verscheepte
wederom een kleine hoeveelheid tarwe en is ook ‘verder nog
aan de markt. De verscheepte hoeveelheden blijven evenwel
gering.
De r o g g emarkt is vaster geworden. De druk van de
Europeesche rogge-soorten is kleiner, zoodat dientengevolge
Anerikaansche rogge meer attentie trekt. Bovendien biedt
ook Zuid-Amerika aan tot meen concurreerende prijzen, doch
de roggeoogst is in dit land niet van dien ‘aard, dat hij een
blijvenden invloed op de Europeesche markten kan uitoefenen.
Amerika verscheepte slechts 5000 qrs. naar Belfast en het totaal sedert 1 Juli is ca. 1/3 van wat er,vénleden jaar ver-
scheept werd. De markten waren toen evenwel ook zeer flauw
voor rogge, terwijl zich groote voorraden bevonden aan de
zeehavens, die later bijna geheel naar Rusland verscheept
werden. Hoe men ook over de Russische oogsten denkt, ver-
scheping naar Rusland van graan. moet dit jaar wel als uit-
gesloten beschouwd worden.
Dè m a i smarkt zette haar verbetering verder vQort, vooral

266

.

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

17 Maart
.1926

Noteeringen.

Chicago
Buenos Aires

Data
Tarwe
Maïs
Haver
Tarwe
Maïs
Lijnzaad
Mei Mei
Mei
Maart
Maart
Maart•

13Mrt.’26
166
785j
405/
8

13,-
6,95
15,50
6

,,

’26
160
783
41
12,10
6,25
14,60
13Mrt.’25
1665/
8

119
5
/8
1/8
16,-
9,75
22,75
13Mrt.’24
106
.
5
/8
10,40
8,05
18,55
13Mrt.’23
119
735f,
44
11,65
9,_
19,80

20Juli’14
82
56′
36!,
9,40 5,38
13,70

Tarwe (Manitoba III)

1
15,40
14,95
*
78,-
Rogge (No. 2 Western)
…1
** 10,70
10,20 14,40
Maïs (La Plata)

………
8
173,- 160,-
225,-
Gerst (48 ib. malting)…
•2
177,-
172,-
250,-
Haver (Canada 3)……..
1

10,25
10,25
11,75
Lijokoeken (Noord-Amen

kavanLaPlata.zaad).._
1

12,75
12,-
13,25
Lijuzaad (La Plata) …..
8

332,_
320,-
1

503,-
1)
per 100KG.

2)
per 2000 KG.
8)
per 1960 KG.

*
No. 2
Hard/Red Winter Wheat.
** Zuid-Russische..

Locoprijzen te Rotterdam/Amsterdam.

Soorten
1
15Maart
1
8Maart
1
16Maart
1

1926

1

1926

1

1925

AANVOEREN in tons van 1000 KG.

Rotterdam
Amsterdam Totaal

Arlikelen
7
11
3
Maart
Sedert
Overeenk.
7113
Maart
Sedert
Overeenk.
1926

1925
1926
l
Jan.
1926
tijdvak
1925
1926
I
Jan.
1926
tijdvak
1925

26.171
186.681
162.416

1.917
5.450
188.598 167.866 2.503
38.998
16331
__.
– –

.
38998
16:331
Boekweit …………………

5.068
8.641
50 140 150
5.208
8.791
Maïs ……………….
12. 178
189.023 163.667 3.450
19.037
20.844
208.060
184.511
Gerst

………..
7.223
68.928
32.720 505
2.286
1.328
71.214
34.048

Tarwe……………..
logge………………

Haver ………………
4.193
29.448
18.638

1.745
150
31.193
18.788
6.011
43797
41.167

41.699
9.389 85.496
50.556 8.337

.

59.482
52.456



59.482
52.456
Lijnzaad

……………..
Lijnkoek

……………..
922
1L040
23.525
298
2.100
4.247
13.140
27.772
Tarwemeel

……………
Andere meelsoorten
372 2.705 2.166

–_-

2.705
2.166

voor spoedige levering. In de Londensche markt was het aan-
bod bijna geheel verdwenen en zeer veel hoogere prijzen werden
betaald, ofschoon de omzet te wenschen overliet. Rotterdam
kocht wederom een lading La Plata mais en de vraag voor
spoedige levering verbeterde, vooral ook in België. Ook de
andere Continentale markten blijven regelmatig kooper. Op
Maandag werd de markt plotseling flauwer, vooral door meer
dringend aanbod van Argentinië van den meuwen oogst. Of-
schoon weliswaar de prijzen voor mais af te laden van den
nieuwen oogst in alle Europeesche markten aanzienlijk ver-
beterd waren, had dit toch nog slechts zeer weinig zaken met
de exportlanden ten gevolge en waar klaarblijkelijk de oogst
zich goed blijft ontwikkelen, is een drang tot verkoopen van
Argentinië alleszins begrijpelijk. Dit drukte ook op de positie
van den ouden oogst, zoodat ook de prijs voor spoedig leverhare
maïs aanmerkelijk terugliep. Dit werd nog in de hand gewerkt
door de hovenvermelde daling van den Belg. franc. vaardor
zakente Antwerpen bijna. onmogelijk werden. De Balkanlanden
boden weinig dringend aan, voordi voor spoedige atlading.
De daling der prijzen van Argentinie bracht evenwel onniid-
dellijk ook offertes van Balkan-Maïs op de markt. Ten gevolge
van de verbetering van de vraag kocht men vooral in Holland
tamelijk veel Noord-Amerikaansche maïs en de prijzen ver-
beterden hierdoor aanmerkelijk, niettegenstaande Chicago
vrijwel onveranderd bleef. Ten gevolge van de flauwere mark-ten is ook voor deze maïs de vraag wederom verdwenen. G e r s t. Na de groote verscheping van de vorige week heeft
Rusland deze week veel minder afgeladen, doch van Noord-
Amerika kwam daarentegen wederom meer, zoodat het totaal
toch nog ruim het dubbele van een jaar, geleden is. Toch was
gerst over het algemeen niet flauw gestemd, daar de Russen de prijzen hebben gehandhaafd. Argentinië blijft regelmatig
aan de markt en verschillende zaken kwamen tot stand, terwijl
ook Amerika regelmatig gerst aflaadt, doch bijna uitsluitend naar de Noord-Duitsche markten.
In h a v e r had er meer omzet plaats. Argentinië blijft
regelmatig aanbieden, doch ook in Noord-Amerikaansche
haver ging een en ander om. De hoeveelheid, die volgeis de
schatting van Washington nog bij de boeren aanwezig is, is wel zeer ruim en in verband daarmede kan gezegd worden,
dat de prijzen zich goed gehandhaafd hebben.

SUIKER.

Ook gedurende de afgeloopen week bleven de verschil-
lende suikermarkten zeer kalm gestemd en heeft zich daarop
geen nieuwe beweging geopenbaard. Met belangstelling mag
nu uitgezien worden naar de volgende berichten van F.0.-
Licht betreffende den bietuitzaai in Europa. –
In A m e r i k a vonden op de termijnmarkt slechts zeer
geringe fluctuaties plaats en sloten de noteeringen op na-
genoeg dezelfde cijfers als de voorgaande week.
De ontvangsten in de Atlantische havens der V. S. be-
droegen deze week 94.000 tons, de versmeltingen 68.000 tons
(tegen 79.000 tons in 1925) en de voorraden 142.000 tons.

Niet onbelangrijke verkoopen van prompte Cubasuiker
vonden plaats tot prijzen van 2.31 dc. dalende tot 2.25 dc.
c.
&
Ir. New York. Voor Maart-/April verscheping naar
Europa was de noteering ongeveer Sh 11/- cl.
Op C u b a heeft zich een comitd gevormd met de bedoe-
ling tot de vorming te geraken van eene organisatie, welke
beoogt de belangen der Cubaplanters ts beschermen en hun
inlichtingen te verstrekken van technischen aard-en be-
treffende de suikermarkt in het algemeen. Nadere berichten
dienen te worden afgewacht in hoeverre deze denkbeelden
zullen worden verwezenlijkt.
De C u b a statistiek is als volgt:

1926

1925

1924

Tons

Tons

Tons
Weekontvangsten tot 6 Maart . 195.110 194.094 226.477
Totaal 1 Dec.-6 Maart ……..1.697.034 1.758.332 1.548.349
Aantal werkende fabrieken 175 179 176
Weekexport 6 Maart ……..114.954 134.126 170.791
Totale export sedert lDec.-6Mrt. 932.616 1.074.706 1.054.705
Totale voorraad op 6 Maart .. 764.419 683.626 493.644
Volgens Czarnikow-Rionda is betdoorsnee rendement der
Cubaproductie tot einde Februari 11.12
0
/0
tegen 10.79
/0
gedurende hetzelfde tijdvak verleden jaar en 11.27
0
/0
voor
1923/24.
Op Ja v a blijft de markt zeer stil en gaat er weinig
om. De afscheep gedurende Februari bedroeg ongeveer
80.000 tons.
Czarnikow geeft de volgende cijfers voor de zichtbare
voorraden:

1926

1925

1924

Tons

Tons

Tons

Duitschland 1 Febr.. … .. –

1.143.000 846.000 890.000
Tsjechoslowakije 1 Febr………900.000 694.000 501.000
Frankrijk 1 Febr…………..425.000 488.000 253.000

Nederland 1 Febr………….236.000

189.000

128.000

België 1 Febr.. …
………….205.000

228.000

117.000

Engeland 1 Maart ………….481.000

138.000

188.000

Europa

3.390.000 2.583.000 2.077.000

V.S. Atlant. havens 10 Maart 142.000

93.000 163.000
Cuba 6 Maart alle havens … . 764.000 684.000 494.000

Totaal .. 4.296000 3.360.000 2.734.000

Het surplus boven verleden jaar is tot dusver gestadig
toegenomen. Eerst wanneer daarin een omkeer plaats vindt
en ook de groote voorraden in Engeland slinken, kan eene
verbetering der markttoestanden worden verwacht.
De verkoopen van Europeesche suiker naar Britsch-Indië
gaan nog, steeds voort.
H i e r te 1 a n d e opende de markt in kalme stemming
op f
16h
voor Maart, 1 16 voor Mei, 1 170/
8
voor Augus-
tus en f 17l voor October/December. Toen New York en
Londen met lagène noteeringen afkwamen, verflauwde ook
hier de stemming. Na een kort herstel trad echter weder
eene reactie in en sloot de markt kalm op de volgende
noteeringen;

17 Maart 1926

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERfCHTEN

267

Maart …………………

f 16% /5/s

Mei ………………….

16%/7/

Aug.

………………….

,, 17

/8/8
Dec..

……………….

, 17j1%
De omzet bedroeg deze week 3700 tons.

NOTEERINGEN.

Londen
New York
Amsfer-
1

White Java’s

Cuba’s

960
Data

dam per Tatesi f.o.b. per

96
0
c.1.f.
1
Centri-
Maart Icubesl

fugals
No. 1

Mei/Juni

Febr.jMrt.

basis 99°
15 Mrt. ’26

f
16oi/
3113

141134

11/1%
4,08
8

,,

’26

,,

16″/16
3119

14/3

11/_
4,08
15 Mrt. ’25

,,

21ii/
37/6

17/13

15/_
4,77
22 Mrt.
1
24

,, 36%
66/_

2619

28/9
7,03
ruwsuiker
basis 88°
4Juli ’14

f
11
13
/
82

18/

.


3,26

basis 990
1
)1

let verschil tusschen ruwsuiker
88
0
en
f
.14
18
/
82
1

krist.suik.990 is aan te nemen
opf3p.
100KG.

KATOEN.
Noteering
voor Loco-Katoen.
(Middling
tJplands.)

12 Maart
1926
5 Maart
1926
1
26
Febr.
1926
12 Maart
1

1925
12 Maart
1924

New York voor
Middling
.

19,55e 19,50e 19,90e
25,50e
28,35 c
New Orleans
voor Middling
18,50e
18,49 c 18,83 c
25,45e
28,75 c
Liverpool voor
Middling…
9,90 d
9,95 d
10,33 d 14,14 d
17,14d*)
5)
Voor fully middling ouden Standaard.

Ontvangsten in- en uitvoeren van Amerikaansche havens
(In dulzendtallen balen).

1 Aûg. ’25 Oveieenkomstige periode
tot -_-
5 Mrt.’26

– 1924125

1923/24

Ontvangsten Gulf-Havens.

8169

8216

5922
Atlant.Elavens ,J
Uitvoer naar Gr. Brittannië

1800

2152

1448
‘t Vasteland etc

3480

3482

2496

Japan ………849

723

476

Voorraden.
(In duizendtallen balen).

5Mrt.’26
Overeenkomstig tijdstip

1925

1924

Amerik. havens …….
….1365

1223

743

Binnenland …………..1831

1048

727
New York …………..

44

217

156

New Orleans ………….457

310

160

Liverpool ………………575

788

481

KOFFIE.
Sedert het vorig bericht bleef de stemming aan de koffie
0

markt kalm en daalden de prijzen aan de termijnmarkt
nog ongeveer
y
4
9.
% ct. onder den invloed van de 1
9.
2
shilling lager afkornende aanbiedingen van Brazilië.
Ook aan de overige Europeesche boot dmarkten was, even-
als in Amerika, de stemming niet zeér opgewekt. De
Centraal-Amerikaansche koffie’s komen thans overal in
flinke hoeveelheden binnen en oefenen op de toch reeds vrij
stille markten voelbaar eenigen druk uit.
Volgens telegram uit Brazilië bedroeg de voorraad in
de Gouvernementspakhuizen en spoorwegstations in het
binnenland van Sao Paulo tcruggehouden, op 28 Februari
1.1. 4.214.000 balen, hetgeen tegen 15 Februari I.I. eene
vermeerdering aanwijst van 10.000 balen. Ook de voorraad
te Santos is sedert 15 Februari toegenomen en wel met
132.000 balen. Dit is het gevolg van de zeer beperkte ver-
schepingen in de laatste vier weken. Te Rio, waarvan dé
oogst als bijna afgeloopen kan worden beschouwd,.en alwaar
dientengevolge de aanvoeren zeer klein zijn geworden, nam
de voorraad sedert 15 Februari af met 88000 balen..
Voor Santos kan de volgende oogstbecijfering worden
opgemaakt: balen.

Aanvoeren te Santos 1 Juli 1925-28 Febr. 1926 6.259.000
Voorraad binnenland Sao Paulo 28 Februari .. 4.214.000

io.s Hs.uUu
Af: Voorraad binnenland Sao Paulo 1 Juli 1925 L786.0.00′

dus door de plantages afgeleverd
1 Juli 1925-28 Februari 1926 8.687.000

– Wanneer de algemeen geldende rtming van 8.750.000
balen voor den loopenden Santos-oogst later juist mocht
blijken te’ zijn, zou dan op 28 Februari geen 100.000 balen
meer op de plantages aanwezig kunnen zijn geweest.
– De prijzen van gewoon goed beschreven Superior Santos
op prompte verscheping zijn thans ongeveer 101/- ii. 1021-
per cwt., en van dito Prime ongeveer 103/.
9.
104, terwijl
zij van Rio type New-York 7 met beschrijving, prompte
verscheping, bedragen 8516
9.
86[..
Van Robusta 01) aflading waren de aanbiedingen van
Nederlandsch-Indië ook wederom iets lager. Er kwamen
niet veel zaken tot stand en op het oogenblik zijn de
noteeringen van:
Palembang Robusta, April/Mei verscheping, 47% ct.
Juli/Sept.

46

,
c

Oct./Dec.

44%
alles per t4 K.G., cif, uitgeleverd gewicht, netto contant.
– De officieele loco-noteeringen bleven onveranderd 68 ct.
per % K.G. voor Superior Santos en 58 ct. voor Robusta.
– De noteeringen aan de Rotterdamsche termijnmarkt waren
aan de ochtend-call als volgt:

Santos-contract

Gemengd Contract
basis Good

basis Santos Good
Mrt.
1
Mei
I
Sept.
1
Dec. Mrt.
I
Mei
1
Sept.I Dec.

16 Mrt

5971,
57
53%
527 527j
51
48
471
9

61%
57%
54%
535j
53
51
491/
4

477/
8
61%
58
1
4
55%’
54%
.
55a
52%
50%
49
23 Febr. 61%
59%
57°
56
55%
543
52s
.51

De slot-noteeringen te New-York van het aldaar gelden-
de gemengd contract (basis Rio No. 7) waren:

Mrt.__

I
Mei
Sept.

I
Dec.

$
17,40
$
17,45
$16,27
$15,90
15

Mrt ……….
8
17,70
17;46
16,45
16,06
18,03
17;88
16,90
16,56
19

Febr.. …..
18,52 18,25
17,34
17,07
itotteroam,
10
Iviaart
19b.

THEE.

De theemarkt was in de afgeloopen week ‘prijshoudend
te noeiiien, terwijl ordinaire soorten
14
tot % d. per pond
iuoesten laten vallen. -,
D6 verschenen maandstatistiek van den Board of Trade
over Februari geeft voor het Vereenigd Koninkrijk aan-‘&ren te zien van 31,6 millioen lbs. tegenover 42,9 mil-
‘lioen lbs., een jaar geleden. De aanvoeren zijn dus met
‘hiet minder- dan ruim 11 millioen lbs. teruggeloopen.
De afleveringen voor invoer tot verbruik bedroegen 32,8
millioen lbs., welk cijfer een vermeerdering ten opzichte
van verleden jaar te zien geeft van ruim 4 millioen lbs.
Er bestaat reden om aan te nemen,’ dat er verleden jaar,
toen er in Februari een scherpe daling op de theemarkt
plaats vond, sprake was van onder-éonsumptie, anders zou
deze sterke toename vait bijna 15
o/
in 66n maand tijds
niet te verklaren zijn. –
De uitvoercijfers over Februari geven ten opzichte van verleden jaar een vermeerdering te zien van bijna’ 2 mii-
lioen lbs. waar voor dit jaar een hoeveelheid is aaigegeven
van 6,8 millioen lbs., wélke hoeveelheid verleden jaar 4,9
millioen lbs. bedroeg. De gezamenlijke afleveringen zijn
ongeveer 7)
,
2
millioen lbs. grooter dan de aanvoeren, zoodat
ook de voorraden in entrepot van 209,7 millioen lbs. op
ult° Januari teruggeloopen zijn tot 202,3 millioen lbs. op
ult° Februari. Dit terugloopen van den voorraad in entre-
pot is ‘wel merkwaardig in dezen tijd van het jaar, waar
zoowel in 1924 als in 1925 nog toenamen dier voorraden
te constateeren waren. In 1925 nam de voorraad nog met
8% millioên lbs. toe. De voorraden in entrepot staan thans op een-peil, dat 29 millioen lbs. lager is dan verledeh jaar.
Amsterdam, 15 Maart.

-.

STEENKOLEN.
Het groote evenement op de kolenmarkt is de publicatie
van het rapport van de Coal Commission. Er is 66n ding,
waarover allen het eens zijn en dat is, dat het geenszins
zoo radicaal uitgevallen is als sommigen verwachtten. Een
onmiddellijk gevolg van de recommandaties was een ,,mild
panie” te Newcastle, waar de prijzen van 1 tot’ 2 shilling
omhoog gingen. De andere markten hielden zich betrekke-
lijk kalm. Ook Newcastle heeft zijn bezinning intusschen
teruggevonden en de markt is niet meer dan’ prijshoudend
tot vast met eenigszins verhoogde prijzen tegenover ‘de
vorige week, terwijl de prijzen vergeleken bij die, welke
wij in ons vorig overzicht publiceerden, hier en daar ‘nog
lager zijn. ‘ ‘ –

268

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

17, Maart 1926

De rnarkt in Westfaleu is eer iets flauwer:en de prijzen
zijn .als volgt: Northumberland Ongezeefde ..
flO
,75

Durham Ongezeefde ……….. ,, 11,25
Cardiff Ongezeefde…………. ,, 13,50
• Schotsche Gezeefde ……….,, 10,75
Yorkshire Gewasschen Doubles 14,-
Westfaalsche Vetförder ……,, 10,75
Vetstukken …… ,, 13,-
Smeenootjes . . . . ,, 12,50

,,

Gasvlamförder .. ,, 10,75
Gietcokes . …
..

15,75
alles per ton van 1000 K.G., franco station Rotterdam/
Amsterdam.
Westfaalsche bunkerkolen f.o.b. Rotterdam/Amsterdam

f
9.85.
Markt prijshoudend.

16 Maart 1926.

,

IJZER.
Een nieuwe factor van onzekerheid op de ijzer. en staal-
markt in Engeland vormt de dreigende uitsluiting in de
machineindustrie, welke 500.000 arbeiders zou omvatten.
Ruwijzer is vast met verminderde vraag. In België is de
vraag naar ruwijzer groot als gevolg van de werkhervatting
in de ruwijzerverwerkende bedrijven van Charleroi. In de
afdeeling van bewerkte producten is een verzwakking van
de markt vast te stellen.

Noteering in de week van

117 Mrt.
8114 Mrt.
9115 Mrt.
1926 1926 1925

Ruwijzer.

f.o. 1. Micldlesbrough
Sh. Sh.
Sh.
Cleveland Foundry no. 1
731_ 731_

83/_
3
70/6 70/6
781_
4
69/6
6916
77/_
Hematite East Coast
Mixed Numbers
7716.
77/6
85/_

Wagon clépart Longwy
(Lot haringen)
Frs.
Frs.
Frs.
Moulage P. L. no. 3
407,50
470,50
335,-
Semi-phosphoreuse …
437,50
437,50
355,-

ab Werk Rheinl.-West falen
Mk. Mk.
Mk.
Gieszereiroheisen no. 1
88
88 93
3
86
861
91′
Hamatit ……………
..93i/
93K
99′

f.o.b. Antwerpen Frs.
Frs. Frs.
Gieten)

ruwijzer

no. 3
340-345
340-345
350_355

Waisproducten.
f. o. b. .&ntwerpen-(vrijbl.)
Sh. Sh.

Stafijzer

…………
105_106
104_105
109
.
108_109

Plaatijzer

5 mM………
3

,……..
119
119

METALEN.
Loco-N oteeringen te Londen:


Data
Koper
Stan-
daard

Koper
Electro-
Tin
lytisch

.
Lood
Zink

15 Mrt. 1926…
59._/.
65.17/6
259.7/6
31.17/6
33.151_
8

1926.-..
59.216
66.2/6
292.1216
32.2/6
35._/_
1

1926..
58.1716
66.
7
1_
295.17/6
33._/_
35._/_
22 Febr.1926…
59.12/6
66.15/-
291.151_
33.1716′
356.12/
16 Mrt. 1925…
63.7/6
68.5/-
245.17/6
‘37.10/_
35.15/_
20 Juli 1914 ._
61.-/-
145.15/_
19.-/_
21.10/_

VRACHTENMARKT.
De Noord-Amerikaansche graanvrachtenmarkt vertoont nog
steeds geen verbetering, in welke richting dan ook. De vrachten
blevên op hetzelfde lage niveau van verleden week, doch men
is niettemin niet in staat tot zaken te komen. Van Phila-
delphia werd een handige boot van 21000 qtrs, afgesloten
naar de Middellandsche Zee (niet oostelijk van West-Italië)
op basis van II cents per 100 lbs., én haven, per prompt,
terwijl drie ladingen geplaatst zijn naar Portugal, twee van de
Northern.range naar Lissabon of Leixos’tegen 2/1k per qtr.
en
11
cents per 100 lbs., en één van Portiand naar Lissabon
direct tegen. 2/- per qtr.
Van de Gulf werd’ een lading asphalt gedaan naar
Continent tegen 24/- per April, terwijl fosfaat bevracht werd
naar Australië tegen 32/6 per Maart/April. Naar Noord-China
werd voor een lading• olie in kisten 30 cents per kist betaald
van ,Port-Arthur.


De – suikermarkt van West-Indië – was, het grootste gedeelte van de week flauw gestemd. Tonnage van ongeveer. 6000 tons

werd bevracht Mai TJ.IÇ./Çontinent tegn 1.4/: .per begin April,
in sommi
g
e g
e
vall9n
lnet
de optie Marseille tegen 1/6 extra.
Kleinere booten (ongeveer 3000 tons) bedongen-.van’Cuba of
San Domingo 16/- naar I.LK./Continent. Van Cuba naar Japan
werd voor een 6500 tonfier $ 7,— één, $ 7.25 twee haveiis..,
betaald per midden Maart. Voor geraffineerde suiker kon een
handige boot in de dd’or bevrachters gewenschte grootte, nI.
3800 tons, 5 %, de in verhouding goede vracht van 18/6 be-
dingen naar Marseille direct, met cancelling 20 Maart.
De North Pacific was flauw, evenals de voorafgaande weken.
.Bevrachters slaagden erin een 6600 tonner te krijgen van
Vancouver tegen 26/- naar U.K./Continent, 6d. minder Ant-
werpen of Rotterdam, optie Middellandsche Zee 2/6 extra,
of Adriatische Zee 3/9 extra. Voor ‘lum her wordt $14,— per
mille geindiceerd naar Austnalië, . basis van twee naar twee
havens.
Van de River Plate was deze week aanzienlijk meer te doen,
doch, over het algemeen hebben de vrachten zich nog niet
verbeterd. De vraag was hoofdzakelijk naar proinpte booten.
Schepen met een goeden kubiek werden bevracht van Bahia
Blanca tegen 1 2/6,terwijl booten met een minder goeden kubiek
zich tevreden moesten stellen met 1 2/-. Concepçion bevrachtte
tegen 14/6 en Buenos-Aires of La Plata tegen 12/..
De salpetenvrachtenmarkt heeft, wat huiswaartsche vrach-.
ten betreft, niets van zich laten hooren. Naar de Vereenigde
Staten werd ook niet bevracht en is de beste indicatie $ 4,-
naar Galveston/Boston range.
De markten van het Oosten vertoonden niet de minste
opleving en het gebrek aan huiswaartsehe ladingen is grooter
dan ooit Van Wladiwostock en Dalny bestaat niet het minste
interesse voor tonnage, nôch voor boonen, nôch voor olie.
Graanladingen van Australië zijn zeer gering in getal en de
cenige afsluiting die deze week gerapporteerd kan worden
is tegen 26/6 van West-Australië naar de Middellandsche
Zee/U.K./Continent, optie, Shanghai of Japan tegen 21/3 of
Britsch-Indië tegen 20/. per 15/31 Maart.
De vraag van Burmah is gering doch ook het aanbod van
wilde booten is miniem. Tegen de lage vrachten die thans
heerschen kunnen bevrachters alleen ruimte krijgen in de
lijnbooten en werd op die basis per 15/31 Maart en 5/20 April
geboekt tegen 20/- naar Holland direct.
De eenige afsluiting van Britsch-Indlië naar deze zijde is
een boot van middelmatige grootte, van Bombay/Karachi
naar de Middellandsche Zee/U.K./Continent tegen 19/6 op
deadweight per Mei/Juni. Een flink aantal kolenbooten werd
bevracht van Calcutta naar Madras op basis van Rs. 4,— en
naar Bombay tegen Rs. 7,—, Maart/April.
In mais ging van Zuid-Afrika niets om; er vonden slechts
eenige kolenafsluitingen plaats.

De Donau is flauw en graan werd deze week niet bevracht,
terwijl dë Zwarte Zee één of twee booten heeft opgenomen op
basis van 12/6 Contineitt, met volle opties, hetgeen kan worden
herhaald.
Ook de Middellandsche Zee was zeer kalm met onveranderde
vrachten. Erts werd bevracht; Algiers/Ne.wport- 6/3, ‘Middies-
boro 6/6, San Raphael/Rotterdam 6/9, optie Hamburg 7,—.
In fosfaat ging slechts weinig om. Naar Rotterdam wordt 6/-
geindiceerd. Een zoutlading verd bevracht naar Halifax
tegen 12/6.
Van de Golf van Biscaye vonden niet veel bevrachtingen plaats, doch de vrachten zijn vast. Bilbao/Newport betaalde
6/6 en Rotterdam 5/6.
De Amerikaansche kolenvrachtenmarkt was flauw gestemd.
])e vrachten naar Zuid-Amerika bleven vast; naar Pernam.
buco werd per prompt $ 3.25 betaald en naar de Lower Plate
1
6/9 per Maart. Naar West-Italië accepteerde een groote April-
boot de lage vracht van $ 2.30 één, $ 2.40 twee havens.
De uitgaande kolenvrachten van Engeland bleven vast,
vooral naar de Zuid-Amerikaansche bestemmingen. Ook was de,markt naar de Middellandsche Zee goed. Afsluitingen zijn
o.m. vanZuid-Wales: Duinkerken 3/3, Barcelona 11/9, Venetië
12/6, Port Said ’11/9, Alexandrië – 12/-, Buenos Aires 19/6,
Bahia Blanca 19/6 en Santos 18/6 en van de Oostkust: Ham.
burg 3/71, Antwerpen 3/3, Oran 10/-, Genua 10/6, Venetië
12/11, Port Said
11/6,
Alexandrië 13/-, Buenos Aires 20/-.
‘De – time-charter vrachtenmai-kt leefde iets op en buiten Vereenigde” Staten/West-Indië vaart werden eenige afslui-
tingen op deze basis gedaan. Een boot van middelmatige
grootte werd bevracht Voor stukgoedvaart- tegen 3/3. Voor Zuid-Amerika-vaart bedong een 8000 tonner $ 1.05, op- en
teruglevering St. John. Voor lumbervaart, oplevering Pacific
is de vracht $ 1.15 tot $ 1.25. –

RJJNVAART.
Wees van 6 t/m. 13 Maart 1926.
Zoowel te Rotterdam als in de Ruhiliavens ondergingen
• de vraéhten geen wijziging en bléef overigéns de’algemeène
toestand stationiiain.

Auteur