Ga direct naar de content

Jaarvergadering IMF en Wereldbank Een voorbeschouwing

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: augustus 17 1983

Geld- en kapitaalmarkt

&Â¥
Q

Jaarvergadering IMF en
Wereldbank
Een voorbeschouwing
DRS. B. B. DE BAAT DOELMAN*
Inleiding
In September zal in Washington de gecombineerde Jaarvergadering van het Internationale Monetaire Fonds (IMF) en de Wereldbank plaatsvinden. Zowel officiele vertegenwoordigers van de 146 lidstaten van deze instellingen als vertegenwoordigers van het
internationale bankwezen zullen er van gedachten wisselen over de huidige situatie in
het mondiale financiele bestel. Belangrijker
dan de Jaarvergadering zijn evenwel de bijeenkomsten van het Interim Committee en
het Development Committee, de beleidsbepalende organen van respectievelijk het IMF
en de Wereldbank. In dit artikel wordt ingegaan op de stand van zaken tot nu toe en op
de onderwerpen die (vermoedeh’jk) in beide
Committees aan de orde zullen komen.
Schuldproblemen
De samenwerking tussen monetaire autoriteiten (hetzij afzonderlijk, hetzij via de
Bank for International Settlements (BIS) te
Bazel), IMF en commerciele banken is in de
afgelopen twaalf maanden toereikend gebleken om een aantal landen met ernstige betalingsmoeih’jkheden in betrekkelijk korte tijd
van voldoende buitenlandse deviezen te
voorzien, waardoor deze landen in staat werden gesteld geheel of grotendeels aan bun
renteverplichtingen op him buitenlandse
schuld te blijven voldoen. Dit is van belang
aangezien bij een te lang uitblijven van rentebetalingen sommige internationaal opererende banken in de verliescijfers zouden kunnen komen, met als mogelijk gevolg een internationale financiele crisis door het wegvallen van het vertrouwen in het
internationale bankwezen.
Het IMF speelde in deze een centrale rol
door enerzijds als voorwaarde voor de door
deze instelling te verstrekken kredieten debiteurlanden te bewegen tot het voeren van een
bezuinigingsbeleid en anderzijds de crediteurbanken te bewegen tot aanvullende kredietverstrekking aan de in financiele problemen verkerende landen. De BIS verschafte in
voorkomende gevallen een overbruggingskrediet, ten einde de periode te overbruggen
die h’gt tussen het moment dat betalingsproblemen evident zijn en het moment dat de
overeenkomst met het IMF en de banken
rond is. Sindsdien is een omvangrijke ,,rescheduling”-operatic op gang gekomen om
de looptijdstructuur van de buitenlandse
schuld van diverse landen te verbeteren. De
hiermee gemoeide bedragen zijn enorm. Sedert augustus 1982, de maand waarin Mexico kenbaar maakte niet meer aan zijn buitenlandse verplichtingen te kunnen voldoen, accumuleerden de reschedulingsverzoeken tot

een totaal bedrag van $ 90 mrd., waarvan
Mexico alleen al $ 35 mrd voor zijn rekening
nam 1). De sterke toename van het aantal
probleemlanden is voor een belangrijk deel
het gevolg van het regiosyndroom en de kuddegeest die het internationale bankwezen
parten speelt. Zodra een land binnen een bepaalde regio in financiele problemen komt
stagneert uiteindelijk de kredietverstrekking
aan de regio. Thans ondervindt LatijnsAmerika hiervan de gevolgen, Oost-Europa
ervoer dit reeds in een eerder stadium na de
schuldproblemen rond Polen. Gezien de afgenomen bereidheid van het internationale
bankwezen zijn internationale kredietverlening in onverminderd tempo voort te zetten
— de netto kredietverstrekking door banken
aan ontwikkelingslanden was in de tweede
helft van 1982 zelfs negatief — is enerzijds
een verdere toename van het aantal reschedulingsverzoeken waarschijnlijk, terwijl anderzijds een groter beroep zal worden gedaan
op de kredietverstrekking door officiele instellingen als IMF en Wereldbank.
Middelen IMF
Ten einde het IMF zijn taak als hoeder van
het internationale financiele systeem naar
behoren te kunnen laten uitvoeren, zal deze
instelling over voldoende middelen moeten
beschikken. Immers, via de conditionele kredietverlening door het Fonds bestaat er toezicht op het bezuinigingsbeleid in de probleemlanden dat uiteindelijk moet leiden tot
vennindering van de externe tekorten, waardoor het internationale financiele systeem
aan stabiliteit wint.
Er zijn vier mogelijkheden om de middelen van het Fonds uit te breiden:
1. nieuwe allocatie van SDR’s 2);
2. quotaverhoging 3);
3. krediet opnemen bij rijke lidstaten;
4. rechtstreeks beroep op kapitaalmarkt.
Het Interim Committee, dat in april 1982
te Helsinki bijeen was, besloot af te zien van
SDR-allocatie, terwijl een beroep op de kapitaalmarkt als niet wenselijk werd beschouwd.
De VS voelden destijds ook niet voor een
achtste quotaverhoging, doch lieten dit
standpunt los na de problemen rond Mexico.
Tevens deden zij het voorstel voor een ,,safety net”, een soort noodfonds waarop landen
in acute liquiditeitsproblemen (bij voorbeeld
in geval van kapitaalvlucht) een beroep kunnen doen. De houding van de VS om in eerste
instantie een achtste quotaverhoging en later
een te forse verhoging te voorkomen, hangt
samen met de herschikking van de quotaaandelen bij de achtste verhoging (de z.g. selectieve quotaverhoging).
Het quotumaandeel van de VS is op grond

van de relatieve positie van de Amerikaanse
economic te hoog en die van o.a. Japan en
West-Duitsland te laag. Volledige correctie
hiervan zou het huidige vetorecht van de VS
in het IMF op den duur in gevaar kunnen
brengen. Het Interim Committee dat in februari jl. in Washington bijeen was, bereikte
uiteindelijk overeenstemming over middelenuitbreiding van het Fonds via een verhoging van de quota met 47,5% van SDR 61
mrd. tot SDR 90 mrd. Wegens de selectiviteit
zien sommige landen nun quotum met meer
dan met 47,5% stijgen, andere met minder.
De hieruit voortvloeiende herschikking van
de aandelen vindt op zodanige wijze plaats
dat het stemmenaandeel van de VS nauwelijks daalt 4).
Normaal vindt herziening van de quota
plaats om de vijf jaar (de laatste keer in
1980), doch wegens de huidige financiele
problemen en het grote beroep op IMF-middelen wordt ernaar gestreefd de ratificatie
van de achtste verhoging voor eind 1983
rond te hebben. Beslissend is het feit dat het
Amerikaanse Huis van Afgevaardigden uiteindelijk toch akkoord is gegaan met de quotaverhoging, zij het met een krappe meerderheid nadat de Senaat al eerder akkoord was
gegaan. Aangezien het door het Huis van Afgevaardigden geaccepteerde voorstel qua
vorm afwijkt van het door de Senaat geaccepteerde voorstel, zal een commissie nog overeenstemming dienen te bereiken over de verschillen.
Vooral door te wijzen op het Amerikaanse
belang (1 op de 5 Amerikaanse banen is afhankelijk van de export naar ontwikkelingslanden) slaagden de Amerikaanse autoriteiten erin het Huis te overtuigen van de noodzaak van middelenuitbreiding van het Fonds.
Veel conservatieve leden huldigen de opvatting dat door verhoging van de
IMF-middelen de belastingbetaler opdraait
voor de onvoorzichtige kredietverstrekking
door het internationale bankwezen in het
verleden. Niet alleen een onjuiste maar ook
een kortzichtige opvatting, welke verstrekkende gevolgen had kunnen hebben voor de
Amerikaanse economic.
Naast de uitbreiding van de normale middelen van het IMF, zoals boven omschreven,
krijgt het IMF ook toegang tot de middelen
van de Groep van 10 en Zwitserland 5), wel* De auteur is medewerker op het Economisch Bureau van de AMRO Bank. Het artikel is geschreven
a litre personnel.
1) Group of thirty, Commercial banks and the restructuring of cross-border debt, biz. 3.
2) De Special Drawing Right (SDR) is de rekeneenheid die samengesteld is uit DM, Ffr, Yen, pond
en dollar. De valuta’s worden gewogen al naar gelang het belang van de betrokken economic. Een
SDR is thans $ 1,04 waarcl. Een nieuwe allocatie
van SDR’s betekent een verruiming van de internationale liquiditeit door toewijzing van SDR’s aan de
lidstaten van het IMF. De toewijzing vindt plaats
naar rato van het quotumaandeel.
3) Het IMF verkrijgt in eerste instantie haar middelen uit stortingen door de lidstaten. Dit zijn de quota
van de lidstaten in het Fonds welke gerelateerd zijn
aan de kracht van de betrokken economieen. De
huidige quotaverdeling vormt geen juiste afspiegeling meer van de betrokken economieen.
4) Drs. J. Schuijer, medewerker bij het IMF, geeft
hierover een duidelijke uiteenzetting in ESB van 23
maart 1983.
5) Belgie, Canada, Duitsland, Frankrijk, Italic, Japan, Nederland, Zweden, Verenigd Koninkrijk en
de VS. De status van Zwitserland is begin dit jaar
gewijzigd van geassocieerd lid naar volledig lid. In
feite kan nu beter gesproken worden over de Groep
van 11.

759

ke bovendien uitgebreid worden van SDR
6,4 mrd. tot SDR 17 mrd. Tussen deze lan-

den bestaat sedert 1962 een algemene leningsovereenkomst, de z.g. General
Agreement to Borrow (GAB), waarop door

deze landen getrokken kan worden in aanvulling op het gebruikelijke IMF-krediet. Na
ratificatie mag het IMF onder bepaalde voorwaarden van deze middelen gebruik maken
voor kredietverstrekking aan landen die niet
tot de Groep van 10 en Zwitserland behoren.

Het gebruik van de GAB-pot voor niet-leden
zal in feite de realisatie vormen van het ,,safe-

ty net”-voorstel van de Amerikanen. Het Amerikaanse voorstel van destijds was even-

wel vaag en op initiatief van de Duitsers is er
de bovenomschreven vorm aan gegeven. Saoedi-Arabic heeft zich bereid verklaard SDR

1,5 mrd. aan de GAB ter beschikking te stellen, na parlementaire goedkeuring van de
verhoging door de andere landen, waarmee
de omvang van de GAB SDR 18,5 mrd. zal
bedragen. De bijdrage van Saoedi-Arabie

aan de GAB staat los van de leningen die dit
land met het IMF is overeengekomen.

Sedert mei 1981 bestaat tussen het IMF en
Saoedi-Arabie een overeenkomst waarbij dit
land het Fonds een krediet van SDR 12 mrd.
verstrekt in de periode 1981-1983, en wel
van SDR 4 mrd. per jaar, op voorwaarde dat
de betalingsbalans- en reservepositie van Saoedi-Arabie dit toelaat. Dit laatste vormt wegens de gedaalde olie-inkomsten nu juist een

hinderpaal voor de totstandkoming van de
kredietovereenkomst betreffende de laatste
SDR 4 mrd. Onderhandelingen hierover zijn
nog gaande, doch vermoedelijk zal SaoediArabie het Fonds verwezen hebben naar lan-

den die wel een overschot op hun betalingsbalans hebben. Het recente verzoek van
IMF-directeur De Larosiere aan de Groep

van 10 en Zwitserland het Fonds van extra
krediet te voorzien moet dan ook in dat licht

worden gezien. Het verzoek is overigens afgewezen door met name de VS en Duitsland,
welke landen de huidige middelenuitbreiding als toereikend beschouwen. Inclusief de
uitbreiding van de GAB zal het Fonds, indien
de ratificatie voorspoedig verloopt, zijn middelen eind 1983, begin 1984 uitgebreid zien
van SDR 67,5 mrd. tot SDR 108,5 mrd., een

toename met ruim 60%.Mocht onverhoopt
blijken dat deze middelen niet toereikend

zijn, dan zal niet afwijzend worden gereageerd op een IMF-verzoek om extra krediet.

meer dan voor de quotaverhoging. Indien

zou worden besloten dat het land met de geringste (selectieve) quotaverhoging na verlaging van de limiet nominaal hetzelfde bedrag
op het IMF moet kunnen blijven trekken, dan
zouden de limieten niet verder dan tot 369%
(123% per jaar) verlaagd mogen worden 6).
Aangezien de trekkingsruimte voor alle andere landen wegens hun hogere selectieve
quotaverhoging wel in nominate termen toeneemt zou een dergelijk percentage het liqui-

diteitsverruimende effect van de quotaverhoging voor het fonds sterk afkalven, hetgeen niet de bedoeling is aangezien het Fonds
met de verkregen middelen de komende vijf
jaar toemoet. Een enigszins lagere trekkingslimiet dan de bovengenoemde 369% is derhalve waarschijnlijk. Het spreekt voor zich
dat de hoogte van de trekkingslimiet mede
bepalend is voor de liquiditeitspositie van het
IMF in de komende jaren. Daarbij dient te
worden gerealiseerd dat van de jongste middelenuitbreiding met SDR 41 mrd. (incl.
GAB) slechts 60% betrekking heeft op valuta’s die bruikbaar zijn voor kredietverstrekking door het IMF, terwijl de middelen onder
de GAB slechts mogen worden gebruikt in
geval van een bedreiging van het internationale monetaire systeem. Verschillende studies wijzen reeds op liquiditeitsproblemen
voor het IMF zoniet dit jaar, dan toch zeker in
de komende jaren 7). Een mogelijk ander
punt dat ter sprake kan komen in het Interim
Committee berreft de allocatie van SDR’s.
Door de stagnerende kredietverstrekking
door het particuliere bankwezen, de intering
op de deviezenreserves door diverse landen
en het wegstromen van middelen naar de VS
onder invloed van het hoge renteniveau aldaar, is de vraag gerechtvaardigd of er momenteel geen tekort aan deviezenreserves is
ontstaan, welke een aanvulling behoeven
door toewijzing van SDR’s aan de lidstaten.
Het laatste besluit betreffende de toewijzing
van SDR’s viel in 1978, toen besloten werd in
de periode 1979-1981 SDR 4 mrd. per jaar
toe te wijzen aan de lidstaten. De kans op een
nieuwe SDR-allocatie is evenwel klein gezien
het huidige beleid in de VS, dat gericht is op
inflatiebestrijding en SDR-toewijzing als een
bedreiging ziet voor dit beleid wegens de
hierdoor toenemende mondiale liquiditeitcnmassa. Inzake SDR-toewijzing kan de VS
haar vetorecht doen laten gelden.

name het standpunt van de VS vormt een
struikelblok, aangezien zij zowel om politieke als budgettaire redenen de bijdrage aan de
IDA niet wensen te verhogen. Het VS-voorstel impliceert zelfs een verlaging-van de
IDA-gelden tot $ 9 mrd. voor de periode medio 1984-medio 1987. De Wereldbank heeft
verzocht om $ 16 mrd., $ 4 mrd. meer in ver-

gelijking met de nog lopende IDA-periode,
hetgeen gecorrigeerd voor inflatie slechts een
reele toename met $ 1 mrd. zou impliceren.

Ten slotte
Het is te hopen dat de middelenuitbreiding
van het IMFbinnen de daarvoor gestelde termijn (30 november 1983) door voldoende
lidstaten geratificeerd zal zijn, waardoor de
quotaverhoging kan worden geeffectueerd.
Hiermee wordt het Fonds middelen verschaft waarmee het zijn hulp aan landen met
tijdelijke betalingsbalanstekorten kan voortzetten en zo kan bh’jven bijdragen aan de stabilisatie van het Internationale financiele systeem. Aangezien het commerciele bankwezen gehouden is uit liquiditeits- en solvabiliteitsoverwegingen te streven naar een zo
klein mogelijk kredietrisico kan het niet verweten worden grotere voorzichtigheid aan de
dag te leggen inzake de externe kredietverlening. In de toekomst zal dan ook bij de financiering van landen in ontwikkeling een groter
beroep gedaan moeten worden op officiele
instellingen als de Wereldbank.
Mocht het IMF onverhoopt worden geconfronteerd met een tekort aan financieringsmiddelen, hetgeen zeer waarschijnh’jk
is, zou een tijdelijk beroep van het IMF op de
kapitaalmarkt in heroverweging moeten
worden genomen. De daarmee samenhangende bezwaren wegen niet op tegen het in
gevaar brengen van het Internationale financiele stelsel.
B. B. de Baat Doelman

6) Situatie voor het land met de laagste selectieve
quotaverhoging (22%) voor en na de verhoging:
Voor
Quotum in IMF (stel) . . . . .
Trekkingslimiet (nominaal).
Trekkingslimiet
(in % van het quotum) . .

Na

SDR 100 mln. SDR 122 mln.
SDR 450 mln. SDR 450 mln.
450%

369%

Wereldbank
Beroep op IMF-krediet

7) Zie J. Schuijer, op. tit.

De Wereldbankgroep (IBRD, IDA en
IFC) verleende in het afgelopen financiele
jaar (eindigend 30 juni 1983) kredieten ter

8) De Wereldbankgroep bestaat uit de International Bank for Reconstruction and Development

Een belangrijke beslissing die het Interim

waarde van $ 14,4 mrd. 8). Het totale uit-

Committee in September zal moeten nemen

staande krediet steeg van $ 29,2 mrd. (eind

behelst de trekkingsruimte van een land op

juni 1982) tot $ 33,7 mrd. (eind juni 1983).

IMF-krediet. Momenteel kan een land onder
de «stand-by” en ..Extended Fund Facility”
maxunaal 150% per jaar van zijn quotum op

het Fonds trekken gedurende drie jaar (in totaal dus 450%). Handhaaft men dit percentage na de quotaherziening, dan blijft er voor
het IMF geen ruimte over om nieuwe probleemlanden financieel bij te staan. Verla-

ging van de trekkingslimiet is derhalve nodig,
aangezien de huidige quotaverhoging tot
doel heeft het IMF van meer financiele armslag te voorzien. Het probleem doet zich hier-

Door versnelde overmakingen aan debiteurlanden en door uitbreiding van de kredietverstrekking in de komende drie jaar wordt
gepoogd enig soelaas te bieden voor de terugval in de commerciele kredietverstrekking. Met name cofinanciering (financiering
van projecten door Wereldbank en commerciele banken samen) zal een groter accent
krijgen.
Het Development Committee zal zich in
September wederom moeten buigen over de

lectief is, zodat sommige landen na verlaging
van de trekkingslimiet in feite nominaal min-

financiering van de International Development Association (IDA), die tegen zeer
zachte voorwaarden kredieten verstrekt aan
de armste landen, landen met een inkomen

der kunnen trekken op het Fonds en andere

per hoofd van minder dan $ 410 per jaar. Met

bij evenwel voor dat de quotaherziening se-

760

(IBRD) en twee dochterinstellingen: de International Development Association (IDA) en de International Finance Corporation (IFC). Het doel van

de groep is verhoging van de levensstandaard in
ontwikkelingslanden. De IBRD verstrekt daartoe
leningen die zij zelf financiert op de internationale

kapitaalmarkt. De leningen hebben meestal een aflossingsvrije periode van 5 jaar en een looptijd van
20 jaar of minder. De leningen zijn rentedragend in

tegenstelling tot die van de IDA welke bestemd zijn
voor de allerannste landen. De leningen van IDA

hebben een aflossingsvrije periode van 10 jaar en
een looptijd van 50 jaar. De leningen worden gefinancicerd uit bijdragen van de rijke lidstaten. De

IFC heeft tot doel de groei in de particuliere sector
te bevorderen en verleent daartoe hulp bij het aantrekken van binnenlandse en buitenlandse lenin-

gen. De Wereldbank is derhalve een ontwikkelingsbank in tegenstelling tot het IMF, dat kredieten verstrekt voor de financiering van tijdelijke betalings-

balanstekorten, waarbij als voorwaarde geldt dat
het beleid gericht dient te zijn op vennindering van
deze tekorten.

Auteur