Ga direct naar de content

Iran

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: maart 12 1980

Geld- en kapitaalmarkt

Iran
DRS. J. A. SCHOLTEN*

De kredietstatus van Iran

De Islamitische revolutie in Iran heeft
niet alleen tot verstoringen op de oliemarkt geleid maar ook tot bizarre taferelen op de internationale kapitaalmarkt. De internationale bankiers zijn
zich goed bewust geworden van de politieke risico’s die internationale leningen
met zich brengen. In dit artikel zal worden geprobeerd de gebeurtenissen nog
eens op een rijtje te zetten.
Aan de hand van de gegevens uit de
World Debt Tables van de Wereldbank
en de jaarlijkse Development Co-operation Review van de OESO, vah op te
maken dat de totale opgenomen buitenlandse schuld van Iran ultimo 1978
$ 10,5 mrd. bedroeg. Hiervan was
$ 8,3mrd. publieke buitenlandse schuld
en naar schatting $ 2 mrd. particuliere
schuld. De voornaamste financieringsbron vormden de internationale banken

welke ongeveer $ 6,5 mrd. aan Iran had.:,
den uitgeleend.
Bij de internationale banken had Iran:
in het algemeen een uitstekende krediet.
status. Gezien de opbrengst van de export van goederen en diensten van ongeveer $ 26 mrd. in 1978kon de omvang ,
van de buitenlandse schuld niet als bui.’ ,
tensporig worden aangemerkt. Ook de
“debt service ratio” (rente en aflossing
op de buitenlandse schuld als percentage’
van de export van goederen en diensteny
van 9% in 1978 werd als goed beoor.:
deeld. Snelle economische groei, grote’
overschotten op de lopende rekening na~

• De auteur is medewerker van het Economisch Bureau van de Amro Bank te Amsterdam. Het artikel is geschreven à titre per-‘
sonneI.

1973, omvangrijke internationale reserves en een zekere stabiele export door
grote oliereserves maakten Iran tot een
van de favoriete landen voor internationale leningen. De moderniseringsplannen van de sjah werden hier en daar
wel als overambitieus aangemerkt, maar
door de solide externe positie leek het
economisch risico toch beperkt.
Achteraf gezien is te concluderen dat
de snelle industrialisering en modernisering van de samenleving een te grote
culturele schok heeft veroorzaakt. Het
einde van de bouw”boom” in 1977 leidde verder tot snel toenemende werkloosheid welke de sociale onrust nog eens
extra aanwakkerde. Gezien de geringe
politieke
uitdrukkingsmogelijkheden
moest het vroeg of laat dan ook tot een
gewelddadige uitbarsting komen.

Default
Ook na de verdrijving van de sjah
kwam Iran haar verplichtingen m.b.t.
de publieke schuld aan het buitenland
goed na. De betalingen kwamen soms
met enige vertraging binnen, maar dit
was gezien de binnenlandse chaos in
Iran niet zo verbazingwekkend. Alleen
industriële bedrijven waren door stagnatie in produktie en afzet vaak niet
meer in staat hun financiële verplichtingen na te komen.
De toenemende politieke spanning
tussen Iran en de Verenigde Staten sloeg
in november echter over op de financiële
verhoudingen. Op 14 november vorig
jaar verklaarde de toenmalige minister
van buitenlandse zaken en de huidige
president van Iran, Bani Sadr, dat Iran
al zijn tegoeden bij Amerikaanse banken
zou terugtrekken. De Iraanse tegoeden
bij instellingen in de Verenigde Staten
bedroegen toen $ 4 mrd., terwijl nog
zo’n $ 4 mrd. bij de filialen van Amerikaanse banken buiten de Verenigde Staten was ondergebracht. Gezien het feit
dat het grootste deel van de tegoeden
termijndeposito’s waren, welke pas op
de vervaldag opeisbaar waren, had de
directe schade nooit erg groot kunnen
zijn. De Amerikaanse regering, niet bij
machte om de gijzeling in de Amerikaanse ambassade op te lossen, greep de verklaring van Bani Sadr dankbaar aan en
sloeg nog dezelfde dag hard terug:
alle Iraanse tegoeden bij Amerikaanse
banken werden bevroren. De volgende
dag, 15 november, diende Iran $ 4 mln.
aan rente te betalen over een gesyndiceerde lening uit 1977, groot $ 500 mln.
Het was de grootste buitenlandse lening
welke door, een syndicaat van banken
aan Iran was verstrekt.
Op 5 november had de Iraanse centrale bank, Bank Markazi, aan Chase
Manhattan in New York opdracht gegeven op de vervaldag $ 4 mln. van haar
tegoed over te boeken naar de leider van
ESB 5-3-1980

het bankensyndicaat, Chase Manhattan
in Londen. De bevriezing van de tegoeden verhinderde echter de overboeking
van het ene kantoor van Chase naar het
andere. Chase Manhattan Londen constateerde dat Iran zijn financiële verplichting niet langer nakwam en stuurde
aan op een stemming binnen het bankensyndicaat over de te treffen maatregelen.
Tegen de wens van de Europese en
Canadese banken stemde de meerderheid van Amerikaanse banken voor een
ingebrekestelling (“default”) van Iran.
De hoofdsom van $ 500 mln. werd hierdoor direct opeisbaar. Bovendien konden via Z.g.”cross-default”-clausules een
groot aantal andere leningen direct opeisbaar worden. De “cross-default”clausule is een gebruikelijke bepaling bij gesyndiceerde leningen met als doel een
gelijke behandeling van alle leningen bij
betalingsproblemen te verkrijgen. Bij
hun weigering Iran in “default”teverklaren namen de Europese en Canadese
banken in overweging dat Iran zich,
wat betreft het niet nakomen van zijn
verplichtingen, waarschijnlijk succesvol
op force majeure kan bergepen. Bovendien is het bij internationale leningen
ongebruikelijk de zaak zo snel op scherp
te zetten. Met Zaïre is bijvoorbeeld jarenlang onderhandeld voordat een schuldenregeling tot stand kwam.
De nervositeit werd nog eens verhoogd doordat Amerikaanse banken en
later ook andere ondernemingen links
en rechts beslag probeerden te leggen
op de Iraanse bezittingen. Zo trachtte
Morgan Guaranty de hand te leggen op
de Iraanse deelnemingen in de concerns
Krupp en Babcock. Twee Amerikaanse
verzekeringsmaatschappijen hebben beslag laten leggen op door Iran aan een
museum in Washington uitgeleende
kunstwerken. In Frankrijk is Iran betrokken in een geschil over de Iraanse deelneming in Eurodif, een uraniumverrijkingsgroep, waaruit Iran zich wenst
terug te trekken. Een bijkomend probleem is dat niet duidelijk is onder wiens
jurisdictie de tegoeden bij filialen van
Amerikaanse banken in het buitenland
vallen: onder de Amerikaanse of onder
die van het land waar het betrokken
bankfiliaal is gevestigd? In Londen worden over dit vraagstuk een aantal processen gevoerd.
Iran heeft inmiddels duidelijk verklaard bereid te zijn al zijn financiële
verplichtingen na te komen. De uitroep
van Bani Sadr, eind november, dat Iran
zijn schulden niet meer zal betalen,
werd weer haastig ingetrokken. Er is
alleen een uitzondering gemaakt voor
kredieten aan de familie van de sjah.
Dit heeft echter niet kunnen verhinderen
dat Iran over de gehele wereld verstrikt
is geraakt in een financieel-juridisch
web, dat voor het toch al uitgedunde
bankmanagement in Iran nauwelijks
meer moet zijn te overzien. Alleen al in
de Verenigde Staten lopen momenteel
honderd processen tegen Iran. Daar ko-

men nog eens bij de Iraanse pogingen
in met name Zwitserland, om beslag te
leggen op de vermogens van de sjah en
zijn familie.

De economische toekomst van Iran
In het verleden werd de Iraanse economie al gedomineerd door de oliesector maar sinds de val van de sjah is
de afhankelijkheid van de oliesector alleen nog maar toegenomen. De industriële sector draait nog slechts op een
heel laag produktieniveau. Gebrek aan
onderdelen, grondstoffen en management vormen de belangrijkste problemen. Het stopzetten van bijna alle grote
bouwwerken heeft de bouwsector bijna
geheel doen ineenstorten. Alleen rond
Teheran vertoont de woningbouw enige
opleving. Het aantal werklozen is de
laatste tijd gestegen tot 3V2 miljoen mensen of ruim een kwart van de beroepsbevolking. Het BNP is sinds 1977 met
20% gedaald’. De olieproduktie is t.O.V.
1977 met bijna de helft terugggelopen
tot 3 mln. vaten per dag. Bij een export
van 2 mln. vaten per dag ontvangt Iran
bij de huidige olieprijzen ongeveer $ 24
mrd. per jaar uit zijn olie-export. Dit is
meer dan voldoende om bij de huidige
sterk gedaalde import voor een fors
overschot op de handelsbalans te
zorgen. Een sterke daling van de olieproduktie zal het land echter niet meer
kunnen dragen. Als het onderhoud van
de .olievelden niet snel ter hand wordt
genomen en de levering van onderdelen
voor de olie-industrie niet op gang
komt, zal de olieproduktie beslist verder
dalen.
Consistente plannen voor de inrichting van de economie zijn door de
nieuwe machthebbers nog niet ontwikkeld. De Koran verstrekt, evenmin als
de Bijbel, eenduidige voorschriften over
de inrichting van een economie. De gedachten gaan wèl uit naar een meer
autarkisch gerichte samenleving met
grotere nadruk op de landbouw. Pogingen om de stadsbewoners over te halen
terug te keren naar. het platteland lijken
echter bij voorbaat tot mislukken gedoemd. Een hard en karig bestaan op
het platteland zondet de voorzieningen
die alleen in de steden aanwezig zijn,
zal de armere stadsbewoners niet aantrekken.
Naar verwachting zal ook in de komende jaren de ontwikkeling van Iran
worden gestuurd door de geestelijke
leiders. De uitslag van de recente presidentsverkiezingen, met een zeer ruime
overwinning voor de lekenkandiaat Bani
Sadr, toont aan dat de Iraniërs dan wel
voorstanders mogen zijn van een Islamitische staat, maar toch gekant zijn tegen
een machtsconcentratie bij de geestelijken. De religieuze haviken lijken echter
nog voldoende invloed te hebben om een
nieuwe samenhangende opzet van de
Iraanse economie ernstig te frustreren.
291

De mogelijke gevolgen voor de internationale kredietverlening
De problemen met Iran hadden zich
nauwelijks op een ongunstiger tijdstip
kunnen voordoen. Recycling van het
OPEC-surplus en de financiering van de
lopende rekeningtekorten van de nietolieproducerende ontwikkelingslanden
vormen de grootste problemen en zullen
een uiterste krachtsinspanning vergen.
Het tekort op de lopende rekening”van
de niet-olieproducerende ontwikkelingslanden wordt voor dit jaar geschat op
$ 70 mrd. Bij iedere verdere stijging van
de olieprijs met $ 1 per vat zal het tekort
op jaarbasis met nog eens $ 2 mrd. toenemen.
Het valt te voorzien dat de banken
zich nu veel voorzichtiger gaan opstellen bij hun internationale kredietverlening. Onder invloed van de gebeurtenissen in Iran zullen de rentemarges bij
internationale leningen de neiging heb-

292

ben zich te vergroten bij gelijktijdige verkorting van de looptijden. De OPEC
heeft de bui waarschijnlijk zien aankomen, want gedurende het derde kwartaal
van 1979 werden de $ 20 mrd. extra
deposito’s van de OPEC bij Westerse
banken, bijna geheel bij banken buiten
de Verenigde Staten geplaatst. De bulk
van de extra deposito’s werd door de
OPEC nog steeds in dollars aangehouden. Gezien de zwakke dollar is dit voor
de OPEC een vrij slechte belegging terwijl ze door hun olie in de grond te houden een uitstekende belegging voorhanden hebben. De belangrijkste les die men
uit de Iran-affaire kan trekken is dat
kredietrisico beoordeling van landen een
zeer lastige zaak is, die niet aan de
hand van een aantal simpele economische ratio’s is te verrichten.

J. A. Scholten

Auteur