Ga direct naar de content

Aardgas in West-Europa

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: maart 12 1980

Aardgas in West-Euro~a
DRS. D. DE BRUYNE*

Inleiding
De ontdekking in 1959 van het reusachtige gasveld in Groningen heeft zeer
ingrijpende gevolgen gehad, niet alleen
voor de gasindustrie hier te lande maar
ook in België, West-Duitsland en Frankrijk. De omvang van de reserves was
zodanig dat de o p stadsgas draaiende
industrie in Noordwest-Europa vol vertrouwen op aardgas kon overschakelen.
Dit was in hoofdzaak Nederlands gas,
aangevuld met kleinere, maar niettemin
belangrijke, hoeveelheden aardgas uit de
reserves in Frankrijk, Duitsland en elders. De ontdekking in het begin van de
jaren zestig van aanzienlijke reserves in
het zuidelijk deel van de Noordzee stelde
het Verenigd Koninkrijk in staat het
voorbeeld van het Europese vasteland te
volgen.
Gedurende het grootste deel van de
jaren zestig en het begin van de jaren
zeventig hield de gasindustrie in Europa
zich intensief bezig met de omschakeling
van stadsgas van lage calorische waarde
o p aardgas van hogerecalorische waarde
en met de aanleg van pijpleidingen. De
omschakeling is in bijna alle Westeuropese landen voltooid en er bestaat thans
een zeer uitgebreid pijpleidingnet, dat
zich over de meeste belangrijke gasafzetgebieden van het Europese vasteland uitstrekt.
Bedroeg het aandeel van aardgas in het
primaire energieverbruik van geheel
West-Europa in het begin van de jaren
zestig nog maar nauwelijks 2%, in 1978
was dit reeds gestegen tot ongeveer 15%.
In sommige landen is dit aandeel aanzienlijk hoger. In de Verenigde Staten
bijvoorbeeld bedroeg het aandeel van
aardgas in het begin van de jaren zeventig
al meer dan 30% en in ons land lag het
aandeel in 1978 o p 5 1%.
Figuur 1 laat zien hoe het aardgasbedrijf sinds het begin van de jaren zestig is
gegroeid tot een huidig niveau van ongeveer 180 mrd. m3 o p het Europese vasteland of zo’n 225 mrd. m3 voor geheel

West-Europa, inclusief het Verenigd Koninkrijk. Geconstateerd kan worden dat
in deze periode meer dan 90% van het in
West-Europa gebruikte gas uit lokale
bronnen afkomstig was, met inbegrip
van intereuropese leveranties van Nederlands en Noors gas. Dit verklaart ten dele
de zeer snelle groei van aardgas ten
opzichte van de meeste andere brandstoffen. Bovendien was gas goedkoper.
Hierdoor en door zijn specifieke eigenschappen is aardgas voor bijna alle toepassingen, uitgezonderd in de vervoerssector, aantrekkelijker dan de meeste
andere vormen van energie.
Europese gasindustrie
Na deze korte inleiding zou ik mij
verder willen bepalen tot de ontwikkeling o p het Europese vasteland. De forse
stijging van de olieprijzen in 197311974
vergrootte de economische mogelijkheden voor de exploitatie van nieuwe gasbronnen in gebieden als het centrale
Noordzeebekken en Noord-Afrika. Latere en meer recente verhogingen van de

energieprijzen hebben die mogelijkheden
nog verder verruimd, zodat thans ernstig
kan worden gedacht aan meer afgelegen
vindplaatsen zoals in West-Afrika en het
Midden-Oosten.
De Europese gasindustrie is inmiddels
volwassen geworden, maar tegelijkertijd
hebben veel oudere gasvelden die in de
afgelopen 10 jaar als motor fungeerden,
hun hoogste produktieniveau bereikt of
zullen dat binnenkort doen, waarna een
geleidelijke teruggang zal optreden.
Wanneer de gasindustrie haar aanzienliike bijdrage – momenteel zo’n 14% tot de energievoorziening o p het Europese vasteland na omstreeks het midden
van de jaren tachtig wil continueren, zijn
derhalve drie dingen noodzakelijk:
de ontwikkeling van lokale gasvondsten waarvooi op de markt nog geen
contracten zijn afgesloten (in dit verband kijken we primair naar het
Noordzeebekken);
de noodzaak dat de industrie voldoende stimulansen ontvangt om de
opsporing en ontwikkeling van nieuwe gasvoorkomens ter hand te nemen, overal waar de afstand tot het
Europese vasteland met pijpleidingen
kan worden overbrugd;
aangezien nieuwe vondsten vermoedelijk ontoereikend zullen zijn, moeten ten slotte nieuwe pijpleiding- en
LNG-invoerprojecten worden ontwikkeld waar dit politiek en economisch gezien mogelijk is.
Zoals ik reeds heb gezegd, is het in dit
verband noodzakelijk dat de industrie de
nodige economische impulsen krijgt.
Waar ik in feite o p doel is de tijdige beschikbaarstelling van voldoende exploratieconcessies, het scheppen van redelijke fiscale voorwaarden en het voeren van
een realistisch prijsbeleid.

Figuur I . Aanbod van aardgas in West-Europa, 1962-1978, in mrd. m3 (8.400 Kcal)

Verenigd Koninkrijk

Import

landen

Nederland (incl. export)

* President-directeur van de Koninklijke Nederlandsche Petroleum Maatschappij. Het
artikel is een bewerkte versie van een inleiding voor de Nederlandse Beleggingsanalisten onlangs te Den Haag.

Was de situatie tot omstreeks het begin
van de jaren zeventig nog zo dat de
prijzen van gas en van alternatieve energievormen, enkele uitzonderingen daargelaten, geen al te grote onderlinge verschillen vertoonden, hierin is de laatste
jaren verandering gekomen. Zoals bekend, zijn tal van gasprijzen voor grote
afnemers in West-Europa geheel of gedeeltelijk aan olieprijzen gekoppeld. Bij
de meeste gasleverantiecontracten verloopt er echter een periode van 6 tot 12
maanden voordat de prijzen worden

aangepast op basis van historisch gepubliceerde olieprijzen. Zolang de olieprijsverhogingen relatief bescheiden waren,
vormde het tijdsverloop tussen aanpassingen via het indexeringsmechanisme
geen groot probleem. Aan deze situatie is
een einde gekomen nu de prijzen van olie
en aardgas steeds verder uiteen zijn gaan
lopen. Een verdere complicatie is dat de
prijzen voor de eindverbruiker door de
regeringen op een zo laag niveau worden
gehouden dat ze vaak aanzienlijk beneden de prijzen van alternatieve energie-

Figuur 2. Vraag en aanbod van aardgas op het Europees continenr. mrd. m3
(8400 kcal)
280 -I

160

-1

120 –

Aanbod

Overige Europese
landen

80 –

40

Nederlands aardgas
(incl. export)

Figuur 3. Vraag en aanbod van aardgas op her Europese continent, mrd. m
3
(8400 kcal); enige aanbodahernatieven
Verwachte vraag

— Aanbodalternatieven
240 –

200 –

Traditionele

‘Aanbod

160 –

120 –

Europese landen
80 –

Nederlands aardgas
(incl. export)

vormen liggen. Als gevolg hiervan wordt
de vraag naar gas gestimuleerd, terwijl de
economische mogelijkheden voor de invoer van duurder aardgas en de ontwikkeling van inheems gas in kostbare lokaties beperkt zijn.
Toekomst
Figuur 2 laat zien hoe de totaal beschikbare hoeveelheid van lokaal geproduceerd en uit niet-Europese bron geïmporteerd gas naar verwachting zal dalen
van een piek van ongeveer 230 mrd. m3
omstreeks 1985 tot wellicht 160 mrd. m3
tegen 1995. De raming van de toekomstige vraag naar gas is gebaseerd op
handhaving van het huidige 14%aandeel
van gas in het primaire energieverbruik.
Zo kan worden geconstateerd dat het
3
aanvoertekort in 1995 zo’n 100 mrd. m
zou kunnen zijn. Dit is uiteraard niet de
potentiële vraag naar gas bij onbeperkte
beschikbaarheid, want onder gunstige
omstandigheden zou die vraag wel een
derde of meer van de totale vraag naar
primaire energie kunnen uitmaken.
Hoe kan dit tekort worden aangevuld?
Uit figuur 3 blijkt dat indien bestaande
importcontracten voor niet-Europees gas
kunnen worden verlengd en enkele nieuwe vondsten in wat wij als traditionele
voorkomens binnen Europa beschouwen kunnen worden ontwikkeld, dan
zouden we in 1995 nog eens zo’n 30 a 40
mrd. m3 extra ter beschikking kunnen
hebben.
Een andere mogelijkheid zou zijn de
aanleg van een speciale leiding (een zogenaamde ,,spine h e ” ) in de Noordzee
voor de aanvoer van reserves uit een
aantal niet ontgonnen Noorse velden, die
afzonderlijk weinig mogelijkheden voor
een rendabele exploitatie bieden. Het zal
duidelijk zijn dat kopers in het Verenigd
Koninkrijk en de rest van West-Europa
elkaar zullen beconcurreren bij de aankoop van nieuw Noors gas. Ongetwijfeld
zal een deel ervan zijn weg vinden naar
het vasteland en een ander deel naar het
Verenigd Koninkrijk, afhankelijk van de
lokatie van de betrokken velden en de
kosten van transport. In de veronderstelling dat het Europese vasteland zijn deel
van dit nieuwe Noorse gas krijgt, zou dit
in het midden van de jaren negentig nog
eens zo’n 20 mrd. m3 kunnen opleveren.
Ten slotte is er de mogelijkheid van
nieuwe contracten voor Russisch, Algerijns en Nigeriaans gas en wellicht gas uit
het Midden-Oosten, hoewel de recente
gebeurtenissen in Iran. de aanvoer van
nieuwe hoeveelheden op middellange
termijn twijfelachtig maken.
Het is echter van belang te beseffen dat
deze gasleveranties niet goedkoop zullen
zijn. Zo kan een nieuw LNG-aanlandingsstation met een capaciteit van circa
6 miljard m3 per jaar wel S 300500 mln.
(in dollars van nu) gaan kosten. Eén
enkel LNG-schip met een capaciteit van
ca. 130.000 m3 LNG kost meer dan $150

mln. en voor de aanvoer van circa 6 mrd.
m3 gas per jaar uit Noord-Afrika naar
Noordwest-Europa zijn drie van dergelijke schepen nodig en uiteraard nog meer
als het land van herkomst verder weg ligt.
Als alternatief zou men kunnen denken
aan onderzeese pijpleidingen die het
noordelijk deel van de Noordzee met het
Europese vasteland verbinden, hetgeen
een investering van ongeveer $3-4 mrd.
zou vergen. Dit toont de omvang van de
uitdagingen waarvoor wij ons geplaatst
zien. Zelfs als alle hier geschetse plannen
worden uitgevoerd, blijft er in de energievoorziening toch een potentiële kloof te
overbruggen.
Wanneer echter alle eerdergenoemde
hoeveelheden gas werkelijk beschikbaar
komen, kan de gasindustrie als geheel

beschikken over basisreserves die ten
minste even groot zijn als de geschatte
reserves voor het midden van de jaren
tachtig. Onder gunstige economische en
politieke omstandigheden zouden in de
jaren negentig heel goed verdere gasbronnen tot ontwikkeling kunnen worden gebracht, waardoor het totale beschikbaarheidsniveau nog hoger uitkomt
dan ik heb aangegeven.
Al met al liggen er aanzienlijke kansen
en uitdagingen in het verschiet. Aan de
benutting van deze kansen wordt reeds
met alle kracht die politieke en econcmische omstandigheden mogelijk maken, gewerkt en dient ook in de komende*
jaren verder te worden gewerkt.
D. de Bruyne

Auteur