Ga direct naar de content

input/output

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: februari 20 2009

input
Trouwen

Zorg

Bertocchi et al. onderzoeken voor het IZA welk effect burgerlijke
status heeft op de financieringsbeslissingen van vrouwen en
ze constateren dat getrouwde vrouwen meer risico nemen in
hun financieringskeuze dan vrijgezellen. Volgens hen komt dit
doordat deze vrouwen een partner zien als het bezitten van een
financieringsinstrument dat weinig risico kent. Hierdoor kunnen
zij in de rest van hun financieringsbeslissingen meer risico
lopen. De auteurs constateren dat het verschil tussen getrouwde
en ongetrouwde vrouwen tegen het einde van hun onderzoeksperiode kleiner wordt. Bertocchi et al. stellen dat dit komt
door de veranderende rol van vrouwen in de samenleving en de
hogere kans op echtscheiding.

Het Centraal Bureau voor de Statistiek stelt dat de zorgsector
een belangrijke werkgever is in Nederland. Volgens het bureau
telde de zorgsector in 2006 1,3 miljoen banen, een stijging van
achttien procent ten opzichte van 2001. Deze stijging is sneller
dan in de andere sectoren, waar het aantal banen grotendeels
gelijk bleef. De grootste toename deed zich voor in de geestelijke gezondheidszorg en gehandicaptenzorg, waar het aantal
banen met respectievelijk 23 en 31 procent steeg. In de zorgsector werken weinig zelfstandigen: slechts zes procent van de
banen hierin wordt vervuld door zelfstandigen. De arbeidskosten
in de zorgsector stegen met 37 procent tussen 2001 en 2006,
bijna twee keer zo snel als de toename van de werkgelegenheid.

Bertocchi, G., M. Brunetti en T. Torricelli (2009) Marriage and other risky

CBS (2008) Gezondheid en zorg in cijfers 2008. Den Haag: CBS.

assets: a portfolio approach. IZA discussieartikel nr 3975. Bonn: IZA.

Woningen

Accijns
Voor het Centraal Planbureau stelt
Cnossen dat 58 miljoen mensen in de
EU te veel alcohol drinken. Dit leidt
volgens de auteur tot een kostenpost
voor de samenleving van ongeveer 1,3
procent van het bbp van de EU. Dit
bedrag is vier keer zo hoog als de geïnde
accijnzen. Volgens Cnossen is het zetten
van optimale accijnzen moeilijk, omdat
zij ook gematigde gebruikers van alcohol, die de samenleving
niet op kosten jaagt, straffen voor hun alcoholgebruik. Om
ervoor te zorgen dat de overheid zich richt op degenen die het
meest drinken, stelt de auteur dat alcoholaccijnzen gepaard
moeten gaan met gericht beleid op probleemgebruikers.
Daarnaast kan er volgens hem nog meer gecoördineerd worden
tussen lidstaten, om over de grens winkelen tegen te gaan.
Cnossen, S. (2009) Do drinkers pay their way in the European Union? In:
Cnossen, S., D. Forrest en S. Smith (red.) Taxation and regulation of smoking,
drinking and gambling in the European Union. Den Haag: Centraal Planbureau.

De Rabobank beschrijft in zijn kwartaalbericht de situatie op de
woningmarkt. Volgens de bank is de situatie op de woningmarkt
in het laatste kwartaal van 2008 verslechterd. Ten opzichte van
2007 zijn de woningprijzen slechts beperkt gedaald met 0,1
procent, maar het aantal transacties op de woningmarkt is wel
teruggelopen. Voor 2009 verwacht de bank dat de nominale
huizenprijs zal dalen met ongeveer 3,5 procent, waardoor de
betaalbaarheid van woningen dit jaar zal toenemen. De betaalbaarheid wordt daarnaast vergroot door de lage tarieven van
de kortetermijnhypotheken. Hoewel de bank stelt dat politieke
partijen op het moment vragen om maatregelen op de woningmarkt, is het volgens de bank voor deze markt het beste als er
geen nieuwe maatregelen genomen worden.
Rabobank (2009) Kwartaalbericht woningmarkt februari 2009. Utrecht:
Rabobank.

Innovatie

Om belastingconcurrentie binnen de EU te analyseren kijken
Crabbé en Vandenbussche voor het Centre for Economic Policy
Research hoe oude EU-15-lidstaten reageren op belastingveranderingen in de nieuwe EU-10-lidstaten. Met behulp van een
ruimtelijk reactiemodel constateren zij dat landen die dichterbij
de nieuwe lidstaten liggen, sterker reageren op belastingveranderingen in die nieuwe leden. Dit terwijl de oude lidstaten niet
op belastingveranderingen in andere oude leden reageren. De
lidstaten die niet grenzen aan een nieuw lid, reageren helemaal
niet op belastingveranderingen.

De Jong van het EIM onderzoekt de reden waarom een
middelgroot of klein bedrijf gaat innoveren. Hij stelt hierbij
dat in kleine bedrijven het vaak de persoonskenmerken van de
eigenaar zijn die ervoor zorgen dat een bedrijf zal beslissen om
innovatieve activiteiten te ondernemen. De auteur constateert
dat de mate waarin een ondernemer denkt dat de innovatie
een grote kans voor de winst betekent, geen effect heeft op de
beslissing om innovatieve activiteiten te ondernemen. De mening
van vrienden en familie, en de mate van vertrouwen in het
eigen kunnen hebben wel een positief effect op deze beslissing.
Volgens de auteur is er een sterk bewijs dat de ondernemer niet
alleen moet denken dat het om een grote kans gaat, maar ook
een positief oordeel van vrienden en familie moet krijgen en
vertrouwen in zijn eigen mogelijkheden moet hebben, voordat hij
tot innovatie overgaat.

Crabbé, K. en H. Vandenbussche (2009) Are your firm’s taxes set in Warsaw?

Jong, J. de (2009) The decision to innovate: antecedents of opportunity exploitation

Spatial tax competition in Europe. CEPR discussieartikel nr 7159. Londen: CEPR.

in high tech small firms. Zoetermeer: EIM.

Belastingconcurrentie

100

ESB

94(4554) 20 februari 2009

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

output
Landbouw

Kosten-baten

Venema et al. van het LEI evalueren het Plattelandontwikkelings­
programma Nederland tussen 2000 en 2006. Dit Nederlandse
deel van het EU-plattelandsontwikkelingsbeleid had voornamelijk tot doel om de landbouw te verduurzamen. Op basis
van hun onderzoek concluderen de auteurs dat het programma
als geheel effectief is geweest. Alleen op deelgebieden is het
programma volgens hen niet succesvol geweest. De maatregelen
zijn volgens hen deels zo succesvol geweest, omdat het bedrijfsleven zelf een grotere bijdrage leverde dan voorzien. Van de in
totaal 1,4 miljard euro die geïnvesteerd is in het programma, is
ongeveer een kwart afkomstig van de private sector.

Rienstra van het Kennisinstituut voor
Mobiliteitsbeleid onderzoekt wanneer de
resultaten van een kosten-batenanalyse
gebruikt worden bij de besluitvorming
over grote infrastructuurprojecten.
Hiervoor heeft hij 46 kosten-batenanalyses geanalyseerd, waarbij ongeveer de
helft een negatief saldo kende, terwijl
in tachtig procent van de gevallen het
project wel is uitgevoerd. De auteur
stelt dat er geen vaste waarde van de kosten-batenanalyse is
waarboven een project wordt uitgevoerd. Wel stelt hij dat naarmate de investering voor het project groter is, er vaker wordt
gekeken naar de uitkomst van de analyse. Kleine investeringen
werden vrijwel altijd uitgevoerd, onafhankelijk van de uitkomst.

Venema, G., L. van Staalduinen, K. van Bommel, F. Boonstra, M. Sanders en
A. Linders (2009) Ex post evaluatie van het Plattelandontwikkelingsprogramma
Nederland 2000–2006. LEI-rapport nr 2008-073. Den Haag: LEI.

Rienstra, S. (2008) De rol van kosten-batenanalyse in de besluitvorming. Den Haag:
Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid.

Zuidoost-Nederland
Voor het Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt
analyseren Fouarge et al. hoe de markt voor hoogopgeleiden in
de levenswetenschappensector zich zal ontwikkelen in ZuidoostNederland. Hiervoor hebben de auteurs een aantal bedrijven en
kennisinstellingen in de regio geënquêteerd over hun toekomstverwachtingen voor de komende vijf à tien jaar. Op het moment
geven de ondervraagden nog aan dat zij weinig problemen
ondervinden bij het aantrekken van nieuw personeel, maar de
auteurs verwachten dat deze problemen zullen vermeerderen
door de uitstroom van oud personeel. Binnen de sector is ongeveer twee derde van het personeel hoogopgeleid en de verwachting is dat de vraag naar hoogopgeleiden zal toenemen, terwijl
de vraag naar mbo’ers ongeveer gelijk zal blijven. De auteurs
verwachten dat de samenwerking tussen bedrijven en kennis­
instellingen in de toekomst belangrijker zal worden.

Vliegvelden
Voor het Tinbergen Instituut stellen Brueckner en Verhoef
dat luchtvaartmaatschappijen kosten kunnen overhevelen op
andere luchtvaartmaatschappijen door een landingsbaan bezet
te houden. Om tot een maatschappelijk optimum te komen,
voldoen standaardbelastingen per vlucht volgens de auteurs
niet, omdat de luchtvaartmaatschappijen voldoende groot zijn
om het gedrag van de andere spelers in de markt te beïnvloeden. Een maatschappelijk optimum kan volgens de auteurs wel
ontstaan als de luchtvaartmaatschappij niet per vlucht betaalt,
maar betaalt voor de kosten die hij aan andere speler op de
markt toebrengt, bijvoorbeeld als een belasting geheven wordt
op het aandeel dat hij in de totale hoeveelheid vluchten heeft.

Fouarge, D., G. Blok, G. van Breugel en A. de Grip (2008) Life sciences in

Brueckner, J. en T. Verhoef (2009) Manipulable congestion tools. Tinbergen

Zuidoost Nederland. Maastricht: ROA.

Instituut discussieartikel 009/3. Amsterdam: Tinbergen Instituut.

Transacties

HIV

Voor De Nederlandsche Bank bekijkt Heijmans hoe gevoelig het
Nederlandse betaalsysteem is voor een plotselinge terugval
in de transacties van een grote bank. Volgens hem wordt de
Nederlandse transactiemarkt getypeerd door drie grote aanbieders en een aantal kleine banken. Met behulp van simulaties
bekijkt hij wat er gebeurt als een schok optreedt in het aantal
transacties van een grote bank. Als deze terugvallen, moeten de
banken die van deze transacties afhankelijk zijn, uit hun reserves putten om aan hun verplichtingen te voldoen. Wanneer de
reserves laag genoeg zijn, en de transactieschok lang genoeg
duurt, kan dit leiden tot een verstoring van het gehele inter­
bancaire systeem.

Voor het National Bureau of Economic Research onderzoekt
Dupas welk type voorlichting helpt tegen de verspreiding van
aids. Zij maakt hiervoor gebruik van een gerandomiseerd
e
­ xperiment onder tieners in Kenia. Deze tieners krijgen in alle
gevallen informatie over aids van de regering, die tot ­ nthouding
o
van geslachtsgemeenschap adviseert. Daarnaast krijgt een
deel van de populatie gedetailleerde informatie over aids, zoals
bijvoorbeeld dat oudere partners een groter risico vormen. De
auteur constateert dat gedetailleerde informatie de kans op
zwangerschap binnen een jaar met 28 procent vermindert, maar
dat de informatie over de onthouding van geslachtgemeenschap
geen effect heeft.

Heijmans, R. (2009) Simulations in the Dutch interbank payment system: a sensitiv-

Dupas, P. (2009) Do teenagers respond to HIV risk information? Evidence from a field

ity analysis. DNB werkdocument nr 199. Amsterdam: DNB.

experiment in Kenya. NBER werkdocument nr 14707. Cambridge, Mass.: NBER.

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders

te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

ESB

94(4554) 20 februari 2009

101