Innovatie en productiviteit
Aute ur(s ):
Inklaar, R., (auteur)
Sleifer, J., (auteur)
Ark, B. van (auteur)
De auteurs zijn werkzaam b ij het Groningen Growth and Development Centre van de Rijksuniversiteit Groningen. Jaap Sleifer is tevens verb onden
aan het Centrum voor Duitsland-Studies van de Katholieke Universiteit Nijmegen. (auteur)
h.h.van.ark@eco.rug.nl
Ve rs che ne n in:
ESB, 87e jaargang, nr. 4387, pagina D14, 5 december 2002 (datum)
Rubrie k :
Dossier: Duitsland
Tre fw oord(e n):
ict
In Duitsland wordt het herstel van de groei van de arbeidsproductiviteit geremd door de geringe prestaties in ict-gebruikende
diensten.
Het idee bestaat dat de ict, na stoom in de negentiende eeuw en elektriciteit in het begin van de twintigste eeuw, een nieuwe fase van
technologische verandering heeft ingeluid. Net als elektriciteit kenmerkt ict zich door een breed scala aan toepassingsmogelijkheden. Dit betekent dat het effect van ict op economische groei zich niet beperkt tot het deel van de economie dat deze
goederen en diensten produceert, maar zich ook uitstrekt tot sectoren die door intensief gebruik te maken van deze technologie hun
productiviteit weten te verbeteren.
De versnelling in de productie en het gebruik van ict gedurende de jaren negentig heeft de structuur van de Nederlandse en Duitse
economieën niet onberoerd gelaten. De vraag is of het vertrouwde beeld van de Duitse industrie-economie en de Nederlandse
diensteneconomie onder invloed van de ict-evolutie vandaag de dag nog opgang doet. In dit artikel laten we zien dat Duitsland ondanks
aanzienlijke investeringen in ict en innovatie slechts beperkt gebruik heeft gemaakt van de groeimogelijkheden van ict.
Productiviteitsgroei
In de vs versnelde de jaarlijkse groei van de arbeidsproductiviteit van 1,1 procent in de eerste helft van de jaren negentig naar 2,5
procent gedurende de tweede helft. Deze versnelling is door verschillende onderzoekers in verband gebracht met het toegenomen belang
van ict 1. Een dergelijke groeispurt heeft zich in Duitsland en Nederland niet voorgedaan, evenmin als in de Europese Unie als geheel.
Integendeel. In Duitsland is de groei van de arbeidsproductiviteit juist vertraagd van 2,1 naar 1,3 procent. In Nederland hebben de al zeer
lage groeicijfers slechts een licht herstel laten zien van 0,7 procent naar 0,9 procent 2. Om inzicht te krijgen in deze achterstand en de rol
die ict hierin speelt, maakt tabel 1 niet alleen onderscheid tussen industrie en diensten, maar ook tussen producenten, gebruikers en
‘niet-gebruikers’ van ict. Onder de belangrijkste ict-gebruikers bevinden zich enkele bedrijfstakken in de dienstensector, waaronder de
financiële dienstverlening, de groot- en detailhandel en een flink deel van de zakelijke dienstverlening 3.
Tabel 1.Arbeidsproductivi-teitsgroei in sectoren, 1990-1995 en 1995-2000
Duitsland
Nederland
eub
vs
2,1
7,1
6,8
0,7
3,8
5,7
1,9
6,7
11,1
3,1
1,7
3,1
1,1
1,6
3,8
0,6
2,7
1,1
8,1
15,1
1,5
-0,3
1,9
0,2
3,0
-0,4
0,7
1990-1995a
totale economie
ict-producerende sector
industrie
diensten
ict-gebruikende sector
industrie
diensten
niet-ict sector
industrie
diensten
overigec
pro memoria: met nationale deflatoren
totale economie
ict-producerende sector
1995-2000
totale economie
ict-producerende sector
5,9
2,3
4,4
1,6
2,6
1,1
2,0
4,4
0,9
2,7
0,6
1,8
0,4
0,5
3,7
-0,2
0,9
2,1
4,3
0,6
5,0
1,6
9,2
1,1
15,1
1,3
12,7
0,9
3,2
1,4
8,7
2,5
10,1
industrie
diensten
ict-gebruikende sector
industrie
diensten
niet-ict sector
industrie
diensten
overigc
pro memoria: met nationale deflatoren
totale economie
ict-producerende sector
bbp-aandeel in 2000
totale economie
ict-producerende sector
industrie
diensten
ict-gebruikende sector
industrie
diensten
niet-ict sector
industrie
diensten
overig
13,7
11,9
1,3
2,4
0,5
0,5
-0,1
2,3
0,2
2,0
0,1
0,0
13,8
6,5
1,6
2,1
5,4
0,7
1,5
0,2
1,9
1,3
6,8
1,0
3,9
1,1
10,4
100,0
5,7
1,6
4,0
28,6
7,4
21,1
65,8
13,1
44,3
8,4
100,0
5,7
1,4
0,9
-1,9
4,5
2,0
2,7
1,9
1,4
4,4
4,3
28,8
4,7
24,1
21,1
65,5
10,3
42,7
12,5
44,7
10,5
100,0
5,9
1,6
4,7
27,0
5,9
26,3
67,1
11,9
43,0
9,8
23,7
1,8
4,7
1,2
2,5
23,7
0,5
1,4
0,4
0,6
100,0
7,3
2,6
30,6
4,3
62,1
9,3
Productiviteit is gedefinieerd als de toegevoegde waarde per werkzaam persoon.
a. Duitsland: 1991-1995.
b. De eu omvat Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk, Italië, Ierland, Nederland, Oostenrijk, Spanje, het Verenigd Koninkrijk en
Zweden. Tezamen zijn deze landen verantwoordelijk voor meer dan negentig procent van het bbp in de eu.
c. Overige niet-ict omvat land- en mijnbouw, nutsbedrijven en bouw en nijverheid.
Bron: Van Ark, Inklaar en McGuckin, 2002 (noot 3).
Vs groeien het snelst
Ten eerste kunnen we constateren dat de ict-producerende sector veel sneller groeit dan de rest van de economie, zowel in Europa als in
de vs 4. Gezien het veel grotere aandeel in het totale bbp zijn we echter vooral geïnteresseerd in productiviteitsprestaties van de ictgebruikende sector. Het veronderstelde positieve effect van ict-gebruik op de groei van de arbeidsproductiviteit is zowel in de eerste als in de tweede helft van de jaren negentig zichtbaar voor de vs. In de beide Europese landen steeg in
de eerste helft van de jaren negentig de arbeidsproductiviteit in de ict-gebruikende sector echter minder dan in de totale economie. De
tweede helft van de jaren negentig vertoont wel een bovengemiddelde groei in de Nederlandse ict-gebruikende sector, maar niet in
Duitsland. Ook in Nederland is de groeiversnelling echter veel lager dan in de vs.
Afgemeten aan haar aandeel in het totale bbp heeft met name de versnelling van de productiviteitsgroei in de Amerikaanse ictgebruikende diensten van 1,9 naar 5,4 procent een groot effect op de geaggregeerde productiviteitscijfers. De oorzaak voor de snellere
groei in de vs ligt dus slechts ten dele in de grotere omvang van de ict-producerende industrie, maar vooral ook in de snellere groei van
de arbeidsproductiviteit in een aantal bedrijfstakken in de ict-gebruikende sector.
Grote sectorale verschillen
We kunnen de productiviteitsgroei in Duitsland en Nederland in meer detail vergelijken via shift-share analyse. De gedachte hierbij is dat
de bijdrage van een sector aan de productiviteitsgroei van de totale economie bepaald wordt door:
» de productiviteitsgroei in de betreffende sector;
» het aandeel van de sector in de werkgelegenheid;
» de verandering van dit werkgelegenheidsaandeel;
» het productiviteitsniveau van de sector.
De groeiverschillen tussen twee landen kunnen aan deze vier factoren toegeschreven worden. In de periode 1995-2000 was de
productiviteitsgroei in Duitsland 0,4 procent hoger dan in Nederland. Voor het vervolg van de analyse bekijken we de economie met
uitzondering van de mijnbouw omdat het productiviteitsniveau in Nederland sterk afwijkt van de rest van de economie en zo de meer
interessante resultaten verhult. Het groeiverschil tussen Nederland en Duitsland bedraagt dan nog slechts 0,07 procent (1,11 procent in
Duitsland en 1,04 in Nederland).
tabel 2 laat zien dat de individuele sectoren op heel verschillende wijze bijdragen aan het geringe netto verschil in productiviteitsgroei
tussen Nederland en Duitsland. In Duitsland wordt een relatief hoge bijdrage aan de arbeidsproductiviteitsgroei geleverd door de nietict-sector en de ict producerende sector. De ict-producerende sector in Duitsland heeft met name een voorsprong door een hogere
productiviteitsgroei en door een groter werkgelegenheidsaandeel binnen deze sector. Onderliggende gegevens laten zien dat dit met
name komt door een omvangrijke halfgeleiderindustrie en een kleiner aandeel van de productie van radio- en televisieapparatuur in
Duitsland, waarvan de productiviteit veel minder snel groeit dan in halfgeleiders. De hogere bijdrage van de ict-gebruikende sector in
Nederland is gelegen in de ict-gebruikende diensten. Hierbij is vooral de hogere productiviteitsgroei in de groothandel van belang.
Tabel 2.Bijdrage aan het verschil in productiviteits-groei tussen Duitsland-Nederland, 1995 en 2000
Totaal
Verschil
DuitslandNederland
totale economiea
ict-producerende sector
industrie
diensten
ict-gebruikende sector
industrie
diensten
niet -ict sector
industrie
diensten
overig
0,07
0,09
0,20
-0,11
-0,40
-0,01
-0,39
0,38
0,01
0,39
-0,01
producwerkgele-tiviteits- genheidsgroei
aandeel
-0,65
0,26
0,08
0,19
-0,41
0,02
-0,42
-0,50
-0,25
-0,33
0,08
0,19
0,11
0,14
-0,03
0,01
-0,01
0,02
0,07
0,05
0,00
0,02
bijdrage van
producverandering
tiviteits- werkgelegenniveau
heidsaandeel
0,52
0,02
0,01
0,02
0,16
0,07
0,09
0,34
0,12
0,07
0,16
0,01
-0,30
-0,02
-0,28
-0,16
-0,09
-0,08
0,47
0,09
0,65
-0,27
a. Exclusief mijnbouw.
Gebaseerd op Van Ark, Inklaar en McGuckin, 2002 (noot 3).
Innovatieverschillen
Voor het meten van de invloed van ict zijn ook maatstaven van de diffusie van ict van belang. Een eerste indicatie hiervan wordt
gegeven door het aandeel van ict-goederen en software in de totale investeringen in machines en transportmiddelen. In 2000 lag dat
aandeel in Duitsland op ongeveer 29 procent en in Nederland op 37 procent. Hiermee waren het Duitse en Nederlandse aandeel van ictinvesteringen lager dan in de vs (43 procent in 2000) 5.
Voor een goede vergelijking van ict-diffusie tussen beide landen zou het ict-kapitaal per bedrijfstak een betere maatstaf zijn. Helaas zijn
op grond van beschikbare gegevens alleen investeringen voor it-goederen (dat wil zeggen, computers maar niet communicatieapparatuur en software) beschikbaar en dit slechts voor een nogal geaggregeerd niveau van bedrijfstakken. Daarnaast is er alleen een
momentopname in het midden van de jaren negentig voor beide landen beschikbaar. Deze momentopname (tabel 3) laat zien dat de itintensiteit in Nederland weliswaar op een iets hoger niveau ligt dan in Duitsland in zowel de totale industrie als in de totale
dienstverlening, maar dat er niettemin opmerkelijke verschillen bestaan. Binnen de industrie ligt de nadruk in Nederland vooral op de
uitgeverijen en de chemie. In de diensten ligt het Duitse zwaartepunt bij de groot- en detailhandel, tegenover grotere Nederlandse itinvesteringen in telecommunicatie, financiële dienstverlening en de zakelijke dienstverlening (inclusief computerdiensten). De Duitse
investeringen in computers in marktdiensten blijven niet wezenlijk achter bij die in Nederland. Toch is de Nederlandse
arbeidsproductiviteitsgroei in de ict-gebruikende sector merkbaar hoger. Dit blijkt nog het sterkst in de
Tabel 3.It-intensiteit, innovatieuitgaven en percentage innoverende bedrijven
it-intensiteit
industrie
voedsel, kleding, hout
en uitgeverijen
chemie, olie, rubber
en plastic
metaal, machines,
transport en overig
elektrische apparatuur
marktdiensten
handel
transport & telecom
transport
telecommunicatie
financiële dienstverlening
zakelijke diensten
innovatieuitgaven
innoverende
bedrijven
Duitsland
Ned.
Duitsland
Ned
Duitsland
(1994)
(1995)
(1996)
(1996)
(1996)
(1996)
4,1
4,9
4,1
3,8
69
Ned
62
2,6
5,4
1,9
1,6
63
54
2,1
3,6
4,9
4,4
69
73
1,8
78
46
n.b.
1,2
26
100
n.b.
1,9
71
4,2
8,7
3,9
11,1
0,7
0,8
0,5
12,4
6,8
4,4
8,0
4,1
3,4
7,6
3,0
7,4
2,7
1,3
6,4
17,1
10,2
n.b.
1,6
n.b.
1,7
n.b.
n.b.
n.b.
n.b.
n.b.
5,1
63
74
36
39a
26
36a
22
21
74
69
63
40
58
a. Alleen groothandel.
It-intensiteit is gedefinieerd als de investeringen in computers als percentage van totale bedrijfsinvesteringen.
Innovatieuitgaven zijn berekend als percentage van de omzet. Innoverende bedrijven als percentage van het totaal aantal bedrijven.
Bronnen: cbs, Investeringen naar type activa en bestemming (Nederland); Ifo, Investorenrechnung;
Eurostat, Community Innovation Survey II (Duitsland).
handelssector.
Voor een effectieve toepassing van ict is het blijkbaar niet voldoende om alleen computers te plaatsen. Ook is het van belang dat de
organisaties op de nieuwe toepassingsmogelijkheden worden afgestemd. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om het bijscholen van
werknemers en om het introduceren van nieuwe organisatorische werk-vormen. Deze vormen van innovatie probeert men te meten
binnen de eu-brede Community Innovation Survey. Deze enquête vraagt veel informatie van kwalitatieve aard, waarvan de
vergelijkbaarheid tussen landen moeilijk te beoordelen is. Het geeft echter wel een breed scala aan innovatiemaatstaven, zoals het aantal
bedrijven dat innovaties heeft gerealiseerd en de kosten daarvan. In tabel 3 staat informatie over de innovatieuitgaven van bedrijven en
het percentage innoverende bedrijven per bedrijfstak. Uit deze getallen blijkt dat Duitsland op de meeste fronten hogere
innovatieuitgaven en een hogere innovatiegraad laat zien 6. Dit is vooral het geval bij de innovatieuitgaven in de diensten, met name in
zakelijke diensten. Ook opvallend is dat een zeer beperkt aantal bedrijven in de Nederlandse financiële dienstverlening zich innoverend
noemt, terwijl de ict-investeringen hier het hoogst zijn. Het blijkt dat dit Duitse innovatievoordeel niet wordt vertaald in een betere
productiviteitsprestatie 7.
Conclusies
Duitsland laat duidelijk een veel betere productiviteitsprestatie in de ict-producerende sector zien dan Nederland. Dit hangt in hoge mate
samen met de ongunstige sectorstructuur in de Nederlandse ictproducerende industrie, die wordt gedomineerd door de minder productieve radio en televisie-industrie. Daarentegen heeft Nederland
een duidelijke verbetering in de productiviteitsgroei van ict-gebruikende diensten laten zien, met name in de handelssector.
Het is verrassend dat de grotere innovatie-inspanning in Duitsland op andere fronten dan ict, zoals hogere innovatieuitgaven en meer
innoverende bedrijven, niet hebben geleid tot een verbeterde productiviteitsprestatie. Dit kan deels te maken hebben met de beperkte
bruikbaarheid van deze innovatieindicatoren voor internationale vergelijkingen. Een andere verklaring ligt in de mogelijk grotere rigiditeit
van met name een aantal productmarkten en de arbeidsmarkt in Duitsland. Dit zou de reallocatie van geïnnoveerde productiefactoren
naar de meest productieve aanwending kunnen bemoeilijken, in het bijzonder in bedrijfstakken zoals de dienstensector die gekenmerkt
worden door een grote afhankelijkheid van technologiediffusie, hoge toe- en uittreding, en de ontwikkeling van nieuwe markten 8. Nader
onderzoek naar de relatie tussen technologiediffusie versus technologiecreatie en marktstructuur is daarvoor echter noodzakelijk.
Dossier Duitsland
D.J. Bruinsma: Buren
C.W.A.M. van Paridon: Herenigd en verstard
M. Schramm: Matigen loont niet, individualiseren wel
S. Brakman, J.H. Garretsen: Wordt de economische Muur geslecht?
H.A.M. van Lieshout: Duale stelsel is Tantaluskwelling
A.H. Kleinknecht: ‘Made in Germany’:ieder nadeel heb z’n voordeel
R. Inklaar, J. Sleifer, B. van Ark: Innovatie en productiviteit
W.H.J. Hassink: Hartz en Donner: efficiënte onderhandelingen?
F.A.G. den Butter: De man van twee miljoen
E.W. Mehring: Vertrouwen is goed, controle is beter
E.M. Valke: Arbeidsmarkt cruciaal
J.J.A. Eggelte: Stroomopwaarts het Rijnland in
A.L. Bovenberg: Werk aan de winkel voor nieuw kabinet
H. Maarse: Tussen wachtlijst en waslijst
K.G. Okma: Duitse zorg op een kruispunt-hoezo?
A.Bocker, D. Thranhardt: (Waarom) integreert Duitsland beter?
W. Jonkhoff: Land van de rijzende zon?
1 Zie bijvoorbeeld D.W. Jorgenson, M. Ho en K. Stiroh, Growth of U.S. industries and investments in information technology and higher
education, mimeo, 2002. De belangrijkste criticus in dit verband is R.J. Gordon, Does the new economy measure up to the great
inventions of the past?, Journal of Economic Perspectives, jrg. 14, nr. 4, herfst 2000, blz. 49-74.
2 De negatieve ontwikkeling van de arbeidsproductiviteit van Nederland in 2001 en wellicht ook in 2002 is voornamelijk het gevolg van
de neergaande conjunctuur, gedurende welke de productiegroei sterker vertraagd is dan de groei van het aantal gewerkte uren.
3 De OESO heeft een classificatie opgesteld van ict-producerende bedrijfstakken. Een bedrijfstak is aangemerkt als een intensief ictgebruiker als het aandeel van ict-goederen in de totale kapitaalgoederenvoorraad in die bedrijfstak in de Verenigde Staten op of boven de
mediaan van alle bedrijfstakken ligt. Zie voor meer details B. van Ark, R. Inklaar en R. McGuckin, Changing gear: productivity, ict and
service industries: Europe and the United States, Rijksuniversiteit Groningen en The Conference Board, te downloaden van
www.eco.rug.nl/ggdc.
4 Voor alle landen is gebruik gemaakt van Amerikaanse deflatoren voor de computerindustrie. Deze geven een beter beeld van de snelle
prijsdalingen dan de nationale deflatoren vanwege grote kwaliteitsveranderingen in deze bedrijfstak. Overigens blijkt dat het gebruik van
andere deflatoren nauwelijks van invloed is op de arbeidsproductiviteitsgroei op geaggregeerd niveau (zie tabel 1). Ook moet worden
opgemerkt dat het gebruik van verschillende methoden om de reële productie en productiviteit in de dienstensector te meten,
bijvoorbeeld in de bancaire sector, de vergelijkingen tussen Duitsland en Nederland bemoeilijkt.
5 Zie B. van Ark, J. Melka, N. Mulder, M. Timmer en G. Ypma, Ict investment and growth accounts for the European Union, 1980-2000,
Rijksuniversiteit Groningen, en CEPII, te downloaden van www.eco.rug.nl/ggdc.
6 Dit is in een bredere vergelijking voor meerdere landen ook opgemerkt in A.H. Kleinknecht en C.W.M. Naastepad, Subtopper in de
‘Nieuwe Economie’?, ESB, 14 juli 2000, blz. 576-578.
7 Overigens moet worden opgemerkt dat in die bedrijfstakken waar het verschil in het aandeel van innoverende bedrijven tussen
Duitsland en Nederland het grootste is, namelijk de bancaire sector en de telecommunicatiediensten, de groei van de
arbeidsproductiviteit in Duitsland wel hoger ligt dan in Nederland.
8 Zie bijvoorbeeld A. Bassanini en E. Ernst, Labour market institutions, product market regulation, and innovation: cross-country
evidence, Economics department working papers, nr. 316, OESO, Parijs, 2002.
Copyright © 2002 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)