Ga direct naar de content

ICT en de vlaktaks

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juni 24 1998

ICT en de vlaktaks
Aute ur(s ):
Derksen, W. (auteur)
Verb onden aan de WRR
Ve rs che ne n in:
ESB, 83e jaargang, nr. 4158, pagina 491, 19 juni 1998 (datum)
Rubrie k :
Prikkel
Tre fw oord(e n):
belastingen, ict

Tijdens een bijeenkomst van de Wiardi Beckmanstichting van de PvdA zou Flip de Kam hard zijn gebotst met staatssecretaris
Vermeend. Hij zou Vermeend hebben verweten de sociaal-democratie te grabbel te hebben gegooid: het kabinet zou veel te weinig doen
aan inkomensnivellering. Vermeend verweerde zich vooral met het argument dat er geen politiek en maatschappelijk draagvlak zou
bestaan voor een meer nivellerend belastingstelsel. Hij had eraan kunnen toevoegen, zoals Kalshoven in de Volkskrant deed, dat niet
alleen inkomensnivellering, maar ook werkloosheidsbestrijding een goed sociaal-democratisch uitgangspunt is.
Hoe zinvol een discussie over verdeling van lasten ook is, interessanter lijkt me hier hoezeer De Kam nog steeds redeneert vanuit het
maakbaarheidsideaal van weleer. En ook het tegenargument van het ontbrekende draagvlak acht ik nog van tamelijk traditionele, namelijk
nationaal gerichte makelij. En dat terwijl het juist Vermeend was die binnen zijn departement een belangrijke discussie heeft gestart over
de internationalisering van het financiële verkeer en de gevolgen voor de nationale belastingen. Daarmee zat hij op dezelfde weg als de
WRR in zijn laatste rapport Staat zonder land. In dit rapport worden de gevolgen van de informatie- en communicatietechnologie (ICT)
voor het handelingsvermogen van nationale staten verkend. Meestal wordt de vraag gesteld welk beleid van de overheid wordt verlangd
ter stimulering van de ICT. Ook hoort men de vraag hoe de overheid zelf kan profiteren van het intensiever toepassen van ICT. De WRR
koos voor een andere optiek en stelde zich de vraag welke gevolgen de nationale overheid zou ondervinden indien ICT in de
samenleving steeds meer en steeds intensiever zou worden toegepast. Zou die veranderende samenleving wellicht consequenties
kunnen hebben voor het handelingsvermogen van de nationale staat?
De redenering van de WRR was ongeveer als volgt. ICT wordt steeds belangrijker voor de internationalisering van het maatschappelijke
verkeer. Daardoor wordt het voor burgers en bedrijven eenvoudiger (nationaal) overheidsbeleid te ontlopen. Nationale overheden zullen
gedwongen worden tot meer internationale samenwerking. Daarmee zijn niet alle ontwikkelingen ondervangen. ICT leidt namelijk ook tot
deterritorialisering, het verschijnsel dat het steeds vaker voorkomt dat handelingen niet meer eenduidig aan het territoir van enig land
kunnen worden toegeschreven. Daarmee is dus ook onduidelijk geworden onder welke jurisdictie die handelingen vallen. Het is het
bekende probleem van internet: wie kan mij verbieden om ergens, wereldwijd, op het net dingen te doen die ik in Nederland niet mag
doen?
Ik zal niet op alle juridische aspecten van dit probleem ingaan. Ik ontken ook zeker niet dat er juridische oplossingen denkbaar zijn,
hoezeer het huidige recht ook op het ‘territorialiteitsbeginsel’ is gebaseerd (het recht geldt voor iedereen en overal binnen de grenzen van
het territoir). Veel van dit soort oplossingen stuiten echter op een ander probleem: hoe handhaven we de nieuwe regel? We kunnen
Nederlanders wel verbieden om vanuit Nederland op het internet bepaalde dingen te doen, maar wie controleert of ze zich daaraan
houden? Vooral de eventuele massaliteit van overtredingen zal de nationale overheid hier wel eens machteloos kunnen maken.
Voor somberheid bestaat overigens geen reden. ICT brengt hele mooie dingen, internationalisering is in veel opzichten (niet alleen in
termen van welvaartsgroei) aantrekkelijk, en veel activiteiten blijven nog gewoon aan het territoir van een land gebonden. Wat te denken
van het kopen van brood en het lappen van schoenen? Maar op andere terreinen zal er wel veel gebeuren. Daarop zal de overheid
moeten inspelen. Daarvoor is wel een ‘open benadering’ een vereiste. Niet alles proberen te repareren, niet overal met de voet op het
rempedaal. Maar juist door fundamenteel in te spelen op te verwachten ontwikkelingen zal de nationale overheid een belangrijke plaats
weten te behouden.
Juist op het terrein van de belastingen zijn er onomkeerbare ontwikkelingen. Met het huidige stelsel van inkomstenbelasting zal niet lang
meer de solidariteit tussen hogere en lagere inkomens kunnen worden georganiseerd. Wie alleen maar repareert zal op termijn merken niet
alleen definitief te hebben verloren, maar ook te laat te zijn om werkelijke aanpassingen te realiseren. Het gevolg zal zijn dat ons in naam
progressieve stelsel, dat in de praktijk al geheel proportioneel uitpakt, op termijn degressief zal zijn. Het lijkt me een pleidooi voor een
vlaktaks, zonder de aftrekposten waarvan met name de hogere inkomens kunnen profiteren. Wie nu aan een vlaktaks gaat werken zonder
aftrekposten, heeft ook op termijn nog een belastingstelsel dat proportioneel uitwerkt. Wat raar dat De Kam vanuit de OESO in Parijs aan
dat soort ontwikkelingen voorbij lijkt te gaan. Hoewel: ook Vermeend en Zalm hadden er wel wat meer aandacht aan mogen besteden in
hun belastingplan voor de volgende eeuw. Het is veel interessanter om nu reeds te bezien hoe we tegen die tijd het evenwicht tussen
lage en hoge inkomens weten te behouden op een manier die in die tijd bestendig zal blijken te zijn.

Copyright © 1998 – 2003 Economisch Statistische Berichten ( www.economie.nl )

Auteur