Ga direct naar de content

De werkgelegenheid groeit schoksgewijs

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juni 24 1998

De werkgelegenheid groeit schoksgewijs
Aute ur(s ):
Kock, U. (auteur)
Vrije Universiteit en Tinb ergen Instituut. Met dank aan Erik Bartelmans, Frank den Butter en Robert Dur voor commentaar.
Ve rs che ne n in:
ESB, 83e jaargang, nr. 4158, pagina 503, 19 juni 1998 (datum)
Rubrie k :
Uit de vakliteratuur
Tre fw oord(e n):
uit, de, vakliteratuur, arbeidsmarkt

De werkgelegenheidsgroei in Nederland is onmiskenbaar: de afgelopen jaren kwamen er honderdduizenden banen bij. Het lijkt alsof
die werkgelegenheidsgroei zonder al te veel horten en stoten verloopt, maar schijn bedriegt. Achter de groei van de totale
werkgelegenheid gaan allerlei schok-effecten schuil, zo concluderen Caballero, Engel en Haltiwanger in een recent artikel 1. Dat
maakt de dynamiek van de werkgelegenheidsgroei complex.
De auteurs analyseren kwartaalgegevens over werkgelegenheidstoe- of afname van een groot aantal Amerikaanse ondernemingen.
Uitgangspunt is dat aan het uitbreiden of inkrimpen van het personeelsbestand kosten verbonden zijn. De optimale personeelsomvang
verandert daarbij voortdurend door economische invloeden van buiten af. Hoewel er personeel wordt aangenomen en ontslagen heeft
een bedrijf dus vrijwel nooit het optimale aantal werknemers in dienst.
De gemiddelde werkgelegenheidsgroei wordt nu bepaald door twee factoren. Ten eerste is dat de verdeling van de personeelstekorten en
overschotten op macro-niveau. Als op een bepaald moment in veel ondernemingen een groot personeelstekort (een positief verschil
tussen de optimale en de feitelijke personeelsomvang) is, dan valt te verwachten dat de totale werkgelegenheid flink zal groeien. De
werkgelegenheidsgroei hangt echter ook af van de manier waarop gereageerd wordt op de personeelstekorten. Caballero e.a. vinden dat,
hoe groter het verschil tussen optimale en feitelijke personeelsomvang, hoe groter de kans dat een onderneming in één keer zijn volledige
personeelstekort zal aanvullen. Er is sprake van stijgende meeropbrengsten. Dit houdt tevens in dat veel ondernemingen hun
werkgelegenheid niet uitbreiden, ook al hebben ze een fors personeelstekort.
Het groeitempo van de werkgelegenheid verandert als het aanpassingsgedrag of de verdeling van de personeelstekorten over de
bedrijven verandert. Deze determinanten van werkgelegenheidsgroei worden getroffen door macro-economische- en
herallocatieschokken. Macro-schokken zijn het belangrijkst; zij vormen voor negentig procent de bron van veranderingen in de groei van
de werkgelegenheid. Vooral baanvernietiging wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door macro-schokken. Herallocatieschokken, zoals een
verandering in de voorkeuren van consumenten of een specifieke technologische vernieuwing, vormen dan weer een belangrijke bron
van baancreatie.
Betekent dit nu dat de groei van de werkgelegenheid is overgeleverd aan het grillige aanpassingsgedrag van ondernemers en de
economische schokken die het Nederlandse polderlandschap treffen? Op korte termijn grotendeels wel, maar dat is oud nieuws. Op wat
langere termijn zijn er echter wel degelijk mogelijkheden om werkgelegenheidsgroei te consolideren en te stimuleren. De meest voor de
hand liggende optie is om de optimale personeelsomvang in bedrijven te vergroten. Het vergroten van potentiële markten, bijvoorbeeld
door introductie van de euro, het stimuleren van innovatie en het wegnemen van allerhande belemmeringen op productmarkten zijn hier
van belang.
Een andere weg is om het aanpassingsgedrag van ondernemers wat minder grillig te maken door de aanpassingskosten te verlagen. Een
soepel functionerende arbeidsmarkt en een activerend stelsel van sociale zekerheid kunnen bijdragen aan een gladder verloop van de
personeelsaanpassing in de bedrijven en voor een consolidatie van de werkgelegenheidsgroei. Een traag aanpassingsproces in
ondernemingen betekent namelijk ook dat het verlies aan werkgelegenheid bij een negatieve macro-schok groot kan zijn, als veel
bedrijven op dat moment ver boven hun optimale personeelsomvang zitten. Een meer geleidelijke aanpassingsproces van de
werkgelegenheid op micro-niveau kan de negatieve gevolgen van toekomstige macro-schokken beperken.
Tenslotte kan het beleid zich richten op de economische schokken zelf: aangezien vooral macro-schokken bijdragen aan de
baanvernietiging, is het van belang dat het beleid geen macro-schokken veroorzaakt, of er op een goede manier mee om gaat. Voor dat
laatste is het van belang het ‘hold up’-probleem te voorkomen: het probleem dat werkgevers en werknemers te weinig investeren in
menselijk kapitaal, omdat zij het risico lopen in nieuwe loononderhandelingen een deel van de opbrengst van die investering te verliezen
aan de andere partij. Door aanpassing van het loon op basis van consensus en coördinatie door corporatistische instituties wordt dit
voorkomen 2.
Achter de bijna monotone werkgelegenheidsgroei in Nederland gaat een complex samenspel van conjunctuur, aanpassingsgedrag en
economische schokken schuil. Dit is geenszins bedreigend maar biedt juist aanknopingspunten voor het beleid

1 R.J. Caballero, E.M.R.A. Engel en J.C. Haltiwanger, Aggregate employment dynamics: building from microeconomic evidence,
American Economic Review, 1997, blz. 115-137.
2 Zie C.N. Teulings, A new theory of corporatism and wage setting, European Economic Review, 1997, blz. 659-669.

Copyright © 1998 – 2003 Economisch Statistische Berichten ( www.economie.nl)

Auteur