Ga direct naar de content

Huishoudens met een minimuminkomen

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: mei 18 2001

Huishoudens met een minimuminkomen
Aute ur(s ):
Kasperski, H. (auteur)
Dit artikel wordt gecoördineerd door de sector Pub licaties en Communicatie van het CBS.
Ve rs che ne n in:
ESB, 86e jaargang, nr. 4310, pagina 443, 18 mei 2001 (datum)
Rubrie k :
Statistiek
Tre fw oord(e n):
economie, samenleving

Eén op elke zes huishoudens in Rotterdam, Amsterdam en Groningen moet rondkomen van een minimuminkomen. Voor Nederland als
geheel is dat één op de tien huishoudens. In de randgemeenten van de vier grootste steden wonen relatief weinig huishoudens met een
minimuminkomen.
Rotterdam koploper
Onder gemeenten met meer dan 100.000 inwoners loopt het percentage huishoudens met een minimuminkomen sterk uiteen. Rotterdam is
koploper met bijna achttien procent. De gemeente Haarlemmermeer sluit de rij met een percentage van nog geen zes. Het percentage
huishoudens met een minimuminkomen hangt samen met de sociaal- economische samenstelling van de bevolking in een gemeente. Het
percentage is doorgaans hoog in gemeenten met een groot aantal huishoudens dat afhankelijk is van een arbeidsongeschiktheids-,
werkloosheids- of bijstandsuitkering. Dit geldt met name voor Rotterdam, Amsterdam, Groningen en Den Haag. Het aandeel
huishoudens met een minimuminkomen is daarentegen het geringst in de gemeente Haarlemmermeer.
Weinig minima in randgemeenten
Rondom de vier grootste gemeenten wonen relatief weinig huishoudens met een minimuminkomen. De randgemeenten van Rotterdam,
Amsterdam, Den Haag en Utrecht hebben namelijk een lagere werkloosheid, een kleiner aantal uitkeringsontvangers en aanzienlijk minder
niet-westerse allochtone huishoudens. De percentages minimuminkomens voor de agglomeraties als geheel zijn daarom lager dan die
voor de kerngemeenten.
Ongunstige positie Noord-Nederland
In de agglomeraties van Amsterdam, Rotterdam en Den Haag heeft twaalf tot veertien procent van de huishoudens een
minimuminkomen. Ook de provincies Groningen en Friesland scoren boven het landelijk gemiddelde. De regio’s IJmond en Oost-ZuidHolland – met daarin de gemeenten Alphen aan den Rijn en Gouda – hebben de laagste percentages huishoudens met een
minimuminkomen. Die percentages liggen respectievelijk drie tot vier procentpunten onder het landelijk gemiddelde.

Het begrip minimuminkomen is gebaseerd op het beleidsmatig (of sociaal) minimum. Zo bedraagt het minimum voor een
eenoudergezin met twee kinderen negentig procent van de bijstandsuitkering van een echtpaar aangevuld met de
(leeftijdsafhankelijke) kinderbijslag. Het inkomen van huishoudens met uitsluitend een minimumuitkering, wijkt vaak iets af van
de vastgestelde normbedragen. De inkomensgrenzen zijn daarom niet exact gelijk aan het betreffende normbedrag. Als grens
is in deze bijdrage 105 procent van het beleidsmatig minimum gebruikt.

Bron: CBS, Regionaal inkomensonderzoek.
Zie tabel 1 en figuur 1 .

Figuur 1. Huishoudens met een minimuminkomen voor de vier grote gemeenten

Tabel 1. Huishoudens met een minimuminkomen in gemeenten met 100.000 of meer inwoners, 1998
particuliere
huishoudens met
52 weken inkomen
x 1 000
Nederland

huishoudens met
een minimuminkomen
%

6346,9

grote gemeenten
Rotterdam
Amsterdam
Groningen
‘s-Gravenhage
Enschede

271,1
357,8
75,7
201,6
60,1

Nijmegen
Arnhem
Maastricht
Utrecht
Tilburg

65,6
61,1
50,0
102,0
77,3

9,6

17,5
17,3
16,7
14,9
14,5
13,9
13,2
12,0
11,5
11,4

Dordrecht
Leiden
Eindhoven
‘s-Hertogenbosch
Haarlem

49,9
48,9
87,2
53,4
66,7

11,3
10,9
10,6

Breda
Zwolle
Emmen
Almere
Apeldoorn

66,2
42,9
42,4
52,1
61,7

9,2
8,9
8,8
8,6
8,3

Zaanstad
Ede
Amersfoort
Zoetermeer
Haarlemmermeer

56,1
37,5
50,3
43,1
42,1

8,2
7,5
7,3
7,2
5,5

9,5
9,3

Bron: CBS, Regionaal inkomensonderzoek.

Copyright © 2001 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur