Ga direct naar de content

Hillarysch

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juni 13 2008

Redactioneel

Mark Dijkstra
Redacteur ESB
m.dijkstra@sdu.nl

Hillarysch
Hillary Clinton en Barack Obama hebben samen
ongeveer 350 miljoen dollar uitgegeven aan hun
campagnes in de democratische voorverkiezingen
voor het presidentschap, ruim vijf keer zo veel als
de republikeinse kandidaat John McCain. Dit roept
de vraag op waarom de democraten zo veel hebben
uitgegeven. Een werkcollege micro-economie met
een hoogleraar die aan de hand van een veilingspel
non-coöperatief gedrag uitlegt biedt uitkomst.
Het spel is simpel: de hoogleraar veilt bij opbod
een euro aan de hoogste bieder. Het verschil met
een klassieke veiling is dat in dit spel niet alleen
de hoogste bieder, maar ook de op-een-na hoogste
bieder zijn bod aan de veilingmeester betaalt.
De democratische voorverkiezingen hebben een
aantal aantrekkelijke overeenkomsten met het
bovengenoemde spel. Bij de verkiezingen zijn twee
bieders, in dit geval Clinton en Obama. Met behulp
van het voeren van campagne proberen zij staat
voor staat een bod uit te brengen door campagne­
geld uit te geven. De verloren campagnegelden
kunnen niet teruggevorderd worden, zodat net als
in het spel ook de kandidaat die niet wint betaalt.
En, net zoals het in het spel om een vaste winst van
een euro gaat, gaat het bij de voorverkiezingen ook
om een vaste winst, in de vorm van de kans op het
presidentschap.
Shubik (1971) onderzoekt het veilingsspel en vindt
drie kritieke momenten: het eerste kritieke moment
vindt plaats wanneer twee personen een bod ­ ebben
h
gedaan. Bieder A biedt vijf cent voor de euro en
bieder B biedt tien cent. Hierna escaleert het spel.
Bieder A kan vijf cent verlies nemen door niet verder
te bieden, of kan een winst van 85 cent halen als
hij vijftien cent biedt. Hierop zal bieder B ook weer
hoger bieden, totdat ze aankomen bij het tweede kritieke moment: het moment dat de totale waarde van
de biedingen de euro overstijgt, oftewel bij een bod
van vijftig cent voor bieder B en 55 voor bieder A.

Het laatste kritieke punt, en meestal ook het meest
spectaculaire moment van de veiling, is het moment
waarop de geboden bedragen boven het geveilde
bedrag uitgaan. Wanneer een bieder een bod van 95
cent heeft gedaan en de ander een euro, is het voor
de eerste bieder minder verliesgevend om 1,05 euro
te bieden en vijf cent te verliezen dan een verlies
van 95 cent te accepteren. Hierna kent het spel nog
een aantal biedrondes totdat een van de bieders zich
uiteindelijk neerlegt bij zijn verlies en het bod uit
handen geeft.
Shubik (1971) stelt dat het spel eigenlijk maar een
evenwicht kent. Rationele partijen weten dat het
spel zal escaleren, zodat er maar een bieder zal
zijn. Shubik (1971) geeft de lezer een tip hoe zij dit
kunnen zijn: de eerste bieder moet na zijn bod van
vijf cent zeggen dat zodra iemand er overheen gaat,
hij dat bedrag plus een euro zal bieden. Wanneer hij
deze dreiging geloofwaardig kan maken, zal niemand
over zijn bod heen gaan.
Een dergelijke realistische dreiging heeft John
McCain kunnen maken na Super Tuesday. Toen
hij meer dan het dubbele aantal stemmen van zijn
grootste concurrent Mitt Romney verzamelde, stapte
Romney uit de race. Romney zag de achterstand die
hij in moest halen en besloot dat de opbrengst de
verwachte kosten niet waard was.
Tussen Clinton en Obama is het echter altijd spannend gebleven. Hierdoor leken de kosten die de
kandidaten moesten maken om in de race te blijven
relatief laag. De kandidaten bleven tegen elkaar
opbieden, zonder zich te realiseren dat zij aan een
escalerend spel deelnamen. Helaas is het onmogelijk
om te bepalen wat de precieze waardering van de
kandidaten is voor het presidentschap, zodat niet
nagegaan kan worden of deze meer of minder dan
350 miljoen dollar waard is en dus niet achterhaald
kan worden welk kritiek moment van het veilingspel
zij bereikt hebben.
Voor deze voorverkiezingen is het te laat om de
regels van het spel nog te veranderen, maar voor
een volgende voorverkiezing kunnen de democraten
leren van Shubik (1971). Om ervoor te zorgen dat de
kandidaten niet in een escalerende spiraal terecht
komen, kunnen de democraten kiezen voor een
eenmalige landelijke voorverkiezing. Hierdoor zijn de
totale kosten van de campagne voor de kandidaten
meteen duidelijk en geven zij wellicht wat minder
dan 350 miljoen dollar uit.
Shubik, M. (1971) The dollar auction game: a paradox in
noncooperative behavior and escalation. The journal of conf lict
resolution, 15 (1), 109–111.

ESB

93(4537) 13 juni 2008

323

Auteur