Ga direct naar de content

Het plan-Simons en het eigen risico

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: oktober 7 1992

Het plan-Simons en het
eigen risico
A. Need, R.A.G. van Puijenbroek en P.P. van Tulder*

I

n degezondheidszorg kan een aanzienlijke kostenvermindering warden bereikt
door in het nieuwe stelsel voor de ziektekostenverzekering een afruil op te nemen
tussen premiereductie en eigen risico. De kosten voor huisarts en medicijnen
kunnen afnemen met ruim 600 miljoen gulden als verzekerden hun eigen optimale
afweging kunnen maken. Bij invoering van een verplicht eigen risico, zoals
voorgesteld door het CD A, loopt dit bedrag op tot bijna 1 miljard gulden.
Een belangrijk doel van het plan-Simons is de bevordering van kostenbeheersing . Deze kostenbeheersing wordt nagestreefd door beheersing aan de
vraagkant van de zorg, in plaats van via de huidige
aanbodplanning. Daarbij spelen zorgverzekeraars
en consumenten een belangrijke rol:
• de concurrence tussen zorgverzekeraars wordt
gestimuleerd. Aangezien verzekeraars normuitkeringen gaan ontvangen, is selectie van verzekerden op basis van risico’s voor hen niet langer
voordelig. De normuitkeringen worden immers
naar type verzekerde gedifferentieerd. Zorgverzekeraars kunnen concurreren via de nominale premie en de kwaliteit van de geleverde zorg.
• de consument krijgt meer mogelijkheden te kiezen tussen zorgverzekeraars en tussen verzekerde
pakketten. Belangrijk element daarbij is de mogelijke keuze van een eigen risico door de verzekerde. Tegenover dit eigen risico staat een reductie
van de nominale basispremie.

In dit artikel staat het eigen risico centraal. De vraag
komt aan de orde welke gevolgen het plan-Simons
heeft voor de keuze van eigen risico’s door verzekerden. Ook gaan we in op de effecten van eigen risico’s op de kosten van de zorg en de inkomens van
de verzekerden.
Deze thema’s staan centraal in de discussies over eigen risico’s. Voorstanders van eigen risico’s noemen
als positieve effecten de verhoging van de keuzevrijheid en het kostenbewustzijn van de consument.
Eigen risico’s zouden de consumptie en daarmee de
kosten van de ‘zorg’ remmen. Deze rem op de consumptie is een voordeel, voor zover de wegvallende
zorg als ‘onnodig’ kan worden bestempeld.
Tegenstanders van eigen risico’s wijzen op het gevaar dat ‘noodzakelijke’ zorg wegvalt en de mogelijke gevolgen voor de volksgezondheid. Zij wijzen
ook op de mogelijke aantasting van de solidariteit
tussen minder gezonde en gezonde groepen. Eigen
risico’s zouden immers negatieve inkomenseffecten
kunnen hebben voor de (relatief ongezonde) lagereinkomensgroepen, waaronder bejaarden .

I

De analyse in dit artikel geeft een beeld van veranderingen aan de vraagkant van de zorg. De effecten
die het plan heeft op het gedrag van aanbieders van
zorg zijn niet verdisconteerd. Daarom levert de hier
gepresenteerde analyse geen schatting van de gevolgen van het totale plan-Simons op de kosten van de
zorg.
De verdere opbouw van dit artikel is als volgt. In de
volgende paragraaf schetsen we de opzet en reikwijdte van het onderzoek. Vervolgens gaan we in
op de keuze van een eigen risico door verzekerden
na introductie van het plan-Simons. Daarna bekijken we de gevolgen voor de medische consumptie
en de kosten van de zorg alsmede de mogelijke inkomenseffecten. Ten slotte volgen enige conclusies.

Opzet en reikwijdte
Het onderzoek gaat uit van de introductie van een
algemeen eigen risico aan de voet voor zes belangrijke voorzieningen op het terrein van de algemene
zorg: huisartsen, medische specialisten, geneesmiddelen, tandartsen, fysiotherapeuten en ziekenhuizen. Bij zo’n eigen risico draagt de verzekerde jaarlijks de totale kosten van het gebruik van de zes
* Rob van Puijenbroek en Frank van Tulder zijn wetenschappelijke onderzoekers bij het Sociaal en Cultured
Planbureau. Het artikel is echter op persoonlijke titel geschreven. Ariana Need werkte als stagiaire in het kader
van haar studie politicologie aan dit onderzoek en schreef
er een scriptie over. Een uitgebreidere versie van dit artikel
is op aanvraag verkrijgbaar. De auteurs danken diverse
SCP-collega’s en Wim van Tol (Ministerie van WVC) voor
het commentaar op een eerdere versie.
1. Het plan is te vinden als bijlage bij de nota Werken aan
zorgvernieuwing: actieprogramma van het beleid voor de
zorgsector in dejaren negentig: Notitie inzake de stelselwijziging zorgsector, Tweede Kamer 1989/1990, 21 545, nr. 2.
Een actualisering is te vinden in Modernisering zorgsector:
weloverwogen verder, SDU, Den Haag, 1992.
2. Zie voor de voor- en tegenargumenten en onderzoeksresultaten Vereniging voor Volksgezondheid en Wetenschap,
Standpunt eigen betalingen in de gezondheidszorg (rapport van de gelijknamige werkgroep), Tijdschrift voorsociale gezondheidszorg, 1992, nr. 8.

voorzieningen tot maximaal het bedrag van het eigen risico. Kosten boven dit eigen risico worden
door de verzekeringsmaatschappij vergoed.
De exacte invulling van veel elementen van het
plan-Simons is nog onduidelijk. Dit geldt ook voor

de keuze van eigen risico’s. De CDA-fractie in de
Tweede Kamer is een groot voorstander van een
verplicht algemeen eigen risico. Staatssecretaris Simons (en het kabinet) is daartegen .

keringen gemiddeld geldende verhoudingen. Deze
verschillen overigens sterk per type huishouden.
Omdat in het nieuwe systeem de premies zijn geindividualiseerd, is de premiestelling voor alleenstaanden als uitgangspunt genomen. Voor deze categoric

blijkt een eigen risico van 500 gulden een premiereductie van ongeveer 300 gulden op te leveren. Uiteraard zijn ook combinaties van lagere eigen risico’s met lagere premiereducties mogelijk.

In aansluiting op de actuele politieke discussie onderscheiden we twee scenario’s: het eerste kent,

De keuze van een eigen risico

overeenkomstig de ideeen van Simons, alleen een
vrijwillig eigen risico. Het CDA- scenario kent een
verplicht minimaal eigen risico van 250 gulden voor
volwassenen en 83 gulden voor kinderen.
Het plan-Simons omvat vrijwel alle zorgvoorzienin-

Waarop kunnen we nu onze verwachtingen over het
keuzegedrag van verzekerden voor een eigen risico
na invoering van het plan-Simons baseren? Van belang is daarbij de vraag hoe groot de vrijheid van
verzekerden zal zijn om regelmatig het eigen risico

gen. Van de totale kosten moet uiteindelijk 96% on-

aan te passen. Als we ervan uitgaan dat deze vrijheid niet veel groter zal zijn dan die van particulier
verzekerden in het huidige systeem, dan ligt een em-

der het plan vallen. De discussie over het opnemen
van belangrijke onderdelen als de bejaardenzorg en
de zorg voor gehandicapten is echter nog in voile
gang. De overheveling van deze onderdelen van de

zorg naar het nieuwe stelsel is pas op langere termijn te verwachten. Daarom en om praktische redenen is de analyse beperkt tot de bovengenoemde

pirische analyse voor de hand van het huidige keuzegedrag van eigen risico’s door particulier verzeker-

den. Dit gedrag geeft dan een indicatie van het

zes voorzieningen. Deze voorzieningen beslaan in

gedrag van alle verzekerden na invoering van het
plan-Simons.
Een dergelijke analyse hebben we uitgevoerd op de

1991 ruim 26 miljard gulden. Dat is ruim de helft
van de totale kosten van de zorg en meer dan 70%

voor de Statistiek. Hieruit blijkt dat huishoudens

van de kosten van de zorg exclusief de intramurale
zorg voor bejaarden en gehandicapten.

Gezondheidsenquete 1989 van het Centraal Bureau

met de oudste verzekerde in de hoogste leeftijdscategorie, een vrouwelijke verzekerde in de vruchtba-

re leeftijd of met een lager inkomen een lager eigen

Nieuwe regeling van eigen risico’s

risico per persoon hebben. Er blijkt echter geen aan-

In het huidige stelsel hebben alleen particulier ver-

toonbaar verband met de gehanteerde maatstaven

zekerden de mogelijkheid een eigen risico te kie-

voor gezondheidstoestand. Het eerder genoemde

zen. Deze mogelijkheid is echter beperkt. Verzeker-

gebrek aan mogelijkheden tot aanpassing van het eigen risico in het huidige systeem kan hiermee te ma-

den met een zogenaamde standaardpolis, met name
ouderen, kunnen geen eigen risico nemen. Andere
particulier verzekerden kunnen niet zonder meer
een eenmaal gekozen eigen risico verlagen. Het is
nog onduidelijk of in het nieuwe systeem laatstgenoemde beperking ongedaan wordt gemaakt.
Bij de huidige particuliere verzekeringen heeft de

polis veelal betrekking op het gehele huishouden of
het deel daarvan dat niet via het ziekenfonds is verzekerd. In het plan-Simons is de polis ge’individualiseerd. Het verzekerde pakket en de hoogte van het

eigen risico kunnen per persoon worden afgesloten
en gevarieerd. Bij onze beperkte invulling is uitgegaan van een nominale basispremie van circa 300
gulden per volwassene. Kinderen betalen een derde

van de volwassenenpremie.
Een belangrijk aspect bij de keuze van een eigen risico is de verhouding tussen de hoogte van het eigen risico en de daarbij horende reductie van de nominale basispremie. De keuze voor een eigen risico

is voor de verzekerde aantrekkelijker, naarmate de
verkregen premiereductie groter is. Voor de verzekeringsmaatschappij gelden uiteraard andere afwegingen. Het aanbieden van premiereducties is onder-

ken hebben: bij verslechtering van de gezondheidstoestand is een neerwaartse aanpassing van het

eigen risico meestal niet mogelijk. Omdat zal blijken
dat particulier verzekerden zich in de huidige situatie risicomijdend gedragen, noemen we dit verder
de variant van de risicomijdende verzekerden .
Ervan uitgaande dat in het nieuwe stelsel wel een re-

gelmatige en optimale aanpassing van het eigen risico aan de actuele situatie van de verzekerde mogelijk is, is een ander mogelijk uitgangspunt dat van
de calculerende, risiconeutrale verzekerden. Elke
twee jaar zullen deze verzekerden een inschatting
maken van de te verwachten ziektekosten en de (als
gevolg van onzekerheden) spreiding daarin. Vervolgens kiezen zij die combinatie van nominale basispremie en eigen risico die naar verwachting de minste kosten met zich meebrengt, ofwel de laagste
som van premie en eigen betalingen.
Bij hun inschatting van de te verwachten ziektekos-

ten laten de verzekerden zich leiden door de kennis
die zij hebben van de eigen gezondheidstoestand
en andere kenmerken zoals leeftijd en geslacht.

deel van de concurrentiestrijd met andere verzekeraars. Daarbij geldt wel dat de gegeven premiereductie in het algemeen niet groter zal zijn dan de
door de verzekeraar (vanwege het eigen risico) ver-

wachte vermindering van uit te keren ziektekosten
plus de vermindering in de administratiekosten.
Hoe de genoemde verhouding precies zal liggen, is

nog onduidelijk. In het volgende nemen we daarom
als uitgangspunt de bij de huidige particuliere verze-

ESB 7-10-1992

3. Simons heeft te kennen gegeven in plaats daarvan eerder eigen bijdragen voor een aantal voorzieningen te willen introduceren. Daarnaast worden voor een aantal voor-

zieningen mogelijk specifieke eigen risico’s ingevoerd.
4. Ook uit andere literatuur blijkt dat in het huidige systeem sprake is van enige risicomijding. Zie bij voorbeeld:
W.P.M.M. van de Ven en B.M.S. van Praag, The demand for
deductibles in private health insurance, Journal of Econometrics, 1981, nr. 17, biz. 229-252.

»:’K.,H”:B-‘sffl^HmSe

Tabel 1. Eigen risico’s per per soon, in guldens; vier varianten van
bet plan-Simons vergeleken met de situatte in 1989

Risicomijdend

1989

gedrag
totaal

partic.
verz.

eig.ris. eig.ns.
vrijw. verpl.

sel hen via een regelmatige aanpassing van het ei-

gen risico daartoe de mogelijkheden biedt, dan zal

Risiconeutraal
gedrag

eig.ns. eig.ns.
vrijw.

verpl

Gemiddeld

66

207

158

265

289

327

0

79a
11

33
36
12
19

37

0
20

15

0
24
52
24

de verzekerde deze mogelijkheden wellicht niet onmiddellijk, maar wel op termijn ontdekken. De
noodzaak van risicomijdend gedrag is in dat geval
minder aanwezig. De mogelijk negatieve gevolgen
van de keuze van een (te) hoog eigen risico blijven
dan immers in tijd en geld beperkt.

1-200

201-400
>400

4

6

29
17
17

63
17

24
37
24

Gevolgen voor kosten en consumptie

a. Inclusief aangeslotenen bij ambtenarenverzekeringen (circa 6%). Deze
verzekeringen kennen meestal geen eigen risico’s maar wel eigen bijdragen.

Daarnaast hebben zij een globale notie van de kosten van het gebruik (het ‘prijskaartje’) van verschillende medische voorzieningen. Dit afwegingsproces
hebben we nagebootst via een analyse van de Gezondheidsenquete 1989. Daarbij wordt de consumptie van medische voorzieningen eerst geschat op basis van een aantal kenmerken van de verzekerde en

vervolgens gecombineerd met een prijskaartje per

eenheid consumptie5.
Aldus komen we uit op twee varianten van het keuzegedrag ten aanzien van eigen risico’s: de (empirische) variant van de risicomijdende verzekerde en
de variant van de calculerende, risiconeutrale verzekerde. Door combinatie met het eerder genoemde
“vrijwillig eigen risico’-scenario (voorgestaan door
Simons) en het ‘verplicht eigen risico’-scenario
(CDA) verkrijgen we aldus vier scenario’s. Tabel 1
geeft de vier scenario’s weer, met de bijbehorende
gemiddelde eigen risico’s per persoon en de verdeling daarvan over verschillende eigen-risicoklassen.
Ter vergelijking worden cijfers van voor de invoering van het plan-Simons (1989) gegeven.
In 1989 had 79% van de verzekerden geen eigen risico. Een belangrijk deel daarvan betreft de huidige
ziekenfondsverzekerden (meer dan 60% van de bevolking), die geen eigen risico kunnen nemen. Circa
een derde van de particulier verzekerden heeft even-

eens geen eigen risico. In het nieuwe stelsel krijgen
ziekenfondsverzekerden voor het eerst de mogelijkheid om een eigen risico te kiezen. Alle scenario’s
leiden dan ook tot een duidelijke verhoging van het
gemiddelde eigen risico. In het scenario ‘vrijwillig eigen risico, risicomijdende verzekerde’ is het aantal
verzekerden dat geen eigen risico kiest overigens
hoger dan bij de huidige particulier verzekerden.
Dit is de afspiegeling van het gemiddeld relatief
lage inkomen van de huidige ziekenfondsverzekerden. Uiteraard leiden de Verplicht eigen risico’-scenario’s tot hogere uitkomsten. Alleen kinderen kunnen in deze scenario’s op een eigen risico onder de
200 gulden uitkomen.
De scenario’s gebaseerd op de risiconeutrale verzekerde leiden tot hogere uitkomsten dan die welke
gebaseerd zijn op het huidige gedrag van particulier
verzekerden. Hieruit blijkt dat het gedrag van de
huidige particulier verzekerden enigszins risicomijdend is. De vraag is in hoeverre dit gedrag in het
nieuwe systeem zal veranderen. Gaan verzekerden
meer risiconeutraal calculeren? Als het nieuwe stel-

*H^B’

Een van de centrale premissen in het plan-Simons is
dat eigen risico’s leiden tot een bewuster, en dus
lager, gebruik van voorzieningen en daarmee tot
kostenbeheersing. Om na te gaan in hoeverre dit inderdaad het geval is, zijn op basis van de Gezondheidsenquete 1989 analyses uitgevoerd voor de zes
in de analyse betrokken zorgvoorzieningen. Hierbij
is het gebruik van medische voorzieningen in verband gebracht met de hoogte van het eigen risico,
waarbij is gecorrigeerd voor verschillen in onder
meer leeftijd, geslacht en gezondheidstoestand. Een

hoger eigen risico blijkt een aantoonbaar negatief effect te hebben op het gebruik van huisartsen en geneesmiddelen. Bij de andere vier voorzieningen kan
een dergelijk effect niet worden aangetoond . Even-

min kan worden aangetoond dat mensen met hogere eigen risico’s extra gebruik maken van ‘zwaardere’ medische voorzieningen (zoals ziekenhuizen),
omdat zij een noodzakelijk bezoek aan een arts te
lang zouden hebben uitgesteld.
Vervolgens is nagegaan hoe de kosten voor huisartsen en geneesmiddelen zich ontwikkelen als verzekerden een eigen risico kiezen volgens de in de vorige paragraaf vermelde scenario’s. Daarbij zijn de

kosten van de andere vier voorzieningen constant verondersteld. In de kosten is tevens een opslag voor de
administratiekosten van de verzekeraars verwerkt.
In de eerste stap van de analyse is aangenomen dat
de inkomensafhankelijke premies (uitgekeerd via
het stelsel van normuitkeringen) en de nominale
premies evenredig aan de kosten worden verlaagd.
Dit leidt bij de verzekeringsmaatschappijen tot een
‘kloof tussen premie-inkomsten en kosten. De verla-

ging van de door de verzekeringsmaatschappijen te
maken kosten weegt niet op tegen de doorberekende premiereductie. Deze kloof is het grootst bij het
scenario ‘vrijwillig eigen risico, risiconeutrale verzekerde’ (0,9 miljard). Dit is logisch, omdat in dit scenario de verzekerden de verwachte kosten en premiereducties rechtstreeks tegen elkaar afwegen. Het
voordeel dat zij hierdoor (gemiddeld) behalen is
voor de verzekeringsmaatschappijen een nadeel.
Verwacht mag worden dat de verzekeringsmaatschappijen in deze situatie de nominale basispremie

verhogen dan wel de premiereducties voor eigen risico’s verlagen. In dat laatste geval kan in extreme
gevallen zelfs de situatie ontstaan dat verzekerings-

5. We nemen tevens aan dat de algemene bevinding dat
slechts circa 12 tot 15% van de variatie in ziektekosten via
dit soort analyses kan worden verklaard ook een maatstaf
vormt voor de onzekerheid in de inschatting van verzekerden.
6. In de literatuur bestaat redelijke overeenstemming over
het negatieve effect van eigen risico’s op de medische consumptie. Zie bij voorbeeld Vereniging voor Volksgezondheid en Wetenschap, op.cit., 1992.

maatschappijen geen eigen risico’s meer aanbieden.

In de huidige situatie is dit nog wel aantrekkelijk
omdat zodoende gunstige risico’s kunnen worden
geselecteerd. Na invoering van het plan-Simons is
risicoselectie echter minder van belang en vervalt
deze prikkel tot het aanbieden van eigen risico’s.
In de verdere analyse is ervan uitgegaan dat de verzekeringsmaatschappijen de nominale basispremies
zullen verhogen en de verhouding tussen premiereductie en eigen risico intact laten. De nominale

basispremies verschillen daarom per scenario, zie
label 2.
Tabel 2 laat zien dat met name bij de geneesmiddelen aanzienlijke kostenbesparingen kunnen optre-

den. De reductie van de kosten is het minst in het
eerstgenoemde scenario (risicomijdend, vrijwillig
eigen risico) en het sterkst in het scenario van de
risiconeutrale verzekerde met een verplicht eigen
risico. De totale kostenbeheersing voor de zes voor-

zieningen komt uit op 1,4% (400 miljoen) in het
eerstgenoemde scenario en 3,3% (bijna 1 miljard) in

het laatstgenoemde.
Merk overigens op dat de combinatie ‘vrijwillig ei-

Tabel 2. Procentuete veranderingen kosten gezondbeidszorg bij verscbillende scenario’s voor bet eigen risico t.o.v. de situatie in 1991

Feitelijke kosten Risicomijdend
1991
gedrag
(mrd. gld.) _________
eig.ris. eig.ris.
vrijw.

verpl.

2,2

-1,7
-7,6

-4,2

-3,5

-5,0

4,2

-16,5

-11,8

-18,2

28,8a

-1,4

-3,0

-2,2

-3,3

Gefinancierd via (%)
• ink.afh. premie

86

86

• nominale premie

10

• eigen betalingen

4

Totale koslen

Nom. basispremie )

341

7

7
354

quinlielen zien hoeveel huishoudens gemiddeld uiigeven aan de zes in de analyse belrokken zorgvoor-

lingen. Een lagere nominale premie (basispremie mi-

zieningen in de verschillende scenario’s9.
In de label worden de uitgaven van de verschillende scenario’s steeds gerelateerd aan het eersl gepresenleerde en minsl vergaande scenario (vrijwillig
eigen risico, risicomijdende verzekerde).
Uil label 3 blijkt dat de gemiddelde uitgaven aan
zorg per inkomensquintiel slerk oplopen. Zo betalen in de varianl Vrijwillig eigen risico, risicomijdend’ de huishoudens in hel vijfde inkomensdeciel
gemiddeld bijna negen keer zoveel als huishoudens
in hel eersle quintiel. Hierbij moel wel worden aan-

nus premiereductie) gaal immers gepaard mei een

gelekend dai hel eersle quinliel uilsluiiend uil al-

hoger eigen risico en daardoor ook mel hogere eigen belalingen. Daarom zijn de hoogste eigen beta-

leenslaanden beslaal lerwijl de gemiddelde huishoudgroolle in hel vijfde inkomensquinliel 2,6 is.
Vanzelfsprekend zijn de gemiddelde uilgaven in de

van de kosten. De inkomensafhankelijke premie
heeft hierbij (per definitie) steeds een aandeel van
86%7. Aanzienlijke verschillen treden echter op in

de verdeling tussen nominale premies en eigen beta-

lingen ook le vinden bij de combinalie ‘verplicht eigen risico, risiconeutrale verzekerde’: 8% van de
totale kosten.

andere scenario’s geringer, vanwege de gerealiseerde besparingen op de koslen van de zorg (zie label

De effeclen op de volksgezondheid van de veran-

2). Opvallend is echler dal dil geldl over de hele li-

derde consumptie bij eigen risico’s zijn door ons
niet expliciet onderzochl. Ander onderzoek suggereert dat in het algemeen geen negatieve gezond-

nie: in alle quinlielen zijn de uilgaven van huishoudens hel hoogsl in hel scenario ‘vrijwillig eigen risico, risicomijdende verzekerde’ lerwijl de laagsle
uilgaven oplreden bij het scenario van de risiconeulrale verzekerde mel een verplichl eigen risico.
Laaisigenoemde varianl is zelfs relalief hel gunsligst

heidseffeclen oplreden. Een mogelijke uitzondering
vormen ongezonde mensen met lagere inkomens8.

Personen uit deze groep zullen overigens alleen een
eigen risico nemen als zij niel goed calculeren of
verplichl worden een eigen risico te nemen.]

7. Met andere woorden dit percentage is exogeen verondersteld. Dit betekent dat in onze optiek het premiepercen-

Inkomenseffecten

tage wordt aangepast aan de ontwikkeling van de totale

De totale uitgaven van huishoudens aan de zorg bestaan uit drie componenten. De eersle belreft de nominale basispremie, eventueel verminderd met een

kosten van de zorg. Anders zou de politick bepaalde verhouding tussen de financiering via inkomensafhankelijke
en nominale premies veranderen.
8. Vereniging voor Volksgezondheid en Wetenschap,

reduclie vanwege een eigen risico. Op de iweede
plaats koml de inkomensafhankelijke premie. Dit is
een vast percenlage van hel inkomen waarbij hel inkomen beneden en boven bepaalde grenzen is vrijgesleld. Ten slotte zijn er de eigen belalingen. Deze

componeni is alleen van belang voor personen die
een eigen risico hebben gekozen. De eigen belalin-

gen zijn lager dan of gelijk aan de hoogle van hel eigen risico.

ESB 7-10-1992

86

86

8

6

6
383

8
371

a. De kosten van de zes voorzieningen bedragen 26,0 miljard gulden. De
opslagfactor voor de administratiekosten van de verzekeraars is 10,6%.

Tabel 3 laal voor de verschillende netto inkomens-

Tabel 2 geeft ook informatie over de financiering

verpl.

Geneesmiddelen

mijdende verzekerde’ tot hogere eigen risico’s
leidt (label 1) bij een geringere kostenbesparing

lief gezond zijn. Een eigen risico kan hei al lage
gebruik van deze groep slechls beperkt verder reduceren.

vrijw.

Huisarlsen

gen risico, risiconeutrale verzekerde’ vergeleken
met de combinatie ‘verplicht eigen risico, risico(label 2). Dil koml omdal de risiconeulrale verzekerden die een hoog eigen risico nemen, ook rela-

Risiconeulraal
gedrag
_________
eig.ris. eig.ris.

op.cit., 1992.
9. Janssen en Van Doorslaer kwamen tot de conclusie dat
de verdeling van de uitgaven in het plan-Simons ten opzichte van het oude systeem licht verschuift van lagere
naar hogere inkomensgroepen. Een dergelijke vergelijking

met de situatie van voor het plan-Simons blijft in label 3
achterwege. Zie R.T.J.M. Janssen en E.K.A. van Doorslaer,
De nieuwe basisziektekostenverzekering en de lastenverdeling over inkomensgroepen, Tijdschrift voor Sociale Gezondheidszorg, nr. 70, 1992, biz. 351-361, vooral label 7.

Tabel 3- Gemiddelde uitgaven van buisbaudens (som van premies en eigen betalingen) per inkomensquintiel (guldens)”

Inkomensquintiel

Netto Gemidd.
inkomen aantal
(xlOOO) volwassenen

Gemiddeld
aantal
kinderen

Risicomijdend
gedrag

Risiconeutraal
gedrag

1
2

3
4
5
Ouderenb
Ongezonden0

eig.ris.

eig.ris.

vrijw.
(1)

Totaal

eig.ris.

verpl.
tov.(l)

vrijw.

verpl.

tov.(l)

tov.(l)

3.790

-70

-40

-90
-30

1,5
1,0
1,3

0,0

820

0,2

1,6
1,8
1,9

0,5
0,9
0,7

2.230
3.690
5.140
7.040

-20
-40
-70
-100
-130

-20
-30
-40
-40
-50

1,5

<15
15-22
22-29
29-39
>39

0,5

0,0
0,5

3.180
3.900

-40
-30

-20

1,6

a. Voor de zes onderzochte zorgvoorzieningen.
b. Hulshoudens met minimaal een persoon van 65 jaar of ouder.
c. Huishoudens met minimaal een persoon met een slechte gezondheid.

voor de lagere inkomensquintielen; ten opzichte
van de risicomijdende verzekerde met een vrijwillig
eigen risico liggen de lasten voor het laagste quintiel bijna 4% lager, bij het hoogste quintiel is dit
slechts 2%. Het moge overigens duidelijk zijn dat de

label slechts gemiddelden vermeldt. Zo kunnen er
binnen quintielen aanzienlijke verschillen optreden.
Het eerste quintiel bestaat bij voorbeeld met name ‘

uit jongeren en bejaarden. Deze twee groepen verschillen sterk qua gezondheidstoestand en medische consumptie.
Omdat een mogelijke sterke inkomensachteruitgang
van bejaarden of ongezonden bij invoering van een

verplicht eigen risico een punt van discussie is,
geeft de label tevens de effeclen op de inkomens
van bejaarde huishoudens of huishoudens mel ten
minste een ongezond persoon. Ook dan blijkt de
vermindering van premies over het hele huishouden gemiddeld op te wegen tegen de hogere eigen
betalingen10.

Conclusies
Het aantal personen met een eigen risico neemt in
het nieuwe systeem toe. Dit geldt uiteraard des te

sterker als het CDA-voorstel tot invoering van een
verplicht minimum eigen risico doorgang vindt. Het
aantal verzekerden met een eigen risico en de gemiddelde hoogte daarvan blijkt tevens sterker toe te
nemen, naarmate verzekerden meer kansen krijgen

-20

eig.ris.

-50
-90
-110
-150
-40
-40

Als gevolg daarvan zijn de inkomenseffecten van uitbreiding vail
eigen risico’s gemiddeld gunstig:
de toename van de eigen betalingen van verzekerden weegt niet
op tegen de afname van de te betalen premies. Dit geldt, gemiddeld genomen, ook voor de laagste inkomensgroepen, voor
ouderen en zelfs voor huishoudens waarin ten minste een persoon ongezond is. In dit opzicht
is er dus geen sprake van een aantasting van de solidariteit.
Twee algemene conclusies tot
slot. Ten eerste blijkt uit het voor-

gaande dat het bieden van de mogelijkheid aan verzekerden om regelmatig hun eigen risico aan te
passen, de keuze van hogere ei-

gen risico’s en daarmee kostenbeheersing in de gezondheidszorg
zal stimuleren.
De tweede conclusie is dat de verzekeringsmaatschappijen in het nieuwe systeem al
gauw met tekorten op verzekerden met een eigen risico dreigen te worden geconfronteerd. Dit gebeurt
als de remmende werking van eigen risico’s op de

kosten van de zorg in de verminderde inkomsten
via het normuitkeringenstelsel wordt vertaald. De
vraag rijst dan of verzekeringsmaatschappijen als reactie op deze tekorten hun premiereducties gaan
verkleinen en daarmee eigen risico’s onaantrekkelijker maken. De tendens tot zo’n verlaging zal sterker
zijn, als verzekerden inderdaad beter gaan calculeren en de verzekeringsmaatschappijen geen baat
meer hebben bij de selectie van gunstige risico’s.
Daarmee dreigt het kostenbesparende effect weer
geheel of gedeeltelijk te verdwijnen.
Om dit te voorkomen lijken twee optics open te
staan. De eerste is de invoering van een verplicht
minimaal eigen risico, zoals het CDA dat wenst. De
tweede optie is het opleggen van de verplichting
aan verzekeringsmaatschappijen om bepaalde combinaties van eigen risico’s en premiereducties aan te
bieden. In dit laatste geval zou de concurrentie tussen verzekeringsmaatschappijen aan de premiezijde
uitsluitend worden gevoerd via de hoogte van de
nominale basispremie.

ArlanaNeed
Rob van Puijenbroek

Frank van Tulder

om hun eigen risico’s regelmatig aan te passen.
Daardoor kunnen zij de nadelen van eigen risico’s
beter afwegen tegen de voordelen van een verkregen premiereductie.

De uitbreiding van het eigen risico in het nieuwe
systeem zal een remmende invloed hebben op het

gebruik van huisarts en medicijnen en daarmee ook
op de kosten van de zorg. Deze kosten kunnen daardoor afnemen met ruim 600 miljoen gulden (2,2%)

als verzekerden een optimale keuze kunnen maken
in het nieuwe systeem. Bij invoering van het CDAvoorstel van een minimum eigen risico is dit bijna 1

miljard gulden (3,3%).

10. We zijn ook nagegaan hoeveel een huishouden, bestaande uit twee personen met een inkomen in het tweede
quintiel en een slechte gezondheid, er maximaal op achteruit gaat als het in het risiconeutrale scenario verplicht
wordt een eigen risico van 250 gulden per persoon te kiezen. Dit blijkt in totaal 115 gulden per jaar te zijn.

Auteurs