Ga direct naar de content

Het midden- en kleinbedrijf in 1985: een verkenning

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: november 21 1984

Het midden- en kleinbedrijf in 1985:
een verkenning
DRS. H.H.M. PEETERS – DRS. J.G. VIANEN*

De produktie van het midden- en kleinbedrijf is voor 85% bestemd voor de binnenlandse markt.
Daarom werkt het Internationale conjunctuurherstel slechts met een zekere vertraging in dit deel van
het bedrijfsleven door. Zo hadden in het afgelopen jaar bij voorbeeld de detailhandel en de horeca nog
steeds te lijden van de matige ontwikkeling van de consumptieve bestedingen. In dit artikel worden
de vooruitzichten voor het midden- en kleinbedrijf in 1985 verkend. Verwacht wordt dat het herstel dat
zich in 1984 in de meeste sectoren is gaan aftekenen, in 1985 zal doorzetten. De werkgelegenheid zal
voor het eerst sinds jaren niet verder afnemen. Ook nemen de winsten in het midden- en kleinbedrijf
toe, zij het dat de winstgevendheid nog achterblijft bij die van het grootbedrijf. Voor de detailhandel
zal 1985 een moeilijk jaar blijven, niet alleen omdat de binnenlandse bestedingen maar weinig groeien,
maar ook vanwege de heftige concurrentie met het grootbedrijf om behoud van het marktaandeel.

Inleiding
Het economisch herstel dat zich aan het eind van 1983 begon
af te tekenen, werd in de loop van 1984 duidelijker en raakte in
een stroomversnelling. De stuwende kracht daarvan was de internationale economische opleving en de daarmee gepaard gaande toename van de wereldhandel. Die factoren hebben in Nederland geleid tot een forse exportgroei, die mede mogelijk werd gemaakt door een relatieve kostenverlaging waardoor de Internationale concurrentiepositie van het Nederlandse bedrijfsleven
werd verstevigd.
Voor 1985 ziet het er naar uit dat de groei van de wereldhandel
enigszins zal afnemen. Hierdoor kan de Nederlandse exportgroei wat afvlakken. De investeringen laten in het kielzog van de
exportontwikkeling in 1984 een groei zien, die in 1985 zal doorzetten. Dit duidt op een zeker herstel van de Nederlandse
economie.
Naast deze positieve exportgeleide ontwikkelingen daalden in
1984 opnieuw de consumptieve bestedingen van zowel de particuliere huishoudingen als van de overheid. In 1985 kunnen de
bestedingen enigszins verbeteren onder invloed van een lichte
toename van de koopkracht.
De vraag die in dit artikel centraal staat is hoe het midden- en
kleinbedrijf (MKB) 1) zich in het komende jaar in dit economische krachtenveld zal ontwikkelen. De verwachtingen voor het
MKB die hier worden uitgesproken, zijn gebaseerd op macroeconomische prognoses neergelegd in de Macro Economische
Verkenning 1985 van het Centraal Planbureau 2). Daarbij is tevens rekening gehouden met de beleidsvoornemens aangaande
de lastenverlichting voor het midden- en kleinbedrijf.
Afzetverwachlingen
Het herstel dat zich in 1984 heeft afgetekend voor het middenen kleinbedrijf zal naar verwachting in 1985 doorzetten. Bedraagt de afzetstijging in 1984 1,5%, in 1985 zal deze toenemen
tot 2% (zie label 1). De discrepantie met de afzetstijging voor de
totale bedrijvensector zal geringer worden en in 1985 nog slechts
0,5% bedragen. De oorzaken van deze ontwikkeling dienen niet
1176

alleen te worden gezocht in de wijziging van het exportpakket,
de oplopende investeringen en de toenemende consumptieve
bestedingen, doch in het bijzonder in de toeleveringen aan de
grotere bedrijven die al eerder en sterker van het economisch
herstel profiteren. Ten opzichte van 1983 zal in 1985 de totale afzet van het MKB nominaal toegenomen zijn met f. 15,2 mrd.;
hiervan betreft 40% leveranties aan andere bedrijven, 31% export, 17% investeringen en 12% consumptie. Laten we nu eens
bekijken hoe de verschillende bestedingscategorieen zich in 1985
zullen ontwikkelen.
Reeds in 1984 heeft het MKB kunnen profiteren van de wijzigingen in de samenstelling van het exportpakket. Tot dan toe
bestond de exportgroei merendeels uit basisprodukten en half fabrikaten, doch daarna trad een verbreding op naar de export van
eindprodukten, waarvoor het MKB beter toegerust is. Verwacht
wordt dat er een vertraging in de groei van de voor Nederland relevante wereldhandel zal optreden. Niettegenstaande deze vertraging neemt de export dank zij de goede concurrentiepositie op
de buitenlandse markten nog in belangrijk sterkere mate toe dan
het volumetotaal van de nationale bestedingen. Verwacht wordt
dat deze ontwikkelingen ook zullen leiden tot een vertraging in
de groei van de export door het MKB, op 4,5% wordt geraamd.
Een belangrijke afzetcategorie van het midden- en kleinbedrijf vormen de intermediaire leveringen met een aandeel van
40%indeafzet. Doordat – weliswaar in geringe mate – deproduktiegroei in de bedrijvensector afneemt, zwakt ook de groei
van de toeleveringen door het midden- en kleinbedrijf in 1985
enigszins af; geraamd wordt dat de intermediaire leveringen met
bijna 2% toenemen.

* Beide auteurs zijn verbonden aan het Economisch Instituut voor het
Midden- en Kleinbedrijf; zij danken drs. A. de Koning, dhr. H. Kuiken
en drs. W. Verhoeven voor hun commentaar op een eerdere versie van dit
artikel.
1) Tot het midden- en kleinbedrijf worden de particuliere bedrijven gerekend met minder dan 100 werkzame personen, met uitzondering van
landbouw- en visserijbedrijven.
2) Zie voor een gedetailleerde beschrijving: EIM, Economische Verkenning Midden- en Kleinbedrijf 1985, Den Haag, September 1984.

De ontwikkeling van de reele inkomens en in het bijzonder de
toename van overige inkomens gevormd in de bedrijvensector,
leidt in 1985 tot een toename van de particuliere consumptie met
0,5 a 1%, bij een stijgende spaarquote van gezins- en bedrijfshuishoudingen. Hierbij is -ervan uitgegaan dat er bij de consumptie van voedings- en genotmiddelen voor het eerst sinds
1981 een licht herstel optreedt (+ 1,5%), doch dat de uitgaven
aan duurzame consumptiegoederen daarentegen in volume verder zullen afnemen ( — 0,5%), zodat de daling van deze laatste
categoric sinds 1978 circa 20% bedraagt; de consumptie van
overige goederen en diensten stijgt verder met 1 %, hetgeen wordt
veroorzaakt door de uitgaven aan vaste lasten die, ondanks de
volumebeperkende maatregelen in de gezondsheidszorg, verder
groeien (+1%), vooral doordat de huren sterk blijven stijgen.
Een en ander heeft tot gevolg dat de afzet van het MKB aan consumptieve goederen en diensten met 0,5% zal toenemen.
De afzet van investeringsgoederen is voornamelijk van belang
voor het midden- en kleinbedrijf in de groothandel, de bouwnijverheid en de industrie. In 1984 nemen de investeringen van bedrijven in vaste activa in belangrijke mate toe; in 1985 zet deze
toename zich door en zal 5% kunnen bedragen; ongerekend
schepen en vliegtuigen beloopt de toename 6,5%, een zelfde
percentage als voor 1984 wordt geraamd. De sterke groei van de
investeringen in outillage zwakt in 1985 enigszins af, maar voor
het eerst sinds jaren zouden de investeringen in bedrijfsgebouwen kunnen toenemen ondanks de negatieve invloeden van de
bouwvergunningenstop in de gezondheidszorg en de stroomlijning van de WIR.
De investeringen in woningen verminderen in 1985 met 1,5%,
in hoofdzaak omdat deze investe/ingen in 1984 positief bei’nvloed zijn door het relatief grote aantal in aanbouw genomen
woningen in 1983. De totale>bouwsom van nieuw te bouwen woningen is in 1985 vrijwel gelijk aan die in 1984, terwijl ook het
aantal in aanbouw te nemen woningen in 1985 onveranderd
blijft met 106.000 eenheden. Weliswaar neemt het aantal woningen in de premiesector met 8.000 af, maar de vrije sector kan met
ongeveer hetzelfde aantal worden uitgebreid doordat het aantal
met een eenmalige bijdrage te bouwen vrije-sectorwoningen
wordt verhoogd tot 19.000 eenheden. Een positieve invloed op
het investeringsvolume gaat uit van de opvoering van stadsver-

nieuwingsactiviteiten; de verbetering van woningwetwoningen
wordt fors uitgebreid o.a. door de in 1984 gee’ntameerde terugploegoperatie waarvoor in 1985 f.300 miljoen wordt gereser-

veerd.
Ook de overheidsinvesteringen nemen in volume af (- 1%),
hoofdzakelijk omdat de uitgaven ten behoeve van het Oosterscheldeproject zullen achterblijven bij het in de afgelopen jaren
bereikte hoge niveau.
Dit alles leidt ertoe dat de leveringen van investeringsgoederen
door het MKB in 1985 met 2,5% zullen toenemen.
Zoals uit label 1 blijkt is de afzetstijging in 1985 het grootst bij

Tabel 1. Afzetvolume-ontwikkeling in het midden- en kleinbedrijf in 1984 en 1985, in procentuele mutaties ten opzichte van
het voorafgaande jaar a)
Omschrijving
Industrie
Bouwnijverheid en installatiebedrijven
Groothandel
Detailhandel
Horeca
Auto-, tweewieler- en reparatiesector
Vervoer
Verzekeringswezen, zakelijke en overige
dienstverlening

herstel in de bouw kan bij de hout- en bouwmaterialenindustrie

een lichte afzetverbetering optreden. Ook bij de grafische industrie wordt een licht herstel verwacht.
In de bouwnijverheid wordt onder invloed van voornoemde
woningbouwprogramma’s voor 1985 een verdere stijging van het
volume van de afzet van het middelgrote en kleine bouwbedrijf
geraamd. Hier speelt met name de verdergaande verschuiving
van het woningbouwprogramma van woningwetwoningen naar
ongesubsidieerde woningen (incl. die met een eenmalige bijdrage), die meer door kleinere ondernemingen worden gebouwd,
een rol. In de particuliere sfeer gaat een negatieve invloed uit van
de doe-het-zelf activiteiten, die in het bijzonder de midden- en
kleine bouwbedrijven treft.

Bij de midden- en kleinbedrijven in de groothandel is sprake
van een voortgaande groei welke wordt ingegeven door de exportgroei en de toename van de investeringen in vaste activa, zij
het dat deze in 1985 iets gematigder zal zijn dan in 1984. Hier
staat tegenover dat de afzet van consumptiegoederen niet langer
een negatieve ontwikkeling laat zien. De afzet van grondstoffen
en halffabrikaten aan de industrie zal zich gunstig ontwikkelen,
maar de afzetgroei van bouwmaterialen zal – bij de geringe toename van de bouwproduktie – beperkt zijn.
Ondanks de verwachte toename van de consumptieve bestedingen moet er rekening mee worden gehouden dat het afzetvolume van de midden- en kleinbedrijven in de detailhandel opnieuw terugloopt, met name door een verlies van marktaandeel
aan het grootwinkelbedrijf. Deze daling is hoofdzakelijk geconcentreerd in de detailhandel in duurzame en overige consumptiegoederen (excl. personenauto’s) waar de daling van het volume
van de omzet 1,5% zal bedragen. In de sector voedings- en genotmiddelen zullen de kleine en middelgrote winkels de verkopen nog slechts met 0,5% zien dalen, hetgeen aanzienlijk gerin-

ger zal zijn dan in 1984, waarvoor een daling van 6% wordt
geraamd.
In de horeca zijn de vooruitzichten van de midden- en kleinbedrijven licht optimistisch; er wordt een geringe groei verwacht
van de bestedingen in de horeca buiten de vakanties en van de zakelijke bestedingen. De vakanties zullen niet tot meer activiteit
in de horeca leiden omdat er de laatste jaren al sprake is geweest
van een forse toename van het op vakantie gaan in eigen land.
In de auto-, tweewieler- en reparatiebedrijven zal de afzet in
1985 in volume iets meer kunnen groeien dan in 1984, omdat de
verkopen van nieuwe personenauto’s sterker toenemen dan de te
verwachten omvangrijke vervangingsaankopen als gevolg van
de relatief gunstige inkomensontwikkeling. Ook de tweedehands verkopen nemen door het toenemend aantal inruilauto’s
verder toe. In samenhang met de verbeterde koopkrachtontwik-

keling van de consument – waardoor uitgestelde en noodzake-

1985

lijke reparatie-activiteiten zullen worden uitgevoerd – en de
toename van personenauto’s dat door bedrijven wordt gekocht
– zullen de auto-onderhoud- en reparatiewerkzaamheden weer
licht toenemen. De verkoop en de reparatie-omzet van fietsen en

3,5

bromfietsen zullen in 1985 wederom dalen.
Het midden- en kleinbedrijf in het vervoer zal in 1985 – zij het

1
2,5
-4,5
-0,5
1

1
2,5
-1,5
0,5
1,5

3

2

in iets mindere mate dan in 1984 — de positieve gevolgen ondervinden van de sterke toename van de internationale handel – in
het bijzonder het vervoer van en naar West-Duitsland. Daarnaast nemen ook de binnenlandse vervoersactiviteiten toe door
de opleving van de Nederlandse economic.

1984
3

Midden* en kleinbedrijf
Totale bedrijvensector b)
a) AfgerondopO,5%.
b) Bron: CPB, Macro Economische Verkenning 1985.

ESB 12-12-1984

de midden- en kleinbedrijven in de industrie, waar o.a. geprofiteerd kan worden van de verschuivingen in het exportpakket en
de doorzettende investeringsgroei. Dit bei’nvloedt met name de
export van de machine- en metaalproduktenindustrie. De afzet
van de voedings- en genotmiddelensector neemt onder invloed
van de toenemende consumptieve bestedingen ook weer toe; de
chemische industrie blijft zich gunstig ontwikkelen, zij het dat
hier een groeivertraging optreedt. Onder invloed van het lichte

1

1

1,5
2,5

2,5

2

In de sector overige diensten zal met name het midden- en
kleinbedrijf in de zakelijke dienstverlening kunnen profiteren
van de algehele economische opleving. Voor de makelaardij en
exploitatie van onroerend goed is het wachten op het herstel van
de huizenmarkt waarvoor de verwachtingen nog niet hooggespannen zijn. Voor het verzekeringswezen en de sector cultuur, sport, recreatie zijn nog weinig optimistische verwachtingen gerechtvaardigd.
1177

Bovendien zijn er veel kleine bedrijven zonder personeel, zodat

Produktie, werkgelegenheid en arbeidsproduktiviteit

de gemiddelde loonkosten van de overige middelgrote en kleine
De produktie stijgt zowel in 1984 als in 1985 meer dan de afzet

bedrijven fors hoger zijn. Voor 1985 wordt, evenals in 1984, ver-

in die sectoren waar zich een gunstige ontwikkeling aftekent. Dit

wacht dat de loonsom per werknemer zowel in de gehele bedrijvensector als in het MKB nauwelijks zal stijgen gegeven de verwachting dat in de meeste CAO’s de prijscompensatie opnieuw
grotendeels zal worden ingeleverd voor arbeidsduurverkorting

wordt veroorzaakt door de grotere voorraadvorming in 1984 en
een efficientere benutting van de capaciteit. Dit laatste houdt in
dat de vaste bedrijfslasten niet proportioneel met de afzet stijgen
en er ruimte ontstaat voor margevergroting, met name op de buitenlandse markt.
In 1985 zal de werkgelegenheid in het midden- en kleinbedrijf
voor het eerst sinds jaren niet verder afnemen en zich op
1.631.000 arbeidsjaren stabiliseren, terwijl bij het grootbedrijf
een lichte toename is waar te nemen. In 1984 loopt de werkgelegenheid in het midden- en kleinbedrijf nog met bijna 10.000 ar-

en rendementsherstel en er geen noemenswaardige initiele loons-

verhogingen worden gegeven (zie tabel 3). In 1985 zullen de
loonkosten per eenheid produkt in het MKB – gegeven de arbeidsproduktiviteitsverhoging van 2% — verder dalen met 1 a
1,5″7o; in 1984 lag deze daling in dezelfde orde van grootte. Hierdoor verbetert de winstpositie van het gehele MKB en de interna-

beidsjaren terug. Weliswaar vindt er in 1985 in de sector detailhandel bij het midden- en kleinbedrijf door de dalende afzet nog
een verdergaande afbrokkeling van de werkgelegenheid plaats
(- 5.500 arbeidsjaren), doch deze wordt gecompenseerd door de
ontwikkeling in de andere sectoren. Hierbij springen de sectoren
groothandel en vervoer in het oog, waar de werkgelegenheid
weer met 1% zal toenemen. Aangezien de afzet- en produktiestijging in het midden- en kleinbedrijf minder sterk steunt op
de exportgroei dan in het grootbedrijf, is de werkgelegenheidsontwikkeling in het midden- en kleinbedrijf ook minder gunstig

tionale concurrentiepositie van de exporterende middelgrote en
kleine bedrijven.
De minimum(jeugd)lonen zijn in het kabinetsbeleid als instrument gehanteerd om de loonkosten voor de bedrijven te verminderen. De eerste nominate korting dateert vanuit 1981 en de
laatste is per 1 juli 1983 doorgevoerd. Door de aard van de staffeling en de uitvoering van de regeling zijn de effecten eerst na
enige tijd merkbaar in de loonkosten. Mede hierdoor en ook
door de ruimere arbeidsmarkt is in 1984 en 1985 de incidentele
loonontwikkeling nog zeer beperkt (1%). In de detailhandel,
waarin veel jongeren werken, daalt hierdoor de gemiddelde

dan in de totale bedrijvensector.

loonsom in 1984 zelfs enigszins.

Tabel 2. Produktie, arbeidsproduktiviteits- en werkgelegen-

MKB dalen als gevolg van het kabinetsbeleid met betrekking tot

De sociale lasten voor werkgevers zullen in 1985 voor het

heidsontwikkeling in het midden- en kleinbedrijf in 1984 en
1985, in procentuele mutaties ten opzichte van het voorafgaande
jaar a)
Produktie-

ontwikkeling
Omschrijving

1984

Industrie

5,5

Bouwnijverheid en
-installatiebedrijven
Groothandel

1

Arbeidsvolume
in arbeidsjaren

Arbeidsproduktiviteit

1985

1984

1985

1984

4

-1

0

6,5

3,5

0
1

1
1,5
-1,5
-1,5

0,5
2,5
0,5
0

1985

3
-5,5
-i

1
3,5
-1,5
0

-4
0,5

0
1
-2
0

1,5
4

1,5
3

-0,5
1

0
1

2
3

2
2

lijkeenoverige
dienstverlening

0,5

1

0,5

0,5

0,5

1

Midden- en kleinbedrijf
Totaal bedrijven b)

2
2

2

-0,5
0

0
OaO,5

2,5
2

2

Detailhandel
Horeca
Auto-, tweewieler- en
reparatiebedrijven

Vervoer
Verzekeringswezen, zake-

l’,5 a 2

1,5

lastenverlichting voor bedrijven. Het ongewogen totale premiepercentage voor sociale lasten van werkgevers daalt van 26,30 in
1984 tot 25,05 in 1985. Het werknemersaandeel in de sociale premies daalt in 1985 naar 0,46, terwijl dit in 1980 nog 0,54
bedroeg.

Gegeven de specifieke kostenstructuur in het MKB zal een daling van de werkgeverspremies (excl. WAO-premies) er toe leiden dat het effect op de gemiddelde loonkosten iets groter is dan
in het grootbedrijf, immers in het MKB ligt de gemiddelde loonsom lager vanwege o.a. de vele minimumloners, part-time

krachten en vrouwelijk en jeugdig personeel. Bij de WAO doet
zich het omgekeerde voor vanwege de franchiseregeling. Het

MKB wordt zoals gezegd gekenmerkt door een groot aantal bedrijven dat geen personeel in dienst heeft, waardoor de lastenverlichting via de sociale premies voor werkgevers bij die bedrijven geen invloed heeft op de bedrijfskosten.
De loonsomstijging per werknemer blijft in het MKB enigszins groter dan in de gehele bedrijvensector, waartoe ook de
trendvolgende bedrijven (m.n. overheidsbedrijven) worden gerekend. Beschouwen we alleen de totale marktsector, dan is er
nauwelijks een verschil waar te nemen tussen de ontwikkelingen
in het MKB en het grootbedrijf.

a) AfgerondopO.S’Vo
b) Bron: CPB, Macro-Economische Verkenning 1985.

Winstgevendheid

De arbeidsproduktiviteit in het MKB stijgt in 1985 met 2% en
is evenals in 1984 groter dan de toename van de arbeidsproduktiviteit in de totale bedrijvensector; de arbeidsproduktiviteitsstijging in de totale bedrijvensector wordt gedrukt door de arbeidsproduktiviteitsdaling in de grootschalige energiesector, alsmede door de kwartaire sector. Verder vindt er zowel bij het
midden- en kleinbedrijf als het grootbedrijf een verschuiving
plaats in de groei van de industriele activiteiten van kapitaalin-

tensieve intermediaire goederen naar meer arbeidsintensieve
bedrijfstakken, waardoor de groei van de arbeidsproduktiviteit
wordt gedrukt. Met betrekking tot de arbeidsproduktiviteitsstijging in het midden- en kleinbedrijf zij opgemerkt dat verondersteld is dat de herbezetting van arbeidsplaatsen vanwege de
arbeidstijdverkorting in het MKB geringer is dan de 25% waarvan door het CPB voor de totale bedrijvensector wordt uitgegaan, hetgeen deze produktiviteitsstijging positief be’invloedt 3).

Het meten van de winstgevendheid van bedrijven stuit op grote moeilijkheden. Als benadering kan de winst uit onderneming
als resultante van de afzet en de kosten of de arbeidsinkomensquote (aiq) worden gehanteerd. Voor het MKB met zijn vele
zelfstandige ondernemers is het eveneens van groot belang te kijken naar het beschikbaar inkomen van zelfstandigen. Het beschikbare inkomen staat immers voor het resultaat uit de onderneming nadat de belasting is voldaan en een aantal specifieke fiscale regelingen (b.v. voorraad- en vermogensaftrek, zelfstandigenaftrek, fiscale oudedagsreserve, WIR-premies enz.) zijn

verdisconteerd.

Uit tabel 4 blijkt dat, evenals in het grootbedrijf ook de
winstgevendheid in het MKB duidelijk toeneemt. In vergelijking
met voorgaande jaren, toen de winstontwikkeling negatief was
of in de buurt van de 1 % lag, is er sprake van een duidelijk her-

Loonkosten

Bij het midden- en kleinbedrijf maken de loonkosten circa
26% uit van de afzet, 2% meer dan in de totale bedrijvensector.
1178

3) EIM, Arbeidstijdverkorting, een aftasting van de mogelijkheden,
DenHaag, 1983.

Tabel 3. Mutatie van de loonsom per werknemer in 1984 en
1985, in procenten perjaar a)
Totaal bedrijven b)

Omschrijving

1984

1985

Overloop

0,1
-0,2

0,1
-0,9

1,9

Midden- en kleinbedrijf

1,5
0,2

Sociale lasten werkgever

1984

1985

0,1

0,1

-0,2

-0,9

Prijscompensaties:

– le halfjaar
– 2e halfjaar
Inleveren van
arbeidstijdverkorting
Initiele
contractloonverbetering
Incidenteel
Autonoom d)
Loonsom per werknemer

0,4

– l , 5 a -2
0
0,5 a 1 c)
-0,5
0,5

1,9
OaO,5

-la -1,5

– l , 5 a -2

0
1

1,5
0,2
– l a -1,5

0
0,5 a 1

-0,5
Oa 0,5

0
1

1

0,5 a 1

a) Afgerond op
b) Bron: CPB, Macro Economische Verkenning 1985.

c) Waaronder begrepen overloopeffect korting jeugdlonen en effect korting
minimum loon.
d) Mede in verband met salariskorting trendvolgers.

bestedingen, veroorzaakt door de verbeterde inkomensontwikkeling, leidt tot een lichte verbetering van de afzet van het
midden- en kleinbedrijf. Binnen het MKB zijn er sectoren die
duidelijk profiteren van de economische opleving zoals de industrie, de groothandel en het vervoer, terwijl andere zoals de

detailhandel en de horeca nog steeds te lijden hebben van de matige Ontwikkeling van de consumptieve bestedingen.
Vanwege de toename van de vaste lasten in het consumptiepakket is de consumptiegroei niet voldoende om de afzet van de
kleine en middelgrote winkels en horecabedrijven te vergroten.
In de detailhandel draagt ook de moordende concurrentie met
het grootbedrijf hieraan bij. Ook de Ontwikkeling van de winstgevendheid is door de loonmatiging, lastenverlichting en de algehele efficiencyverbetering in de bedrijvensector — men denke

ook aan het wegvallen van marginale bedrijven – gunstig voor
verder herstel, zij het dat deze verbetering vooralsnog moet worden geplaatst tegenover de verliezen of matige winstcijfers uit de
achter ons liggende jaren.
Een groot vraagpunt bij het huidige economisch herstel is of
dit niet te sterk afhankelijk is van de export. In 1985 zal er vermoedelijk sprake zijn van een lichte afzwakking van de internationale handel, waaruit een angstig gevoel voor de daaropvolgende periode kan ontstaan. Zal het Internationale herstel weer

Tabel 4. Enige indicatoren voor de winstgevendheid in het
MKB

terugvallen of is er in 1985 slechts een vertraging in het economisch herstel? Voor ons land zal het van groot belang zijn de internationale concurrentiepositie verder te verbeteren opdat in

Omschrijving

1984

Ontwikkeling winst uit onderneming a)
Ontwikkeling beschikbaar inkomen
gemiddelde zelfstandigen a)
Arbeidsinkomensquote (aiq)

12
8,0
88,5

1985

perioden van afzwakking van de internationale handel via een

7,5

vergroting van het marktaandeel de Nederlandse exportontwikkeling niet al te grote schokken zal doormaken. Anderzijds zal

7,0

86,5

a) Procentuele mutatie ten opzichte van het voorafgaande jaar.

het zaak zijn om de internationale vraagontwikkeling nauwlettend in het oog te houden. Een volledig vertrouwen op de buitenlandse markt lijkt gegeven het instabiele monetaire systeem, de
schuldenproblematiek van een groot aantal derde-wereldlanden
en de Amerikaanse economische politick niet wenselijk.
Als de internationale vraag niet verder doorzet of wegvalt, zal

stel van de winstgevendheid, die voornamelijk moet worden toegeschreven aan de sterke matiging van de loonkosten. De winstgevendheid, gemeten als een minus de aiq, ligt in het MKB even-

de binnenlandse vraag moeten worden gestimuleerd om een
oplossing te bieden aan de werkloosheidsproblematiek. Hoewel

wel nog licht onder die van het grootbedrijf; immers, de aiq van

vanwege de kostenverhogende effecten niet in eerste instantie

de totale bedrij vensector 4) zal naar verwachting in 1984 op 88 en

aan de consumptieve bestedingen behoeft te worden gedacht,

in 1985 op 85 uitkomen.

lijkt er toch wel enige ruimte te zijn ontstaan door de divergentie

Achter deze cijfers gaan sterk uiteenlopende ontwikkelingen
schuil. Bijzonder sterk stijgt de winst in de kleine en middelgrote

tussen de loonkostenontwikkeling en de arbeidsproduktivi-

ondernemingen in de industrie in 1984: 65,5% en in 1985:

19,5%. Een gematigde kostenontwikkeling, een relatief hoge arbeidsproduktiviteitsstijging en margeverruiming op geexporteerde produkten liggen hieraan ten grondslag. In de groothandel is er eveneens een sterke winsttoeneming. Hoewel er in deze
sector enig margeverlies wordt geleden, blijft de afzet zich
gunstig ontwikkelen bij een eveneens gematigde kostenontwikkeling. Negatieve ontwikkelingen blijven zich voordoen in de
sectoren die zich vrijwel alleen op de binnenlandse markt richten: de detailhandel en de horeca. In de detailhandel gaat een
matige loonsomontwikkeling gepaard met een matige arbeidsproduktiviteitsstijging bij een margedrukkende concurrentie om
het marktaandeel met het grootbedrijf.

teitsstijgingen. Bij stimulering van de bedrijfsinvesteringen en

de overheidsinvesteringen – de laatste zullen volgend jaar evenals in de achter ons liggende jaren verder dalen — dient te worden beseft dat een dating van de export met 1 % inhoudt dat de
investeringen met 3,5 a 4% moeten toenemen om een zelfde
bestedingseffect te bewerkstelligen: een tamelijk onwaarschijnlijke Ontwikkeling.
Een stimulering van de binnenlandse vraag zal in sterkere mate ten goede komen aan het midden- en kleinbedrijf dan aan het

grootbedrijf. Door de geringere arbeidsproduktiviteit zal een
impuls in de eerstgenoemde sector ook meer arbeidsplaatsen genereren. Bovendien zullen in perspectiefvolle tijden, wanneer de
afzetverwachtingen gunstig zijn, de vernieuwende krachten van
met name de kleinere ondernemingen een betere voedingsbodem
kennen, wat er zeker toe zal bijdragen dat het produktiepotentieel van de Nederlandse economic zal worden versterkt.

Slot
H. Peeters

J. Vianen

Uit de over de ontwikkelingen van het midden- en kleinbedrijf
mag worden geconcludeerd dat het economisch herstel, dat door
de exportontwikkeling op gang is gebracht, zich achtereenvol-

gens via de toeleveringen, de investeringen en de consumptie
over de economic lijkt te verspreiden. De groeipercentages heb-

ben evenwel nog geen waarden aangenomen die – zeker in vergelijking met vroegere perioden en met andere Westeuropese
landen – tot grote tevredenheid over het economisch herstel
aanleiding geven.
Het midden- en kleinbedrijf wordt gekenmerkt door een sterke orientatieop de Nederlandse markt (85%); met name de toeleveringen aan andere bedrijven en de afzet van consumptiegoederen zijn van belang. Gebleken is dat juist de toeleverende bedrijven sterk bijdragen aan de vergroting van de produktie in het
midden- en kleinbedrijf en daarmede aan die van de gehele bedrijvensector. Ook de toename van de particuliere consumptieve
ESB 12-12-1984

4) Gecorrigeerd vooraardgas e.d.

1179

Auteurs