Ga direct naar de content

Het Coase-theorema en de coöperatieve organisatie

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: oktober 14 1993

Met Coase-theorema en de
cooperatieve organisatie
In dit artikel wordt bet theorema van Nobelprijswinnaar Ronald Coase
toegepast op de organisatiestructuren van McDonald’s, ABNAmro en
Rabobank Nederland. Op grand hiervan wordt duidelijk dat de huidige cooperatieve structuur van de Rabobank moeilijk valt te handhaven.

Inleidlng
De Rabobank is in de afgelopen tijd
herhaaldelijk in opspraak geweest.
Het weekblad Elsevier berichtte over
het witwassen van zwart geld bij de
Rabobank in Hulst, NRC Handelsblad
over contacten met criminelen van de
Rabobank in St. Janssteen . Om orde
op zaken te krijgen bij de Rabobank
in Hulst had de centrale Rabobank
Nederland volgens Elsevier enkele jaren nodig. De oorzaak daarvan was
vooral gelegen in de cooperatieve ondernemingsstructuur. In tegenstelling
tot bij voorbeeld de ABN Amro zijn
de lokale kantoren van de Rabobank
geen echte filialen, maar zelfstandige
banken die een eigen beleid kunnen
voeren. De positieve kanten van deze
structuur zijn bij herhaling geroemd
door de centrale Rabobank Nederland. Door deze grote mate van decentralisatie kunnen de plaatselijke
Rabobanken snel en alert reageren
op wensen van hun clienten zonder
gehinderd te worden door directieven van de centrale Rabobank Nederland. Hoewel haar marktaandeel onlangs fors schijnt te zijn gedaald, was
de Rabobank op de hypotheekmarkt
marktleider.
In dit artikel zal echter op grond
van de theorie van Ronald Coase worden betoogd dat de organisatiestructuur van de Rabobank zeker niet perfect is, en voor verbetering vatbaar.
Met behulp van de Coasiaanse onderhandelingstheorie kan de verhouding
tussen een plaatselijke Rabobank en
de centrale Rabobank Nederland worden verduidelijkt. In het artikel wordt
daartoe eerst het zogenaamde Coasetheorema behandeld. Vervolgens
wordt deze gedachtengang van
Coase op de McDonald’s franchise-

organisatie toegepast. Daarna wordt
de verhouding tussen de plaatselijke
Rabobank en de centrale Rabobank
Nederland behandeld. Op grond
hiervan wordt voorspeld dat de Rabobanken op een centrale besluitvormingsstructuur zullen overgaan: de
cooperatieve structuur kan niet worden gehandhaafd.

Het Coase-theorema
In het in I960 gepubliceerde artikel
‘The problem of social cost’ formuleerde Coase het, later door Stigler
naar hem genoemde, theorema . Het
Coase-theorema behandelt een situatie waarin twee partijen met elkaar
onderhandelen over de omvang van
een negatief extern effect . Negatieve
externe effecten zijn buiten de markt
om werkende gevolgen van produktie of consumptie die de welvaart van
burgers negatief bei’nvloeden, zoals
milieuvervuiling of geluidsoverlast.
Coase bestreed de opvatting van
Pigou over overheidsoptreden in
geval van negatieve externe effecten.
Volgens Pigou kan de overheid tegen
vervuiling optreden door de producent een heffing op te leggen. Door
de heffing komen de maatschappelijke kosten van het negatieve externe
effect tot uitdrukking in de prijs van
het goed, waardoor de produktieomvang en daarmee de omvang van
de vervuiling zullen afnemen. Zo
wordt het falen van de markt gecorrigeerd.
Volgens Coase moeten de veroorzaker (A) van het negatieve externe effect en degene (B) die de hinder ondervindt, over de omvang van de
hinder vrij met elkaar onderhandelen.
Het doet er niet toe of A het recht
heeft hinder te veroorzaken, of dat B

het recht heeft hinder te verbieden.
In beide gevallen leiden de onderhandelingen tot efficiente allocatie. In tegenstelling tot Pigou bepalen volgens
Coase de partijen A en B zelf de omvang van het negatieve externe
effect. Het falen van de markt wordt
ondervangen door een nieuwe
markt, waarop rechten worden verhandeld.
Een belangrijke veronderstelling
van het theorema is, dat de transactiekosten nul zijn. Transactiekosten zijn
alle mogelijke kosten, die met een
transactie kunnen samengaan zoals
onderhandelingskosten, informatieverwervingskosten, kosten van het
vinden van een onderhandelingspartner en kosten van het afdwingen
van een contract. In werkelijkheid
zullen deze kosten meestal niet nul
zijn. Hierin kan dan een verklaring
worden gevonden voor het feit dat
de overheid juist wel optreedt. Het
optreden van de overheid kan dan
zijn gericht op het verlagen van de
transactiekosten, waardoor onderhandelingen tussen A en B mogelijk
worden gemaakt. Kunnen de transactiekosten niet worden verlaagd, dan
kan de overheid ook zelf namens A
of B onderhandelen. Als bij voorbeeld de grafiet-uitstoot van Hoogovens alle burgers in de regio Kennemerland treft, zouden de burgers als
een man kunnen onderhandelen met
Hoogovens over de omvang van de
uitstoot. De transactiekosten van het
op een noemer krijgen van alle burgers in de regio zijn echter hoog.
Daarom zullen Gedeputeerden van
Noord-Holland met Hoogovens onderhandelen.
In tegenstelling tot Pigou is bij
Coase aansprakelijkheid geen aanknopingspunt voor overheidsingrijpen. Er is sprake van wederkerigheid volgens Coase. Het externe
effect ontstaat omdat A en B ‘buren’
zijn. Het verdwijnt als A verhuist, of
1. Elsevier, nr. 21, 29 mei 1993 en NRCHandelsblad 17 juni 1993.
2. R.H. Coase, The Problem of Social Cost,

Journal of Law and Economics, I960, herdrukt in R.H. Coase, The Firm, the Market

and the law, Chicago, 1988.
3. U. Schweizer, Externalities and the Coase Theorem: Hypothesis or Result’, Jou-

raal of Institutional^ and Theoretical Ecomonics, jg. 144, nr. 2, april 1988; R.J.
Greenwood en R.R. McAfee, Externalities
and Asymmetric Information, Quaterly
Journal of Economics, februari 1991.

als B verhuist. Wel heeft de toedeling
van rechten invloed op de verdeling.
Als A het recht heeft om B te hinderen, kan B vermindering van hinder
‘kopen’ van A. Als B het recht heeft
hinder te verbieden, kan A vermeerdering van hinder ‘kopen’ van B. In
geval A alle rechten heeft, blijft B
vermindering van een extra eenheid
hinder van A kopen, zolang diens
compensatie opweegt tegen de extra
kosten van het verminderen van de
hinder met een eenheid. Wanneer B
alle rechten heeft, kan men zich een
soortgelijk onderhandelingsproces
voorstellen. In dit artikel wordt het

in mil daarvoor een groot aantal voorwaarden van McDonald’s voor lief.
Dank zij deze voorwaarden kan
McDonald’s de uniforme kwaliteit
van de hamburger en daarmee zijn reputatie handhaven en wordt voorkomen dat een zelfstandige winkelier
McDonald’s zou bedriegen.

Geheel volgens de Coasiaanse gedachtengang doet de toedeling van
rechten er niet toe. Ondanks de juridi-

sche zelfstandigheid van de winkel
boet de winkel feitelijk aan zelfstandigheid in. Als de plaatselijke winkel
juridisch een volledige dochter was
van McDonald’s, zouden de onderhandelingen zijn gericht op meer

Als een plaatselijke winkel is uitgekozen door het McDonald’s concern,
kan men zich tussen die zelfstandige
winkel en het McDonald’s concern
onderhandelingen a la Coase voorstellen. In het voorbeeld van Coase onderhandelen de twee partijen over de

feitelijke zelfstandigheid van de doch-

hebben een algemene strekking en

lijk gebied toegepast.

omvang van een negatief extern effect. Hier is het doel van de onder-

worden toegepast. Namen als ABN

McDonald’s

handelingen het voorkomen van
schade aan de merknaam, dus het

theorema op een tot nu ongebruike-

Hike onderneming staat voor de
vraag of beslissingen centraal of decentraal moeten worden genomen.
Aan een centrale besluitvormingsstructuur kunnen belangrijke nadelen
kleven, in het centrum weet men dikwijls minder goed wat zich plaatselijk
afspeelt. Een decentrale besluit-

vormingsstructuur kan dan tot een
belangrijke verlaging van transactiekosten leiden. Uiteraard kleven aan
een decentrale besluitvormingsstructuur ook nadelen. Dit geldt in het bijzonder indien een onderneming gebruik maakt van een merknaam. Alle
plaatselijke bedrijven van zo’n onderneming moeten er dan zorg voor dragen, dat de verwachtingen van het
publiek omtrent het merk worden
waargemaakt. Een misser kan de
reputatie van een merk dusdanig
aantasten, dat het van de markt
verdwijnt.
Bij McDonald’s probeert men de
voordelen van het voeren van een
merknaam te combineren met een
grote mate van decentralisatie door

franchising. De prijs en kwaliteit van

vermijden van een negatief extern effect. Hoe groter de vrijheid van handelen van de zelfstandige winkel, des
te groter het risico van naamschade.
Door regels op te leggen aan de zelfstandige winkel, die strikt moeten
worden nageleefd, zal McDonald’s de
uniforme kwaliteit van zijn produkten willen handhaven. Deze strikte
regels tasten de feitelijke zelfstandigheid van de winkel aan. De winkelier

moet de nadelen van minder zelfstandigheid afwegen tegen de voordelen
van het gebruik van de naam McDonald’s. Zolang de extra kosten van
minder zelfstandigheid lager zijn, dan
de waardering van het gebruik van
de naam McDonald’s zal de zelfstandige winkelier akkoord gaan. Voor
McDonald’s moet de waardering van

het voorkomen van naamschade opwegen tegen de extra nadelen van bij
voorbeeld controle op de naleving
van de voorschriften. Volgens de
Coasiaanse gedachtengang leiden de
onderhandelingen tot een resultaat
waarbij beide partijen zo veel mogelijk voordeel behalen.

Wij hebben bij deze onderhandelin-

Bankwezen
De opmerkingen over McDonald’s
kunnen ook op de situatie bij banken

Amro en Rabobank zijn evenals

McDonald’s op te vatten als merknamen, met een reputatie waarbij de
clienten een bepaalde uniforme
kwaliteit verwachten.

ABN Amro
Bij ABN Amro zijn de bijkantoren
formeel juridisch ondergeschikt aan

het hoofdkantoor. In een star systeem
van centrale besluitvorming zouden
de bijkantoren slechts als loketten
van het hoofdkantoor functioneren.
Als de bijkantoren voor elke hande-

ling toestemming zouden moeten vragen aan het hoofdkantoor, zou ABN
Amro slecht functioneren. Ook nu is
een Coasiaans onderhandelingsproces voorstelbaar tussen het hoofdkantoor en een bijkantoor, waarbij
het hoofdkantoor bevoegdheden afstaat aan het bijkantoor, dat hierdoor

feitelijk zelfstandiger wordt. Doel van
dit onderhandelingsproces is echter
eveneens het voorkomen van schade
aan de merknaam. Hoe groter de vrijheid van handelen van het bijkantoor
des te groter het risico van de naamschade. Het hoofdkantoor stelt daar-

om regels op voor het bijkantoor, het
bijkantoor weegt bij de uitoefening
van de bankactiviteiten de voordelen

een McDonald’s hamburger is over
de hele wereld gelijk. (Om de koopkrachtpariteiten van valuta te vergelijken, maakt het Engelse tijdschrift The
Economist wel gebruik van de McDonald’s index, waarbij de prijs van een
hamburger uitgangspunt is voor de
bepaling van de koopkrachtpariteit.)
De plaatselijke winkels hebben een
grote mate van zelfstandigheid. De
eigenaren genieten door het gebruik
van de merknaam McDonald’s voordelen, zoals een grote naamsbekendheid waarvoor zij zelf geen reclame-

de plaatselijke winkel al was uitgeko-

versus de nadelen van het keurslijf

zen door McDonald’s en dat daarna
de onderhandelingen plaatsvinden.
Zodoende zijn de zoekkosten van het
vinden van een geschikte plaatselijke
winkel en de kosten van informatieverwerving over de winkel al gemaakt. Het zoeken van een zelfstandige winkel kan als principaal-agent
probleem worden opgevat en wordt
door ons buiten beschouwing gela-

aan regels af. Er vindt op grond van
economische consequenties een onderhandelingsproces plaats, waarbij
de feitelijke onafhankelijkheid van de

kosten hoeven te betalen. Zij nemen

ten.

ESB 13-10-1993

gen verondersteld, dat er geen transactiekosten zijn. Bij benadering is dat
ook zo. Wij zijn ervan uitgegaan dat

ter. Ook dan leiden de onderhandelingen tot efficients allocatie.

van het gebruik van de merknaam

bijkantoren in het belang is van het
hoofdkantoor, ongeacht de juridische
structuur. De bijkantoren kunnen zelfstandig optreden, terwijl het centrale
hoofdkantoor zicht houdt op wat er
in de bijkantoren gebeurt. Het
onderhandelingsresultaat houdt ook

nu weer efficiente allocatie in. De
clienten weten waar zij aan toe zijn

van de Rabobanken, en Avero
Centraal Beheer . Hoewel deze fusie
zowel door Interpolis als door Avero
gewenst werd, hielden de plaatselijke

bank. Hierdoor is de allocatie niet
efficient, een meer gecentraliseerde
wijze van besluitvorming is hiertoe
noodzakelijk. Met haar huidige

een situatie, die men op grond van

Rabobanken uit angst voor omzet-

structuur kan de Rabobank de naar

de Coasiaanse gedachtengang zou
verwachten.

verlies de fusie tegen. De centrale
Rabobank moest hiervoor het hoofd
buigen. Door de non-cooperatieve
houding van de plaatselijke banken
worden de positieve synergetische effecten van deze fusie tussen de verzekeraars gemist.

clienten toe gewekte verwachtingen
van een consistent hoogwaardig
produkt niet altijd waar maken.

en de uniforme kwaliteit wordt door
alle bijkantoren gewaarborgd. Dit is

De Rabobank
De formeel juridische structuur van
de cooperatie houdt zelfstandigheid
van de plaatselijke Rabobanken in.
Evenals bij McDonald’s kan men zich
onderhandelingen a la Coase voorstellen tussen een plaatselijke Rabobank
en de centrale Rabobank Nederland.
Hoe groter de vrijheid van handelen

van een plaatselijke Rabobank, des te
groter het risico van naam- en
reputatieschade. De centrale Rabobank Nederland zou hiertoe regels
op moeten stellen, die de vrijheid
van de plaatselijke Rabobanken
inperkt. Dit blijkt echter niet het

Een van de oorzaken van het voortduren van zulke situaties is dat de plaatselijke banken niet altijd bereid zijn
om op cooperatieve wijze met de centrale Rabobank te onderhandelen.
Daar staat echter tegenover dat bij

Walter Kanning
De auteur is werkzaam bij de vakgroep
Economie van de juridische faculteit van
de Universiteit van Amsterdam

het aangaan van de relatie tussen de

excessen zoals in Hulst en St. Janssteen te voorkomen en moest zich
een moeite van jaren getroosten om
de plaatselijke banken weer in het
gelid te krijgen. In tegenstelling tot
wat op grond van de Coasiaanse gedachtengang kon worden verwacht,
is de feitelijke zelfstandigheid van de

centrale Rabobank en de lokale kantoren de centrale Rabobank kennelijk
veel concessies heeft gedaan om een
positie op de markt te veroveren.
Daardoor heeft zij nu veel moeite om
bij de lokale kantoren het principe
‘eenheid in beleid’ te handhaven. De
centrale Rabobank heeft naar aanleiding van de geconstateerde wanpraktijken echter geen andere keuze
dan zich alsnog te beraden welke
prijs er moet worden betaald voor
het voorkomen van kosten door
naamschade. Zolang er bij de lokale

plaatselijk Rabobanken niet inge-

kantoren een non-cooperatieve

geval te zijn. De centrale Rabobank
Nederland was niet in staat om

perkt. Hierdoor is er geen volledige

houding blijft bestaan, kan die prijs

garantie dat de door de uniforme

wel eens hoog uitvallen.

merknaam gewekte verwachting en
reputatie van een consistent en hoogwaardig produkt bij de clienten kan
worden waargemaakt.
Deze situatie kan worden geillustreerd met de hypotheekmarkt.
lemand die via een plaatselijke Rabobank een hypothecate lening heeft
gesloten, kan bij verhuizing voor onaangename verrassingen komen te
staan. Hij kan zijn hypotheek niet
‘meenemen’. De Rabobank in de

nieuwe plaats kan volledig nieuwe
eisen stellen, ook als het nieuwe huis
een gelijkwaardige zekerheid
verschaft. Plaatselijke Rabobanken
reageren zeer verschillend op
betalingsachterstanden bij hypothecaire leningen. De ene bank grijpt veel
sneller naar het middel van gerechtelijke procedures dan de andere. Clienten zijn hierover van te voren doorgaans niet ge’informeerd.
Een andere illustratie van de macht
van de plaatselijke Rabobanken is het
niet doorgaan van de fusie tussen de
verzekeraars Interpolis, eigendom

Conclusie
Elke onderneming die een merknaam
met een goede reputatie te verdedigen heeft, moet ervoor zorgen, dat
de clienten niet in nun verwachtingen worden teleurgesteld. Bij de
franchising-keten van McDonald’s
wordt hiertoe de feitelijke zelfstandigheid van de winkels ingeperkt. Omgekeerd is bij filialen van de ABN
Amro juist een redelijke mate van zelfstandigheid ge’introduceerd. Op
grond van de Coasiaanse redeneerwijze is dit ook te verwachten, omdat
hiermee betere economische prestaties kunnen worden behaald. Bij de

Rabobank zou men op grond van de
gedachtengang van Coase verwach-

ten, dat de feitelijke zelfstandigheid
van de plaatselijke Rabobanken

geringer zou zijn dan de formeeljuridische. Dit is niet het geval:
plaatselijke Rabobanken zijn niet
altijd bereid tot cooperatieve onderhandelingen met de centrale Rabo-

4. NRC Handelsblad, 5 oktober 1993.

Auteur