Ga direct naar de content

Groei is aan regels gebonden

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: september 7 1994

Groei is aan regels gebonden
Waarom groeien sommige economieën sneller dan
andere? De snelheid van de technologische vooruitgang en de investeringen in menselijk kapitaal zijn
belangrijke factoren, maar volgens Nobelprijswinnaar
D.e. North kan hiermee succes en falen niet afdoende worden verklaard 1. Veel belangrijker voor de
groei zijn de instituties: het stelsel van geschreven,
juridische en ongeschreven, morele regels die de
identiteit van een samenleving uitmaken, en waarbinnen een (markOeconomie functioneert. Deze
wettelijke en morele regels van een samenleving
bepalen in belangrijke mate hoe beslissingen over
het gebruik van produktiefactoren en de verdeling
van goederen tot stand komen: door middel van
hiërarchie, via overleg of op de markt. Ook zijn de
regels van grote invloed op de efficiëntie van deze
coördinatiemechanismen.
Wanneer, bij voorbeeld, in een land de morele
norm van eerlijkheid algemeen gerespecteerd wordt,
is het voor kopers minder tijdrovend om informatie
te verzamelen over prijzen en kwaliteiten. Eerlijkheid
brengt de transactiekosten ornlaag en laat zo de
markt efficiënter werken. Ook geschreven, juridische
regels kunnen de werking van markten versoepelen.
Het meest duidelijke voorbeeld is het eigen doms- en
contractrecht – gepaard met een apparaat dat naleving ervan afdwingt. Met deze instituties verbetert
het functioneren van de markt en wordt het aantrekkelijk om de allocatie via de markt te regelen. Waar
instituties de marktwerking juist belemmeren, zullen
andere beslissingsmechanismen
meer gebruikt worden. Zo leidt het Islamitisch renteverbod ertoe dat
informatie over vraag een aanbod van kapitaal niet
meer via de markt kan worden overgebracht. Er ontstaat dan een belangrijker rol voor ‘overleg’ tussen
investeerder en spaarder2.
Of instituties de groei stimuleren of juist belemmeren, zal in de eerste plaats afhangen van de mate
waarin de instituties geschikt zijn binnen gegeven
‘omstandigheden’, zoals de fase van economische
ontwikkeling, de bevolkingsdichtheid,
de (culturele)
geschiedenis. In een door nomaden dunbevolkt land
heeft privé-eigendom van grond geen functie; er
dreigt toch geen overbegrazing. Eigendomsrechten
zouden zelfs een ontwrichtende werking hebben:
het betalen van iedere grondeigenaar voor het laten
grazen van het vee doet de transactiekosten al snel
de pan uit rijzen. Bij de overgang op akkerbouw
krijgt eigendom zin, om degenen die willen oogsten
een prikkel tot zaaien te geven.
Ten tweede is de interne cohesie van de regels
van groot belang. Wetten moeten de ongeschreven
normen en waarden aanvullen door, gebaseerd op
dezelfde ethiek, te regelen wat niet vanzelf gebeurt.
In Oost-Europa was dat evenwicht zoek: de door de
communistische regimes geschreven regels waren
gebaseerd op een ethiek die door het volk niet werd
gedragen. Maar het in één keer invoeren van een

E5B 28-9-1994

markteconomie roept weer andere problemen op.
Handelen op een markt vergt dat mensen hun preferenties kennen en een afweging kunnen maken
tussen kosten en baten. Naarmate in een cultuur
meer waarde wordt toegekend aan individuele keuze
en verantwoordelijkheid,
zal een markteconomie beter kunnen functioneren.
Instituties moeten niet alleen in evenwicht zijn
met elkaar, maar ook aansluiten bij de preferenties
die in een samenleving bestaan. Sommige landen
zullen economische groei heel belangrijk vinden, bij
voorbeeld omdat materiële behoeften een belangrijk
onderdeel vormen van de preferenties. Maar veel van
wat mensen wensen, wordt niet vervuld door economische groei: het beperken van de ongelijkheid, het
behouden van natuur en milieu, het in stand houden
van een ethiek. De ‘ideale’ instituties zijn dus niet de
instituties die een zo hoog mogelijke groei opleveren, maar die de verschillende preferenties die er in
een samenleving bestaan zoveel mogelijk tot hun
recht laten komen.
Hoe komen nu die ‘ideale’ instituties tot stand?
Soms betrekkelijk vanzelf, als mensen hun slecht
functionerende instituties vervangen door regels die
het beter doen in nieuwe omstandigheden of bij veranderende preferenties van de bevolking. Maar gezien het belang van instituties voor de economische
prestaties van een land, zal veelal met economisch
beleid getracht worden institutionele verandering te
realiseren. Met name wanneer hiervoor hulp in het
buitenland wordt gezocht, is voorzichtigheid geboden. Te weinig oog voor de functie van bestaande
instituties is immers één van de verklaringen voor
matig succes van ontwikkelingshulp3. De enige weg
om door middel van institutionele verandering de
economie beter te laten functioneren lijkt te bestaan
uit het voorzichtig afstemmen van geschreven en ongeschreven regels op elkaar, op lokale omstandigheden en op de heersende preferenties.
E.S. Pelle

1. D.e. North, Economic performance through time, American Economie Review, jg. 84 (3), 1994, en: Douglas North
ziet nieuwe dreiging voor rijke Westen, NRC Handelsblad,
17 september 1994. Zie ook: J-J-M. Theeuwes, Plunderend
en frauderend, E5B, 11 november 1992, blz. 1087.
2. J-N.F. Bakker, Organisatie en werkwijze van het Islamitische bankwezen, E5B, 25 juli 1990, blz. 680-683.
3. In H. Achterhuis, Het rijk van de schaarste, Ambo, Baarn,
1988, deel VII, staan vele voorbeelden van de ontwrichtende werking die ontwikkelingshulp
kan hebben wanneer het
heersende ‘institutionele evenwicht’ wordt verstoord.

Auteur