Ga direct naar de content

Geen kunst?

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: augustus 11 1982

mr. C. A. de Km

Geen kunst?
De vaste commissie van de Tweede
Kamer voor de Rijksuitgaven heeft de
tanden gezet in een zware kluif: de op
9 juni 1981 door de minister-president
aan het parlement aangeboden drie eindrapporten en dertig deelrapporten, die
door ambtelijke werkgroepen zijn opgeleverd in het kader van de eerste ronde
Heroverwegingen 1). De voortgang aan
het Binnenhof is traag; inmiddels malen
• de ambtelijke molens gestaag door: als
vrucht van een tweede ronde Heroverwegingen werd eind juni van dit jaar de
laatste hand gelegd aan een nieuwe reeks
rapporten.
Een daarvan heeft betrekking op
,,wettelijke voorschriften in verband met
de economische ontwikkeling”. Oogmerk van de werkgroep die dit rapport
opstelde was inzicht te krijgen in economische aspecten van afschaffing of beperking van de werkingssfeer van door
overheidsorganen uitgevaardigde voorschriften. Veel overheidsvoorschriften
die — mede — zijn gericht op de marktsector hebben tot gevolg dat producenten voor extra kosten staan. Deze ,,verborgen beleidskosten” komen niet tot
uitdrukking op de rijksbegroting maar
zijn daarom niet minder reeel.
De belangstelling binnen de economische wetenschap voor ,,deregulering”
houdt verband met de opkomst van de
,,supply side economics”. Kenmerkend
voor deze stroming is dat de economische stagnatieverschijnselen van dit
ogenblik worden verklaard vanuit belemmeringen die inwerken op het aanbodgedrag van economische subjecten.
Door het wegnemen van aanbodrestricties zou economisch herstel worden bespoedigd.
Naar verluidt heeft de werkgroep Deregulering vier wetgevingsterreinen als
,,case study” onder de loep genomen:
1.de bouw- en ruimtelijke-ordeningswetgeving;
2. de arbeidsomstandighedenwetgeving;
3.de prijs- en economische-mededingingswetgeving;
4.de vestigings- en winkelsluitingswetgeving.
Op zich valt het toe te juichen dat
onderzoek naar de (al dan niet verborgen) kosten en effecten van regulering
van de grond komt. Te hopen valt dat
zulk onderzoek geleidelijk zal worden
uitgebreid tot andere terreinen van regelgeving. Behalve naar vermindering van
overheidsvoorschriften zelf — waar dat
maar mogelijk en verantwoord is — zou
het onderzoek zich naar mijn smaak ook
ESB 18-8-1982

moeten richten op vermindering en
stroomlijning van de vaak enorme ambtelijke rompslomp binnen het overheidsapparaat. Als het ware een kwestie van
,,debureaucratisering”. Op de wenselijkheid van ,,debureaucratisering”
werd ik onlangs nog eens geattendeerd.
Toen ik in aangenaam gezelschap in
een fraaie Leidse stadstuin vertoefde,
werd mij door een van de aanwezigen onverhoeds een koffertje in handen gedrukt
dat thuis — bij nadere inspectie — een
soort ,,pak van Sjaalman” Sleek. Uit het
koffertje diepte ik een zeer omvangrijk
rapport op van het Wetenschappelijk Instituut ter Voorkoming van het Gerucht
(WIVG) van de Technische Hogeschool
Delft. Daarin wordt verslag gedaan van
een onderzoek Integraal gedragscode
media ten opzichte van kunst versus gerucht 2). Het rapport documenteert de
lijdensweg van een scheppend kunstenaar, die via een gemeentelijke aankooptentoonstelling een tekening verkoopt.
De afrekening vindt met vertraging
plaats. Het kunstwerk wordt op een tentoonstelling in een ziekenhuis niet opgehangen (te naakt), raakt later op een andere expositie beschadigd. Het dossier
bevat de complete (deels nonsensicale)
correspondentie over de aankoop en latere incidenten, met onder andere de gemeentelijke commissie voor Beeldende
Kunsten in Den Haag, de wethouder, de
Stichting Culturele Raad van Zuid-Holland, de Vereniging Overleg van Artoteken, de Beroepsvereniging van Beeldende Kunstenaars, de Stichting Beeldrecht
en het Ministerie van Cultuur, Recreatie
en Maatschappelijk Werk.
Geleidelijk aan daagt bij de lezer die
zich door het rapport heenworstelt het
besef dat er iets niet klopt. Het dossier
is niet het zwartboek van een individuele,
door de overheidsbureaucratie onjuist
behandelde kunstenaar, maar het vormt
zelf een kunstuiting. Uit stukken helemaal onderin het koffertje maakte ik op
dat het WIGV-project is voorgedragen
voor een CRM-subsidie uit de pot voor

experimentele en kunstvernieuwende
projecten. Deel van het WIVG-project is
,,de realiteit en fantasie van een kunstwerk te transformeren naar wetenschap
en administratie, om de van bovenaf
door wetenschap en administratie opgelegde versluiering van creativiteit te gebruiken als expressie”.
De Algemene Projecten Commissie
van de Raad voor de Kunst meende dat
de bijbehorende subsidie^aanvraag van
49 mille kon worden gehonoreerd. De
commissie motiveerde haar beslissing
met de overweging ,,dat door het satirisch-parodistische karakter, maarvooral door de wijze waarop begin en einde
van het project worden gekoppeld, sprake is van een kunstvernieuwend project”.
Deze subsidiebeslissing vormde — zo zal
men allicht hebben begrepen — geen op
zich zelf staande zaak. De correspondentie betreffende de subsidie vormt zelf
al weer een onderdeel van het steeds
maar uitdijende dossier. Er is sprake van
een administratief ,,Droste-effect”.
Uit de briefwisseling van subsidie-aanvrager en Raad voor de Kunst van enkele
weken geleden blijkt dat het positieve
advies niet aan CRM is uitgebracht, omdat de Algemene Projecten Commissie
als protest tegen bezuinigingen (met
zeven ton) op de experimentenpot haar
werkzaamheden heeft opgeschort.
De ad hoc Heroverwegingen waartoe
departementen door de Voorjaarsnota
1982 zijn gedwongen, laten overal sporen na. Meestal gaat het hier om minder
weloverwogen maatregelen dan bij de
,,echte” Heroverwegingen. Een argument om met de laatste door te gaan en
er de ,,debureaucratisering” nadrukkelijk bij te betrekken. Opeens blijken nu
ook het begin en einde van deze ,,kolom”
te zijn gekoppeld.

1) M. B. Engwirda, De Tweede Kamer begeeft rich op het heroverwegingspad, Openbare Uitgaven,juni 1982, biz. 123-128.
2) WIVG, Rapport dossier 733 IGM (Integraal Gedragscode Media), Postbus 16099,
2301 GA Leiden.
843

Auteur