Ga direct naar de content

Mondiale crises rampzalig voor ontwikkelingslanden

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: juni 26 2009

internationaal

Mondiale crises rampzalig
voor ontwikkelingslanden
Ontwikkelingslanden ondervinden de gevolgen van
zowel de economische crisis als ook van de klimaaten voedselcrisis. Deze crisistreffen Afrika het hardst,
onder andere door een gebrek aan een coherent
landbouwbeleid.

V

Rick van der
Ploeg en Steven
Poelhekke
Hoogleraar aan de
Universiteit van
­Amsterdam en onderzoeksmedewerker bij
De Nederlandsche Bank

36

ESB

ele ontwikkelingslanden hebben de
gevolgen van een bankencrisis al eens
ondervonden, maar niet een van deze
schaal. Hoewel de huidige financiële
crisis niet begon in ontwikkelingslanden, zal
deze helaas niet aan hen voorbijgaan. Tot nu
toe leek het erop dat economische groei in
opkomende en zich ontwikkelende economieën
nog positief zou blijven: 3,3 procent per jaar
volgens het IMF (2009). Dat is een stuk beter
dan de voorspelde krimp van twee procent voor
ontwikkelde landen, maar inmiddels worden
alle verwachtingen omlaag bijgesteld. Rusland
bijvoorbeeld, registreerde relatief vroeg in
een zich verslechterend jaar al een krimp van
acht procent. Voor ontwikkelings­anden komt
l
deze crisis bovenop twee al langer slepende
crises: de klimaatcrisis en de voedselcrisis. De
meest prangende problemen van de aardbol
betreffen enerzijds de schade­ijke gevolgen
l
van menselijke activiteiten voor het klimaat,
de biodiversiteit en levensvatbaarheid en
anderzijds de steeds nijpender overbevolking
vooral in ontwikkelingslanden. Een miljard
wereld­ urgers leeft onder de armoedegrens en
b
vangt het merendeel van de klappen op van de
o
­ pwarming van de aarde, de ruzie om steeds
schaarsere grondstoffen, voedselschaarste,
verdroging en andere milieurampen (Collier,
2007; Sachs, 2008; Van der Ploeg, 2008).

De financiële crisis in
ontwikkelingslanden
De financiële crisis, welke zich snel en zeker
verspreidt over de reële economie, vindt zijn

94(4563S) 26 juni 2009

oorsprong in ontwikkelde landen. Ondanks
dat de lage rente op kapitaal in bijvoorbeeld
Amerika deels mogelijk was door de investeringen die gedaan zijn met de enorme besparingen in andere landen, zoals China, hebben
ontwikkelingslanden weinig van doen met de
beslissing van banken en andere investeerders
om goedkoop kapitaal steeds risicovoller te
beleggen. De directe gevolgen, banken die
dreigen om te vallen, zijn dan ook vooral merkbaar in het westen. De pijnlijke gevolgen van
de tweede orde beginnen zich nu ook kenbaar
te maken in de rest van de wereld.
Kapitaalstromen drogen op zodra ­nvesteer­ ers
i
d
in het westen de hand op de knip houden,
waardoor ook de investeringen naar ontwikke­
lingslanden opdrogen. De Global Association
of Financial Institutions, een mondiale club
van 375 banken en financiële instellingen,
voorspelt voor 2009 dat banken ruim zestig
miljard dollar zullen repatriëren, terwijl zij
in 2007 nog 410 miljard dollar uitleenden
aan ontwikkelingslanden (IMF, 2009). Deze
omslag vindt plaats voor meerdere soorten
investeringen in opkomende economieën
(figuur 1). Dit heeft grote gevolgen in landen
die gekenmerkt worden door een kleine
interne financiële markt en dus door een grote
afhanke­ijkheid van financiering uit het buitenl
land, zoals Oost-Europese landen.
Voor de armste landen bestaat een ­ elangrijke
b
bron van inkomsten uit buitenlandse hulp.
Helaas hebben donoren in rijke landen te
maken met uit de hand lopende begrotingen
door de krimp van hun economieën. Dat
belooft weinig goeds voor hulpgelden, met
name wanneer deze afhangen van het bbp.
Ook de stroom van remittances, geld dat wordt
overgemaakt door in het buitenland werkende
familie, wordt steeds kleiner met het stijgen
van de werkeloosheid in westerse landen.

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

dan voorheen, en beter dan aan het begin van andere crises, zoals de
Aziatische crisis. Toch hebben deze landen veel minder mogelijkheden
om geld te lenen om de crisis het hoofd te bieden. Fiscale stimulansen,
zoals op grote schaal uitgevoerd door westerse landen en landen met
flinke nationale reserves zoals China, zijn voor de meeste ontwikkelingslanden veel duurder omdat zij een veel hogere rente moeten betalen
op staatsleningen. Buffers tegen vraaguitval, gefinancierd door fiscaal
beleid, liggen daardoor al snel buiten bereik. Om deze redenen is het
budget van het IMF bij de laatste G20-top dan ook verdrievoudigd
en bestaat nu de mogelijkheid om voorzorgskredieten af te sluiten,
zonder de anders gebruikelijke hervormingsvoorwaarden. Mexico heeft
Figuur 1

Netto investeringen in opkomende economieën (stromen, in
miljarden dollars, 2004–2008).

150
100
50

08Kw1

07Kw1

-100

06Kw1

-50

05Kw1

0
04Kw1

Figuren 2 en 3 geven weer dat voor sommige
landen en werelddelen een aanzienlijk deel
van het bbp bestaat uit zulke kapitaalstromen.
Daarnaast zijn veel ontwikkelingslanden
afhankelijk van de export van grondstoffen. De
prijzen van olie, metalen en andere grondstoffen zijn fors gekelderd nu de mondiale vraag
is verdwenen (figuur 4). De soms zeer grote
afhankelijkheid van grondstoffen betekent ook
dat overheidsfinanciën op en neer bewegen
met de prijs van grondstoffen: neerwaarts
in een tijd dat gezien de mondiale recessie
fiscale stimulansen nodig zouden zijn.
Ondanks dat grondstoffen enorme inkomsten
kunnen genereren, worden deze lang niet altijd
ingezet voor verstandige investeringsprojecten. Corruptie en slechte instituties zorgen
ervoor dat ontwikkelingslanden grote moeite
hebben nationale reserves op te bouwen met
hun grondstoffeninkomsten, zoals Noorwegen
dat wel doet. Een snelle prijsstijging leidt
eerder tot een korte inefficiënte hausse van
uitgaven en investeringen, zogenaamde white
elephants, en appreciatie van de wisselkoers,
te niet gedaan door de onvermijdelijke val
van de grondstofprijs. Zulke volatiliteit en
grote onzeker­ eid verergert indien een land
h
door financiële onderontwikkeling zich niet
weerbaar kan opstellen, en uiteindelijk is het
desastreus voor de economische groei (Van
der Ploeg en Poelhekke, 2009). Zulke volati­
liteit komt bovenop de onbetrouwbaarheid
van kapitaalstromen en investeringen in het
algemeen. Dit is met name een probleem voor
Sub-Sahara Afrika.
Globalisering is een zege geweest voor bijvoorbeeld de Aziatische tijgers, maar nu de mondiale vraag verdwenen is, zullen ook vele exporteurs in deze landen de gevolgen merken.
Een uitzondering wordt wellicht gevormd door
export van zeer lage waarde, zoals kleding,
omdat consumenten goedkopere producten
gaan kopen. Dit is het geval in Bangladesh
(Djurfeldt et al., 2005). In ontwikkelingslanden kan dat extra hard aankomen doordat zij
minder diverse economieën hebben en ook
nog eens een kleine interne markt. Dat maakt
hen bijzonder gevoelig voor externe schokken.
Het macro-economische beleid in veel ontwikkelingslanden was de laatste jaren beter

-150
-200
-250
Portfolio

Anders

Directe

Netto derivaten

Totaal

Bron: IMF, 2009
Figuur 2

Buitenlandse hulp als percentage van het bnp (1970-2007).
8

80

7

70

6

60

5

50

4

40

3

30

2

20

1

10

0

0
‘70

‘75

‘80

‘85

‘90

‘95

‘00

‘05

Sub-Sahara Afrika (linkeras)

Zuid-Azië (linkeras)

Oost-Azië en Pacifisch gebied (linkeras)

Latijns Amerika en Caraïbisch gebied (linkeras)

Burundi (rechteras)

Zambia (rechteras)

Bron: Wereldbank, 2009

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
Het is
het artikel voor eigen
te publiceren in wat voor medium dan ook. van dewel toegestaan omauteur aan te wenden. gebruik
en voor publicatie op een intranet
werkgever van de

ESB

94(4563S) 26 juni 2009

37

Figuur 3

Remittances als percentage van het bbp (1970–2007).
4,5

45

4,0

40

3,5

35

3,0

30

2,5

25

2,0

20

1,5

15

1,0

10

0,5

5

0,0

0

‘70

‘75

‘80

‘85

‘90

‘95

‘00

‘05

Sub-Sahara Afrika (linkeras)

Zuid-Azië (linkeras)

Oost-Azië en Pacifisch gebied (linkeras)

Latijns-Amerika en Caribisch gebied (linkeras)

Filipijnen (rechteras)

Moldavië (rechteras)

Bron: Wereldbank, 2009

uit voorzorg een dergelijk krediet al afgesloten ter waarde van veertig
miljard dollar. De recente G20-top heeft helaas niet de fragiliteit als
gevolg van mondiale onevenwichtigheden verminderd. Integendeel, de
Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk, die jarenlang boven hun
stand hebben geleend, stimuleren hun economie door flink uit te geven
terwijl overschotlanden als China vooral sparen. Ook olie-exporterende
landen, zoals Rusland, blijven dollars kopen om hun wisselkoers laag
te houden. Zo maken de spaargrage, relatief arme Chinezen de grote
uitgaven van de Amerikanen en Britten mogelijk door staatsobligaties te
blijven kopen. Op termijn zijn deze mondiale onevenwichtigheden niet
houdbaar en zullen de dollar en het pond in waarde dalen. Omdat de
nationale reserves van veel landen in deze munten gedenomineerd is,
zullen die reserves ook in waarde kelderen. Bovendien zal die devaluatie de koopkracht van een van de grootste en rijkste groepen consumenten drastisch verlagen: geen sinecure voor ontwikkelingslanden die
door middel van export op proberen te klimmen.
Nog voordat deze recente crisis zich over ontwikkelingslanden uitstortte, waren de gevolgen al merkbaar van twee andere crises, met
mogelijk veel langer slepende gevolgen.

Mondiale problemen treffen ontwikkelingslanden
De groene en industriële revoluties hebben een spectaculaire groei van
het nationale inkomen teweeggebracht. Dit resulteerde in een enorme
groei van de wereldbevolking en een ongeëvenaarde groei van het
inkomen per hoofd van de bevolking. Sinds 1750 zijn de bevolking en
productie per persoon vertienvoudigd. De economische activiteit op
onze planeet is dus sinds 1750 verhonderdvoudigd. Dit leidt tot een
enorme stijging van de milieudruk. Demografen voorspellen dat de
wereldbevolking de komende veertig jaar groeit van 6,6 miljard naar
meer dan negen miljard. De druk op het milieu en andere levende
wezens op het klimaat is nog nooit zo groot geweest als nu en de

38

ESB

94(4563S) 26 juni 2009

komende decennia zal de milieudruk nog veel
meer toenemen. Zo zal de concentratie van
CO2 in de atmosfeer verdubbelen.
Het probleem is niet dat fossiele brandstoffen
opraken, want er is immers genoeg ­ teenkool.
s
De uitdaging is om het broeikaseffect veroorzaakt door verbranding van fossiele brandstoffen te beperken terwijl de wereldeconomie
de komende veertig jaar ten minste zal
verzesvoudigen.
De wereld verandert ook in andere opzichten
snel. Het gros van de wereldbevolking woont
niet meer op het platteland maar in de steden.
Deze liggen voornamelijk aan de kust: een
steeds risicovollere locatie vanuit het oogpunt
van het klimaat gezien. Het inkomen per
wereldburger groeit snel, en de kloof tussen
het rijke westen en het gros van de rest
wordt steeds kleiner. Het gevolg is dat het
centrum van de economische macht langzaam
v
­ erschuift van de Verenigde Staten naar China
en India. Zo woonde in 1950 een derde van de
wereldbevolking in de rijke landen en nu is dat
minder dan een zesde. Buiten deze economische machtsgebieden ligt Afrika. In tegenstelling tot India heeft het geen toegang tot grote
rivieren en havens en moet het doen met een
ondermaats spoor- en wegennetwerk. Zo komt
Afrika niet voor op de top-20 van grootste containerhavens in de wereld. Economisch gezien
ligt Afrika ver van de rest van de wereld. De
lage inkomsten uit export betekenen dat Afrika
de middelen ontbeert om hoogwaardige technologie en kapitaalgoederen te importeren. En
de olie-inkomsten leveren te vaak de brandstof
voor oorlog, coups en corruptie.
De econoom Jeffrey Sachs (2008) komt in
zijn boek Common Wealth: Economics for a
crowded planet met een concreet actieplan:
rem de bevolkingsexplosie in Afrika en Azië.
Het is hierbij cruciaal om kindersterfte te
verminderen, want dan daalt de noodzaak om
veel kinderen te hebben.
Sachs hamert erop dat het rijke westen
meer over de brug moet komen. Het gaat om
grootscheepse investeringen in bijvoorbeeld
medicijnen, schoon drinkwater, onderwijs,
infrastructuur en andere essentiële publieke
voorzieningen. Een groene revolutie in Afrika
met gesubsidieerde kunstmest stimuleert niet

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

alleen de economie, maar zal ook kinderaantallen drastisch verminderen.
Sachs’ hoogste prioriteit is veilig drinkwater en
sanitaire voorzieningen. Hij stelt een nultarief
voor de basisbehoefte aan water in de armste
landen en daarboven een marktarief voor
watergebruik. Daarnaast moet worden geïnvesteerd in een hogere waterefficiëntie door
bijvoorbeeld druppel-per-druppel-irrigatie.
De opwarming van de aarde moet worden
tegengegaan door de aantasting van het
klimaat te stoppen. Dit vereist niet alleen
onderzoek naar en ontwikkeling van energiebesparende technologie in de productie van
staal, cement en petrochemicaliën, maar ook
onderzoek naar beperking van CO2-emissies
door elektriciteitsbedrijven en auto’s. Er zal
een grotere nadruk moeten komen op energiebelastingen, verhandelbare emissierechten,
energiebesparende standaards en subsidies
voor CO2-afvang en -opslag.
Paul Collier (2007) pleit in zijn boek The
bottom billion voor een heroriëntatie van
de manier waarop ontwikkelingshulp wordt
gegeven. Hulp wordt alleen verschaft als
politici niet corrupt zijn en rechtssystemen
betrouwbaar zijn. Dit sluit landen waar het
armste miljard van de inwoners op onze aarde
wonen uit. Dergelijke fragiele staten worden
vaak geteisterd door conflict en oorlog,
meestal over wie controle over waardevolle
grondstoffen als olie, diamanten, goud, zilver
of bauxiet heeft. Collier pleit voor langdurige
investeringen en humanitaire vredesoperaties
waar alle aandacht erop is gericht jonge rebellen zinvolle arbeid te verschaffen. De meeste
armste landen zijn tegenwoordig in SubSahara Afrika en hebben amper toegang tot
de zee of grote rivieren. Daarom pleit Collier
niet alleen voor langdurige vredesoperaties
maar ook voor grootschalige investeringen in
infrastructuur. Sachs veegt de tirannie van
corruptie en gevestigde belangen wel erg makkelijk onder het tapijt. Oplossingen zijn alleen
mogelijk als bedrijven, burgers en overheden
over heel de wereld de problemen gezamenlijk
aanpakken. Sachs is over de kans hierop veel
te optimistisch.
Ook heeft hij wel heel erg veel vertrouwen in
het oplossend vermogen van de verschillende

organisaties van de Verenigde Naties. Daarbij is Sachs hopeloos naïef
te denken dat wereldverbeteren alleen een kwestie is van geld. De
trieste werkelijkheid is dat de belangen van het westerse bedrijfsleven
domweg te groot zijn en dat politici alleen aan de volgende ­ erkiezingen
v
denken en niet het lef hebben de vereiste maatregelen te nemen.
Ook Collier gaat voorbij aan de politieke realiteit in donorlanden en de
armste ontwikkelingslanden.

Voedselcrisis treft vooral Afrika
In februari 2008 ontstegen voedselprijzen het historisch record van
1973, maar al in 2005 stegen de prijzen boven het 40-jarig gemiddelde uit (figuur 4). Daarmee was de voedselcrisis al een feit voordat
subprime mortgages een bekend begrip werd. Google Trends laat zien
dat rond die tijd significant meer internetgebruikers food crisis opzochten, met een piek in 2008 (Google, 2009). De website laat ook zien
dat de meeste zoekopdrachten uit Sri Lanka en andere ontwikkelingslanden kwamen en slechts een fractie uit Engelstalige OESO-landen,
terwijl men het tegenovergestelde zou verwachten aan de hand van de
verspreiding van internetgebruik. Dit suggereert dat vooral ontwikkelingslanden de gevolgen van hoge voedselprijzen voelen. Ook nu nog zijn
de prijzen ruim anderhalf keer zo hoog als het veertigjarig gemiddelde
en in tegenstelling tot lokale mislukte oogsten worden de effecten nu
wereldwijd gevoeld. Het gevolg is dat miljarden mensen minder gaan
eten en ondervoed raken, hetgeen tot gevolg heeft dat ze vatbaarder
worden voor ziekte en dat ze hun kinderen niet meer naar school sturen.
In meerdere landen leidde dit tot voedselrellen (The Economist, 2008).
Het is niet op voorhand duidelijk waarom voedselprijzen zo zijn gestegen, en waarom deze crisis ontwikkelingslanden zo veel harder treft.
De meest voor de hand liggende reden is dat de vraag enorm is toegenomen door de economische groei van China en India. Die groei heeft
ervoor gezorgd dat honderden miljoenen mensen hun levensstandaard
konden verhogen en zich nu meer en beter kunnen voeden. Betere
Figuur 4

Voedsel- en grondstoffenprijzen (index: 2000=100).
500
450
400
350
300
250
200
150
100
50
0
‘70

‘75

‘80

‘85

Voedsel

‘90
Ertsen en metalen

‘95

‘00

‘05

Ruwe olie

Bron: UNCTAD, 2009

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
Het is
het artikel voor eigen
te publiceren in wat voor medium dan ook. van dewel toegestaan omauteur aan te wenden. gebruik
en voor publicatie op een intranet
werkgever van de

ESB

94(4563S) 26 juni 2009

39

voeding betekent over het algemeen dat voor het
versie waardoor gekozen
Uitzonderingen
eerst vlees binnen bereik komt, maar voor productie
wordt voor voorspel­ aardere
b
van vlees zijn meer calorieën voedsel nodig dan het
gewassen met lagere
daargelaten, zagen
oplevert, waardoor de vraag naar agrarische producopbrengst. Mogelijk is
overheden de
ten versneld toeneemt. Daarnaast is ook de wereldonderwijs ook niet specifiek
bevolking snel toegenomen. Een derde reden voor
o
verspreiding van zaden gericht op het ­ verbrengen
prijsstijgingen zijn de subsidies op biobrandstoffen.
van landbouwkennis.
en meststoffen eerder Vervolgens kan het voorDeze werden ingevoerd om de concurrentiepositie van
alternatieve brandstoffen te verbeteren ten opzichte
komen dat ondanks hoge
als een manier om
van olie, welke toen te goedkoop was. Zulke subsidies
afzetprijzen voor voedsel
politieke invloed te
dragen bij aan de stijging van voedselprijzen en leiden
de productie van voedsel
ertoe dat producenten overschakelen van consumpjuist afneemt, zelfs als op
verwerven dan om
tiegewassen op gewassen die geschikt zijn voor de
papier toch winst gemaakt
voedselproductie te
productie van ethanol. Dit effect komt bovenop de
zou kunnen worden. De
directe inflatoire gevolgen van een hoge olieprijs:
reden is dat meststoffen
verhogen
een belangrijke input in transport en productie van
nu gekocht moeten worden,
voedsel. De miljarden armen in de wereld kunnen
terwijl de opbrengst in de
simpelweg niet meebieden met het rijke westen in deze race voor de
toekomst ligt. Zonder overbruggingskrediet
opbrengsten van beperkt landbouwareaal. Deels kan het aanbod zich
blijkt de investering niet mogelijk en kredieten
niet snel genoeg aanpassen aan de gestegen vraag doordat men voor
zijn haast niet voorhanden voor veel arme
voedselproductie nu eenmaal niet een machine overuren kan laten
boeren (Conning en Udry, 2007). Bovendien
draaien. Maar er zijn ook oorzaken te identificeren die in principe wel
is door bevolkingsgroei de gemiddelde omvang
met beter beleid aan te passen zijn.
van het land van kleine boeren steeds kleiner
De groene revolutie in Azië in de jaren zeventig voorkwam grote
geworden. Dat is een nadeel bij het verkrijgen
voedsel­ chaarste, maar de bevolking is blijven groeien waardoor een
s
van leningen. Eigenlijk zou een hoge prijs
tweede groene revolutie nodig is. Preciezer gezegd: het niveau van
automatisch moeten leiden tot meer investeinvesteringen in landbouw moet drastisch worden verhoogd, met name
ringen en verhoogd aanbod. In veel ontwikin Afrika. Dat is makkelijker gezegd dan gedaan. Het continent profikelingslanden is de realiteit weerbarstiger.
teert niet van de groei van de wereldeconomie en kampt met corruptie
Hossain et al. (2009) beschrijven hoe de hoge
en disfunctionele instituties. Bovendien heeft slechts vier procent van
prijs van diesel de kosten van irrigatie opdreef,
het Afrikaanse platteland toegang tot irrigatie. Afrika is te arm om te
terwijl deze nauwelijks daalden nadat de oliesparen en dus te arm om te investeren in onderwijs, infrastructuur,
prijs was gedaald.
basale gezondheidsvoorzieningen en landbouw.
Een ander obstakel vormt het gebrek aan
Volgens Djurfeldt et al. (2005) valt overheidsbeleid te verwijten dat
stabiele en voorspelbare prijzen door het niet
aan het klimaat en omstandigheden aangepaste zaadsoorten niet
functioneren van internationale voedselmarkmet evenveel enthousiasme zijn ingevoerd als in Azië het geval was.
ten. Een onderdeel daarvan heeft, onbedoeld,
Uitzonderingen daargelaten, zagen overheden de verspreiding van
het effect dat prijspieken en -dalen versterkt
zaden en meststoffen eerder als een manier om politieke invloed te
worden. Sommige voedselexporterende landen
verwerven dan om voedselproductie te verhogen. In Nigeria kwamen
leggen uitvoerbeperkingen op, als reactie op
kredieten en subsidies niet bij boeren terecht en in Ethiopië is het
stijgende voedselprijzen, zodat binnen het
wegennetwerk zo versnipperd dat overschotten aan de ene kant van het
eigen land de prijzen laag gehouden kunnen
land de tekorten door de droogte van 2001 aan de andere kant niet
worden. Het gevolg is dat prijzen voor importekonden aanvullen. Zelfs nationale voedselhandel (veruit het grootste
rende landen alleen maar verder stijgen terwijl
deel van alle handel in voedsel) kampt met grote obstakels.
de prikkel voor boeren in exporterende landen
In Afrika staan de zaken er veruit het slechtste voor. Hier verdubbelt
om te investeren in hogere productie wordt
het aantal inwoners de komende veertig jaar explosief tot twee miljard,
weggenomen. In een poging om binnenlandse
terwijl er amper landbouwland voorradig is om te voorzien in de behoefongelijkheid en sociale onrust te voorkomen
ten van het snel groeiende aantal Afrikaanse huishoudens. Bovendien
zijn importerende landen op hun beurt zo ver
zijn veel arme boeren door lage productiviteit netto kopers van voedsel.
gegaan dat zij lonen snel lieten stijgen en
Andere redenen zijn gebrek aan kennis en aan kredieten, en risicoavoedselsubsidies verhoogden.

40

ESB

94(4563S) 26 juni 2009

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

Over het algemeen heeft het complexe stelsel
van subsidies en importbeperkingen in de
wereld een verstorende werking op de prijs
en op de prikkels om over te gaan tot hogere
investeringen. Strategische nationale belangen
leiden daardoor tot een verdelingsprobleem en
hoge inflatie. Er is misschien genoeg voedsel,
maar vraag en aanbod kunnen elkaar niet
bereiken. Zulke handelsrestricties leiden er
al snel toe dat tekorten ontstaan in het land
met een lager inkomen per hoofd. Ook binnen
landen bestaat een breed scala aan subsidies
en prijscontroles waardoor gewone marktprikkels niet langer van toepassing zijn (Newbery
en Stiglitz, 1981).
In een westers land bestaat de mogelijkheid
om zonder al te veel belemmeringen te lenen,
op termijnmarkten contracten af te sluiten, te
sparen en corporaties op te richten, waardoor
een groot deel van de prijsschommelingen en
vraag- en aanbodpieken beter op te vangen
zijn. Zulke instrumenten zijn niet of nauwelijks
voorhanden in veel ontwikkelingslanden omdat
de interne markt voor basale financiële diensten onderontwikkeld is. Prijsschommelingen
maken het moeilijker om investeringsbeslissingen te nemen. De prijsprikkels veranderen
voortdurend en zijn moeilijk te voorspellen
waardoor nieuwe initiatieven al snel in de kiem
gesmoord worden. Door dit soort marktfalen
zou er een taak weggelegd zijn voor de overheid om investeringen en kredieten aan te
zwengelen. Helaas staan in veel ontwikkelingslanden corruptie en zwakke instituties dergelijk ingrijpen in de weg.

door milieurampen, oorlogen, ineenstorting van grondstofprijzen en
voedselschaarste, maar vangen ook harde klappen op van de mondiale
financiële crisis. Zo drogen de kapitaalstromen en buitenlandse investeringen in de armste landen als eerste op. Rijke landen zijn ook steeds
minder politiek in staat aan hulpverplichtingen te voldoen. De mondiale
recessie betekent dat de armste landen amper meer hun producten
kunnen exporteren naar de rijke landen. En migranten sturen veel
minder geld naar huis. Mede door de veel lagere opbrengsten van de
verkoop van grondstoffen, raken de begrotingen van de armste landen
uit balans en worden ze voor decennia opgezadeld met torenhoge
s
­ chulden. De mondiale crisis is vooral een crisis voor de armste landen
en het is niet eens hun schuld.

Literatuur
Collier, P. (2007) The bottom billion. Oxford: Oxford
University Press.
Conning, J. en C. Udry (2007) Rural financial markets
in developing countries. In: Evenson, R. en P. Pingali
(red.) Handbook of agricultural economics, Volume 3.
Amsterdam: North Holland.
Djurfeldt, G., H. Holmén, M. Jirström en R. Larsson
(red.) (2005) The African food crisis: Lessons from the Asian
Green Revolution. Londen: CABI.
Google (2009) http://www.google.com/trends?q=food+crisis.
Hossain, N. en R. Eyben (2009) Accounts of crisis: Poor

Conclusie
Al deze structurele oorzaken blijven van toepassing en zullen ervoor zorgen dat, zodra de
mondiale vraag na de crisis weer toeneemt,
de prijzen weer snel zullen stijgen. Zolang de
crisis duurt, hebben ontwikkelingslanden nauwelijks de financiële mogelijkheden om hervormingen door te voeren noch om investeringen
te doen. Het instorten van de wereldhandel
verplettert een van de weinige bronnen van
inkomsten voor overheden, terwijl deze niet
zomaar terug kunnen vallen op een interne
markt, op staatsleningen of reserves. De ontwikkelingslanden worden niet alleen getroffen

people’s experiences of the food, fuel and financial crises
in five countries. Brighton: Institute of Development
Studies.
IMF (2009) World Economic Outlook: Crisis and Recovery
Washington D.C: IMF.
Newbery, D. en J. Stiglitz (1981) The theory of commodity
price stabilization: A study in the economics of risk. Oxford:
Clarendon Press. te verschijnen.
Ploeg, F. van der (2008) Planeetredden doe je zo. NRC
Handelsblad, 4-4-2008.
Ploeg, F. van der en S. Poelhekke (2009). Volatility and
the natural resource curse, Oxford Economic Papers. Te
verschijnen.
Sachs, J. (2008) Common wealth: Economics for a crowded
planet. New York: Penguin Press.
The Economist (2008) The new face of hunger. The
Economist, 17 april.

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
Het is
het artikel voor eigen
te publiceren in wat voor medium dan ook. van dewel toegestaan omauteur aan te wenden. gebruik
en voor publicatie op een intranet
werkgever van de

ESB

94(4563S) 26 juni 2009

41

Auteurs