Ga direct naar de content

Rechtseconomie

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: april 17 1991

Boeken

Rechtseconomie
Cento Veljanovski, The economics of Iaw. An introductory text. Institute of Economie Affairs, Londen, 1990.

Tbe economics of law van Cento Veljanovski is voor een breed publiek
bestemd. Het boek geeft een overzicht van de economische analyse
van het recht zonder moeilijk economisch of juridisch vakjargon te gebruiken. Veljanovski bespreekt de
geschiedenis van economische analyse van het recht. Hij zet uiteen, waarin economische redeneringen verschillen van juridische redeneringen.
Vervolgens gaat hij in op de economische benaderingswijze van wetten
en regelgeving. Het boek eindigt
met enige voorbeelden van toepassingen van de economische analyse
van het recht op het gebied van aansprakelijkheidswetgeving,
strafrecht
en regelgeving in het algemeen.

Analyse van het recht
In de inleiding zet Veljanovski uiteen, waarin de economische analyse
van het recht (‘new law and economics’) zich onderscheidt van de traditionele benadering van het recht
door de economische wetenschap
(‘old law and economics’). Traditioneel bestudeerde de economische
wetenschap altijd al de gevolgen van
wetten en regelgeving op de economie, zoals de gevolgen van mededingingswetgeving en belastingwetgeving. Het vernieuwende van de
economische analyse van het recht
heeft betrekking op het feit, dat wetten en regels niet langer als datum
worden opgevat, maar zelf onderwerp zijn van een economische analyse, ongeacht of die wetten wel of
niet op economische relaties betrekking hebben.
De economische analyse van het
recht is in de jaren zestig in de VS
tot ontwikkeling gekomen, als een
reactie op de indertijd toenemende
overheidsinterventie
in het economisch leven. De groeiende belangstelling voor de economische analyse van het recht is nauw verbonden
met de geschriften van medewerkers
van de Chicago Law School. Tot de
pioniers behoorden Calabresi en
Coase. Calabresi benaderde als eer-

ste aansprakelijkheidswetgeving
vanuit een economisch perspectief. Van
fundamentele betekenis is het artikel
van Coase uit 1960 On tbe problem
of social cost. In dit artikel werd het
later zo genoemde ‘Coase-theorema’
geformuleerd, waarop wij zo dadelijk zullen ingaan 1. De jaren zeventig
zijn de periode van groei. Het werk
van Posner is dan toonaangevend.
Hij heeft vooral naam gemaakt met
zijn efficiency-analyse. De jaren tachtig noemt Veljanovski de periode
van rijping en consolidatie.
In tegenstelling tot juristen bekijken
economen wetten en rechtsregels
vanuit het oogpunt van de allocatie.
De econoom zal wetten en rechtsregels behandelen alsof het doel ervan
het bereiken van een efficiënte allocatie is. In dit verband komt het
Coase-theorema ter sprake. Indien
in geval van een negatief extern effect, zoals milieuvervuiling, de ‘vervuiler’ en de ‘vervuilde’ kosteloos
met elkaar kunnen onderhandelen,
zal het onderhandelingsresultaat
tot
een efficiënte allocatie leiden. Dit
onderhandelingsresultaat
ontstaat
ongeacht de oorspronkelijke toe deIing van rechten. Het maakt niet uit
of de vervuilde het recht heeft de
vervuiling te verbieden, àf dat de
vervuiler het recht heeft te vervuilen. Het falen van de markt wordt
volgens Coase niet opgevangen
door regulerend optreden van de
overheid met een belastingheffing
op de vervuiling of met een geheel
of gedeeltelijk verbieden van de vervuiling, want de partijen komen er
zelf uit. Een belangrijke voorwaarde
van het theorema is het nul zijn van
de transactiekosten, fricties die bij
het verrichten van transacties ontstaan.
Vervolgens behandelt Veljanovski enkele toepassingen van de rechtseconomie, onder meer op het gebied

1. Dit artikel is heruitgegeven in R.H.
Coase, Thefirm, the market and the law,
Chicago, 1988.

van het strafrecht. Het onder meer
het in de VS bekende verschijnsel
‘plea bargaining’ is een voorbeeld
van een economische afweging tussen de kosten en baten van rechtsvervolging. De beschuldigde en aanklager komen een schikking overeen. Door onmiddellijk te bekennen
krijgt de beschuldigde een lagere
straf en worden de kosten van een
langdurige procedure vermeden.
Een apart hoofdstuk is gewijd aan regelgeving. In het Verenigd Koninkrijk hebben ‘supply side’-hervormingen een toenemende regelgeving
uitgelokt. Hiermee zijn matige resultaten bereikt tegen hoge kosten. De
belangrijkste oorzaak hiervan is volgens Veljanovski dat de regels niet
zijn ontworpen uit een oogpunt van
efficiency, maar om ondernemingen
of politieke belangengroepen
te bevoordelen. Een voorbeeld van falende regelgeving betreft de door de
overheid in het leven geroepen Independant Broadcasting Authority
(IBA), die financieel toezicht moet
houden op de commerciële televisiezender ITV. De !BA moet erop toezien, dat ITV geen hoge, excessieve
uitgaven doet, die ten koste zouden
gaan van de winsten en daarmee
van de belastingopbrengsten.
De
!BA bleek echter niet in staat om te
bepalen of de ITV-uitgaven excessiefwaren.
Wil regelgeving tot efficiëntie leiden,
dan moet er volgens Veljanovski een
afweging plaatsvinden tussen de kosten van het maken van de regelgeving, de kosten van het afdwingen
van de naleving van de regels en de
kosten, die de gereguleerde bedrijfstak moet maken om de regels te kunnen naleven.

van de overheid. Ook blijft het begrip
efficiënte allocatie onderbelicht. Het
is niet duidelijk of bedoeld wordt allocatie tegen de laagste kosten, of allocatie in d~betekenis van de Paretiaanse welvaartstheorie, waarbij de
voorkeuren van de consumenten het
uitgangspunt vormen.
De betekenis van het Coase-theorema voor de economische analyse
van het recht komt niet uit de verf.
Dit wreekt zich bij de behandeling
van regelgeving. Op bladzij 84 bespreekt Veljanovski het instellen van
een heffing op milieuvervuiling volgens het principe, dat de vervuiler
moet betalen. De heffing moet zo
hoog zijn, dat hij bij benadering gelijk is aan de niet gecompenseerde
verliezen van de individuen, die hinder ondervinden van de vervuiling.
Op de voor de hand liggende vraag
of een dergelijke heffing wel of niet
in overeenstemming is met de gedachtengang van Coase gaat Veljanovski niet in.
Veljanovski citeert op bladzij 8 met
instemming een uitspraak van Leon-

tief, waarin deze zich negatief uitlaat
over wiskundige economie. Veljanovski meent, dat de groei van de
economische analyse van het recht
de wiskundige trend van de economische wetenschap zou kunnen keren en zou kunnen leiden tot een
herleving van de politieke economie. Deze opvatting is echter al door
de werkelijkheid achterhaald. Het is
Veljanovski blijkbaar ontgaan dat de
trend naar een wiskundige benadering van de economische analyse
van het recht, in de vorm van speltheorie, zich al heeft ingezet2.
Ondanks deze minpunten is het
boek voor iedere geïnteresseerde zeker aan te bevelen.
W. Kanning
De auteur is werkzaam
van Amsterdam.

bij de Universiteit

2. U. Schweizer, Externalities and the Co ase theorem, journalof Institutional and
Theoretical Economics, 1988, blz. 245-266.

Bespreking
Het aantrekkelijke van het boek is
de eenvoud van de tekst. In nog
geen honderd pagina’s krijgt de lezer een helder overzicht van de economische analyse van het recht. De
talrijke toepassingen in het boek versterken dat overzicht. De literatuurverwijzingen vormen een leidraad
voor de lezer, die zich verder in de
materie wil verdiepen.
In het algemeen hebben inleidende
teksten het nadeel, dat de bespreking
van onderwerpen oppervlakkig blijft.
Ook het boek van Veljanovski ontkomt niet aan dit nadeel. Ondanks de
ruime aandacht voor het Coase-theorema blijven belangrijke punten onbesproken. Dit geldt met name voor de
betekenis van het bestaan van positieve transactiekosten voor het optreden

ESB 17-4-1991

407

Auteurs