Ga direct naar de content

Erasmus laat zich (feli)citeren

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: april 17 2009

economentop

Erasmus laat zich (feli)citeren
De jaarlijkse economentop 30 laat een vertrouwd beeld zien:
veel bekende namen en een enkele nieuwe. Toch zijn er
opmerkelijke verschuivingen gaande.

D

e citatietop van economen aan
Nederlandse universiteiten en instellin­
gen laat voor 2009 weer een vertrouwd
beeld zien. De onbetwiste aanvoerder van
citaties is de Maastrichtse éminence grise Geert
Hofstede. Met voorsprong voert de organisatiepsy­
choloog al jaren de ESB Top 30 aan. Sinds vorig jaar
heeft de Erasmus Universiteit de Nobelprijswinnaar
Clive Granger opgevoerd en ook dit jaar heeft hij de
tweede plaats bezet. Een nieuwkomer bij de eerste
tien van de citatietop is Frans Rutten, op de zesde
plaats. De hoge positie van Rutten in de publicatie­

top 40 van vorig jaar, blijkt zich ook te vertalen in
een sterke positie in de citatietop. In de rangschik­
king van de nummers tien tot en met twintig heerst
een relatieve rust, waarin een minimaal verschil een
plaats hoger of lager betekent; alleen Philip-Hans
Franses (EUR) en Neil Anderson (UvA) vormen hier
een, positieve, uitzondering op. In de laatste tien
van de Top 30 komen de afwezigen van vorig jaar,
Rommert Dekker, Bart Nooteboom en Jack Kleynen,
weer terug in de rangschikking. Van de overigen is
de herschikking beperkt.

De institutentop
In de institutentop is in de loop van de afgelopen
jaren een duidelijke verandering waarneembaar. De
strijd om de eerste plaats speelt zich met name
af tussen de Erasmus Universiteit Rotterdam, de

Tabel 1

Internationale citatie-Top 30, 2002-2006.

Albert Jolink
Hoofdredacteur ESB

244

ESB

Plaats
2009
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30

Plaats
2008
1
2
3
5
4
N
6
8
10
7
11
14
18
13
15
17
16
19
23
20
N
N
22
N
26
21
25
29
30
27

94(4558) 17 april 2009

Naam

Affiliatie

G.H. Hofstede
C.W.J. Granger
F. Lopez de Silanes Molina
B.H. Hall
E.K.A. Van Doorslaer
F.F.H. Rutten
C. Moorman
A. Maddison
P.P. Wakker
L.L.G. Soete
P. Nijkamp
L.J. Frewer
Ph.H.B.F. Franses
A.A. Dijkhuizen
 J. Hagedoorn
J.M.A. Hennart
A.L. Bovenberg
J.R. Magnus
N.R. Anderson
S.R. Clegg
R. Dekker
B. Nooteboom
P. Rietveld
J.P.C. Kleynen
H.W. Bleichrodt
H.E. Nusse
D.A. Stapel
J.C.J.M. van den Bergh
R.S.J. Tol
R.B.M. Huirne

UM
EUR /UCSD
UvA / ENS Parijs
UM
EUR / UT Sydney
EUR
UM / Duke U
RUG
EUR / UM
UM
VU
WUR
EUR
WUR
UM
UvT
UvT
UvT
UvA
UM / UT Sydney
EUR
UvT
VU
UvT
EUR
RUG
UvT
VU / IVM
VU / ESRI
WUR

Geboorte
jaar
1928
1934
1966
1945
1958
1948
1961
1926
1956
1950
1946
1960
1963
1953
1950
1947
1958
1948
1961
1947
1957
1942
1952
1940
1965
1952
1966
1965
1969
1962

Score
2009
3.917
2.833
1.989
1.151
1.039
1.007
837
765
674
659
610
608
566
555
545
508
487
487
486
463
420
415
414
389
383
373
362
353
352
352

Score
2008
3.559
3.541
1.648
990
1.001
749
703
655
712
561
513
479
543
505
480
504
420
365
412

370
324
383
339
296
279
315

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

Universiteit van Tilburg, Wageningen Universiteit
en Researchcentrum, Universiteit Maastricht en de
Universiteit van Amsterdam. Hierbij is met name de
terugval van de Universiteit van Amsterdam opmer­
kelijk: in 2007 stond de Amsterdamse universiteit
nog op een tweede plaats, maar is in 2008 (3)
en 2009 (5) teruggevallen in de citatietop. Deze
positie van de Universiteit van Amsterdam hangt
vooral samen met de sterke maar beperkte inbreng
van twee vertegenwoordigers in de groep van dertig
economen: alleen Lopez de Silanes en Anderson
scoren goed in de citatietop. Een gestage stijger in
de Top 30 is de Universiteit Maastricht die na een
zesde positie in 2007 is opgeklommen naar een
vijfde positie in 2008 en een vierde positie in 2009.
De Maastrichtse universiteit heeft met Hofstede een
sterke vertegenwoordiger, maar ook Hall en Soete bij
de eerste tien, en Hagedoorn en Clegg bij de eerste
twintig, dragen bij tot een opmars van de Universiteit
Maastricht. De Wageningen Universiteit en
Researchcentrum neemt al jaren een subtop positie
in in de citatietop. De derde (2007), vierde (2008)
en wederom derde positie in 2009 komt mede door
een sterke inbreng van Frewer, Dijkhuizen en Huirne
in een relatief kleine instelling. De Universiteit van
Tilberg, al jaren aan de top in de publicatielijsten,
doet sinds 2007 mee voor een toppositie in de
citatietop. Na een vierde plaats in 2007, wist de
Tilburgse universiteit vorig jaar door te stoten naar
de eerste plaats en moet in 2009 genoegen nemen
met een tweede plaats. De zes Tilburgse deelnemers
doen echter individueel niet mee voor de Top tien
plaatsen en de eerste Tilburgse econoom is dan ook
pas te vinden op plaats zestien (Hennart). Met zeven
deelnemers in de top 30 van de citaties neemt de
Erasmus Universiteit de top over van Tilburg. Eerder
was de Rotterdamse universiteit ook al eerste (in
2007) en tweede (in 2008) en lijkt Rotterdam zich
een stevige positie te hebben verworven aan de top.
Van de overige instellingen is de Vrije Universiteit de
sterkere bij de lagere scores. De onderlinge verdeling
van de laatste plaatsen, ook na het wegvallen van de
Technische Universiteit Delft in 2009, lijkt voor­
alsnog beklonken. De Rijksuniversiteit Groningen,
de Universiteit Utrecht en de Nederlandsche Bank
staan hierbij steevast op de laatste drie plaatsen.
Van de laatste twee instellingen komen geen deel­
nemers terug bij de eerste dertig plaatsen op de
citatietop.

Conclusie
De citatietop 30 brengt in 2009 veel bekende
namen en het beeld is, ten opzichte van vorig jaar,
relatief stabiel. Op instituutsniveau zijn andere
verschuivingen waarneembaar waarbij de citaties
van economen aan Nederlandse universiteiten vooral
richting Rotterdam en Tilburg gaan.

Tabel 2

Institutentop 10 citaties, 2002-2006.

2009
1
2
3
4
5
6
7
8
9
1

2008
2
1
4
5
3
6
7
9
10

2007
1
4
3
6
2
5
7
9
10

Instituut1
Score 2009
Erasmus Universiteit Rotterdam
2.384
Universiteit van Tilburg
1.738
Wageningen Universiteit en Researchcentrum
1.685
Universiteit Maastricht
1.327
Universiteit van Amsterdam
1.226
Vrije Universiteit
1.184
Rijksuniversiteit Groningen
810
Universiteit Utrecht
272
De Nederlandsche Bank
112

Gecorrigeerd voor aantallen fte’s.

De telmethode
De uitkomst van de citatietop wordt bepaald door de telmethode. De spelregels
voor de telmethode worden, in overleg met de deelnemende instituten, opgesteld
door CentER. Volgens deze spelregels wordt geteld op basis van de vermeldingen
­
in de Social Science Citation Index, de Science Citation Index, en de Arts &
Humanities Index uit het databestand Web of Science van Thomson ISI.
Het telvenster loopt van 2002 tot en met 2006 en citaties geteld in tijdschriften
die in deze periode zijn verschenen worden opgenomen in de citatietop. Deze
c
­ itaties mogen op hun beurt verwijzen naar publicaties uit de periode 1990–2006.
Het telvenster verschuift ieder jaar een teljaar. Door een verschuivend venster
wordt er verondersteld dat de leeftijd van de onderzoekers niet noodzakelijk de
kansen in de citatietop beïnvloeden. De namen van de onderzoekers zijn voorgedragen door de deelnemende instituten. De zes grotere faculteiten (EUR, RUG, UM,
UvA, UvT, VU) leveren elk twintig namen aan, terwijl de kleinere instituten (UU,
WUR, DNB) elk vijf namen voordragen. De faculteiten van Nijmegen en van Twente
doen ook dit jaar niet mee. De namen die door de instituten worden aangeleverd
vormen de groslijst van economen. De citatietop vormt aldus een afspiegeling van
de rangschikking van de economen die door de deelnemende instituten zijn voorgedragen. Sommige economen hebben ook affiliaties met onderzoeksinstel­ingen
l
die niet deelnemen aan de citatietop. Deze affiliatie wordt niet vermeld, met
uitzondering van een tweede affiliatie met een buitenlandse instelling. De onderzoekers zijn in de gelegenheid geweest de selectie van hun citaties te corrigeren,
waarna de impact van de complete citatielijsten kon worden bepaald.
Instellingen kunnen een eigen keuze maken bij het invullen van de quota (twintig
resp. vijf namen). Voor de publicatietop en de citatietop worden verschillende
lijsten aangeleverd, omdat de instellingen verschillende economen als kanshebbers zien voor een hoge notering in de verschillende rangschikkingen. Sommige
instellingen nomineren alleen voltijders, zodat bijvoorbeeld hoogleraren met een
deeltijdaanstelling buiten de boot vallen. De voorgedragen personen moeten voor
twintig procent of meer zijn verbonden aan de Nederlandse universiteit.
Hoewel over Nederlandse universiteiten wordt gesproken, gaat het meestal om
faculteiten economie, of vakgroepen economie. Onderzoekers van andere faculteiten komen alleen in aanmerking als de desbetreffende universiteit daarvoor
binnen het quotum ruimte gemaakt. Ook hierdoor kunnen er verschillen optreden
tussen universiteiten, waardoor bijvoorbeeld een hoogleraar economie aan een
faculteit sociologie in de ene stad wel wordt meegeteld en in een andere stad niet.
Bij onderzoekers die recentelijk van universiteit zijn gewisseld is het mogelijk dat
ze noch door de oude noch door de nieuwe universiteit worden voorgedragen voor
de telling. De volgorde van de geciteerde auteurs (bij co-auteurschap) speelt in
de telling geen rol. Er wordt wel gecorrigeerd voor zelfcitaties, die niet worden
meegeteld, terwijl eventuele citaties van co-auteurs wel worden meegeteld. De
totaalscore is een ongewogen optelling van alle citaties van het werk van de
betreffende onderzoeker. De auteur dankt Jasmijn van der Mast en alle andere
medewerkers van CentER voor het samenstellen van de toppen.

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders

te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

ESB

94(4558) 17 april 2009

245

Auteur