Ga direct naar de content

Een voorschot nemen

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: januari 12 1983

prof. Seek

Een voorschot
nemen
Een niet opgeloste vraag bij verkenningen van (technologische) ontwikkelingen is
de mate waarin we een voorschot op onze
inventiviteit durven te nemen. In hoeverre
worden onze beslissingen van vandaag bepaald door onze overtuiging dat we mogelijke, te voorziene problemen waarvoor nu
nog geen aanvaardbare oplossing is, onderweg zullen leren oplossen? Daarin zijn we
zeer ambivalent. Degenen onder de verkenners die meer normatief over de toekomst denken, met andere woorden, degenen die uitgaan van een gewenste toekomst, hebben de neiging datgene wat in
hun scenario niet sluitend is te presenteren, af te doen met ,,men kan nu al zien dat
de mensen zich ernaar gaan gedragen”.
Degenen die meer trendmatig over ontwikkelingen denken nemen een voorschot op
ontwikkelingen op basis van ons .^rack-record” in innovaties.
Een paar voorbeelden. De afsluiting van
een zeegat met een doorlaat-caissondam
was een politieke beslissing die een enorm
voorschot nam op ons technisch vernuft.
De druk die hiermee op Rijkswaterstaat
werd gelegd was groot, maar het lijkt te
werken, tegen een overigens hoge prijs. Er
wordt zeer innovatief gewerkt, al blijft het
eindresultaat nog steeds een gok.
De vraag naar gelijke kansen voor ongelijke kinderen leidde tot het voorstel van de
middenschool (Van Kemenade/Deetman).
De Onderwijsraad in de quasi-rol van
,,openbaar ministerie” voert alle mogelijke
bezwaren tegen dit voorstel aan en noemt
het ondoordacht. De voorstanders weerleggen die kritiek niet, maar verwijzen naar
het woord van Olaf Palme: het is een polling reform”, dat wil zeggen, problemen
zijn er om onderweg te worden opgelost.
Dus er wordt een voorschot genomen op
sociale innovaties.
Ik lees nu vele voorstellen voor tweedefase universitair onderwijs, die eindigen
met ,,als het aanbod van deze afgestudeerden er eenmaal is zal er een markt voor
ontstaan”. Dat is een doodeng voorschot
op een maatschappelijke ontwikkeling.
In ons oordeel over kernenergie daarentegen lijkt de bereidheid om ook maar enig
voorschot te nemen op onze inventiviteit
ESB 12-1-1983

gering. Experimenten om zakelijk mogelijke, maar nog niet beproefde opslagmethoden voor hoog-radioactief afval uit te proberen worden zelfs verboden.
De stuurgroep voor de brede maatschappelijke discussie over onze toekomstige
energievoorziening zal in haar tussenrapport in het najaar een aantal scenario’s
voor de energievoorziening presenteren.
Daarbij is tot nu toe geen onderscheid gemaakt tussen normatieve en trendscenario’s. Het is uit wat nu reeds is gepubliceerd
duidelijk dat het Centrum voor Energiebesparing een normatief scenario zal leveren en EZ/CPB een trendscenario. Ook de
scenario’s die de stuurgroep in een onzalig
moment heeft besloten zelf te maken (daarmee contribuant wordend in een discussie
die ze zou leiden) zullen waarschijnlijk
trendscenario’s zijn.
Dat kan behoorlijk verwarrend worden,
want scenario’s op zulk een geheel verschillende grondslag dragen weinig bij tot
een en dezelfde discussie. De trendscenario’s zullen enig inzicht geven in de problemen en hopelijk in de noodzakelijke beleidsmaatregelen die bij een overigens in
essentie ongewijzigd beleid onder ogen
moeten worden gezien. Ze kunnen, gezien
de momenteel zeer onzekere toekomstige
beschikbaarheid van alle primaire energiedragers, niet anders opleveren dan: alle
opties openhouden, besparen daar waar
het direct betaalt en, om onze handelsbalans op den duur in evenwicht te houden
en de werkloosheid enigszins het hoofd te
bieden, de groei van de produktie bevorderen waar de wereldhandel dat maar toelaat.
Het milieubeleid zal daarbij tot randvoorwaarde worden.
Het normatief scenario zal uitgaan van
een gewenste produktie; arbeid zal verder
worden ondergebracht in het produceren
van deze nieuwe industriele infrastructuur
(zelfs indien dit leidt tot desinvesteringen
en een tijdelijk toenemende overcapaciteit
van de produktiemiddelen, bij voorbeeld in
de elektriciteitsopwekking) en in een
,,landschapsverzorgende” landbouw. Het
milieubeleid zal geintegreerd zijn in het industriebeleid, normatief. Hopelijk zullen
de bijbehorende beleidsmaatregelen zo

worden gepresenteerd dat ze ook te beoordelen zijn door hen die niet a priori geloven
dat onze samenleving reeds uit zich zelf
naar deze toekomst streeft. Zo niet, dan
zullen zij die weten dat ,,regeren niet vooruitzien is, maar afwachten” (Donner) veel
moeite met dit normatief toekomstbeeld
hebben.
Dit alles zal rijk geillustreerd worden
met cijfers over kosten en over werkloosheid. Deze cijfers zullen niet doorslaggevend zijn. Indien de spreiding over verschillende primaire energiebronnen in het
Westen van primair politick belang is, zijn
de kosten als vrij neutraal te behandelen en
in een normatieve keuze is men bereid de
prijs van de keuze te betalen. Werken is op
vele manieren voor te stellen, door de een
als arbeidsduurverkorting en door de ander
als landschapsverzorging en andere milieuvriendelijke activiteiten.
Het probleem is dan teruggebracht tot de
vraag wie bereid is een voorschot te nemen
op ons technisch en industrieel vernuft en
leiderschap, en wie op onze mogelijkheid
tot sociale innovatie en maatschappelijk
leiderschap bij vernieuwingen in de samenleving. Ik denk dat volksvertegenwoordigers de maatschappelijke vernieuwing
graag in de mond nemen en dat bewindvoerders, zodra ze werkelijk voor de keuze
staan, daar in hun beslissingen geen voorschot op nemen (Donner). Zo was het, zo
zal het zijn. De rest is ,,past time”.

23

Auteur