Ga direct naar de content

Hoe komen we uit de depressie? Een poging tot synthese

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: januari 12 1983

Hoe komen we uit de depressie?
Een poging tot synthese
PROF.DR. L. J. EMMERIJ*

Onlangs heeft de bijna 80-jarige Nobelprijswinnaar Jan Tinbergen moeten opstaan om de
goegemeente der economen en economische politic! toe te roepen, dat ze hard op weg zijn
dezelfde fouten te maken als in de jaren dertig. Hij deed dit in een opmerkelijk interview in
de Volkskrant 1) alsmede in een recent artikel in ESB 2), waarin hij zijn college’s opriep te gaan
werken aan een synthese in plaats van voort te gaan op de heilloze weg van elkaar naar de
kroon stekende oplossingen en benaderingen waarbij de verschillen steeds veel zwaarder
worden aangezet dan ze in feite zijn. Dit artikel is zo’n poging tot synthese.

De huidige stand van zaken
Wat de feiten betreft is de huidige situatie niet eenduidig. Er
is aan de ene kant het ongelofelijk snel oplopende aantal werklozen, dat nu reeds de 620.000 is gepasseerd (het eind is nog niet
in zicht en bovendien wordt in dit cijfer geen rekening gehouden
met de grote aantallen verborgen werklozen); het financieringstekort is tot boven de 10% gestegen; de economische groei is
reeds sinds enkele jaren negatief; en de wereldeconomische machine blijft haperen. Maar Nederland verwacht ook een overschot op de betalingsbalans van f. 19 mrd.; het inflatietempo is
teruggelopen tot beneden de 4% op jaarbasis; bovendien daalt de
rentevoet sterk. Men kan dus niet zeggen, dat het beeld louter
zwart is. Het is een genuanceerd beeld, waarin het aantal werklozen de zwartste plek vormt, maar waarin de neerwaartse tendenzen in inflatie en rentestand lichtpuntjes vormen. Hieraan
moet onmiddellijk worden toegevoegd, dat deze lichtpuntjes van
zeer recente datum zijn en dat vooral wat betreft de rentestand
het nog niet duidelijk is of deze gunstige ontwikkeling zich op de
langere termijn zal voortzetten.
Wat het beleid betreft rijdt Nederland nog steeds in hoge mate
op een enkel spoor, nl. dat van besparen op collectieve uitgaven,
beknotten van lonen en salarissen en terugdringen van het financieringstekort. Ik ben mij ervan bewust, dat de heer Lubbers in
zijn regeringsverklaring over drie sporen heeft gesproken, te weten ,,vermindering van de overheidstekorten en de rente; versterking van de marktsector door minder lasten voor bedrijven,
economisch structuurbeleid, beperkingen van arbeidskosten en
vermindering van bureaucatie; spreiding van werk over meer
mensen zonder dat dit leidt tot kostenverhoging” 3), maar de
doelstellingen van een regering moeten worden afgeleid, niet uit
haar intentieverklaringen, maar uit haar daden, niet uit zaken
waaraan zij lippendienst bewijst, maar waarop zij haar geld zet.
Wanneer we het beleid van de afgelopen jaren en maanden op
die manier bekijken dan zien we dat top-prioriteit wordt gegeven
aan het ombuigen van de collectieve uitgaven en de lonen en salarissen, terwijl veel minder prioriteit wordt gegeven aan een systematisch economisch herstructurerings- of sectorbeleid en aan
een complementair werkgelegenheidsbeleid. Z6 komt althans de
prioriteitenstelling op het land over: een eensporig eerder dan
een meersporenbeleid.
Wat is de analyse achter het huidige eensporige beleid? Laat
ik voorop stellen dat voorstanders van dit beleid willen wat iedereen wil, te weten herstel van de economische groei. De eensporigen redeneren als volgt. Er is sprake geweest van een grote
24

consumptiegroei gedurende de jaren zeventig, die met name is
veroorzaakt door de uitbreiding van de collectieve sector. Gedurende al die jaren is er geen sprake geweest van consumptievevraaguitval, maar van investeringsuitval, die het economischegroeipotentieel heeft aangetast. Eerste prioriteit is dan ook herstel van de investeringen. Daarvoor zijn middelen nodig die
moeten worden verkregen door de bezem te halen door de overheidsfinancien, door het financieringstekort terug te dringen en
door de consumptieve uitgaven te verminderen, hetgeen dus
neerkomt op consumptieve-vraaguitval. Men is niet bang voor
het in werking treden van een neerwaartse spiraal; nee, men
wenst dit bewust. In de periode van nul- of negatieve groei, zo
redeneren de eensporigen, kan het herstellen van de bestedingsstructuur slechts plaatsvinden door het consumptievolume op
de min-lijn te zetten.
Met deze analyse in het achterhoofd kan men zich de wanhoop van de eensporigen voorstellen wanneer anderen tegenwerpen dat het beleid dat op deze analyse is gebaseerd, zal ontaarden
in vraaguitval en een neerwaartse spiraal. Er kan immers worden
aangetoond, dat er nog niet werkelijk is bezuinigd: zelfs in 1983
neemt de collectieve-uitgavendruk nog met een procentpunt toe
(tot boven de 68%); het financieringstekort gaat op kasbasis ook
verder omhoog met 0,6 procentpunt (tot bijna 11%), en dit alles
ondanks ombuigingen van f. 13 mrd.!
En toch … toch moet herhaald worden dat:
a. door vermindering van koopkracht de consument minder
uitgeeft, zodat bedrijven die vooral zijn aangewezen op de
Nederlandse markt in een neerwaartse spiraal terechtkomen.
We hebben gezien dat dit een bewust beleid is van de eensporigen. Als we reeds 620.000 werklozen hebben zonder noemenswaardige comsumptieve-vraaguitval, hoeveel zullen dat
er dan in hemelsnaam worden als het gegooi in de glazen werkelijk begint — en dat is nu begonnen!;

* Rector van het Institute of Social Studies te Den Haag. Een eerste concept van dit artikel heeft aanleiding gegeven tot een fikse discussie in de
werkgroep De Rode Draad. Ik dank al m’n vrienden en collega’s in deze

groep voor alle goede ideeen en wijze woorden.
1) de Volkskrant, 13 november 1982.
2) Prof.dr. J. Tinbergen, De noodzaak van een synthese, ESB, 1 decem-

ber 1982, biz. 1284-1285,
3) Handelingen van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, zitting
1982-1983, 22-25 november 1982, biz. 635.

fpirniet alleen de bedrijven die gericht zijn op de binnenlandse

i|i! markt hun afzet zullen zien afnemen, maar dat hetzelfde ook
!

;’ : geldt voor exportbedrijven. Bijna al onze handelspartners

volgen immers hetzelfde beleid, zodat hun markten eveneens
inkrimpen;
c dit laatste punt wordt versterkt door het feit, dat bijna alle

landen de loonkosten trachten te verlagen, zodat ook de concurrentiepositie op de Internationale markt er niet op vooruitgaat.

turele en conjuncturele, zowel de vraag als de aanbodzijde be-

strijkende maatregelen en voorstellen nu gecombineerd kunnen
worden tot een effectieve synthese, tot een samenhangend pakket van maatregelen waarmee Nederland en de wereld beter uit

de voeten kunnen? Zo’n samenhangend pakket zou m.i. de volgende zes sporen moeten omvatten:
1. Een voorzichtige stroomlijning van de verzorgingsstaat
door het recht trekken van al die maatregelen die efiecten hebben
welke tegenovergesteld zijn aan wat oorspronkelijk de bedoeling

was 7). Zo’n voorstel staat verre van het hakken met de botte

Als belangrijk argument voor het eensporige beleid wordt ook
het feit beschouwd dat de bedrijven hun eigen vermogen snel

bijl. De verzorgingsstaat is gedurende de afgelopen dertig jaar

hebben zien afbrokkelen en hieruit dus niet meer kunnen inves-

opgeofferd en het is daarom zowel uit politiek, economisch als
maatschappelijk-psychologisch standpunt een hachelijke zaak

teren. Als ze nog iets verdienen gaat het naar de banken voor af-

moeizaam en vaak na harde strijd opgebouwd. Er is veel voor

lossing van schulden en rente. De banken zelf zijn nu zo bang ge-

om zonder een doordacht plan betreffende een andere inrichting

worden, dat zij bij wijze van spreken meer dan 100 procent ze-

van de verzorgingsstaat, op korte termijn ad hoc om te buigen.

kerheid willen hebben alvorens geld uit te lenen. Het gevolg is
dat er praktisch geen investeringen meer plaatsvinden. De Ne-

Wat is namelijk het geval? Het kostbaarste goed van de verzorgingsstaat — het stelsel van de sociale zekerheid, dat een derde
van het netto nationaal inkomen omvat (ruim f. 100 mrd.) —
kan slechts door een grondige herwaardering effectiever en op
den duur goedkoper worden opgezet. Er is in 1982 gelukkig in de

derlandse regering (en met haar vele andere regeringen van
OESO-landen) wil meer ,,lucht” geven aan het bedrijfsleven
door middel van het eenspoorbeleid. Maar daarbij wordt verge-

ten, dat bedrijven niet alleen ,,lucht” nodig hebben, maar ook
,,voedsel”. Helaas dreigen ze nu de hongerdood te sterven vanwege de neerwaartse spiraal, zowel nationaal als internationaal.

Tweede Kamer een stevig begin gemaakt met de politieke discussie daarover aan de hand van een beleidsnotitie van de minister

De eensporigen geloven oprecht, dat we door het tranendal

natieven van loondervingsuitkeringen (het z.g. twee-trajectensy-

heen moeten, dat hun beleidsinstrumenten de juiste zijn, dat ons
de tijd gegund zal zijn het dal geheel te doorkruisen (tien jaar?),

steem en het vangnetsysteem) moeten echter nog worden uitgewerkt en, wat belangrijker is, er moet minimale politieke consen-

en dat de sociale kosten en spanningen gedurende deze kruistocht in de hand kunnen worden gehouden.

concretisering daarvan. Ook door een daadwerkelijke afstem-

Anderen, en ik reken mijzelf daartoe, zijn daar minder zeker

van. Het gevaar van een ,,tweede grote depressie in een eeuw”
wordt steeds groter. De werkloosheid loopt schrikbarend snel op.
Hoeveel tijd zal ons nog gegeven zijn alvorens de zaak uit de
hand loopt? Hier is de lengte van de overgangsperiode het crite-

van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De verschillende alter-

sus groeien zowel over de nieuwe uitgangspunten als over de

ming van medische en maatschappelijke zorgvoorzieningen (intra- en extramuraal) kunnen op middellange termijn miljarden

worden bespaard. Immers, het leeuwedeel van de f. 32 mrd. belopende gezondheidsvoorzieningen wordt aan dure grootschalige

rium. Daarnaast moet de vraag worden gesteld of de instrumen-

intramurale voorzieningen besteed in de ziekenhuissfeer, waarvan de effectiviteit getuige uitlatingen van insiders (o.a. de hoog-

ten de juiste en de beste zijn en of zij toereikend zijn voor het be-

leraren Leenen, De Lange, Querido) steeds meer in twijfel ge-

oogde doel, te weten herstel van de economische groei.

trokken wordt. Dan ook kan een regeringsvoornemen van tallo-

ze kabinetten eindelijk waargemaakt worden, dat versterking
van de eerste-lijnszorg in het directe woon- en leefmilieu zeer
Een poging tot synthese

hoge prioriteit verdient. Het kan niet genoeg gezegd worden, dat

ad hoc bezuinigen op korte termijn zonder een plan met visie op
Als wij het veld van voorstellen bekijken, dan zien we dat het

de jaren tachtig het financieringstekort alleen maar opjaagt 8).

eenspoorbeleid fel wordt verdedigd door het Ministerie van Fi-

Bovendien dreigen door paniekbezuinigingen relatief goedkope

nancien en het Ministerie van Economische Zaken, waardoor

sociale, educatieve en culturele voorzieningen, die de vrucht zijn
van moeizame vernieuwing en emancipate het loodje te leggen.

het zeer sterk staat. Zoals reeds aangegeven, wordt dit eenspoorbeleid bovendien gevolgd door de meeste andere regeringen van
de geindustrialiseerde landen.
Daarnaast zien we dat veel economen buiten de departemen-

Zo’n stroomlijning zou mede moeten inhouden het nauwkeurig onderzoek van de mogelijkheden om bepaalde overheidsta-

ken weer in particuliere handen te doen belanden. Deze opera-

ten — zoals Pen, Schouten, Wolfson e.a. — zich grote zorgen

tie, hoewel voor sommigen misschien pijnlijk, hoeft niets reac-

maken over een reele inzinking van de koopkracht gedurende

tionairs te hebben. Ze geeft in ieder geval meer ,,lucht” aan de

een lange periode en zich daarom niet kunnen verenigen met de
bewuste politiek van consumptieve vraaguitval alleen. Zij staan
daarom naast het beheersen van lonen en salarissen bepaalde
vormen van belastingverlaging voor om de koopkracht zoveel

mogelijk op peil te houden. Dat ook dit niet genoeg is in het licht
van bij voorbeeld de zich snel verslechterende werkloosheidssi-

tuatie werd onlangs geillustreerd door de uitspraken van prof.
Schouten over de ontoereikendheid van het plan dat zijn naam

draagt.
Verder zijn er de voorstanders van herstructurering van onze
economic, van herindustrialisatie, van diverse arbeidsmarkt-

maatregelen en van het uitsnijden van bepaalde abcessen in de
verzorgingsstaat — kortom de aanbodeconomen, van wie Wag-

ner en Van der Zwan de voornaamste woordvoerders zijn.
Ook gaan er min of meer timide stemmen op om al of niet op
Europees en internationaal niveau de vraag te stimuleren. Tin-

bergen en recent ook Witteveen zijn hiervan voorbeelden 4).
Er zijn ook voorstanders van stimulering van de Internationale
vraag, maar dan vooral gericht op de ontwikkelingslanden 5).
Ten slotte zijn er diegenen, die overtuigd zijn van de noodzaak
om specifieke en complementaire werkgelegenheidsmaatregelen

te nemen, naast een hele serie andere sociaal-economische beleidsmaatregelen. Van deze school zijn Den Uyl 6), de FNV en

de Werkgroep De Rode Draad voorbeelden.
Hoe zou zo’n combinatie van korte- en lange-termijn, strucESB 12-1-1983

4) Zie Witteveen in NRC Handelsblad, 1 december 1982: ,,Ik vind een
herwaardering van J.M. Keynes wenselijk”. Onlangs hebben 26 invloedrijke economen en bankiers, ondcr wie Fred Bergsten, Rimmer de Vries,
Wilhelm Noelling, Saburo Okita, Karl Schiller, e.a. opgeroepen tot de

noodzaak een ,,international expansion strategy” door te zetten waarvan
de details uiteengezet zijn in een document uitgebracht door het Institute
for International Economics te Washington, zie de Financial Times, 17

december 1982, biz. 4.
5) Hiervan is de Werkgroep De Rode Draad een consistent voorstander
geweest; zie G. van Benthem van den Bergh, e.a., De crisis te lijf— een

ander sociaal-democratisch beleid, het Spectrum, Utrecht/Antwerpen,
1981, zie vooral biz. 52-58. Zie ook het interview met Tinbergen in de
Volkskrant van 13 november 1982.

6) Werkgelegenheidsplan, eerste versie: voorjaar 1982, Tweede Kamer
der Staten-Generaal, zitting 1981-1982, 17 341, nrs. 1 en 2.

7) Zie ook Louis Emmerij, Het neo-realisme in de economic, De Gids, nr.
3, 1982.
8) Zie A.C.M. de Kok, Mensen niet door de bodem van een decent bestaan laten zakken, NRC Handelsblad, 29 oktober 1982, Welzijn in economisch benarde tijden (II). Zie ook zijn beschouwing over de relatie budgetsector – marktsector, met de bedoeling een andere visie te ontwikkelen

over de verzorgingsstaat in de toekomst: De verzorgingsstaat onder spervuur, ESB, 21 oktober 1981.

25

particuliere sector, omdat de rol van de staat enigszins wordt teruggedrongen 9).
2. Het inkomens- en arbeidsmarktbeleidmoet eveneens wor-

vindt zich in de ontwikkelingslanden waar een enorme potentie-

le vraag is naar de meest essentiele goederen. ..Continued growth

moeten richten op de loonkosten per eenheid produkt vanwege
het reeds genoemde punt, dat moet worden vermeden dat door
vermindering van de koopkracht de economic steeds verder in de
verdrukking komt vanwege inkrimping van de afzetmogelijkhe-

of the developing countries is vital to the prosperity of developed
countries. The industrial countries should avoid an overly restrictive approach to developing country financing that would
multiply recessionary forces affecting their own economies”. Hier
is geen ,,zachte ontwikkelaar” aan het woord, maar de Morgan
Guarantee Trust 13). Hoewel er tot nog toe geen politiek draag-

den 10). Hier ligt een duidelijk verband met het eerste spoor: so-

vlak was voor zulke voorstellen, is er nu sprake van een kente-

ciale zekerheid en loonkostenbeheersing moeten als een geheel
worden bekeken om inconsistenties te omzeilen. Een algemene
herverdelingspolitiek van inkomens in de primaire en secundaire
sfeer behoort geen hoge prioriteit te hebben, wel specifieke beleidsmaatregelen in specifieke gevallen, zoals voor bepaalde vrije
beroepen en, aan de andere kant van het inkomensspectrum,
vuil en zwaar werk. In globale termen moet gesteld worden, dat
het gaat om het invoeren van meer prikkels op de arbeidsmarkt

3. Maar ook voor het bedrijfsleven zijn specifieke prikkels nodig om weer te gaan investeren. Het opschorten voor een bepaald

ring. Er zijn ten minste vier bronnen waaruit men een grotere
overdracht van kapitaal naar de ontwikkelingslanden zou kunnen financieren: a. de internationale kapitaalmarkt; b. ontwapening; c. additionele openbare uitgaven; en d. monetaire financiering. In een interessant artikel pleit Lal Jayawardena voor een
financieel instrument op het niveau van de EG 14). Plaats ontbreekt hier om uitgebreid in te gaan op de operationele details
van zo’n voorstel. Ik hoop hierop in de naaste toekomst terug te
komen.
Het verweer tegen zulke voorstellen 15), t.w. dat men in tijden
van algemene besparingen (het eenspoorbeleid) toch niet meer

aantal jaren van de vennootschaps- en winstbelasting, zoals

kapitaaloverdrachten naar elders kan tolereren, stoelt op de fou-

reeds meermalen voorgesteld, moet ernstig overwogen worden.
Of 66k een verlaging van de inkomstenbelasting nodig is, hangt

tieve vereenzelviging van het uittrekken van additionele fondsen
voor doeleinden waarvan een economisch rendement is te ver-

af van een zeer nauwkeurige bestudering van en vergelijking tus-

wachten met additionele fondsen die in bodemloze putten ver-

sen zo’n maatregel enerzijds en de voorstellen betreffende sociale
zekerheid en loonkostenbeheersing anderzijds. Al die voorstellen
hebben immers gemeen dat ze behalve meer ,,lucht” ook meer

dwijnen.
6. Specifieke en complementaire werkgelegenheidsmaatregelen, zodat een volledige werkgelegenheid-nieuwe-stijl bereikt
kan worden. Men kan gemakkelijk uitrekenen, dat zelfs wanneer
vanaf januari 1983 de economische groei weer zou aantrekken
tot 3 of 4% per jaar, dit geen garantie biedt voor een terugkeer
naar volledige werkgelegenheid zoals we die nu definieren (8 uur
per dag, 5 dagen in de week, 48 weken per jaar, 50 jaar achter

den aangepast. Loonkostenbeheersing zou zich echter vooral

in het algemeen en in de inkomensstructuur in het bijzonder.

,,voedsel” aan het bedrijfsleven geven — in ieder geval aan dat
gedeelte, dat sterk afhankelijk is van de interne markt. Terwijl de
maatregelen die hier onder de eerste twee sporen worden voorgesteld, de staat geld besparen, kosten de maatregelen onder dit
derde spoor de staat geld, in ieder geval op de korte termijn. Het

is een kwestie van nader onderzoek om te zien wat de optimale

elkaar). Met een bestand van over de 600.000 werklozen en een

combinatie van deze maatregelen zou zijn om het snelst te komen tot het doel, het aanzwengelen van produktieve investeringen en een gezonde economische groei.
4. Een belangrijk punt – en m.i. het enige interessante punt in een recent artikel van A. van der Zwan tegen het plan-Schouten, was dat hij aantoonde dat er een noodzakelijke complemen-

wat Schouten voorstelt, toen hij schreef dat het plan Schouten
gebaseerd is op de hypothese, dat er niets loos is met het Nederlandse bedrijfsleven en dat wanneer de economische opleving
eenmaal daar is, onze bedrijven weer op voile toeren gaan

jaarlijkse toename van de beroepsbevolking met 70.000, moet
Nederland kiezen: of het loslaten van het recht op betaalde arbeid voor een ieder die daarom vraagt, of het werken naar een
volledige werkgelegenheid-nieuwe-stijl inhoudend een andere,
soepelere definitie van volledige werkgelegenheid. Ik heb hierover de afgelopen zes jaar herhaaldelijk geschreven en moet mij
hier beperken tot verwijzing daarnaar 16).Er wordt te snel geconcludeerd ten gunste van een of andere bepaalde vorm van arbeidstijdverkorting of deeltijdarbeid zonder een nauwkeurige
vergelijkende studie te maken tussen de verschillende vormen
met als maatstaven zulke zaken als implicaties voor het inkomen

draaien en zich weer kunnen weren op de wereldmarkt 11). Ne-

van werknemers, kosten voor werkgevers, mogelijk rendement

derland, en ook een aantal andere Europese landen overigens,
heeft de zeer snelle ontwikkelingen die zich vooral gedurende de
jaren zeventig hebben voltrokken in de wereldeconomische
structuur, nauwelijks kunnen bijhouden. We zijn achterop geraakt. Die achterstand is er niet beter op geworden door het subsidiebeleid ten behoeve van bedrijven in moeilijkheden waardoor de Nederlandse economische structuur rigide werd in plaats
van mee te ontwikkelen met de veranderde concurrentieverhoudingen. Over de noodzaak van herindustrialisatie — ik zou liever
willen spreken over het robuuster maken van onze gehele economic inclusief de commerciele-dienstensector — is zoveel ge-

voor het individu, het bedrijf en de gemeenschap 17).
Ik meen met deze, overigens veel te summiere, opsomming
aangetoond te hebben dat er tussen de verschillende suggesties

tariteit bestaat tussen wat de Wagner-rapporten voorstellen en

schreven en aanbevolen sinds de verschijning van het WRR-rapport en de aanbevelingen van de Wagner-commissies, dat ik kan
volstaan met naar deze documenten te verwijzen 12).
Er begint zich op het Ministerie van Economische Zaken een
stroming af te tekenen om over te schakelen van een afwachtend
en defensief herstructureringsbeleid (miljarden in de bodemloze
putten van ,,RVS’s”) naar een anticiperend en offensief beleid.

Dat is geen eenvoudige zaak, vooral niet in tijden van hoge en
stijgende werkloosheid wanneer het behoud van arbeidsplaatsen
een steeds emotionelere aangelegenheid dreigt te worden. Er zal
dan altijd pressie zijn om arbeidsplaatsen te behouden, wat ook
de economische consequenties daarvan mogen zijn. Zo’n defensief beleid is kortzichtig. Het te lang vasthouden aan rigide structuren zal de economische groei verder doen stokken en de werkgelegenheid op de middellange en lange termijn verder doen ver-

slechteren.
5. Het bevorderen van een Europees initialieftol stimulering
van de internationale vraag. De motor van de wereldeconomie
moet worden aangezwengeld en een gedeelte van die motor be26

9) Zie ook het interessante Jaarbericht 1983 van de Regeringscommissaris voor de reorganisatie van de rijksdienst, mr. H. D. Tjeenk Willink,
verschenen in oktober 1982, waarin deze zijn visie geeft op noodzakelijke
veranderingsprocessen in de rijksdienst.
10) Zie ook W. Driehuis en A. van der Zwan in een serie van drie artikelen in ESB van resp. 13, 20 en 27 mei 1981.
11) Dit is natuurlijke een parafrase; Van der Zwan schrijft: ,,In zijn diagnose gaat Schouten er in essentie van uit dat de marktsector op zich gezond is … Ook de marktsector vertoont onevenwichtigheden … Onze
aanbodstructuur is verstard en onvoldoende aangepast aan de huidige
concurrentieverhoudingen”, zie Prof. dr. A. van der Zwan, Het planSchouten: een afwijzend oordeel, ESB, 27 oktober 1982, biz. 1149.
12) WRR, Plaats en toekomst van de Nederlandse Industrie, VGravenhage, 1980, en Commisie-Wagner, Een nieuw industrieel elan, ‘s-Gravenhage, 1981.
13) Morgen Guarantee Trust, World financial markets, New York,
1980.
14) Lal Jayawardena, International Keynesianism: a solution to the
world crisis?, in: Karel Jansen (red.), Monetarism, economic crisis and

the third world, voor het Institute of Social Studies te publiceren door
Frank Cass, Londen, omstreeks maart 1983.
15) En er zijn veel van zulke voorstellen gedaan, aflcomstig van o.a.
Kreisky/Cheysson, Zalotas, Nakajima, Brandt-Commissie, enz. Voor een
snelle vergelijking, zie De crisis te lijf, op. cit., biz. 52-58.
16) Zie b.v. L.J. Emmery en J. Clobus, Volledige werkgelegenheid door
creatiefverlof- naar een maatschappij van de vrije keuze, Kluwer, Deventer, 1978.
17) Zie b.v. De crisis te lijf, op. cit., biz. 78-88, en Louis Emmerij, Betaald werk voor iedereen: zullen die tijden ooil weer terug komen?, AO no.
1929, Stichting IVIO, Lelystad, 1982,

cieringstekort teruggebracht moet worden — de discussie spitst
zich toe op de vraag hoe snel dat moet gebeuren. ledereen is er
ook van overtuigd, dat er opnieuw kritisch gekeken moet worden
naar de verzorgingsstaat, de arbeidsmarkt en het inkomensbe-

komen wanneer men een dergelijk beleidspakket voorstelt. Vragen als: hoe zit het met het financieringstekort, is een stimulerend beleid werkelijk wat we nodig hebben, hoe krijgen we de zaken draaiende op internationaal en vooral ook Europees niveau
enz. enz.
Om met het financieringstekort te beginnen, het is een sprook-

leid. Daarnaast is het van levensbelang; dat de vraag naar goe-

je gebleken dat de rentestand hier te lande hoog blijft omdat het

deren en diensten op peil blijft en dat ook structurele maatregelen worden genomen, zodat Nederland niet nog verder achterop
raakt in de concurrentieslag die door de snelle opkomst van
nieuwe economische machten steeds heviger wordt. Ten slotte
geloven nog maar weinigen, dat volledige werkgelegenheid terug
kan komen zonder een serie specifieke en complementaire maatregelen.
Met het zessporenbeleid verkrijgt men een evenwichtig beleidspakket, waardoor niet alleen ,,lucht” en ,,voedsel” aan het bedrijfsleven, maar 66k aan de consumenten/werknemers worden
geleverd, onze economische structuur voor verder wegzakken

financieringstekort hoog is. De rentestand daalt zowel nominaal

die naar voren worden gebracht, meer complementariteit bestaat

dan tegenstrijdigheid. ledereen is ervan overtuigd, dat het finan-

wordt behoed en de ontwikkelingslanden niet in de wielen worden gereden; integendeel, laatstgenoemde landen zijn expliciet

geen deel van het probleem, maar van de oplossing!
Hoe verschilt nu dit zessporenbeleid van het eensporige? Er-

kend moet worden dat het verschil al een stuk kleiner zou worden wanneer de regering-Lubbers inderdaad een gelijk gewicht
zou toekennen aan de drie sporen, zoals in de Regeringsverklaring aangekondigd, inclusief dus aan economische herstructurering en werkgelegenheid. De indruk wordt echter gewekt, dat het
ene spoor van bezuinigen het allesoverheersende is. Als echter
die indruk, zoals ik hoop, in de komende maanden wordt weggenomen, dan blijft als werkelijk geschilpunt het vijfde spoor,

dat van de vraagstimulering eerder dan het derde spoor, dat van

als reeel, terwijl het financieringstekort stijgt. Waarom? Omdat
de rentestand in de Verenigde Staten en West-Duitsland naar beneden gaat. Dat wisten we natuurlijk al, maar toch pretendeert

het eenspoorbeleid, dat het anders lag en ligt. Nu er geen rechtstreeks en noodzakelijk verband blijkt te bestaan tussen rentestand en financieringstekort en nu de rente daalt, hebben wij —
dunkt mij — wat meer armslag met betrekking tot het financieringstekort. Met andere woorden, dat tekort hoeft niet zo snel

naar beneden als we tot voor kort wel dachten. Als de redenen
waarom het niet zo snel gaat maar produktieve redenen zijn en
als het tekort maar geleidelijk en over een niet al te lange periode
wordt teruggedrongen.

Vermoedelijk zullen nu de eensporigen hun blik hemelwaarts
richten en uitroepen dat zelfs in 1983 het financieringstekort nog
zal oplopen, maar dat inderdaad daarna het doel is het financieringstekort met 1,5 procentpunt per jaar te laten afnemen. Mijn
reactie is tweeledig. Ten eerste leidt het eenspoorbeleid tot grotere werkloosheid en dus tot minder ombuigingen en deze situatie leidt weer tot grotere politieke tegenstand vanwege de uitzichtloosheid van de situatie en dus weer tot minder ombuigin-

gen. Ten tweede heeft het voortdurende hameren op ombuigingen een negatieve sociaal-psychologische invloed met al even negatieve economische gevolgen.

de belastingverlaging, over. Het zij nogmaals benadrukt dat het
verschil niet de doelstelling, nl. terugkeer naar economische
groei ligt, maar in de tijdsduur van de overgangsperiode en in de
volledigheid en evenwichtigheid van het beleidspakket. Het hier
voorgestelde pakket omvat zowel de aanbodzijde als de vraagzijde, bezuinigingen zowel als expansieve impulsen, korte- zowel

len de eensporigen zeggen dat Keynes dood is en dat een stimulerend beleid niet heeft gewerkt in de jaren zeventig. Die mensen

als langere-termijnmaatregelen, structurele en conjuncturele

male” situatie van de jaren dertig. Keynes wordt zo langzamer-

voorstellen. Daarnaast wordt ervan uitgegaan dat volledige
werkgelegenheid alleen maar kan worden behouden door het invoeren van een serie onorthodoxe maatregelen.
Doordat het voorgestelde beleidspakket maatregelen bevat die

hand afgeschilderd als een Engelse dorpsidioot die een zeer parochiale situatie veralgemeende — een situatie die nu totaal is
achterhaald. Het is waarschijnlijk waar dat door de buitengewoon grote invloed van Keynes na de oorlog relatief meer aandacht is geschonken aan de vraag- dan aan de aanbodzijde van
onze economic; het is misschien ook waar, dat deze aanpak een

de collectieve uitgaven helpen beheersen (het eerste en gedeeltelijk het tweede spoor), alsmede kostenverlagende factoren voor

Wat de mogelijkheden van een stimulerend beleidbetreft, zulaanhorend, lijkt het wel alsof de 25 jaren na de tweede wereldoorlog nooit hebben bestaan en wij weer terug zijn bij de ,,nor-

vesterings- en vraagimpulsen die additionele fondsen van de

van de factoren is geweest van een groeiende inflatie; ook heeft
men wel gezegd, dat als een stimuleringsbeleid zou werken, we

overheid en van het bedrijfsleven zullen vergen (vierde en vijfde

nu in een economisch paradijs zouden moeten leven, gezien het

spoor), waarop echter rendementen kunnen worden verwacht,
verschilt het wezenlijk van een beleid dat slechts de collectieve

feit dat zo’n beleid in de jaren zeventig werd gevolgd, maar dat

het bedrijfsleven (gedeeltelijk tweede en het derde spoor), en in-

uitgaven verhoogt in de consumptieve sfeer. Of het zesde spoor
(werkgelegenheidsbeleid) kostenverhogend zal uitpakken staat
nog te bezien. Hierover worden vaak te snel conclusies getrokken. In ieder geval moeten de kostenverhogende aspecten voor
de gehele gemeenschap van de huidige nog steeds snel oplopende

werkloosheid in rekening worden gebracht.
In het algemeen kan worden gesteld, dat de financiering van
sporen moet worden gerealiseerd door bestaande uitgaven met
geen of negatief rendement te verleggen naar de voorgestelde
sporen die produktievere doeleinden voorstaan en waarop derhalve een economisch en sociaal rendement te verwachten is.
Dit betekent bij voorbeeld dat minder subsidies via de WIR en
talloze andere steunpotjes naar uitzichloze bedrijven worden gesluisd, maar dat in plaats daarvan het geld besteed wordt aan een
systematisch en aanvallend herstructureringsbeleid. En ook:
minder uitgaven doen om mensen uit de arbeidsmarkt te stolen
met negatieve rendementen voor het individu en de collectivi-

is niet het hele verhaal. Daartegenover moeten ten minste vier
punten worden gesteld. Ten eerste is vooral sinds 1980/1981 de

werkloosheid met sprongen gestegen. Ten tweede is er sinds 1976
een halfslachtig beleid gevoerd, hom noch kuit, ombuiging zonder om te buigen, veel geld in bodemloze putten enz. Ten derde
is het natuurlijk waar, dat er meer gedaan moet worden aan de
aanbodkant: economische herstructurering, arbeidsmarkt, educatie enz. maar het een sluit het ander niet uit. Ten vierde kan
men zich afvragen of de eensporigen zich werkelijk een inflatieloze maatschappij voorstellen, of zij — nu wij een inflatiepercentage hebben bereikt van 3 a 4% — niet meer willen stimuleren

uit angst dat we weer terugkomen tot 6 of 7%. Men zou met
evenveel recht kunnen argumenteren, dat te snel teruglopen van
het inflatietempo alleen maar leidt tot opwaartse druk op de wisselkoers van de gulden.

Wat betreft de noodzaak en mogelijkheid om op Europees en

menselijk kapitaal via bij voorbeeld educatief verlof — de meest
produktieve vorm van arbeidstijdverkorting.

internationaal niveau het beleid te coordineren en te stimuleren,
weten we allemaal hoe moeilijk zoiets is in tijden als de huidige
waarin iedereen aan zijn eigen tuin denkt en de problemen over
de heg probeert te gooien. Het blijft echter een feit, dat de meeste
ingredienten van het boven gepresenteerde beleidspakket internationaal, en ten minste Europees, gecoordineerd moeten wor-

Mogelijke bezwaren

den. Daar zijn visie en staatsmanschap voor nodig. Zo eenvoudig

teit, maar dat geld produktief besteden aan investeringen in

en moeilijk is dat. Hierboven heb ik reeds vermeld, dat ik binOndanks het feit, dat ik hierboven reeds op een aantal mogelijke bezwaren heb geanticipeerd, zullen er toch nog vragen opESB 12-1-1983

nenkort hoop terug te komen op deze materie van een Europees
initiatief tot stimulering van de vraag.
27

De sociale kosten van het huidige beleid

Het kan misschien geen kwaad dat de mensen wakker geschud
zijn uit een zekere lethargie. Veel mensen in Europa waren wat

Het ziet ernaar uit dat economen en politici op dit ogenblik in

verwend geraakt en zijn misschien te veel op hun lauweren gaan

vier groepen zijn te verdelen: a. zij die werkelijk geloven in het

rusten. Het gevolg is geweest dat — naast de crisis die wefeldwijd
heerst — Europa in vergelijking met de rest van de wereld relatief

eenspoorbeleid en de snel oplopende werkloosheid op de koop
toe nemen; b. zij die van de situatie gebruik willen maken om

is achteruitgegaan 18). Een verkleining van de inkomenskloof

,,orde op zaken” te stellen. Dit zijn vooral politici in de wijde zin
van het woord: vakbonden beteugelen, collectieve uitgaven flink

tussen Noord en Zuid kan goed zijn, net zoals nul-groei. Als het

naar beneden, enz.; c. de grote groep ,,gebiologeerden”, die het

ging naar wordt gestreefd, langs de lijnen zoals zo dikwijls uit-

nieuwe papagaaiencircuit vormen — voortbordurend op de the-

eengezet door Jan Tinbergen, om met hem de cirkel weer te sluiten 19).

ma’s aangedragen door de tweede en vooral de eerste groep, zonder zich af te vragen wat de sociale kosten zijn van zo’n beleid;
en d. diegenen die een alomvattend beleid voorstaan zoals voor-

dan maar bewust gewenste doelstellingen zijn, waar met overtui-

Louis Emmerij

gesteld in dit artikel.
Wij zullen ons de vraag moeten stellen hoeveel meer werklozen wij ons nog kunnen permitteren, zowel puur materieel ge-

zien als politick, sociaal en psychologisch. Hoe lang kunnen we
ons veroorloven zoveel jongeren te laten leven in een uitzichtloze en troosteloze toestand? Wat is frustrerender dan op zo’n ma-

nier het volwassen leven binnen te gaan? Hoe lang zullen de eensporigen het nog kunnen volhouden voor jongeren, werklozen en

consumenten massaal de straat opgaan?

18) Zie ook Louis Emmerij, How to tackle the social and economic problems of industrialised countries without damaging the developing countries: a case study of the Netherlands, Development and Change, Sage,

Londen en Beverly Hills, Vol. 13, 1982, biz. 319-346.
19) Zie b.v. Jan Tinbergen (coordinator), RIO – Reshaping the International Order, E.P. Dutton & Co. Inc., New York, 1976, biz. 86-99.

Auteur