Ga direct naar de content

Een nieuwe missie

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: mei 20 1998

Een nieuwe missie
Aute ur(s ):
Pelle, E.S.
Ve rs che ne n in:
ESB, 83e jaargang, nr. 4153, pagina 409, 22 mei 1998 (datum)
Rubrie k :
Van de redactie
Tre fw oord(e n):
arbeidsmarkt, ruimtelijke, regionale, economie

De kreet ‘werk, werk, werk’ is in de afgelopen jaren zo vaak gevallen, dat je alleen om die reden al zou hopen dat een nieuw kabinet
een ander motto kiest. Iets minder economisch, wordt wel gesuggereerd. Meestal wordt daarmee bedoeld dat het niet over geld mag
gaan, of sterker nog: niet over budgetrestricties. Wat dat betreft is het te hopen dat het nieuwe kabinet net zo ‘economisch’ is als het
oude, maar dat neemt niet weg dat er wel een nieuwe missie te vinden moet zijn. Hier volgen twee suggesties.
Een eerste mogelijkheid is de kwaliteit van de ruimte in Nederland. Daarbij gaat het zowel om de toekomstige ruimtelijke inrichting, als om
de kwaliteit van het milieu. Voor de ruimtelijke inrichting geldt, dat de bestaande ideeën uit de ‘Vierde Nota Extra’ over de
vestigingslocaties moeilijk te realiseren blijken. Bedrijven willen meer dan de bedoeling was bij de snelweg zitten, en over de VINEXwoningbouwlocaties doen akelige verhalen over dreigende leegstand de ronde. Dit beleid is dus aan een ‘update’ toe, en bovendien
staan er grote investeringen op stapel (luchthaven, hogesnelheidslijnen), die voor een lange periode invloed zullen hebben op de
ruimtelijke ontwikkeling.
Vorig jaar heeft de Rijksplanologische Dienst al enige voorbereidend werk gedaan, met een studie waarin vier ruimtelijke
‘ontwikkelingsperspectieven’ worden onderscheiden, zeg maar beelden hoe Nederland er in 2030 uit kan zien. Deze perspectieven
variëren van een sterke concentratie van activiteiten, in de steden of langs corridors, tot een grotere verwevenheid van stad en land. In
het laatste geval kan de overheid zich actief met de kwaliteit van de ruimte bemoeien zodat stad en land iets van een park krijgen, of
wordt het ruimtegebruik juist nagenoeg vrij gelaten. Dit laatste beeld wordt ‘palet’ genoemd (maar ‘België’ zou ook toepasselijk zijn).
Momenteel mag het hele (groene) poldermodel commentaar geven op deze ideeën 1. Tot een consensus over hoe de kaart van Nederland
er in 2030 precies uit moet zien zal dat niet gauw leiden en dat is misschien maar beter ook. Het jaar 2030 is ver weg en er is al veel
ruimtelijk beleid mislukt door te gedetailleerd voor te schrijven hoe mensen en bedrijven zich in de toekomst moeten gedragen. Toch zal
de politiek moeten bepalen waar de grenzen liggen aan de vrijheid om ruimte in gebruik te nemen. Dat is een aardige uitdaging voor een
nieuwe regering.
Ook met een serieus milieubeleid valt eer te behalen. Economisch succes leidt immers ook tot een toename van milieubelastende
activiteiten. Dat is geen reden om tegen de groei te zijn; de discussie waarin ‘groei’ en ‘milieu’ tegenover elkaar gezet worden, is een
zinloze. Het verband tussen productie en vervuiling is niet eenduidig en ligt niet voor altijd vast, het hangt af van wat we produceren en
hoe we dat produceren. En dat is iets waar we zelf invloed op hebben – onder andere via milieubeleid. Groei creëert de noodzaak van
streng milieubeleid, maar ook de mogelijkheden, namelijk de middelen en de bereidheid om een deel hiervan voor een beter milieu over te
hebben, want deze bereidheid neemt toe bij een hoger inkomen 2. Na een periode van nadruk op werkgelegenheid en groei, valt er dus
veel voor te zeggen nu het milieu weer een meer centrale plaats in het kabinetsbeleid te geven. In de ruimtelijke ordening, door de rust
van natuurgebieden te waarborgen. In het buitenlands beleid, door diplomatie en ontwikkelingshulp in te zetten om
grensoverschrijdende vervuiling te beteugelen. In het energiebeleid, door de liberalisering van energiemarkten gepaard te laten gaan met
maatregelen die tegengaan dat lagere prijzen tot meer vervuiling leiden. En natuurlijk door vervuilende productie en consumptie (veel)
zwaarder te belasten.
Een tweede mogelijke missie is gericht op welzijn en de samenhang in de samenleving. Zorgen over ‘tweedeling’ zijn er de afgelopen jaren
heel wat geuit; een partij heeft er zelfs flinke verkiezingswinst mee behaald. Een in het oog springend probleem daarbij is de positie van
allochtone jongeren. Vaak hebben die een zwakke positie in de samenleving (hoge werkloosheid, weinig opleiding, laag inkomen). De
economische voorspoed lijkt er niet in te slagen deze groep mee te trekken. Dat leidt tot een sociaal probleem, en daarnaast is het
natuurlijk ook doodzonde als mensen die productief werk zouden kunnen verrichten, dat niet doen. Bestaand beleid lijkt juist hier tekort
te schieten bij het prikkelen en stimuleren om deel te nemen aan de samenleving, in plaats van deze de rug toe te keren.
Wellicht dat een combinatie van sterkere prikkels en een beter perspectief kan werken. Sterkere prikkels kunnen mensen ertoe aanzetten
om een opleiding te volgen en vooral ook af te maken (spijbelen bestraffen bijvoorbeeld), om aan het werk te komen (activerende sociale
zekerheid), maar ook om niet af te glijden naar criminele activiteiten (zero tolerance). Maar ook een beter perspectief is nodig. Door met
begeleiding de kans op het behalen van een diploma te vergroten. Door discriminatie van werkgeverszijde aan te pakken. En door de
vraag naar laaggeschoold werk te stimuleren, via de vrije markt of door creatie of subsidiëring van banen door de overheid.
Of zou het dan toch weer ‘werk, werk, werk’ worden

1 Zie bijvoorbeeld Nederland 2030, SER -advies 98/06, april 1998.
2 J.L. van Zanden, De markt voor natuur en milieu , ESB, 13 maart 1998, blz. 212-214.

Copyright © 1998 – 2003 Economisch Statistische Berichten ( www.economie.nl)

Auteur