Ga direct naar de content

Economisch onderzoek op Europese schaal

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: maart 14 1990

Economisch onderzoek op Europese schaal
De afgelopen jaren hebben een grote
dynamiek laten zien in de dienstensector in het algemeen en in de zakelijke
dienstverlening in het bijzonder. Waren
bedrijven in deze sector vroeger relatief
klein en vooral gericht op lokale markten, recentelijk heeft zich een proces
van schaalvergroting en internationalisatie voorgedaan. ‘Europa 1992’ heeft
in dit verband een versnellende werking
gehad: het heeft een aantal afnemers
van diensten die tot nog toe nationaal
beschermd werden in de sfeer van de
concurrentie gebracht. Bovendien heeft
de met 1992 gepaard gaande deregulering van onderdelen van de zakelijke
dienstverlening nieuwe mogelijkheden
geopend, zowel voorprodukt- en marktvernieuwing alsook voor internationale
samenwerking van bedrijven in deze
sector.
Een golf van fusies, overnames en
samenwerkingen was daarvan het gevolg. Zowel nationaal om de penetratie
van anderen op de thuismarkt te bemoeilijken, alsook internationaal om gezamenlijk een sterkere marktpositie op
te bouwen. Vanuit wetenschappelijk
oogpunt is het interessant om deze ontwikkeling te beschrijven en te analyseren. Vanuit zakelijk oogpunt is het nodig
om er ook consequenties uit te trekken
en tot actie over te gaan. Ik zal aan
beide punten in dit stukje aandacht besteden.
Allereerst de korte beschrijving van
een aantal ontwikkelingen. De zakelijke
dienstverlening is een nogal bont geschakeerde bedrijfstak. Typische activiteiten in deze sector zijn reclame,
marktonderzoek, software, accountancy, advocatuur, engeneering, organisatie- en fiscaal advies, en economisch
onderzoek en advies. Sommige bureaus hebben een aantal van deze
functies horizontaal geTntegreerd; veel
voorkomende combinaties zijn enerzijds accountancy met organisatie- en
fiscaal advies, en anderzijds reclame
met marktonderzoek en communicatie.
In al deze branches zijn grote bureaus
ontstaan door nationale en internationale fusies en samenwerkingen. Laten
wij eens wat nader bekijken hoe een
aantal onder hen gereageerd heeft op
de veranderingen in hun omgeving.
De accountants waren bij de eersten
die internationaal gingen samenwerken
en fuseren, daartoe aangezet door hun
grote multinationale klanten, die hun
dochters graag wereldwijd volgens dezelfde standaarden gecontroleerd wilden hebben. Het aldus ontstane inter-

ESB 14-3-1990

W.T.M. Molle

nationale netwerk bleek ook te gebruiken door de belasting- en organisatieadviesafdelingen van deze accountantsmaatschappen, die daardoor een
kostenvoordeel kregen ten opzichte
van niet internationaal geTntegreerde
college’s. Zij konden dit voordeel omzetten in een grotere groei, tot uiting
komend in een groter marktaandeel.
De onafhankelijke (dat wil zeggen
niet aan accountants gelieerde) organ isatieadviesbureaus hebben daar een
antwoord op gegeven (bij voorbeeld Berenschot met de European Independents). Een vergelijkbaar antwoord
van de kant van de onafhankelijke belastingadviesbureaus is, gezien de vergelijkbare positie waar deze in zitten,
zeker te verwachten.
De advocaten zijn recentelijk in beweging gekomen. Waar zij vroeger vertrouwden op min of meer informele netwerken heeft de vergrote vraag naar
internationale juridische diensten, de
druk van de grote Britse en Amerikaanse kantoren en de deregulering in een
aantal EG-landen als Frankrijken Duitsland geleid tot een veelheid van samenwerkingen van bestaande kantoren op
Europese schaal.
De genoemde branches hebben een
aantal zaken met elkaar gemeen. Allereerst dat hun activiteiten worden uitgevoerd in een vertrouwensrelatie tussen
de experts van een bureau en vertegenwoordigers van een opdrachtgever.
Daarnaast dat er veel specifieke marktkennis vereist is om zo’n relatie op te
bouwen. Als gevolg daarvan is het voor
bedrijven uit de zakelijke dienstverlening zeer moeilijk om in het buitenland

structureel stevige marktposities op te
bouwen door export vanuit de thuisbasis dan wel door de oprichting van een
dochterinstelling. Het ligt dus voor de
hand om de druk tot internationalisering
te beantwoorden met een samenwerking tussen vergelijkbare bureaus of instellingen met gevestigde marktposities.
Ook voor het economisch onderzoek
en advies geldt dat de vraag naar internationale gegevens en studies steeds
verder is toegenomen, vooral onder invloed van de snelle Europese Integratie. En net als bij de onafhankelijke organisatieadviesbureaus worden de instellingen van economisch onderzoek
en advies geconfronteerd met nieuwe
toetreders op hun markten. En ook hier
is het moeilijk om in het buitenland
marktposities op te bouwen. Het hoeft
dan ook geen verwondering te wekken,
dat ook de instellingen voor economisch onderzoek structurele samenwerkingen zullen aangaan.
Het NEI heeft de signalen uit zijn
omgeving sinds enige tijd onderkend.
Het heeft zijn strategic uitgestippeld
langs de lijnen van de bovenstaande
analyse. Het heeft een aantal vergelijkbare instellingen in Europa waarmee al
enige tijd ad hoc contacten bestonden,
benaderd om de mogelijkheden voor
structurele samenwerking te verkennen. Enkele van de college’s bleken
dezelfde analyse gemaakt te hebben en
vergelijkbare strategieen uitgezet te
hebben. Gezamenlijk is toen besloten
om ERECO op te richten: het European
Economic Research and Advisory Consortium. Leden van ERECO zijn naast
het NEI het Duitse IFO Institut (Munchen), het Franse BIPE Conseil (Parijs)
en het Italiaanse PROMETEIA (Bologna). Rondom deze vier leden fungeert
een internationaal netwerk van instellingen zowel binnen als buiten de Europese Gemeenschap. Hierdoor is ERECO
in staat de ontwikkelingen wereldwijd te
volgen. ERECO is formeel gevestigd in
Rotterdam; het feitelijke werk zal echter
vanuit het Brusselse kantoor uitgevoerd
worden. Wij willen in de praktijk gaan
bewijzen dat wij door deze samenwerking onze dienstverlening aan relaties
kunnen verbeteren en uitbreiden.

243

Auteur