Dutch Gold Mines
Op de valreep slaagt de regering er dan toch in het privatiseringsprogramma goed op gang te brengen. Geheel
in lijn met de kabinetsf ilosofie en de modebegrippen van de
jaren tachtig als terugtredende overheid en versterking van
het marktproces biedt de staat nu een derde van de aandelen DSM te koop aan. Veel meer dan dat een pakket aandelen van eigenaar verwisselt gebeurt er eigenlijk niet. Via
ingewikkelde constructies blijft de staat controle houden
over de aardgasbelangen, terwijl de zeggenschap in de
ondememing daar blijft waar die eigenlijk altijd al was: bij de
ondememingsleiding.
Ogenschijnlijk kan men de eerste fase van de privatisering van DSM als een succes voor de overheid beschouwen. Als een goed rentmeester zorgt de overheid ervoor
een hoge prijs voor de koopwaar te krijgen. Maar toch lijkt
de overheid enkele aspecten van goed koopmanschap
over het hoofd te zien. Men kan zich afvragen of de overheid wel genoeg aan klantenbinding doet. Niet alleen de
overheid als verkoper moet baat hebben bij de privatisering, ook de belegger moet er over langere termijn wat aan
kunnenverdienen.
Voor het beoordelen van de huidige gang van zaken is
het zinvol de doelstellingen van het privatiseringsproces te
bezien. Ten eerste kan men het incasseren van een zo
hoog mogelijke som ineens door de overheid in plaats van
onzekere toekomstige ontvangsten (dividend) als doelstelling aanmerken. Ten tweede kan de spreiding van het aandelenbezit onder particulieren doelstelling zijn. Dit hoeft
niet uit te lopen op het propageren van een waar volkskapitalisme zoals in Engeland is gebeurd, maar kan ook betekenen het interesseren van midden-inkomensgroepen
voor aandelen. Bredere participatie onder particulieren
kan de primaire functie van de beurs ten goede komen,
waardoor meer ondememingen zich via de beurs kapitaal
kunnen verschaffen om investeringen te financieren. Een
derde doelstelling ligt op het politieke vlak en betreft de afweging welk deel van de kiezers men tracht te behagen.
Per definitie staan de belangen van belastingbetaler en
(toekomstige) aandelenbezitter tegenover elkaar.
In het geval van DSM lijkt er van een bewuste bevordering van het aandelenbezit onder particulieren geen sprake. Er is een omvangrijke marketingcampagne opgezet,
maar extra voordelen in de vorm van bij voorbeeld voorrang bij inschrijving op de tweede tranche worden niet geboden. Voor het bankensyndicaat dat de plaatsing heeft
overgenomen gaat het erom alle stukken kwijt te raken.
Aan wie is van ondergeschikt belang.
Bij de politieke belangenafweging lijkt de regering ervoor gewaaktte hebben het verwijt te krijgen de hogere inkomens te bevoordelen door een te lage prijs te vragen.
Wat men ook van de uitgiftekoers mag denken, als een
koopje vaft deze in elk geval niet te kwalificeren. In de Engelse pers, wel bekend met privatiseringen in eigen land,
viel begin januari over de afgegeven koersindicatie te beluisteren dat de staat daarmee te kennen gaf er meer aan
te hechten de belastingbetaler te plezieren dan de potentiele belegger en dat de prijs vooral de behoefte van de
overheid aan inkomsten weerspiegelt1. Binnen het kabinet
kan geen van de ministers van de ‘spending departments’
de minister van financien verwijten dat hij in deze tijd van
begrotingsdiscipline niet gezorgd heeft voor korte-termijnmaximalisatie van de opbrengst. De combinatie van een
een goed beursklimaat en de gunstige resultatenontwikkeling bij DSM helpt hem daarbij een handje.
IESB 1-2-1989
Voor de nabije toekomst vallen hier echter wel een paar
kanttekeningen bij te plaatsen. Kenmerkend voor de chemie is het cyclische karakter van de bedrijfstak. Niet alleen
is deze gevoelig voor macro-economische schommelingen, ook binnen de bedrijfstak kan door een plotselinge investeringshausse overcapaciteit ontstaan die tot prijsdaling en lagere winsten leidt. De onzekerheid die in een dergelijke situatie onvermijdelijk de toekomstverwachtingen
vertroebelt maakt de aandelen onbemind. Een tweede ongewisse factor is het beursklimaat, dat zich ook wel weer
eens in een neergaande spiraal kan begeven. Ten derde
valt het te bezien in hoeverre de huidige politieke belangstelling voor milieumaatregelen gaat leiden tot lastenverzwaring voor een chemisch bedrijf als DSM. Een recent
voorbeeld is de wens van de Industriebond FNV om bedrijven in de chemie te verplichten een milieubeleidsplan op te
stellen en milieubeleid in de cao te regelen2. Een vierde
vraagteken vormen de winstvooruitzichten voor DSM.
Voor dit jaar worden fraaie resultaten voorspeld, maar enige kwantificering van de toekomstverwachting voor 1990
wordt angstvallig vermeden. In ondernemerskring praat
men heel wat af over de invloed van een ongrijpbaar fenomeen als ‘Europa 1992’, maar 1990 is buiten het gezichtsveld. Nu voor de afzetprijzen nauwelijks een verdere stijging te verwachten valt, wordt de ontwikkeling van de kostprijs van de belangrijkste grondstof (de in dollars uitgedrukte olieprijs) des te belangrijker. De risico’s van bij voorbeeld
een hogere olieprijs of dollarkoers blijven onderbelicht.
De verkoop van een derde deel van DSM is slechts een
begin. De Postbank en later de PTTzijn de volgende paradepaardjes. Om deze succesvol te kunnen verkopen is
een goede start met DSM des te belangrijker. Blijkt de belegger bij de Nederlandse overheid nu een kat in de zak gekocht te hebben, dan zal hij zich wel twee keer bedenken
wanneer de staat de volgende ‘snoepjes’ gaat uitdelen.
Door een hoge prijs te vragen bewijst de overheid ook
DSM geen goede dienst, aangezien daadwerkelijke uitbreiding van het aandelenkapitaal door een emissie van
nieuwe aandelen veel moeilijker wordt. Problemen hierbij
kunnen in de nabije toekomst een belemmering vormen
voor de financiering van expansie. Goed beschermd in eigen land wil men graag door ovemames in de VS de geografische spreiding van belangen van het vooralsnog op
Europa geconcentreerde concern vergroten.
Naast Engeland levert ook Japan een instructief voorbeeld. Bij de start van de verkoop van het telefoniebedrijf
NTT hebben de rekenmeesters van het Japanse Ministerie van Financien er wel voor gewaakt het onderste uit de
kan te halen. Dit had als resultaat dat zelfs binnen een
maand na de krach van 19 oktober 1987 de geplande
tweede tranche van deze privatisering normaal doorgang
Ron vinden en de overheid tegen een hogere koers dan begin 1987 beleggers wist te interesseren. Het is twijfelachtig
of het Nederlandse privatiseringsprogramma zelfs een milde schok op de Amsterdamse beurs zou kunnen overleven. De huidige florissante omstandigheden geven geen
garantie voortoekomstig succes. In minder gunstige tijden
komt het privatiseringsprogramma pas voor een werkelijke
test te staan.
______________________A.J. Wolters
1. In respectievelijk de Financial Times, 5 januari 1989 en The
Economist, 14 januari 1989, biz. 69,70.
2. FNV-magazine, 28 januari 1989, biz. 29,30.
101