Ga direct naar de content

De welvaartstaat weerstaat de turbulentie niet

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juli 29 1998

De welvaartstaat weerstaat de turbulentie niet
Aute ur(s ):
Kock, U. (auteur)
Vrije Universiteit en Tinb ergen Instituut
Ve rs che ne n in:
ESB, 83e jaargang, nr. 4163, pagina 619, 14 augustus 1998 (datum)
Rubrie k :
Uit de vakliteratuur
Tre fw oord(e n):
uit, de, vakliteratuur, sociale, zekerheid

‘Een welvaartsstaat met een genereuze sociale zekerheid is een tijdbom die ieder moment kan ontploffen’. Dat is de provocerende
conclusie die Ljungqvist en Sargent in een recent artikel trekken 1. Volgens hen is de aanhoudend hoge werkloosheid in WestEuropa het gevolg van toegenomen economische dynamiek. Het genereuze stelsel van sociale zekerheid – Nederland wordt in dit
verband expliciet genoemd – zou zo schadelijk zijn voor het arbeidsaanbod, dat het onder de huidige omstandigheden van sterke
structurele verandering onhoudbaar is.
Werklozen accepteren niet elke baan. In het model van de auteurs hangt het reserveringsloon af van de hoeveelheid menselijk kapitaal,
de verdiencapaciteit, die tijdens de werkloosheid verloren gaat. In het begin willen werklozen verlies van menselijk kapitaal voorkomen.
Ze zoeken hard, verlagen hun reserveringsloon en zien hun kansen op een baan stijgen. Als na een paar jaar vruchteloos zoeken hun
verdiencapaciteit aanzienlijk gedaald is, hanteren ze een hoger reserveringsloon omdat een verdere achteruitgang er steeds minder toe
doet. Bovendien moet een hoog loon de verloren verdiencapaciteit compenseren om toch het gewenste inkomen te bereiken.
In een economie zonder sociale zekerheid zullen werklozen zo hard mogelijk naar een baan zoeken omdat ze geen uitkering krijgen.
Ondanks het verloop van het reserveringsloon houden zij daarom uitzicht op een baan. Hun lotgenoten in een land met sociale zekerheid
zullen aanmerkelijk minder hard zoeken. Naarmate het reserveringsloon stijgt daalt hun zoekintensiteit, omdat de kans op het vinden van
een baan steeds kleiner wordt. Aangezien de uitkeringshoogte afhangt van het laatst verdiende loon, zal de negatieve zoekprikkel sterker
zijn voor werklozen met voorheen een hoog loon. Zij willen hun verminderde verdiencapaciteit compenseren met een hoger loon om zo
toch op het gewenste inkomen uit te komen. Maar omdat banen met een hoog loon schaars zijn, zullen ze zich minder inspannen.
Zolang de economie in rustig vaarwater verkeert en het aantal langdurig werklozen beperkt blijft, speelt dit mechanisme geen grote rol.
Het aandeel langdurig werklozen zal in de welvaartsstaat weliswaar groter zijn, maar consumptie en inkomen wijken niet veel af van een
economie zonder sociale zekerheid. Wanneer er echter grote structurele veranderingen zijn, zal niet alleen tijdens de werkloosheid
menselijk kapitaal verloren gaan, maar ook op het moment dat iemand werkloos wordt. Dit geldt met name voor werknemers in
bedrijfstakken die te maken hebben met snelle technologische veranderingen, meer dynamiek op de arbeidsmarkt en afzetmarkten en
toenemende buitenlandse concurrentie.
In een economie zonder sociale zekerheid maakt dit alles weinig verschil. De werklozen aldaar zullen grofweg dezelfde reserveringslonen
hanteren en bij gebrek aan een uitkering net zo hard zoeken als voorheen. Het grotere verlies aan menselijk kapitaal als gevolg van de
economische turbulentie heeft hierop geen invloed.
In een welvaartsstaat met ruimhartige uitkeringen leidt toenemende structurele verandering echter tot grote problemen. Het plotselinge
verlies aan menselijk kapitaal bij ontslag zorgt er voor dat meer werklozen hogere reserveringslonen en een lagere zoekintensiteit
hanteren. Hierdoor stijgt de werkloosheid en neemt het aantal langdurig werklozen toe. De hogere belastingen die nodig zijn om dit te
financieren versterken de ‘incentive’-problemen omdat de netto lonen dalen maar de uitkeringen, die afhangen van het verdiende loon,
gelijk blijven. Dit kan er toe leiden dat de arbeidsparticipatie te laag wordt om de uitkeringen te betalen en de verzorgingsstaat explodeert,
zoals Ljungqvist en Sargent het noemen.
Dit model maakt het nut van de huidige koppelingswet duidelijk. In tijden van hoge werkloosheid worden werklozen geprikkeld om harder
naar een baan te zoeken doordat de uitkeringen losgekoppeld worden van de lonen als de verhouding tussen het aantal inactieven in
actieven te hoog wordt. Hierdoor wordt voorkomen dat het sociale stelsel overbelast raakt. Uiteraard kan de zoekintensiteit van
werklozen verhoogd worden door het WW percentage te verlagen of de vervolguitkering af te schaffen, zodat werklozen eerder in de
bijstand komen. Bovendien is het belangrijk dat werklozen ’employable’ zijn en beschikken over algemene kennis en vaardigheden om het
verlies aan menselijk kapitaal bij ontslag te beperken.
Er is echter ook een andere werkelijkheid denkbaar dan die van de auteurs. Sociale zekerheid kan gezien worden als een irrigatiesysteem
dat investeringen in menselijk kapitaal bevordert 2. Risico mijdende werknemers zullen minder in zichzelf investeren als ze weten dat ze bij
ontslag geen uitkering krijgen en elke baan die wordt aangeboden moeten accepteren. Om diezelfde reden kan sociale zekerheid de
allocatieve efficiëntie van de arbeidsmarkt vergroten. De komende jaren kan in Nederland blijken of de herziening van het stelsel van
sociale zekerheid de tijdbom van Ljungqvist en Sargent onschadelijk heeft gemaakt.

1 L. Ljungqvist en T. J. Sargent, The European unemployment dilemma, Journal of Political Economy, 1998, blz. 514-550.
2 W. Korpi, Economic growth and the welfare state: leaky bucket or irrigation system?, European Sociological Review, 1985, blz. 97-118.

Copyright © 1998 – 2003 Economisch Statistische Berichten ( www.economie.nl)

Auteur