Ga direct naar de content

Een nieuwe lente met Herfkens

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juli 29 1998

Een nieuwe lente met Herfkens
Aute ur(s ):
Emmerij, L.J. (auteur)
Special adviser to the president, Inter-American Development Bank, Washington, DC.
Ve rs che ne n in:
ESB, 83e jaargang, nr. 4163, pagina 603, 14 augustus 1998 (datum)
Rubrie k :
Prikkel
Tre fw oord(e n):
ontw ikkelingseconomie

Eveline Herfkens arriveert als de nieuwe minister van ontwikkelingssamenwerking op een moeilijk moment. Het politieke draagvlak
van de traditionele ontwikkelingssamenwerking brokkelt af. Begrotingen staan onder druk. Tegelijkertijd is het nodig om de
prioriteiten naar het regionale en mondiale vlak te verschuiven. Zo vraagt de milieuproblematiek (in wisselwerking met het
ontwikkelingsvraagstuk) steeds meer aandacht; er is een nieuwe sociale kwestie ontstaan waarin wereldwijde problemen zoals
misdaad, drugs, terrorisme en armoede belangrijke componenten zijn. Regionale en mondiale problemen die vragen om een regionale
en mondiale aanpak en financiering.
De eerste uitdagingen voor de nieuwe minister is duidelijk te maken wat de limieten zijn van de traditionele ontwikkelingssamenwerking
met betrekking tot het macro-economisch beleid. Ten tweede moet ze aantonen wat de relatie is met andere beleidsinstrumenten op het
internationaal economisch, financieel en sociaal vlak en waar precies ontwikkelingssamenwerking een verschil kan maken. Ten derde
moet zij het nationale beleid meer verschuiven in regionale en internationale richting.
Het economisch beleid dat de afgelopen twintig jaar zo juichend is gevoerd heeft bitter weinig goeds gedaan voor de grote meerderheid
van de wereldbevolking. De werkloosheid blijft pijnlijk hoog; armoede is in de meeste landen erger geworden; de inkomensverdeling, ook
in de rijke landen, is verslechterd. Persoonlijke inkomens in bijvoorbeeld Latijns-Amerika zijn gemiddeld met vijftig procent getuimeld
gedurende de jaren tachtig en nog eens met tien procent in de eerste helft van de jaren negentig. Meer dan honderd landen hebben een
inkomen per hoofd dat lager ligt dan dat van vijf jaar geleden en twintig lager dan in 1960! Ontwikkelingssamenwerking kan niet
opboksen tegen deze tendenties van het macro-beleid.
Ontwikkelingssamenwerking heeft wel successen geboekt op het micro-niveau. Dit is de traditionele projectmatige aanpak. Maar ook
deze successen worden aangevochten. De nieuwe minister zou er goed aan doen de vele evaluaties van deze aanpak samen te vatten en
aan ons voor te leggen. Ik voorspel dat de uitkomst is dat een derde van de projecten een groot succes is geweest, een derde een matig
succes, en een derde is mislukt. Dat zou dezelfde uitkomst zijn als van internationale particuliere investeringen…
De nieuwe minister moet ook een breder concept van ontwikkelingssamenwerking aankaarten. Zo’n concept zou niet slechts gebaseerd
moeten zijn op financiële stromen, maar eveneens op de graad van openheid (protectie) van de economie, immigratiemogelijkheden,
subsidies aan bepaalde sectoren, enz. Laten we de logica van de markt ook brengen naar de rijke landen door de massale
landbouwsubsidies aan te pakken, het multivezelarrangement eindelijk te beëindigen en zelf te doen wat we voor anderen prediken.
Indien we dit concept samenvatten in een indicator zouden landen die opener zijn voor de invoer van goederen en het toelaten van
mensen (de VS bijvoorbeeld) hoger scoren dan landen die wel veel aan ontwikkelingssamenwerking doen, maar minder open staan op die
andere gebieden. Dit kan tot een interessante discussie leiden over liefdadigheid (ontwikkelingssamenwerking) tegenover recht hebben
op (toegang tot markten, tot landen).
De nieuwe minister moet ook het iniatief nemen om ontwikkelingssamenwerking enger te relateren aan strategische doelstellingen die
steeds meer een mondiaal karakter krijgen, zoals vervuiling en drugs. Men zou kunnen denken aan het opzetten van regionale en
mondiale contracten om een gericht internationaal beleid te voeren op gebieden zoals armoede, milieu, drugs, de stedelijke problematiek.
Zo’n aanpak is eveneens interessant omdat ze de stoot kan geven tot het opzetten van globale en regionale fondsen die gevoed worden
door het aanboren van nieuwe financiële middelen. Denk aan eco-belastingen om vervuiling tegen tegaan; of aan een ‘currency
speculation fee’ (een variatie op de Tobin-tax) om de wisselvalligheid van korte termijn geldstromen te dempen vanwege hun negatieve
effecten op de sociaal-economisch ontwikkeling van landen.
En ten slotte is Eveline Herfkens ook zeer goed geplaats om de hervorming van de Bretton Woods intituties en de VN een impuls te
geven zodat deze beter kunnen inspelen op de toestanden van de 21e eeuw.
Samenvattend, de nieuwe minister behoort de volgende prioriteiten hoog op haar lijstje te plaatsen:
1. duidelijk maken wat traditionele ontwikkelingssamenwerking heeft gedaan en in de toekomst nog kan doen;
2. een nieuwe, bredere vorm van internationale samenwerking opstellen;

3. strategische regionale en mondiale problemen identificeren waar internationale actie een verschil kan maken;
4. nieuwe bronnen van inkomsten identificeren; en
5. de bestaande mondiale instituties helpen zich aan te passen aan de nieuwe tijden.
Ik wens Eveline Herfkens veel succes en ook een beetje geluk. Als het haar niet lukt ontwikkelingssamenwerking nieuw leven in te blazen
lukt het niemand. Maar dat is een ander verhaal.

Copyright © 1998 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur