Ga direct naar de content

De Vredeling-richtlijn

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: september 15 1982

Europa-bladwijzer

De Vredeling-richtlijn
DRS. E. A. VAN TRAA

Inleiding
Zelden in de 25-jarige geschiedenis
van de Europese samenwerking heeft een
voorstel van de Europese Commissie in
Brussel zoveel gemoederen in beweging
gebracht in zakenkringen en ook daarbuiten als het uit 1980 daterende voorstel van onze landgenoot ir. Henk Vredeling, toen vice-voorzitter van de Europese Commissie, voor een richtlijn ,,inzake de voorlichting en de raadpleging
van de werknemers in ondernemingen
met een ingewikkelde en in het bijzonder
een transnationale structuur”. Ir. Vredeling is inmiddels alweer bijna twee jaar
uit Brussel verdwenen, doch de tijdbom
die hij bij zijn vertrek achterliet begint
steeds sterker te roken.
Aanvankelijk had dit voorstel een eenvoudiger titel moeten dragen, nl. ,,richtlijn inzake de voorlichting en raadpleging van de werknemers in multinational ondernemingen”, doch ir. Vredeling en de overige leden van de Europese Commissie hadden al snel door dat
men met zulk een recht-toe- recht-aantitel waarschijnlijk een tactische fout
zou begaan. In de eerste plaats omdat
tijdens het vooroverleg tussen Commissie en Europese werkgevers reeds was
komen vast te staan dat een richtlijn als
oorspronkelijk bedoeld een discriminatie zou inhouden ten gunste van grote
ondernemingen met verschillende dochters die alleen nationaal werken, laat
ons zeggen de Bijenkorf. En voorts herinnerde men zich in Brussel tijdig dat er
een zekere ontstemming bij het Europese
bedrijfsleven heerste als uitvloeisel van
de campagne die enige jaren heeft gewoed tegen de multinationals. En met
deze constatering raken we meteen de
kern van het probleem.
Enkele achtergronden
Wanneer de bewuste richtlijn heden
ten dage zowel binnen als buiten de EG
op zoveel achterdocht stuit, dan is dat
voor een zeer groot deel toe te schrijven
aan de Europese vakbeweging en de
linkse politieke partijen die in het midden van de jaren zeventig fel ten strijde
meenden te moeten trekken tegen de
ESB 22-9-1982

multinationals. In dit licht bezien is het
niet meer dan logisch dat de multinational ondernemingen nog steeds niet van
hun schrik over de campagne tegen hen
bekomen zijn en derhalve geneigd zijn de
Vredeling-richtlijn met grote reserve
tegemoet te treden. De Vredeling-richtlijn, zoals deze richtlijn verder in dit artikel zal heten, vindt dus haar oorsprong
in de eerste plaats in politieke gronden.
En dat wordt reeds heel snel duidelijk
wanneer men in dat voorstel duikt.
De ontwerp-richtlijn is in feite een grote
concessie aan de werknemers en aan de
linkse partijen en is geheel geschreven
vanuit de optiek der vakbeweging.
Bescherming van de belangen der werknemers en inspraak staan centraal, doch
zijn veelal zo uitgewerkt dat men zich
mag afvragen of de opstellers inderdaad
ooit enige ervaring hebben opgedaan
met de gang van zaken binnen een onderneming en of men, behalve de huisjuristen, ooit juristen op bij voorbeeld hetgebied van het vennootschapsrecht heeft
geraadpleegd.
Nu valt er op zich zelf wel iets voor te
zeggen dat in het Europese concert ook
de werknemers eens een partij meeblazen. Men behoeft immers geen radicaal te zijn om te beamen dat het Verdrag
van Rome in 1958 primair een economised verdrag is geweest, gericht op de
vrijmaking van het intra-Europees goederen- en geldverkeer. Kort gezegd, het
Verdrag van Rome bevordert in de eerste
plaats de economische ontplooiing van
Europa. Wanneer men met die realiteit
rekening houdt, kan men de huidige
situatie, waarin in toenemende mate
wordt tegemoet gekomen aan de belangen van de Europese werknemers en aan
hun bescherming, slechts prijzen.
En om de wordingsgeschiedenis van
de Vredeling-richtlijn nog beter te begrijpen, dient men verder te bedenken dat
die tot stand is gekomen in een tijdvak
dat in Europa ,,de koek op is”, en waarin
de werknemers nauwelijks nog uitzicht
hebben op reele loonsverbeteringen.
In een tijdvak derhalve dat eventuele
materiele verbeteringen voor de werknemer alleen nog kunnen worden gezocht in het vlak van de secundaire arbeidsvoorwaarden. In een woord samengevat: inspraak. En over het in toe-

nemende mate betrekken van de Europese werknemers bij de economische en
sociale besluiten zowel binnen als buiten
de onderneming waren de Europese ministers het reeds sedert eind 1973 eens.
Men raadplege slechts het Sociaal Aktieprogramma van de Europese Gemeenschappen van 21 januari 1974, zoals dat
door de Raad werd vastgesteld. Vandaar
dan ook dat vice-voorzitter Vredeling,
die wel eens de indruk wekte behalve Europees Commissaris ook nog de vooruitgeschoven post in Brussel van de Partij
van de Arbeid te zijn, zich met bekwame
spoed achter de verdere uitwerking heeft
gezet van een richtlijn die aanwijzingen
moest geven voor het gedrag van grote
ingewikkelde ondernemingen in het bijzonder m.b.t. ,,de informatie en consultatie van de werknemer in alle beslissingen binnen de onderneming waar hij
werkzaam is, waardoor zijn belangen
ernstig kunnen worden bei’nvloed”(artikel 6 van de ontwerp-richtlijn). Op zich
zelf is dit waarschijnlijk geen revolutionair streven, zeker niet binnen het Europese eenwordingsproces dat reeds een
aantal Raadsbesluiten heeft zien tot
stand komen m.b.t. het vennootschapsrecht en meer in het bijzonder de bescherming van de belangen der werknemer. Men denke daarbij slechts aan de
richtlijnen van 17 februari 1975 en 14
februari 1977 m.b.t. respectievelijk het
collectief ontslag in de EG en het behoud
van de rechten der werknemers in geval
van fusies. Beide richtlijnen, om ons
slechts tot die twee te beperken, bevatten
bindende bepalingen m.b.t. de informatie en consultatie van werknemers door
de onderneming die voor een belangrijk
deel woordelijk zijn overgenomen in de
Vredeling-richtlijn. Toch herinnert de
schrijver van dit artikel, die aan de totstandkoming van beide richtlijnen een
werkzaam aandeel heeft gehad, zich niet
dat bij de totstandkoming van die beide
richtlijnen de informatie-en consultatieprocedure, die ook destijds wel degelijk
consequenties kon hebben voor het besluitvaardigheidsproces van de ondernemer in Europa, op veel weerstand is
gestuit. En hem is evenmin bekend dat de
informatie- en consultatieprocedure die
in die richtlijnen is neergelegd in de praktijk tot problemen of conflicten aanleiding heeft gegeven. Dat een van die
richtlijnen de laatste tijd andere problemen heeft opgeroepen — denk aande
formulering van art. 1639 BW en aan de
z.g. Gilda-affaire — kan in dit artikel
buiten beschouwing blijven.
Waarom stuit die zelfde informatie- en
consultatieprocedure thans wel op weerstand, zowel bij het bedrijfsleven als in
ambtelijke kringen? Moet men de oorzaak daarvoor dan toch alleen bij psychologische motieven zoeken, wanneer
er bij voorbeeld in Nederland een Wet op
de ondernemingsraden bestaat die
model voor Europa kan staan en de
werknemers reeds verzekert van ruime
inspraak in de onderneming? Wat voegt
1027

de Vredeling-richtlijn nog toe wat zo zeer

schijnt te doen? En waarom heeft ook
een deel van het Nederlandse bedrijfs-

leven zoveel achterdocht tegen de ontwerp-richtlijn?
De sterke weerstand tegen de richtlijn
Een deel van de sterke weerstand laat

zich mede verklaren uit de indianenverhalen die enige lobby-isten van grote
Nederlandse ondernemingen over het

bedrijfsleven hebben uitgestort, waarbij zij uiteraard steun ontvingen uit de

hoek van Amerikaanse en Japanse zakenkringen. De democratiseringsgedachte binnen de onderneming is in die

landen meestal niet verder voortgeschreden dan ,,Hi Boss, Hi Joe, how are

you and your wife today?”, of dan de
paternalistische arbeidsverhoudingen
die kenmerkend zijn voor Japan. Elk

Europees initiatief tot verdere verbetering van het economisch stelsel en van de
arbeidsverhoudingen wordt in die landen nu eenmaal met de uiterste reserve

begroet. Zo is het altijd geweest en zo zal
het voorlopig nog blijven.
Wanneer men in Brussel met Amerikaanse zakenlieden van gedachten wisselt, krijgt men dan ook snel de indruk
dat het Europese landbouwbeleid of de
staalpolitiek — stenen des aanstoots

voor de Amerikanen — nog op meer
sympathie kunnen rekenen dan de Vredeling-richtlijn. De Nederlandse oppo-

santen tegen de Vredeling-richtlijn, doch
ook die elders in Europa, worden derhalve mede bei’nvloed door readies van

buiten de Gemeenschap. Vooral wanneer bepaalde zakenkringen buiten
Europa met dreigementen komen aandragen om hun investeringen terug te
trekken of elders onder te brengen. En
ten slotte koesteren de aarzelaars binnen

Europa de op zich zelf altijd wel verklaarbare vrees voor de zogenaamde

salami-politiek. leder dag een plakje
van de worst en na de Vredeling-richtlijn

weer iets anders.
Wel kan men begrip hebben voor het
standpunt waarop ook de Britse regering
zich voorlopig schijnt te willen stellen,
of een Europese bindende regeling wel

noodzakelijk is. Binnen het verband van
de OECD, de ILO, de UNO, zijn immers
in het recente yerleden reeds een aantal

gedragscodes tot stand gekomen die op
basis van vrijwilligheid bepaalde procedures uitstippelen die door de multinationals moeten worden gevolgd t.a.v.
hun investeringen. De handicap van al

die codes is evenwel dat daarin een essentieel element ontbreekt, nl. de overlegprocedure met de werknemers, en ieder
mens met voldoende politiek inzicht zal

begrijpen dat die procedure door velen
onontbeerlijk wordt geacht. Het is zelfs

een prestigezaak voor de Europese vakbeweging geworden om die procedure
veilig te stellen en men heeft al verschillende malen kunnen vernemen dat uit
dien hoofde de vakbeweging de Vrede1028

ling-richtlijn als een ,,testcase” ziet voor

van de onderneming een oordeel te vor- -ԉۢ

de geloofwaardigheid van de EG.

men met inbegrip van de vertrouwelijk-

K.ort en goed komen artikel 5 en 6 van

ste bedrijfs- en produktiegegevens. En

de ontwerp-richtlijn op het volgende
neer:
— de ondernemer is halfjaarlijks verplicht duidelijke informatie aan de
vertegenwoordigers van de werknemers in de onderneming te ver-

nu mag men wel beweren dat de lijst van
artikel 5, lid 2, zo is overgenomen uit de
Duitse wet op de ondernemingsraden en
veel verwantschap vertoont met artikel
25 van de Nederlandse wet, het feit blijft
dat de lijst van verlangde gegevens vele

schaffen opdat die zich een helder
beeld kunnen vormen van de activi-

teiten van de onderneming;

Europese werkgevers steekt. Zij krijgen

de indruk dat de informatie en consultatie van artikel 6 de vlag vormt die een

— wanneer hij een beslissing wil nemen
m.b.t. de onderneming ofdedochtermaatschappijen waardoor de be-

andere lading moet dekken. Een lading

langen van de werknemers ernstig

argument van ex-vice-voorzitter Vredeling gewoon niet aannemen dat stelt dat
de werknemer er ook recht op heeft te
weten hoe de zaken gaan wanneer er
geen vuiltje aan de lucht is, en er derhalve
nog geen sprake is van belangen van de

kunnen worden bemvloed, is de
werkgever verplicht uiterlijk 40 da-

gen voor het treffen van die beslissing
nauwkeurige gegevens te doen toe-

komen aan de vertegenwoordigers

die men populair zou kunnen noemen
,,voet tussen de deur”. Zij willen het

werknemer die ernstig worden bei’nvloed. De werkgevers stellen evenwel,
en hebben daarmee overigens een sterk
punt, dat artikel 15 m.b.t. de geheimTer verduidelijking diene nog dat deze houdingsplicht met grote lichtvaardiginformatie- en consultatieprocedure al- heid is geschreven en onvoldoende
leen geldt voor werknemers in onder- waarborgen biedt m.b.t. de bescherming
nemingen van minstens 100 werknemers. van bedrijfs- of zakengeheimen. BovenDat men in sommige kringen als het dien koesteren zij ernstige bezwaren teEuropees Parlement en het Economisch gen de zogenaamde sancties die de Comen Sociaal Comite dat getal van 100 missie wil opleggen aan werkgevers die
hoger of lager wil stellen, is verder in dit de procedures niet of onvoldoende nabetoog irrelevant. Wel mag men zich af- leven.
vragen of men kleinere en middelgrote
En ten slotte nog — om ons tot de
ondernemingen ook met de richtlijn
hoofdlijnen van de kritiek van werkmoet belasten.
geverszijde te beperken — is men zeer
Is die procedure dus de kern van het ontstemd over artikel 8, dat stelt dat
voorstel en tegelijk een ,,testcase” voor wanneer de hoofdzetel van een multide vakbeweging, voor de werkgevers national buiten de Gemeenschap ligt en
vormt die procedure juist het zere been. derhalve buiten het Europees rechtsDe zogenaamde duidelijke informatie territoir, de directie van de dochterdie de werkgever halfjaarlijks moet ver- onderneming met het grootste aantal
schaffen — en ook in deze samenhang is werknemers in de Gemeenschap veranthet van minder betekenis dat mensen in woordelijk wordt voor de toepassing van
sommige kringen daarvan driemaande- de verplichtingen die de richtlijn oplegt.
lijks willen maken, anderen jaarlijks — is Anders gezegd, wanneer de rechter binniet erg naar de zin van de werkgevers. nen de Gemeenschap van oordeel is dat
De Europese werkgevers worden name- General Motors en haar dochters in
lijk geacht vrijwel hun hele hebben en
Europa de werknemers niet voldoende
houden bloot te leggen. Artikel 5, lid 2, hebben geconsulteerd, kan hij, omdat
geeft daarbij een niet-uitputtende op- General Motors buiten zijn jurisdictie
somming van zaken, zoals structuur en ligt, de Opelwerke in Duitsland tot
personeelssterkte van de onderneming, schadevergoeding veroordelen voor een
economische en financiele toestand, ont- verzuim dat elders is begaan. Dit artikel,
wikkeling van werkgelegenheid, produk- dat overigens juridisch zeer aanvechttie- en investeringsprogramma’s, ratio- baar is, heeft veel stof ontketend. Nochnaliseringsplannen, enz., enz.
tans zien de critici van artikel 8 over het
Afgezien van het feit dat deze perio- hoofd dat de richtlijn valt of staat met
dieke rapportage — in aanvulling op het het beginsel dat in dit artikel is neerjaarverslag ten behoeve van de aandeel- gelegd. Wordt deze stok achter de deur
houders — een grote extra-belasting immers weggenomen, dan bestaat het
meebrengt voor het administratieve risico dat alle multinationals van Euroapparaat van de onderneming — men pese oorsprong hun hoofdzetel buiten
moet immers rapporteren over wat zich de Gemeenschap kiezen en zich bij voorafspeelt binnen de moederonderneming beeld in Liechtenstein vestigen om de
en de dochterondernemingen zowel bin- Europese rechter te ontlopen. Artikel 8
nen als buiten de Gemeenschap — krijgt heeft dus wel degelijk een ,,raison
men de indruk dat de werknemer met d’etre”, hoewel men het erover eens kan
dit artikel voor goed de voet binnen de zijn dat dit artikel geheel anders zou
deur van de onderneming zet en — voor moeten worden geformuleerd. Men zou
zover dat in bepaalde landen niet reeds bij voorbeeld kunnen denken aan een
het geval is — voortaan in staat wordt regeling om een door de hoofdzetel
gesteld zich over het gehele wel en wee aan te wijzen gevolmachtigd vertegender werknemers en hen om advies
te vragen binnen een termijn van niet
minder dan 30 dagen.

1

woordiger of gewoon de directie van de
betrokken dochteronderneming aansprakelijk te stellen. Maar voorshands

lijkt het gewenst dat de idee van artikel 8
blijft gehandhaafd, al ware het alleen

maar om de Europese multinationals
niet te discrimineren t.o.v. de multinationals welke buiten de EG gevestigd
zijn.

sen werkgever en werknemers voorafgegaan in de welles-nietes-stijl, hetgeen
niet altijd bevorderlijk is voor de goede
betrekkingen binnen het bedrijf. Voorts
zal het beroep op de rechter tot ernstige
vertraging t.a.v. de besluitvorming kunnen leiden en dat is nu juist ook een

dat de opvolger van ir. Vredeling, de
Britse beroepsdiplomaat Richard, de
kritiek van het Hogerhuis reeds ter harte

heeft genomen. Hoewel hij aanvankelijk
stelde niet met de Vredeling-richtlijnge-

trouwd te zijn, is hij als goed Labourman en inmiddels bewerkt door de

Tot zover de grote lijnen van het
voorstel dat in wezen voor een land

als Nederland niet zoveel nieuws brengt,
met dien verstande dat voortaan Philips

kan worden gedwongen ook tekst en uitleg te verschaffen over het openen van

een bedrijf in Zimbabwe of het sluiten
van een fabriek in Chili. Dat is natuurlijk vervelend voor de betrokken multinational, maar anderzijds dient te worden bedacht dat in het Vredeling-voor-

stel de werkgever altijd het laatste woord
heeft. Met andere woorden, de werkgever is verplicht de vertegenwoordigers
der werknemers te informeren en te horen, doch niets kan hem ervan afhouden

Europese vakbeweging en het Europees

beducht is. Vandaar dan ook het verzet

Parlement, tot de overtuiging gekomen

tegen een bindende regeling en het plei-

Evalutatie van de Vredeling-richtlijn

van de zaken waarvoor de werkgever

dat het voorstel ,,erdoormoet”. Wel isde

ten voor het voortbestaan van de thans
geldende vrijwillige gedragscodes.
Toch lijkt de vraag zich op te dringen
of de tegenstanders van de richtlijn de
zaken niet wat te somber zien. Mag men
werkelijk verwachten dat de vakbewe-

heer Richard realist genoeg om te beseffen dat hij in dat geval concessies moet
doen en een geheel herzien — lees: afgezwakt — voorstel op tafel zal moeten leg-

ging op alle slakken zout zal leggen?

Zou een verstandige vakbeweging met
het opmerkelijke realisme dat zij de laatste tijd demonstreert, waarlijk behoefte

gen wil het kans van slagen hebben. Zijn

collega’s in de Commissie zullen daar
overigens niet rouwig om zijn. De vorige

Commissie heeft de ontwerp-richtlijn
immers niet dan met aarzeling aanvaard
nadat commissaris Davignon zich er ten

voelen de bedrijfsleiding te interpelleren
over allerlei wissewasjes die in Paraquay,
Pakistan of Panama plaatsvinden?

slotte achter had geschaard. En de hui-

Actiegroepen buiten de onderneming

vorige.

zullen zich misschien nog kunnen opwinden over allerlei vermeend onrecht

Het is verder geen geheim dat
mevrouw Thatcher ernstige bezwaren

dat ergens is begaan, doch zou een verstandige vakbewegingsvertegenwoordiging binnen het bedrijf werkelijk zo on-

tegen het ontwerp koestert en zeker niet

dige Commissie is in haar samenstelling

waarschijnlijk nog behoudender dan de

zal aarzelen haar veto over het voorstel
uit te spreken wanneer haar dat past.

na 40 dagen gewoon zijn gang te gaan. – zakelijk kunnen zijn om de betreffende
Dat is dan weliswaar niet elegant, doch
diensten van de onderneming te verlamhet is wel de realiteit. De richtlijn geeft
men door allerlei tijdrovende vragen te
de werknemers geen reele macht. Zij stellen over details of onbenulligheden?
kunnen, wanneer de onderneming niet
Is de richtlijn niet veeleer bedoeld om
wil meewerken, de plannen niet verande- te voorkomen dat zich dicht bij huis

Verdrag, moet er met unanimiteit van
stemmen worden beslist. De richtlijn kan
dus zeer wel stranden op het verzet van
een lidstaat. Welke lidstaat dat zal zijn,

situaties voordoen zoals men nog niet zo
lang geledeh heeft kunnen beleven bij de

valt niet van te voren te voorspellen. Er
zijn immers ieder jaar in minstens een of

stillegging van Ford Nederland en bij
British Leyland in Belgie, om ons slechts
tot die twee voorbeelden te beperken,

twee lidstaten verkiezingen en derhalve
wijzigt de politieke kleur van de EG-

ren. Hun invloed is dus hoogstens die

van een ,,nuisance value”. Men kan zich
afvragen of dit aspect van de richtlijn
wel voldoende bij de opposanten is doorgedrongen. Anderzijds is duidelijk dat
men niet kan ontkennen dat de richtlijn

tot vertragingen in de besluitvaardigheid van de ondernemer kan leiden en

dat bovendien het risico aanwezig is dat
de plannen van de onderneming naar
buiten bekendheid krijgen, met alle verdere risico’s van beursspeculatie. Dat
risico kan echter worden beperkt door de

mogelijkheid in de richtlijn op te nemen
om in bepaalde gevallen zeer vertrouwe-

lijke gegevens achter te mogen houden
en door een meer waterdichte formulering van het artikel inzake de geheim-

houdingsplicht.
Voorts hoort men geregeld de vrees

uiten dat de richtlijn bij zijn toepassing

waarbij de werknemers voor een ,,fait

ministerraad voortdurend. De uitkomst
van stemmingen in die raad is daar-

accompli” werden gesteld? Mag men

om onzeker en onvoorspelbaar. Wat

veronderstellen dat wanneer in die twee

vandaag nog door Mitterrand wordt

concrete gevallen de Vredeling-richtlijn
zou zijn toegepast, misschien de uiteindelijke uitkomst van het conflict niet
veel anders zou zijn geweest, doch wel
de thans ontstane verbittering onder de
werknemers had kunnen worden voorkomen? Men zou dan immers de gelegenheid hebben gehad door te dringen
tot de moederonderneming wanneer

omhelsd, wordt volgende week misschien door Chirac verguisd en het is de
waarheid dat Michael Foot beslist prettiger over de Vredeling-richtlijn oordeelt
dan mevrouw Thatcher.
Daarbij dient men er altijd rekening

Ford Amsterdam er niet in zou zijn ge-

slaagd voldoende duidelijkheid t.a.v. de
beweegredenen voor de sluiting te brengen.

tot geschillen zal kunnen leiden. In het

Het Britse Hogerhuis kwam in een

voorbeeld van de vestiging van Philips
in Zimbabwe zou men zich de situatie
kunnen voorstellen dat de werknemers
van Philips in Palermo stellen dat dat

hoorzitting tot de voorlopige conclusie
dat het voorstel van de Europese Com-

nieuwe bedrijf met hen in concurrentie

waarbij men terloops eraan herinnerd

missie te gedetailleerd is en te doctrinair.

En dat het moet worden vereenvoudigd,

treedt en dat daarmee hun belangen

wordt dat de ontwerp-richtlijn uit twee

ernstig worden bemvloed. Doch de leiding van Philips ontkent dat met stellig-

delen bestaat. Een deel m.b.t. de multinationals, en een deel m.b.t. nationaal

heid. Wat dan? Wie maakt uit of die belangen worden geschaad? Volgens de
richtlijn zou de rechter dat uiteindelijk
moeten uitmaken. De vraag is echter of
de rechter in staat is zich een oordeel
te vormen of er belangen zijn geschaad.
Doch aan de uitspraak van de rechter
is meestal eerst lang touwtrekken tus-

opererende ondernemingen met ver-

ESB 22-9-1982

En daar de ontwerp-richtlijn is gebaseerd op artikel 100 van het EEG-

schillende branches. Waarom niet beide

zaken te zamen regelen, zo vraagt men?
Voorts rammelt een aantal defmities
en ten slotte verwerpt het Hogerhuis de
artikelen m.b.t. sancties en geheimhouding.

Interessant is tevens om te vernemen

mee te houden dat ook binnen de lidstaten verschil van opvatting kan bestaan over een voorstel als de Vredelingrichtlijn. Het is nu eenmaal zo, en dat is
ook reeds gebleken, dat ministers van
Arbeid of Sociale Zaken positiever over
zo’n richtlijn zullen oordelen dan de
ministers van Economische Zaken die de
belangen van de werkgevers voor ogen
houden. Men kan dus reeds op nationaal
plan een touwtrekken in de Ministerraad
verwachten, waarbij echter voor de
Arbeidsministers van doorslaggevende
betekenis de gedachte is dat men iets in
in ruil zal moeten geven voor loonmatiging in de sfeer van de sociale zekerheid. Het is derhalve geenszins denkbeeldig dat de lidstaten zich t.z.t. bij hun
stellingname t.a.v. de richtlijn zullen
laten leiden door de wens toegevingen te
doen in de sfeer van de zogenaamde
secundaire arbeidsvoorwaarden die de
richtlijn regelt.
Voor Nederland komt daarbij dat de

1029

richtlijn, zoals reeds werd gesteld, in

dat het waarschijnlijk lijkt dat het

wezen weinig nieuws of revolutionairs
bevat. In de Gemeenschap als geheel beschouwd zal de richtlijn immers het meest
ingrijpen in de verhoudingen in Enge-

herziene voorstel nog voor het einde van

Commissie zijn om haar voorstel in te

dit jaar kan worden tegemoet gezien.

trekken. Zoals de zaken zich vandaag

Dat betekent dat de betreffende werkgroep van het Comite van Permanente

laten aanzien zal de Commissie onmogelijk kunnen aanvaarden dat de

land en lerland. Vandaar dan ook dat

Vertegenwoordigers van de Raad van de

richtlijn zou worden omgezet in een aan-

het grootste verzet van die kant zal kunnen komen. Landen als bij voorbeeld
Denemarken en Duitsland en het Frank-

Europese Gemeenschappen reeds spoedig in 1983 met de werkzaamheden aan
dit nieuwe voorstel zal kunnen aan-

beveling of in een andere juridisch niet-

ongetwijfeld een aanleiding voor de

bindende vorm zou worden gegoten.

rijk van Mitterrand zullen daar veel min-

vangen. 25 jaar Europese ervaring heeft

der moeite mee hebben. Bovendien, en
dat is een belangrijk punt, kan niemand

geleerd dat de werkgroep een jaar nodig
heeft om zulk een voorstel door te kau-

Ten slotte

vandaag de dag nog precies voorspellen

wen. De Raad kan dus vermoedelijk op
zijn vroegst in 1984 (definitief) stalling
nemen t.a.v. de richtlijn. Niemand kan

De Europese werknemer moet naar
het oordeel van de Commissie de zekerheid hebben dat hij in de toekomst zal

voorspellen hoe op dat moment de politieke samenstelling van de Raad zal zijn

worden gehoord wanneer er binnen een

hoe de herziene tekst, na de amputaties
die het huidige voorstel stellig zal onder-

gaan, er zal uitzien. De Europese Commissie zal immers ook nog rekening
moeten houden met de stellingname van
de twee adviesorganen, het Economisch
en Sociaal Comite (ESC) en het Europees Parlement.
Het advies van het ESC ligt sinds eind
januari vandit jaar op tafel. Met 80 tegen

60 stemmen bij 11 onthoudingen keurde
dit college, na lange moeizamediscussies
tussen werkgevers en werknemers die
vaak het karakter van een dovemansge-

multinationale onderneming belangrijke

en hoe de economische situatie er op dat

beslissingen worden genomen die conse-

moment uitziet. Het lijkt daarom wel
wat voorbarig om zich te wagen aan

quenties hebben voor de arbeidsmarkt
binnen een lidstaat. De vraag komt der-

voorspellingen m.b.t. de uitkomst van

halve weer terug: laten de opposanten

die Raadsdiscussie. Men moge er echter
op vertrouwen dat de Europese Commissie gevoelig zal blijken voor de kritiek
van degenen die het huidige ontwerp te

tegen het voorstel zich niet veeleer leiden
door psychologische motieven dan door
zakelijke? Krijgt niet voornamelijk ach-

gedetailleerd, te doctrinair, te rammelend vinden en die een aantal verdere

terdocht de overhand bij hun stellingname? Overdrijft men niet veelal de ge-

sprek hadden, de richtlijn goed. Het

stenen des aanstoots uit de tekst zouden

Europees Parlement zal zich medio September over de richtlijn uitspreken.
Daar liggen de kaarten uiteraard iets
anders, omdat politici de richtlijn vanuit

willen zien verwijderd. Een daarvan is,

varen van de informatie- en consultatieprocedure en dient men niet te bedenken
dat over de juiste inhoud van de te ver-

wat men in het Engels de ,,by pass”

strekken informatie nog kan worden on-

noemt, het voorschrift dat het de werknemers mogelijk moet maken zich rechtstreeks tot de hoofdzetel van de onderneming te wenden wanneer men vindt
geen volledige informatie heeft ontvangen. Welnu, de werkgevers vrezen dat
een dergelijke bepaling tot veel verwarring zal kunnen leiden, om nog niet te
spreken van allerlei juridische complicaties die rijzen wanneer deze bepaling

derhandeld voor de uiteindelijke tekst
van de richtlijn vaststaat?
Binnen het kader van het democratiseringsproces in het Europa van de Tien
en meer in het bijzonder binnen de onderneming moet het beginsel van het
Commissievoorstel toch een haul bare
kaart zijn. Dient men niet te bedenken
dat in de huidige situatie op de arbeidsmarkt in Europa en ook daarbuiten,
waarin men wordt geconfronteerd met

bovendien extra territoriale werking

een werkloosheidspercentage van ruim

krijgt, m.a. w. ook in de VS en Japan van
toepassing zou moeten zijn. Bovendien
zal de richtlijn beslist meer verteerbaar
worden wanneer de Commissie de wer-

een andere optiek zullen benaderen.
Velen onder hen hebben reeds de lof proberen te zingen van de Europese Commissie en van haar voorstel. Zij ontkennen dat de bestaande gedragscodes,

zoals die van de OECD, bevredigend
functioneren en halen voorbeelden aan
van multinationals die niet of onvoldoende met de belangen van de werknemers hebben rekening gehouden bij
het treffen van belangrijke beslissingen.
Men krijgt bij het lezen van verschillende verslagen die werden opgesteld de
indruk dat, ondanks de kritiek die

dat men bij de dochterondernemingen

hier en daar valt te lezen,.vele parle-

kingsfeer van artikel 6 zou beperken tot

mentariers zelfs nog verder willen gaan
dan ir. Vredeling en de Europese Commissie. Hier en daar — er liggen liefst 284
amendementen te wachten — worden
namelijk strengere en ook ingewikkelder
teksten voorgesteld dan in het ontwerp
van de Commissie. De Commissie zal
daarom geen gemakkelijke taak hebben

activiteiten die binnen de Gemeenschap
plaatsvinden. Eventuele investeringen of
desinvesteringen in Panama, Paraguay

10, en met het vooruitzicht dat dit percentage nog zal oplopen, het een noodzakelijkheid is geworden de werknemers
ten minste zo nauw mogelijk te betrekken bij beslissingen die hun arbeidsplaats in gevaar kunnen brengen? Zou
bovendien het in de richtlijn voorziene
overleg niet nieuwe gezichtspunten naar

of Pakistan zouden, als zijnde van minder praktisch belang voor de Europese

voren kunnen brengen die voor de onderneming aanleiding zouden kunnen

wanneer zij de herziening van het huidige
voorstel gaat uitwerken en zij zal voortdurend de hete adem van het Parlement

in de nek voelen.
Men mag verwachten dat de Commissie ernaar zal streven zo weinig
mogelijk tijd te verliezen. Vandaar

werknemers, om niet te spreken van pot-

zijn van haar plannen af te zien of die aan

tekijkerij, buiten beschouwing moeten
worden gelaten.
Wat echter niet waarschijnlijk is, is dat

te passen? Gesteld dat de werknemers be-

de Commissie een verplichte informatieen consultatieprocedure zal laten vallen.
Op dat punt zal zij stellig geen bereidheid
tonen tot concessies of compromissenen

wanneer de Raad dit bindende element
uit de richtlijn zou verwijderen zou dat

paalde rationalisatiemethodes kunnen

suggereren of zelfs bereid blijken bepaalde offers te brengen op het gebied
van lonen, werktijden of andere arbeidsvoorwaarden, is het dan niet van groot
belang voor de onderneming om dat te
weten voordat zij haar beslissing neemt?
De overlegprocedure zou in zo’n geval

voor beide partijen van het grootste belang kunnen blijken en reeds uit dien
hoofde zou men de Vredeling-richtlijn
niet te haastig moeten afwijzen, ook al
kan men begrip hebben voor het argument dat in zaken dikwijls snel moet
worden besloten en dat de Vredelingprocedure vertragend zal kunnen werken.

E. A. van Traa

Auteur