Ga direct naar de content

De economische betekenis van het Nederlandse aardgas

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: september 15 1982

De economische betekenis van het
Nederlandse aardgas
DRS. F. G. M. WIELEMAN*

De ruime beschikbaarheid van het aardgas na de ontdekking van de aardgasvoorkomens bij
Slochteren heeft ver strekkende gevolgen gehad voor de economische ontwikkeling van Nederland.
Jarenlang voorzag het aardgas in ongeveer de helft van de Nederlandse energiebehoefte. Tevens
werden grote hoeveelheden geexporteerd. Dat had aanzienlijke gevolgen voor de Nederlandse
economie, met name voor de betalingsbalans en de overheidsf inancien. Het grootste deel van de
aardgasbaten komt bij de overheid terecht; vanaf 1975 jaarlijks meer dan 75%. In 1982 beslaan zij
circa 20% van de rijksinkomsten. Velen hebben nog een onduidelijke voorstelling van wat er
omgaat in de aardgaswereld; in dit artikel wordt geprobeerd het beeld scherper te stellen.
Inleiding
De exploitatie van de grote aardgasvoorkomens bij Slochteren heeft ver strekkende gevolgen gehad voor de Nederlandse economie, met name voor de betalingsbalans en de
overheidsfinancien. De overheid toucheert nu b.v. 75% van
de totale verkoopopbrengst van het gas. Weinigen zijn echter
op de hoogte van de financiele verhoudingen tussen de
verschillende partners in de aardgasexploitatie. Dit artikel
probeert daarin verandering te brengen.
Eerst gaan we bekijken welke regelingen er zijn getroffen
voor de financiele afwikkeling van de aardgasexploitatie. Een
daarvan, niet de minst interessante, is de gefixeerde
/. 80 mln.-winstregeling van de NV Nederlandse Gasunie.
Ook de bijzondere afdrachtregelingen die getroffen zijn met
de Maatschap NAM/DSM en met de NV DSM zullen nader
worden bekeken.
Nadat we hebben gekeken naar het staatsaandeel, nemen
we het prijzensysteem onder de loep. Vervolgens wagen we
ons aan een reconstructie van de financiele stromen in de loop
der jaren. Ook bekijken we hoe het komt, dat er Jarenlang in
de verschillende statistieken van het CBS verschillen zijn
opgetreden m.b.t. de exportcijfers van Nederland voor hetzelfde jaar. Het laatste gedeelte van dit artikel is gewijd aan de
vooruitzichten voor de komende jaren.
De financiele regelingen in de aardgaswereld
In totaal heeft de NAM, voor een groot deel mede ten
behoeve van DSM-Aardgas BV, tot en met 1979 ca. 95% van
het Nederlandse aardgas geproduceerd 1). Ongeveer 90% van
die hoeveelheid is gewonnen in de concessie Groningen, het
zogenaamde veld van Slochteren. Het gas moet worden
verkocht aan de Nederlandse Gasunie NV.
De exploitatie van de concessie Groningen ligt in handen
van de Maatschap NAM/DSM-Aardgas BV. De financiele
deelneming geschiedt volgens een verdeling van resp. 60% en
40% over de NAM en DSM-Aardgas BV. In figuur 1 staan de
belangrijkste instanties vermeld die betrokken zijn bij de
financiele afwikkeling van de aardgastransacties, dus vanaf
de winning tot aan het verbruik.
Kijken we nu eerst naar enige regelingen met betrekking tot
de grote financiele stromen in het bovenstaande schema.

Figuur 1. De voornaamste financiele stromen m.b.t. het aardgas

Hjr
s,u,

Vennoouchapsbelastmg

WinslaaiKkel

Afdrachien make aardgas
Vennoouchaptbelasi ing
J*hap NAM/DSM-Aardgas BV [—

*j Overige winningtmaalschappiien

[_

1
———•

^

Vanwege de belangen van de Staat der Nederlanden neemt
DSM-Aardgas BV deel in ca. 90% van de concessies. Na
aftrek van de belastingen gaat het overgrote deel van de door
DSM op het aardgas behaalde winsten in de vorm van een
bijzondere uitkering naar de staat.
De staffel op basis waarvan de afdrachten worden bepaald
die DSM aan de Staat der Nederlanden moet doen ziet er in
het kort als volgt uit:
In mln. gld.

van DSM-winst uit aardgas t/m
van DSM-winst uit aardgas tussen
van DSM-winst uit aardgas boven

1.000
1.000 en 1.500
1.500

Naarde
staat
f. 900,5 mln.
98%
99%

Blijft bij
DSM
f. 99,5 mln.

2%
1%

Bron: DSM, Jaarverslag over 1974.

* Ten tijde van de voorbereiding van dit artikel was de auteur student
aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Hij dankt drs. J. P. C.
Wichers voor alle waardevolle opmerkingen bij een eerdere versie. De
verantwoordelijkheid van de in dit artikel vervatte opinies ligt
uitsluitend bij de auteur.
1) De NAM, de Nederlandse Aardolie Maatschappij BV, is een
gemeenschappelijke dochter van Shell Nederland BV en Esso Holding Company Holland Inc. met ieder een financieel belang van 50%
in de winst e.d. DSM-Aardgas BV is een 100% dochter van de
NV DSM, waarin alle belangen die DSM in de aardgassector heeft
namens de Staat der Nederlanden, zijn ondergebracht.

1012

I

uitkering van de Gasunie aan DSM (in totaal sinds 1974
/. 32 mln. per jaar) slechts 3/8 deel naar de staat hoeft worden
overgemaakt. De overige /. 20 mln. blijft bij DSM, en valt
buiten bovenstaande staffelregeling.

Doordat het aandeel van de concessie Groningen- in de
totale Nederlandse afzet in de loop van de jaren zeventig
aanzienlijk is gedaald, (van ruim 95% begin jaren zeventig tot
ca. 70% in 1980), lopen de beide percentages steeds verderuit
elkaar. Doordat de kosten buiten de concessie Groningen

Sinds 1974 geldt er ook een nieuwe, en wel heel bijzondere

relatief hoger zijn, zullen de gerealiseerde percentages in de

Daarnaast is er met DSM de afspraak dat van de dividend-

regeling voor de inkoopprijs van het Groningse gas. Bij de
berekening hiervan gaat men uit van een door de Gasunie te
realiseren winst van/. 80 mln. per jaar. Van deze winst wordt
dan teruggerekend naar de inkoopprijs van de aardgasleveranties uit de concessie Groningen. De gerealiseerde omzet uit
de aardgasverkopen is aan het eind van het jaar bekend,
evenals de gemaakte bedrijfskosten. Ook de kosten van de
gasinkopen uit de overige concessies en winningsgebieden, en

praktijk iets gunstiger voor de overheid zijn geweest.
Prijzen en kosten

Van grote invloed op de ontwikkeling van de aardgasexploitatie is het gevoerde prijsbeleid geweest. Het gas werd

aanvankelijk aangeboden tegen een prijs die lager lag dan het

de kosten van de gei’mporteerde hoeveelheden aardgas zijn

paritaire prijspeil van huisbrandolie, stookolie en kolen.

aan het eind van het jaar een gegeven voor de Gasunie.

Daardoor werd de omschakeling op gas aantrekkelijk ge-

Achteraf is dan eenvoudig te bepalen wat het aardgas uit

maakt. Na 1973 werd een meer marktgeorienteerde prijsstel-

Groningen exact moet gaan kosten om de afgesproken netto
winst van /. 80 mln. te realiseren, rekening houdend met de
verschuldigde vennootschapsbelasting e.d. In hoeverre deze
constructie de efficiency bij de Gasunie bei’nvloedt is niet
duidelijk. Het voornaamste gevolg van deze regeling is dat de
grote winsten op het Nederlandse aardgas vallen bij de

ling per afnemerscategorie nagestreefd. De prijs van het
aardgas volgde daarbij voor iedere groep zoveel als mogelijk

Maatschap NAM/DSM en niet bij de Gasunie.

beneden de gemiddelde afzetprijs van de Gasunie aan de diver-

Sinds 1975 geldt er een z.g. schijvenregeling voor de
verdeling van de meeropbrengsten tussen de staat en de
Maatschap NAM/DSM 2). Met behulp van de prijsindex van

se categorieen binnenlandse afnemers. Als gevolg van de reeds
genoemde gefixeerde-winstregeling lag de exportprijs daar-

de gezinsconsumptie wordt jaarlijks de ontwikkeling van de
zogenaamde referentielijnen m.b.t. de meeropbrengsten bere-

de Gasunie.

kend. Deze referentielijnen geven het prijsniveau aan, in

hoog als de gemiddelde exportprijs. Richtsnoer voor de

de ontwikkeling van de prijzen van de daarvoor in aanmer-

king komende substituten.
Tabel 2 leert ons onder andere het volgende over de prijzen.
De gemiddelde exportprijs voor aardgas bleef alle jaren (ver)

door al die jaren zelfs beneden de gemiddelde inkoopprijs van
De kleinverbruikersprijs (excl. BTW) was 2 a 3 maal zo

een ten per m3, dat gebruikt wordt bij de verdeling van de

kleinverbruikersprijs is de ontwikkeling van de prijs van de

meeropbrengsten in drie schijven. In 1975 waren de referentieprijzen resp. 5,5 en 8,5 ct/m3. De onderste schijf voorziet in
de verdeling van de aardgasbaten beneden de laagste referentielijn, en is als volgt: 50% voor de staat, 20% voor DSM en

huisbrandolie. De afgelopen jaren zijn er voor de huisbrandolie aanzienlijke prijsstijgingen opgetreden. Daardoor is ook

30% voor de NAM. De tweede schijf wordt begrensd door de

de kleinverbruikersprijs van aardgas fors gestegen; in 1982 tot

53,4 ct/m3 (incl. BTW). Toch kost het aardgas dan nog steeds

binnen deze schijf ziet er als volgt uit: 75% voorde staat (in de

niet evenveel als een calorisch gelijke hoeveelheid huisbrandolie, zodat ook bij een gelijkblijvende olieprijs de komende
jaren de aardgasprijs nog wel zal blijven stijgen, indien de

vorm van bijzondere afdrachten, Vpb, en royalty), 10% voor

regering het huidige energiebeleid voortzet.

DSMen 15% voorde NAM. De bovenste schijf bestaat uit de

Vele jaren bestond er een aanzienlijk verschil tussen de
gemiddelde exportprijs en de gemiddeld hogere afzetprijs van

beide referentielijnen. De verdeling van de meeropbrengsten

meeropbrengsten die liggen boven de hoogste referentielijn.
De verdeling van de aardgasbaten in deze schijf is als volgt:

de Gasunie aan de centrales en de industrie. Enige grote

912/3% voor de staat (in de vorm van bijzondere afdrachten,

binnenlandse afnemers hebben vele jaren een aanzienlijke

korting gekregen. Zou dat niet het geval zijn geweest, dan was

Vpb, en royalty), 3’/3% voor DSM en 5% voor de NAM.

het verschil nog aanzienlijk ongunstiger uitgevallen voor de

Met behulp van de gegevens die over de meeropbrengstre-

binnenlandse afnemers.
Gemiddeld bedroegen de produktiekosten van de winningsmaatschappijen in de jaren zeventig nog geen cent per
m3. De komende jaren zullen deze kosten, met name buiten de

geling bekend zijn, is het mogelijk een raming te maken van

concessie Groningen, echter aanzienlijk toenemen. Deze

het overheidsaandeel in de baten van de concessie Groningen

ontwikkeling wordt veroorzaakt door de hogere kosten van

indeloopderjaren.

de aardgaswinning op het Continentaal Plat en in de diverse

Het staatsaandeel in de aardgasbaten

kleine aardgasvelden, en door het kleiner worden van het

Voor de andere concessies met staatsdeelneming geldt dezelfde verdeelsleutel als hierboven reeds is aangegeven voor de

aandeel van Gronings gas in de totale Nederlanse afzet. De

onderste schijf van de meeropbrengstregeling. Het aandeel
van de staat in de baten van die concessies is 50%. Op
indirecte wijze ontvangt de overheid tevens het grootste
gedeelte van de 20% van de baten die bij DSM terechtkomen.
De overige 30% van de baten gaan naar de overige concessionarissen. Bij de berekeningen is verondersteld dat het produk-

lage gemiddelde totale produktiekosten voor 1978 zijn wellicht het resultaat van verschuivingen in de betalingstermijnen

tie-aandeel van de concessies met staatsdeelneming (exclusief

Groningen) twee maal zo groot als dat van de concessies
zonder staatsdeelneming. We krijgen dan de resultaten als in
label 1 weergegeven.

2) Brief van de Minister van Economische Zaken aan de Tweede
Kamer, d.d. 17 September 1974. Tweede Kamer, zitting 1974-1975,13

109, nr. 1.

Tabel 1. Het staatsaandeel in de aardgasbaten in procenten van de totale aardgasbaten, incl. afdrachten DSM
1966 t/m 1972

Concessie Groningen
Totaal Nederland ….

ESB 22-9-1982

1973

ca. 68,5
ca. 68,3

70,0
69,7

1975
71,5
70,9

1976

1977

1978

1979

1980

73,0
71,9

76,9
75,1

79,0
76,4

79,3
76,1

81,1
75,8

85,4
78,4

1013

van baten en kosten, ook al omdat 1979 een uitschieter naar
boven laat zien. Hierover viel echter geen zekerheid te krijgen.

de staat, terwijl de winningsmaatschappijen netto/. 2,5 mrd. I

ten deel viel. Buiten beschouwing blijven dan de ruim/. 2,5 j
mrd. die sinds 1963 naar de gasbedrijven zijn gevloeid, en de j

BTW-ontvangsten die het rijk daarnaast nog heeft ontvan- j
gen.
Vergelijken we nu de winstaandelen van de voornaamste 1

De verdeling van de aardgasbaten

Om een totaalbeeld van de aardgassector te verkrijgen

participanten in de aardgassector; de staat, DSM, en de rest

zullen wij nu in label 3 enige voorname geldstromen naast
elkaar zetten. In het bijzonder gaan we na waar de winsten
zijn terechtgekomen.

7% in 1970 tot minder dan 1% in 1980 (de vijfde kolom in ,

Bij deze opstelling omvat de omzet de door de Gasunie

procenten van de tweede). Ook het winstaandeel van de

behaalde omzet plus de omzet in de commerciele niet-Gasunie-export. Er is dus gecorrigeerd voor de import van aardgas
door de Gasunie, en de levering aan Duitsland van het

oliemaatschappijen daalde geleidelijk van ca. 25% tot ruim

zogenaamde ,,verdragsgas” (zie hierna).
Tabel 3 laat zien dat voor alle betrokkenen de baten uit de

van ca. 68% naar ruim 78% in 1980 (zie tabel 1).

20%. Relatief dus een aanzienlijk geringere daling dan bij
DSM. Het staatsaandeel in de aardgasbaten steeg geleidelijk
Het ziet er dus naar uit dat de regering er alleen bij DSM in
geslaagd is een aanzienlijke winstafroming tot stand te

aardgaswinning in de loop van het afgelopen decennium

enorm zijn gestegen, aanvankelijk vooral door de volume-ontwikkeling, later vooral vooral als gevolg van de prijsontwikkeling. Van 1966 t/m 1980 waren de totale baten voor

gingen ten goede te laten komen aan de staat. Een verdere

Nederland/. 81,9 mrd. Hiervan ging 75%, f. 61,7 mrd., naar

vergroting van het aandeel van de overheid in de winsten van

brengen. In de Tweede Kamer is er verschillende malen op
aangedrongen de extra winsten als gevolg van de olieprijsstij-

Tabel 2. Aardgasprijzen, in ct/m? a)
Gemiddelde
Nederlandse
exportprijs

waarvan:

lotaal-

binnen-

opbrengst

landse
afzet

Vegin

4,71
4,76
4,60
4,96
6,13
9,55
11,96
13,59
14,16
15,89
21,83

5,13
5,33
5,03
5,65
6,89
11,39
14,87
16,05
16,22
18,67
24,67

5,49
5,58
5,82
5,65
7,04
11,63
15,00
15,73
17,16
19,26

3,67
3,65
3,73
4,08
5,30
8,62
11,03
12,67
13,15
14,83
20,73

1971………..
1973 . . . . . . . . . . . .

1978…………
1980…………

bedrijfskosten

centra les
en
Industrie

4,82
5,14
4,70
5,65
6,77
11,16
14,73
16,36
12,95
17,82

0,70
0,70
0,65
0,66
0,64
0,79
0,80
0,80
0,91
0,88
0,92

Gemiddelde
kleinverbruikersprijs
(excl. BTW|

Gemiddelde
totale
produktiekosten
voorde
winningsmaatschappijen

3,97
3,88
3,97
4,12
5,38
7,89
9,44
11,42
12,14
13,40
19,45

Gemiddelde prijzen van de Gasunie m.b.t.
inkoop

12,46
12,32
11,96
11,85
13,81
18,79
22,27
23,40
24,83
26,42

1,21
1,04
0,89
0,89
0,83
0,83
0,95
0,87
0,28(!)
1,17(!)
0,80

Bronnen: Jaarverslagen van de Nederlandse Gasunie NV. CBS, Siaiisiiek van de gasvoorziening. CBS, Slatistieken van de buiienlandse Handel per goederensoort.
a) Bij de berekening van de gemiddelde produktiekosten (excl. Gasunie) is er gecorrigeerd voor de import.

Tabel 3. Enige geldstromen in de aardgassector
Aardgasomzet

Totale
winst

Totaal
aard gas-

Nederlands

aardgas

van het

Winst van de
winningsmaatschappijen
Totaal

Investeringen
door
door
VEGIN

Openbare
gasdistributiebedrijven
fVEGIN)

waarvan

rijk

DSM

overige
(vnl. N A M )

Bang
saldo

Waarvan

belasting

aan de
gemeenten

op transactiebasis

1970
1971
1972
1973
1974
1975
1976
1977
1978
1979
1980

……
……
……
……
……
……
……
……
……
……
……

Totaal

winstuit-

in mln. gld.

in mrd. gld.
1966 t/m
1969 ……

1963 t/m 1969
2.030

2,4

1,1

0,8

0,3

0,1

0,2

1,5
2,1
2,7
3,5
5,1
6,7
11,6
13,0
12,5
14,8
19,1

0,9
1,3
1,8
2,4
3,9
7,2
9,9
11,5
11,4
12,9
17,6

0,6
0,9
1,2
1,7
2,8
5,2
7,4
8,8
8,7
9,8
13,8

0,3
0,4
0,6
0,7
1,1

0,065
0,075
0,078
0,085
0,105
0,120
0,122
0,125
0,124
0,125
0,130

0,2
0,3
0,5
0,6
1,0
1,9
2,4
2,6
2,6
3,0
3,7

295
561
485
419
366
505
239
252
464
198
121

97,0

81,9

61,7

20,2

19,0

5.935

2,0
2,5
2,7
2,7
3,1
3,8

1,2

1.645
355
419
414
379
377
359
374
400
412
405
-a)
5.539

217

146

76
92
127
131
171

51
59
87
93
105
137
171
209
242
275
-a)

222
273
308
341
410
-a)
2.368

1.575

Bronnen: CBS, Statistieken van de buitenlandse handel per goederensoort, Ministerie van Economische Zaken, Jaarverslagen van DSM NV. Jaarverslagen van de Nederlandse Gasunie NV. Memorie
van Toelichting bij de begrotingen van het Ministerie van Economische Zaken, CBS, Statistiek van de gasvoorziening, CBS, Statistiek van de invesieringen in de vaste activa in de nijverheid.
a) Nog niet bekend.

1014

:

(vnl. NAM). Met behulp van de cijfers in de tabel is te i
berekenen dat het winstaandeel van DSM terugliep van ca.

de kleine aardgasvelden wordtsinds 1981 voorbereid, maar in

de ogen van de Tweede Kamer zullen de te behalen resultaten

leveringen aan Brigitta onder b. Deze leveringen worden
namelijk wel in de BUHA-cijfers opgenomen en tegen een

daarvan wellicht onvoldoende worden bevonden. De kans is
dus groot dat ook in het lopende jaar de kwestie van de

fictieve prijs gewaardeerd, te weten de gemiddelde exportprijs
van Nederlands aardgas buiten deze leveringen. De leverin-

aardgasbaten weer volop gaat spelen in de Tweede Kamer, al

gen aan Brigitta via de Gasunie-contracten zijn wel opgeno-

dan niet in samenhang met het door de minister van

men in alle genoemde publikaties.

Economische Zaken met Shell en Esso gesloten ,,gentlemen’s
agreement”.

In de loop van 1980 heeft het CBS de cijfers van 1979 na
overleg met het Ministerie van Economische Zaken en de

De totale produktiekosten in de periode van 1966 t/m 1980
bedroegen ca./. 15,0 mrd. Daarvan beliepen de bedrijfskos-

Gasunie enigszins herzien. In het kader van de statistische
verwerking zijn waar nodig nieuwe afspraken gemaakt. Vanaf

ten van de Gasunie ca./. 7,0 mrd. en de exploitatiekosten van
de winningsmaatschappijen ca./. 8,0 mrd. Terwijldeinvesteringskosten van de Gasunie de laatste jaren zijn gaan dalen
(het leidingnet is praktisch voltooid), zijn de investeringen bij

leveringen aan Brigitta opgenomen.
Als gevolg van de waardering tegen de gemiddelde Nederlandse commerciele exportprijs van aardgas staan er in .de

1980 zijn ook in de Nederlandse energiehuishouding alle

winningsmaatschappijen in de loop van de jaren zeventig

loop van de jaren 1967-1979 voor in totaal dus/. 2,1 mrd.

toegenomen, vooral wegens de toenemende produktie buiten

te veel aan exportontvangsten vermeld! Het voordeel van
deze presentatie door het CBS is dat op deze wijze een reeel

de concessie Groningen, met name ook op de Noordzee.

gemiddeld exportcijfer van het Nederlandse aardgas is te
berekenen. Het verschil tussen de NEH-cijfers en de Gasuniecijfers levert de omvang van de overige commercie’le gasex-

De export

port van Nederland. De onevenredige verhouding tussen de

De meeste exportcontracten van Nederlands aardgas lopen
via de Gasunie. De overige Nederlandse export van aardgas

betreft vier contracten van enige winningsmaatschappijen in
Nederland met buitenlandse afnemers in Duitsland en Frankrijk. Dat gas wordt tegen een bepaalde vergoeding door de

Gasunie afgeleverd aan de grens via haar pijpleidingennet. Bij
onze verdere berekeningen zijn de exportprijzen van de
Gasunie gelijkgesteld aan de gemiddelde Nederlandse exportprijzen van aardgas volgens de buitenlandse-handelsstatistieken van het CBS. Gelet op het grote aandeel van de Gasunie

in onze aardgasexport lijkt dit een niet al te onrealistische
veronderstelling.

In label 4 zijn de gasexportcijfers uit de verschillende
bronnen bij elkaar gezet; het betreft de onderscheidene
totaalcijfers over de periode 1967 t/m 1979.

beide verschillenparen is te verklaren als gevolg van een
verschillend verloop in de tijd van de beide aardgasstromen.

Enige actuele beleidsvraagstukken m.b.t. het aardgas

Het aardgas is nu nog goed voor ca. 5% van het nationaal
inkomen en ca. 20% van de overheidsinkomen. Tegelijk met

het stijgen van de gasbaten Hep het financieringstekort van de
overheid drastisch op, in procenten van het netto nationaal
inkomen, namelijk van ca. 1,5 in 1973 tot ca. 8,3 in 1981.
Gezien de huidige en de toekomstige problemen met betrek-

king tot de overheidsfinancien wordt vaak hoopvol gekeken
naar de aardgasreserves.
In dit verband kunnen we denken aan het voornemen van

de minister van Economische Zaken om dit jaar 4 mrd. m3
aardgas extra af te zetten aan de elektriciteitscentrales om op

die wijze een deel van het banenplan van minister Den Uyl te

Tabel 4. De Nederlandse exportcijfers.

financieren. Het is nog de vraag of de centrales deze extra
inzet kwijt kunnen. Contractueel zijn zij immers gebonden
Volume

Waarde

in mln. m 3

in mrd.gld.

441.642

37,2

CBS, Nederlandse energiehuishouding (NEH)
Totale export Gasunie volgens

400.299

35,1

Nederlandse Gasunie NV, Jaarverslagen

379.688

32,3

41.343
20.611

2,1
2,8

Totale export Nederland volgens

BUH -/- NEH
NEH -/- Gasunie

de haalbaarheid van dat plan is extra gasafzet aan de centrales

in strijd met het huidige energiebeleid, dat er op gericht is om

Totaie export Nederland volgens
CBS, Slatistieken van de buitenlandse handel
(BUHA)

aan b.v. de afname van een zekere hoeveelheid kolen. Los van

Het feit dat de export volgens de BUHA jarenlang groter

waren dan volgens de NEH-cijfers, wekt enige bevreemding.
Uit nader onderzoek is gebleken dat een van de voornaamste
bronnen van dit verschil de aardgasleveringen betreft aan het

Duitse gasbedrijf Brigitta (50% Shell, 50% Esso). De leveringen aan dit bedrijf bestaan uit twee gedeelten, namelijk:

a. het aardgas dat Brigitta ontvangt van de Gasunie op basis
van een commercieel exportcontract. Daarbij is de prijs
gekoppeld aan die van stookolie. Dit contract betreft 50
mrd. m3;
b. het aardgas waar Duitsland recht op heeft op basis van het
feit dat het Groningenveld zich tot onder de Duitse bodem
uitstrekt. Duitsland hoeft voor dat gas niets te betalen en

de aardgasinzet in de centrales zo veel als mogelijk te

beperken. Ook de voorlopige Algemene Energieraad heeft
zich al in deze zin afkeurend tegenover de minister uitgelaten.
Ook de verdeling en de besteding van de inkomsten uit

aardgas lijkt de komende jaren een onderwerp van overleg en
discussie te blijven. Velen twijfelen immers nog aan het

rechtstreekse verband tussen aardgaswinst en investeringen
die momenteel wordt voorgespiegeld door Shell en Esso 3).
Gezien deze ontwikkelingen lijkt het ons dan ook gewenst
eventueel een verdere herziening van de bestaande winstverdelingen als drukmiddel achter de hand te hebben. In dit

verband zou kunnen worden gedacht aan een soort vaste
vergoeding per geproduceerde m3 aardgas. Ook een herziening van de meeropbrengstregeling, met hogere marginale
tarieven, zoals bij DSM, en een toepassing daarvan op alle

aardgasvelden kan worden overwogen. Afhankelijk van de
risico’s en de rentabiliteit van een bepaald wingebied kunnen
dan extra premies gegeven worden aan de betreffende winningsmaatschappijen.

namens Duitsland neemt Brigitta dat gas af. Als vergoeding voor de winning en het transport heeft Duitsland de
daarvoor benodigde pijpleiding bekostigd.
Het verschil van de totalen tussen de beide statistieken van

het CBS kan praktisch volledig worden toegeschreven aan de
ESB 22-9-1982

3) Drs. H. van der Laan, Over de winsten van Esso en Shell, ESB, 27
januari 1982..

1015

AIs gevolg van de heronderhandelingen met de diverse

buitenlandse afnemers in 1980 onder leiding van de heer
Spierenburg waren de exportprijzen in oktober 1981 gemid-

deld bijna 35 ct/m3. Doordat gedurende de overgangstermijn
tot oktober 1981, toen de resultaten van de Spierenburg-heronderhandelingen pas volledig in werking traden, eventuele
prijsstijgingen van de stookolie slechts voor 65% zouden

worden doorberekend, bestaat er momenteel alweer een

verschil van ca. 5 cent per m3 tussen de gemiddelde exportprijs
en de stookolie-equivalentieprijs 4). Gegeven een geraamd

exportvolume van ca. 45 mrd. m3 voor 1982 en de komende
jaren bedraagt het verlies dat Nederland jaarlijks als gevolg
van deze onvolledige koppeling loopt ruim/. 2 mrd. Het lijkt
ons dan ook aannemelijk en wenselijk dat de Gasunie, dan wel

het Ministerie van Economische Zaken, weer met de buitenlandse afnemers gaat onderhandelen in 1984 of eerder over
een verder gaande aanpassing van de contracten.
Ruim 85% van eventuele prijsstijgingen, of die nu het

resultaat zijn van heronderhandelingen of het gevolg van
olieprijsstijgingen, gaat naar de staat. Aangezien in ieder
geval voor dat gedeelte de aardgasprijzen in wezen een indirecte belasting vormen, lijkt het zeer het overwegen waard om
in ieder geval voor dat gedeelte de prijscompensatie te schonen
bij de diverse loononderhandelingen.

Naast de hierboven reeds genoemde facetten van het te
voeren prijsbeleid zijn er nog meer moeilijkheden op dat

terrein op te lessen. Van alle kanten wordt er momenteel druk
op de regering uitgeoefend om het prijsbeleid met betrekking

tot de diverse afnemerscategorien te veranderen. Van de EG
moet Nederland hogere prijzen opleggen aan de tuinders, en
in het binnenland willen diverse afnemerscategorieen kortin-

gen hebben dan wel een mindere mate van koppeling aan de
stookolieprijzen, vanwege de aanzienlijke stroomkostenver-

schillen vergeleken met het buitenland. Ook bij de gasdistributiebedrijven en de kleinverbruikers zijn er tekenen van

grote weerstand te bespeuren. Een aanvaardbaar alternatief
prijssysteem lijkt voorshands niet aanwezig, maar geen enkele
van de afnemers staat te wachten op nieuwe verhogingen van
het aardgastarief.
Vergeleken met het prijsbeleid zijn de te verwachten

moeilijkheden ten aanzien van het volumebeleid aanmerkelijk minder. Volgens het Plan van Gasafzet van de Nederlandse Gasunie NV lijkt het aanbod van aardgas voor de komende
decennia wel gewaarborgd, gezien de omvang van de bewezen
en verwachte reserves, en de overweging dat men er in zal

slagen alsnog enige aanvullende importcontracten af te
sluiten met onder andere Noorwegen en Rusland.
Indien we de huidige situatie in het kort schetsen, zien we
dat de olieprijsverwachtingen momenteel tamelijk stabiel

zijn, alsook de dollarkoers. Met de verwachting dat deze
stabiliteit de komende jaren zal voortduren, zullen de aardgasopbrengsten voor Nederland de komende jaren aanzienlijk lager uitvallen dan momenteel in de meerjarenramingen
staat aangegeven. Het ziet er dan ook naar uit dat Nederland
langzaam, maar heel zeker in de loop van de jaren tachtig aan
het aanpassingsproces gaat beginnen aan het post-aardgas-

tijdperk.

F. G. M. Wieleman

4) Minister van Economische Zaken, Brief over exportprijzen aardgas aan de Tweede Kamer, d.d. 2-10-1980, nr. 535.

1016

Auteur