Ga direct naar de content

De rol van Europa

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: oktober 10 1984

De rol van
Europa
Op het ogenblik wordt veel gesproken over
het uit de mottenballen halen van de WestEuropese Unie ten einde Europa een grotere
rol te laten vervullen in de Internationale
defensie-inspanning. Maar hoe staat het met
Europa’s rol in de internationale economische betrekkingen? Onlangs werd daarover
een aantal behartigenswaardige dingen gezegd gedurende een Conferentie van de Europese Associatie van Ontwikkelingsinstituten
(EADI, volgens de Engelse afkorting) die begin September jl. in Madrid werd gehouden.
Europa is passief op een aantal cruciale gebieden zoals het internationale financiele en
monetaire beleid en nogal contradictoir dat wil zeggen dat woorden en daden niet altijd met elkaar stroken – op een aantal andere gebieden zoals de internationale handel
(denk aan het Multivezel Akkoord), en het
landbouwbeleid. Indian we Europa in de
meer restrictieve zin definieren als de Europese Economische Gemeenschap (EG), dan zien
we dat deze groep van hoog-geindustrialiseerde landen recentelijk ‘s-werelds grootste exporteur van suiker en de op een na grootste
exporteur van vlees is geworden. De prijzen
op de wereldmarkt van suiker en vlees (en
overigens ook van granen) zijn dan ook gekelderd. Zowel door zijn financieel-economisch
beleid als door de landbouwpolitiek gaat er
een deflatoire invloed uit van Europa. Passief, contradictoir, deflatoir: Europa voert
een uitermate defensief beleid en doet alsof om de mooie titel van een van W.L. Brugsma’s bundels te gebruiken – ,,het een mooie
toekomst achter zich heeft”.
Het tabelletje laat zien dat de bevolking van
de EG groter is dan die van de Verenigde Staten en meer dan tweemaal zo groot als die van
Japan. Het nationale produkt van de EG is
twee en een half maal zo groot als dat van Japan en comparabel met dat van de Verenigde
Staten.
EG

Bevolking (in mln.)
BNP(inmrd.S)

VS

Japan

270
2.500

230
3.000

120
1.060

Als we even een stapje vooruit mogen lopen
en kijken naar een Groter Europa, dan zien
we dat West-, Noord- en Zuid-Europa te zamen een bevolking hebben van zo’n 360 mln.
(Turkije niet meegerekend). Oost- en WestEuropa (zpnder de Sovjetunie en Turkije) komen tot een totale bevolking van zo’n 460 miljoen zielen! De EG is dus een economische
supermacht en een Groter Europa zou zijn
economische weerga in de wereld niet kennen.
Europa, en ik ben nu weer terug bij de EG,
zou een zeer belangrijke brugfunctie kunnen
vervullen in de internationale arena, waarbij
ik het hier heb over het economische gedeelte
daarvan.
In de eerste plaats zou Europa een veel grotere bijdrage moeten leveren aan het herstel
van de wereldeconomie. Op het ogenblik is
het financieel-economische beleid van Europa passief en tot op zekere hoogte parasitair.
Het extreme voorbeeld hiervan is Nederland,
dat met een considerabel betalingsbalansoverschot toch een restrictief beleid voert.
ESB 31-10-1984

In de tweede plaats zou Europa eveneens
een veel actiever beleid moeten voeren op het
gebied van de internationale schuldencrisis en
meer algemeen op internationaal financieel
en monetair terrein. Europa heeft tenslotte
ook omvangrijke internationale schulden en
lijdt dus net zoals vele andere landen onder de
extreem hoge rentetarieven. Het lijdt eveneens onder de wel zeer wispelturige heerschappij van de Amerikaanse dollar.
In de derde plaats zou Europa ook een veel
belangrijker rol moeten vervullen in de solidariteit en het welbegrepen eigenbelang ten
opzichte van de ontwikkelingslanden. Op dit
moment voldoen slechts twee EG-landen aan
de internationaal aanvaarde doelstelling om
0,7% van het BNP aan ontwikkelingssamenwerking te besteden.
Op de vierde plaats ten slotte zou Europa
ook wat consequenter kunnen zijn in zijn
houding ten aanzien van de liberalisatie van
de wereldhandel. Het in 1982 heronderhandelde Multivezel Akkoord toonde in dat opzicht aan dat er een groot verschil moet worden gemaakt tussen woorden en daden. Dat
verschil kan in 1985 worden verkleind, wanneer dit Akkoord wederom voor onderhandeling opkomt 1).
Hoe komt het nu dat dit soort initiatieven
helemaal niet of veel te weinig wordt genomen
door Europa? Het voor de hand liggende antwoord – dat Europa niet eensgezind is en dat
vooral de Duitse Bondsrepubliek en het Verenigd Koninkrijk nogal eens dwars liggen wanneer er van andere (bij voorbeeld Franse) zijde initiatieven worden genomen, – is natuurlijk wel waar, maar toch niet genuanceerd genoeg. Men zou een vrij lange serie mogelijke
redenen naar voren kunnen schuiven, waarvan ik er een aantal zal noemen.
Daar is in de eerste plaats natuurlijk de economische en werkgelegenheidscrisis binnen
de EG-landen. Men kan echter niet aan de indruk ontkomen dat er nu vooral sprake is van
een psychologische crisis, een crisis van gebrek aan vertrouwen in de toekomst. De EG is
een economische grootmacht, maar handelt
absoluut niet in die zin.
Daar is in de tweede plaats een zekere kentering in de publieke opinie. Ook die maakt
zich nu veel drukker om problemen binnen de
eigen landen dan om problemen buiten en ziet
ook niet goed meer de interdependentie tussen wat hier gebeurt en elders in de wereld. In
enquetes ziet men de problemen van werkloosheid, terrorisme, milieuvervuiling veel en
veel hoger scoren dan problemen die te maken
hebben met internationale economische relaties, inclusief ontwikkelingssamenwerking.

Daar is in de derde plaats een verschil van
inzicht tussen landen over de wezenlijke belangen van Europa en hoe die het beste kunnen worden gediend. Dat heeft natuurlijk ook
iets te maken met de nieuwe tijdgeest die nu
door Europa waart. Er bestaan op het ogenblik zeer diepe verschillen van inzicht over
hoe de internationale economische betrekkingen het best kunnen worden gevoerd in de komende jaren en welke nationale beslissingen
daartoe moeten worden genomen. Zulke verschillen van inzicht over wat het beste is voor
het nationale eigenbelang waren ook zeer duidelijk in het begin van de jaren dertig, alvorens de nieuwe keynesiaanse orthodoxie zich
vestigde. Het is ook interessant in dit verband
waar te nemen hoe sterk de economische factoren naar voren worden geschoven. Een crisis kan natuurlijk niet alleen worden overwonnen door economische maatregelen,
maar ook en vooral door politieke initiatieven. Die ontbreken ten enen male 2).
Dan zijn er ten slotte de problemen die te
maken hebben met het onderhandelingsproces zelf: het onderhandelingsforum, de onderhandelingspartners en de agenda. Europa
speelt op verschillende niveaus, maar is toch
geneigd een ,,speciale relatie” te onderhouden met de geassocieerde landen verenigd in
het Lome Verdrag. Het is niet altijd duidelijk
te zeggen in hoeverre dat toch een ambivalente houding in de hand werkt met betrekking
tot Europa’s relaties met de andere landen in
de wereld.
Het ergste is echter dat er geen sprake is van
een politieke visie van de zijde van Europa. In
de jaren dertig streefde men in grote delen van
Europa naar democratie, naar het bereiken en
de realisatie van de verzorgingsstaat, alsmede
naar grotere Europese economische integratie. Nu zou die visie moeten zijn – en dat heb
ik reeds genoemd – de brugfunctie van Europa naar een grotere internationale solidariteit
door het ontwikkelen van een eigen Europees
monetair en financieel beleid, door het bijdragen aan de economische groei in de wereld, door een actieve houding aan te nemen
met betrekking tot de liberalisatie van de wereldhandel en door grotere kapitaaloverdrachten naar de ontwikkelingslanden. Het
ziet er nu naar uit dat we daarop nog zeer lang
moeten wachten. Maar, zoals Bruno Kreisky
onlangs zei: ,,During my long political career
I have learned one thing above all: in politics
as elsewhere ideas have to be formed and propagated long before the time is mature for
their implementation. Then one day comes a
moment when they can be put into practice in
one form or another. Much of what was
thought and dreamed about in the thirties came true only after the second world war” 3).
Alhoewel ik dikwijls vrees dat werkelijk belangrijke beslissingen slechts na een ramp
worden genomen, hoop ik toch dat ook in dit
opzicht voor het Europese genie driemaal
scheepsrecht is.
L.J. Emmerij

1) Zie hierover ook de toespraak van mevrouw
E. Schoo op de EADI-conferentie te Madrid.
2) Zie hierover Helen O’Neill, Can Europe play
a creative role in the international crisis?, paper
gepresenteerd op de EADI-conferentie.
3) Voordracht gehouden door Bruno Kreisky
op de EADI-conferentie. Al deze papers zijn verkrijgbaar bij het EADI-secretariaat, postbus
90153, 5000 LE Tilburg.

1015

Auteur