Ga direct naar de content

De rechten van Flevoland

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juli 22 1998

De rechten van Flevoland
Aute ur(s ):
Haan, J. de (auteur)
Bos, M.G. (auteur)
Verb onden aan resp. de Rijksuniversiteit Groningen en de Sociaal Economische Raad.
Ve rs che ne n in:
ESB, 83e jaargang, nr. 4162, pagina 590, 31 juli 1998 (datum)
Rubrie k :
Naschrift
Tre fw oord(e n):
europese, unie

Dit artikel is een naschrift n.a.v.: J.M. de Vet, L. Boot en M. Hollanders, Discussie: Laat de structuurfondsen niet crashen!,
ESB, 31 juli 1998, blz. 589-590.
In ons artikel bespraken we diverse criteria voor de omvang van de steun aan nieuwe lidstaten uit Oost- en Midden-Europa: de behoefte
aan steun bij de integratie in de Europese Unie en bij het inhalen van ontwikkelingsachterstanden, een redelijk aandeel in de
structuuruitgaven, en het absorptievermogen van de ontvangende landen. In tegenstelling tot wat De Vet c.s. suggereren, spreken wij
geen absolute voorkeur uit voor een van deze overwegingen. Het zal echter duidelijk zijn – daarover verschillen wij niet van mening dat het absorptievermogen een bovengrens legt aan de steun.
Wij beweren nergens dat de absorptie-grens zou moeten worden verhoogd van 4% van het bbp (zoals de Europese Commissie voorstelt)
naar 5%. Wel bepleiten wij het gebruik van koopkrachtpariteiten bij de bepaling van het absorptievermogen. Onze berekeningen zijn
hierop gebaseerd en op het door de Europese Commissie voorgestelde absorptieplafond van 4%. Zowel voor de huidige als de nieuwe
lidstaten moet vervolgens gelden dat gereserveerde structuurgelden vervallen als onvoldoende goede projecten worden voorgelegd
en/of er onvoldoende co-financiering is.
Over het nut van structuurfondsen verschillen we niet van mening met De Vet c.s. Ook wij hechten aan een verdere reële convergentie
binnen de EU 1. De vraag is echter hoe de hiervoor beschikbare structuurfondsen het beste worden gealloceerd. En daarmee komen we
tot het echte meningsverschil: in hoeverre kan de EU de politieke moed opbrengen om de structuurfondsen daar aan te wenden waar ze
het meest noodzakelijk zijn, namelijk in de toekomstige nieuwe lidstaten? De uitspraak van De Vet c.s. dat voor landen als Portugal,
Spanje en Italië de structuurfondsen nog altijd een belangrijke reden voor het EU-lidmaatschap vormen, geeft al aan waarom deze
politieke keuze tot nu toe in het nadeel van de nieuwe lidstaten uitvalt. In feite maken alle huidige lidstaten zich sterk voor hun
gevestigde belang van het behoud van overdrachten uit de structuurfondsen. De verschuiving die wij voorstellen gaat overigens primair
ten koste van de rijkere lidstaten (waaronder Italië) en niet of nauwelijks van de armere lidstaten (zoals Portugal). Kortom, in de bondige
‘vertaling’ op de omslag: Heeft Flevoland recht op EU-geld?
Zie ook:
J. de Haan en M.G. Bos, De toekomst van het structuurbeleid, ESB, 5 juni 1998, blz 457-459.
J.M. de Vet, L. Boot en M. Hollanders, Discussie: Laat de structuurfondsen niet crashen!, ESB, 31 juli 1998, blz. 589-590

1 De steun uit de structuurfondsen heeft tussen 1989 en 1993 waarschijnlijk 0,25 tot 0,5% extra groei in de ontvangende landen
opgeleverd. Door een technische fout zijn deze getallen niet goed afgedrukt in ons artikel (blz. 457, onderaan de derde kolom). Ook de
reële groei van de structuuruitgaven volgens Agenda 2000 is niet goed overgekomen (blz. 458, eerste kolom); dit moet zijn 2,5%.

Copyright © 1998 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur