Ga direct naar de content

Bezettingsgraad en conjunctuur

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juli 22 1998

Bezettingsgraad en conjunctuur
Aute ur(s ):
De Nederlandsche Bank
Ve rs che ne n in:
ESB, 83e jaargang, nr. 4162, pagina 595, 31 juli 1998 (datum)
Rubrie k :
DNB-indicator
Tre fw oord(e n):
conjunctuurindicator

Hoogconjunctuur in het buitenland kan een voorbode zijn van conjuncturele vertraging in Nederland.
De Nederlandse economie ontwikkelt zich zeer voorspoedig. Met een groei van 4,3% is het eerste kwartaal zelfs nog iets gunstiger
uitgepakt dan aanvankelijk werd ingeschat. De vraag is of hiermee ook het (voorlopige) hoogtepunt is bereikt. De DNBconjunctuurindicator voor de productie in de verwerkende industrie, die deze maand vooruitblikt tot en met oktober, vertoont namelijk al
sinds mei een daling, hetgeen duidt op een conjuncturele vertraging (figuur 1).

Figuur 1. De DNB-conjunctuurindicator t/m oktober 1998
Bezettingsgraad
Een variabele die hierover meer duidelijkheid zou kunnen verschaffen, is de bezettingsgraad in de verwerkende industrie. De
bezettingsgraad staat voor het deel van de productiecapaciteit dat in het productieproces is ingeschakeld. Onder de veronderstelling van
een constante stroom van capaciteitsuitbreidende investeringen zou deze grootheid een positief verband met de productie moeten
vertonen. Uit onderzoek blijkt dat dit over een langere periode bezien inderdaad het geval is. Bovendien blijkt het beloop van beide
grootheden min of meer synchroon te zijn (zie ook figuur 2). Aangezien informatie over de bezettingsgraad eerder beschikbaar komt, kan
dus met de nodige voorzichtigheid worden geconcludeerd dat de bezettingsgraad een signaalfunctie heeft ten aanzien van de
conjuncturele component van de industriële productie.

Figuur 2. Bezettingsgraad en conjunctuur
De ontwikkeling van de bezettingsgraad in Nederland geeft vooralsnog geen aanleiding om te concluderen dat zich in de afgelopen
maanden een omslag in de productie heeft voorgedaan. De bezettingsgraad daalde in het tweede kwartaal slechts marginaal ten opzichte
van het eerste kwartaal, tot 85,6%. Bovendien geldt dat in de afgelopen periode fors is geïnvesteerd. De conjunctuurgevoelige
investeringen zijn in 1997 met bijna 7% gestegen. Onder dergelijke omstandigheden is het denkbaar dat de gemiddelde bezettingsgraad
daalt, terwijl de productie juist aantrekt.
Europa
Voor wat betreft Europa als geheel duidt de bezettingsgraad eveneens op een voortgaande gunstige conjunctuur. Gemiddeld genomen
vertoont de bezettingsgraad reeds sinds het derde kwartaal van 1996 een stijgende lijn, oplopend tot 83,6% in het vorige kwartaal. Ook in
Duitsland en Frankrijk, waar het economische herstel relatief laat op gang kwam, ligt de bezettingsgraad, met respectievelijk 85,5% en
85,4%, nu duidelijk boven het langjarig gemiddelde 1. Dit heeft belangrijke consequenties voor Nederland. In ons land worden namelijk
relatief veel goederen geproduceerd waarnaar juist in een rijpere fase van een internationale conjuncturele opleving minder vraag is. Dit
geldt in het bijzonder voor producten uit de chemische sector en de basismetaal. Het verder aantrekken van de conjunctuur in het
buitenland vormt daarmee een mogelijke verklaring voor de daling van de orderontvangst en de minder gunstige verwachtingen omtrent
de bedrijvigheid, die beide deel uitmaken van de conjunctuurindicator. Het oplopen van de bezettingsgraad in het buitenland zou aldus
een voorbode kunnen zijn van een vertraging van de Nederlandse uitvoer en dus van neerwaartse druk op de industriële productie

1 Aan niveauverschillen tussen de verschillende landen moet niet te veel gewicht worden toegekend. De bezettingsgraad wordt namelijk
gemeten door middel van een enquête onder ondernemers. Een dergelijke meetwijze heeft altijd een subjectief element. Aangenomen mag
worden dat in de niveaus van de bezettingsgraad diverse culturele verschillen doorklinken die meer structureel van aard zijn.

Copyright © 1998 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur