Ga direct naar de content

De markt voor jute en jutegoederen

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: november 21 1990

De markt voor jute en
jutegoederen
De Internationale handel in jute en juteprodukten is in de afgelopen 25 jaar met meer dan
de helft ingekrompen. Tevens heeft zich een verschuiving voorgedaan naar relatief meer
handel in produkten zoals jute zakken en minder in ruwe jute. In onderstaand artikel
worden de ontwikkelingen op de verschillende markten beschreven en de verwachte
consequenties voor de producerende landen geschetst.

DRS. C.P.J. BURGER – DRS. G.D. WANSINK*
Jute wordt gerekend tot de textiele bastvezels. Met gewas wordt overal in de tropen verbouwd, maar vooral in
India, Bangladesh, China, Thailand en omringende landen.
In de belangrijkste gebieden wordt jute in het voorjaar
gezaaid. Het bereikt in de zomer een hoogte van soms wel
3 a 4 meter, waarna het wordt geoogst. De vezels worden
verkregen door roten waarbij de planten enkele weken in
water worden ondergedompeld, waarna de vezels van de
harde steel kunnen worden getrokken. Deze vezels worden vervolgens aangeboden aan jutefabrieken waar ze
worden gesponnen en geweven.
In de jaren dertig van de vorige eeuw slaagden industrielen in Dundee (Schotland) erin om van jutevezels een
kwalitatief goed garen te spinnen, door van walvisolie gebruik
te maken. Dertig jaar later werden de eerste jutefabrieken
rond Calcutta in India opgezet waarvan de capaciteit rond
1910 die van het moederland ging overtreffen1. De splitsing
van Brits-India sneed de Indiase fabrieken af van hun leveranciers in Cost-Pakistan, waarna in West-Bengalen de
verbouw van jute enorm toenam, terwijl in Oost-Pakistan
nieuwe jutefabrieken werden opgezet. Bij de onafhankelijkheid van Bangladesh in 1972 werden de meeste van deze
fabrieken genationaliseerd. Sindsdien heeft Bangladesh een
steeds groter deel van de wereldvraag voor zijn rekening
genomen, terwijl de Indiase exporten gaandeweg verdrongen werden door de toegenomen binnenlandse vraag. Halverwege de jaren tachtig is een derde van de Industrie in
Bangladesh weergeprivatiseerd. Bangladesh is momenteel
marktleider en bijna monopolist op de meeste deelmarkten.
Jute wordt verwerkt tot verpakkingsmateriaal van vooral
landbouwprodukten en vindt ook toepassing als tapijtrug
onder ‘getufte’ tapijten of als garen in geweven tapijten en
andere fabrikaten.
Dejuteprijsvertoontgroteschommelingen over de jaren.
Jute behoort tot de kern-grondstoffen, waarvoor indertijd
door de UNCTAD plannen zijn gemaakt om de wereldmarktprijzen te stabiliseren. Het Gemeenschappelijke
Fonds voor Grondstoffen (Common Fund) is sinds een jaar
in werking, maar zal zijn activiteiten beperken tot het stimuleren van activiteiten die de positie van de betrokken grondstoffen moet verbeteren en dus niet ingrijpen in de markt.
Er is een Internationale Jute Organisatie, waar producenten en consumenten deel van uitmaken. Ook deze organisatie is niet gemachtigd in de markt te intervenieren.

1132

Ruwe jute
De basis van alle jutegoederen is de ruwe jute. De ware
jute (Corchorus Olitorius danwel C. Capsularis) wordt
hoofdzakelijk in Bengalen verbouwd, terwijl in Thailand
vooral kenaf (Hibiscus Cannabinis) voorkomt. In Bengalen
(de Indiase deelstaat West-Bengal en Bangladesh) is het
de prijsverhouding tussen jute en rijst die van grote invloed
is op het verbouwde areaal, terwijl in Thailand cassave het
alternatieve gewas vormt. In beide prijsverhoudingen heeft
zich in de afgelopen twintig jaren geen trendmatige verandering voorgedaan. De prijs van jute en kenaf is wel zeer
wisselvallig. De kosten per hectare van jute in Bangladesh
zijn ongeveer even sterk gestegen als de geldopbrengsten
per hectare zodat jute zijn aantrekkelijkheid niet heeft
verloren. Anders ligt het in Thailand waar de kosten aanzienlijk sterker zijn gestegen dan de geldopbrengsten. Dit
heeft dan ook tot een forse daling in het areaal kenaf geleid.
Jute is voor zeer veel boeren de enige bron van geldinkomsten. Het is een tamelijk arbeidsintensief gewas, vooral
vanwege de arbeid nodig voor het oogsten en verwerken,
waarvoor vaak arbeid wordt ingehuurd. Gemiddeld zijn
zo’n 300 werkdagen per hectare nodig, waarvan de helft
bestaat uit ingehuurde arbeid2. Bij een opbrengst van 1,5
ton per hectare komt dit neer op 0,2 werkdag per kilogram.
Naast arbeid dat ongeveer zestig procent van de totale
kosten omvat, zijn pacht met twintig procent en (kunst)mest
met elf procent van belang. Een eigenaar van grond, die
voldoende gezinsarbeid kan leveren, heeft echter zeer
geringe cash-kosten, maar de gemiddelde boer moet zowel land pachten als arbeid inhuren. Indien alle arbeid
tegen marktprijzen zou moeten worden verrekend, is de
verbouw van jute verliesgevend. Boeren zitten in de regel
dringend verlegen om het geld om daarmee eventuele
kredieten te kunnen aflossen en de ruwe jute wordt dan
ook doorgaans direct na de oogst verkocht. Dit zorgt voor
een zeer groot aanbod in de maanden vlak na de oogst
* De auteurs zijn verbonden aan het Economisch en Sociaal
Instituut van de Vrije Universiteit, Amsterdam.
1. Zie G.K. Sarkar, Jute in India, Oxford University Press, New
Delhi, 1989.
2. Study report International Jute Council IJC(VIII)/7, 1987.

(augustus-oktober) en een beduidend lagere prijs in deze
periode3. De gebrekkige infrastructuur en de urgentie van
de inkomsten voor de boeren zijn er de oorzaak van dat er
niet veel mogelijkheden zijn voor Met handhaven van een
minimumprijs voor jute, hoewel dat wel het officiele beleid
in Bangladesh en India is.
De grote wisselingen in de prijs van jute zijn vooral te
wijten aan veranderingen in de gemiddelde opbrengst per
hectare. Excessieve overstromingen in Bangladesh kunnen een deel van de oogst vernietigen, wat direct leidt tot
forse prijsstijgingen. Die lokken op nun beurt weer meer
aanbod uit in het volgende seizoen. De prijselasticiteit van
het aanbod is ongeveer 0,5. Het extra aanbod doet vervolgens de prijzen duikelen (met een elasticiteit van 1). In de
regel kan de extra hoeveelheid niet in hetzelfde seizoen
worden verwerkt en de grotere voorraden drukken ook de
prijs in het daaropvolgende seizoen. Voor de juteboeren
gezamenlijk is dat vaak het slechtste jaar omdat dan een
geringe totale oogst samenvalt met een lage prijs. Daarna
zal de prijs zich echter weer herstellen. Na extreme prijsstijgingen in 84/85 en de daaropvolgende jaren met lage
prijzen is die fase inmiddels aangebroken en de prijzen van
jute in het seizoen 89/90 zijn goed. Naar verwacnting zal
de oogst van 1990 fors uitvallen, zodat lagere prijzen
waarschijnlijk zijn.

Verbruik van jute
Het wereldverbruik van jute is in de laatste decennia
ongeveer constant gebleven op een niveau van zo’n 3,3
miljoen ton per jaar. Er hebben zich echter drastische
verschuivingen voorgedaan in het regionale patroon van
het juteverbruik. Zoals tabel 1 laat zien, is de consumptie
van jute in de ontwikkelde landen afgenomen van 1,6
miljoen ton in 1966 tot 0,7 miljoen ton in 1988. De grootste
daling (0,4 miljoen ton) deed zich voor in Noord-Amerika,
terwijl de Westeuropese consumptie afnam met ruim 0,3
miljoen ton. Een uitzondering vormen de Oosteuropese
landen, waar de consumptie ongeveer gelijk is gebleven.
Daarentegen steeg de consumptie van jute in India, de
grootste producent, van 0,5 naar 1,3 miljoen ton. In de
overige ontwikkelingslanden deed zich een geringe stijging
voor. De toegenomen binnenlandse consumptie in de producerende landen leidde tot afnemende exporten van jute
en jutegoederen. De totale bruto wereldimporten van ruwe
jute namen af van 0,75 miljoen ton in 1970 tot 0,35 miljoen

Tabel 1. Jute consumptie (x 1000 ton)
1966

1977

1988

1.631

1.100

725

516
595
236
285

338
285
245
232

120
227
248
130

1.770

2.151

2.599

Overige

1.110
202
144
139
173

1.403
216
194
151
187

1.885
133
203
96
279

Totaal

3.401

3.250

3.324

Ontwikkelde landen

Noord-Amerika
West-Europa
Oost-Europa en USSR
Overige landen
Ontwikkelingslanden

India, Bangladesh,
Thailand en China
Latijns-Amerika
Midden-Oosten
Afrika

Bron: FAO.

Grondstoffenmarkten
Aan de basis van alle industriele produktie liggen
grondstoffen. Deze grondstoffen worden verhandeld
op markten met vaak zeer bijzondere karakteristieken.
In een serie artikelen besteedt ESB aandacht aan de
belangrijkste grondstoffenmarkten. Wie zijn de voornaamste producenten en afnemers? Hoe vindt de
prijsvorming plaats? Is er sprake van marktregulering
door middel van grondstoffenovereenkomsten of kartels? En wat zijn de perspectieven op de betreffende
markt? Dit artikel handelt over de markt voor jute.
Eerder verschenen:
– de international graanmarkt (23-5-1990);
– de markt voor natuurrubber (20-6-1990);
– degoudmarkt (31-10-1990).
ton in 1988, terwijl de bruto importen van jutegoederen
afnamen van 1,4 miljoen ton in 1970 tot 0,9 miljoen ton in
1988.
Aanvankelijk zijn de netto importen van jutegoederen op
peil gebleven, omdat die in de plaats kwamen van eerdere
importen van ruwe jute, maar vanaf 1985 is ook de netto
import van jutegoederen achteruit gegaan.
De achtergronden van de daling in het verbruik van jute
verschillen per type eindprodukt.

Jutezakken
Het belangrijkste eindprodukt is verpakkingsmateriaal, zoals zakken en doek. Van alle jutegoederen die in India,
Bangladesh en Thailand, worden geproduceerd vormt deze
categorie ongeveer 85 procent. Andere eindprodukten zijn
garens en tapijtruggen met nu elk ongeveer zeven procent.
Jutezakken worden in hoofdzaak gebruikt voor de verpakking van landbouwprodukten, in het bijzonder voor
koffie- en cacaobonen, voor tabak en (poot)aardappelen,
maar bovenal voor de verpakking van graan. De wijze
waarop graan wordt verhandeld hangt af van het ontwikkelingsniveau van de betrokken landen. In de rijke landen,
met hoge loonkosten en grootschalige ondernemingen, is
allengs het gebruik van zakken verdrongen door bulktransport. En voor zover er zakken worden gebruikt, bieden
polypropyleen zakken een goedkoper alternatief, maar
deze zijn niet altijd geschikt. Voor produkten als koffie- en
cacaobonen zijn Jutezakken het aangewezen verpakkingsmateriaal om eventuele condensvorming op te vangen. In
armere landen en ook voor voedselhulp, isde infrastructuur
voor bulktransport meestal niet aanwezig en worden zakken gebruikt. Jutezakken hebben daarbij het voordeel dat
ze gemakkelijk te repareren zijn en zodoende een hogere
waarde op de tweedehandsmarkt hebben dan synthetische zakken. In enkele landen, zoals Kenia en Tanzania is
er een alternatief in de vorm van sisalzakken.
Er is zodoende een samenhang tussen de samenstelling van de agrarische produktie en het ontwikkelingsniveau van een land enerzijds en het gebruik van Jutezakken
anderzijds. Voor een groot aantal landen is door ons een
analyse gemaakt van deze samenhang4. De verhouding

3. Zie S.H. Rahman, An analysis of seasonal jute price behaviour,
Bangladesh Development Studies, nr. 3, 1987.
4. Zie K. Burger en D. Wansink, The markets for jute and jute goods
-background, model and projections, ESI, Vrije Universiteit, 1990.
Dit rapport en de bijbehorende overdracht van het model en de
data aan de betrokken ontwikkelingslanden resulteerden uit een

project gefinancierd door DGIS.

ESB 28-11-1990

1133

tussen het gebruik van jutezakken en de produktie van
relevante landbouwprodukten blijkt aanvankelijk op te lopen bij toeneming van het inkomen per hoofd van de
bevolking, maar boven een niveau van $ 2000 per hoofd
weer af te nemen. Hogere inkomens hangen samen met
een betere infrastructuur en grotere voordelen voor bulktransport en – in het algemeen – grotere beschikbaarheid
van synthetische zakken.
De landen in het Midden-Oosten vormen een uitzondering. In deze landen worden opvallend veel zakken gei’mporteerd, wat enerzijds samenhangt met de sterk stijgende
landbouwproduktie en anderzijds met het gebruik van
zandzakken voor oorlogsdoeleinden.
India produceert vrijwel geen jutezakken voor de exportmarkt. De jute-industrie wordt er beschermd door overheidsmaatregelen die het gebruik van jute als verpakkingsmateriaal verplicht stellen voor een aantal industrieen.
Gevoegd bij de sterk toenemende overige binnenlandse
vraag kan zodoende de gehele produktie gemakkelijk worden afgezet. Door overheidsregulering van de prijzen, is
deze binnenlandse afzet van jutezakken doorgaans profijtelijker dan export. De enorme produktie van China wordt
vrijwel geheel binnenlands aangewend. Toch is de export
nog een belangrijke factor in de wereldmarkt.
Thaise zakkenfabrikanten zijn veelal gelieerd aan rijstexporteurs, maar dit heeft niet verhinderd dat het verbruik
van jutezakken ten opzichte van de rijstexporten is afgenomen. Het binnenlandse verbruik van jutezakken in Bangladesh is gering vergeleken met de exporten.
De jute-industrie wordt in India en Bangladesh gesubsidieerd. In India gebeurt dit via de verplichte afname van
jutezakken tegen een redelijke prijs, in Bangladesh worden
de verliezen van de genationaliseerde fabrieken door de
overheid gedekt. Zoals tabel 2 laat zien, is de subsidie – in
binnenlandse valuta – tamelijk fors: per zak van 1 kg
ongeveer 11 cent. De verliezen worden veroorzaakt door
de geringe efficientie. Bij een norm van veertig mandagen
per ton, ligt het werkelijke aantal dagen per ton ruim twee
maal zo hoog5.
De markt voor jutezakken wordt gekenmerkt door een
inelastische produktie van de goederen, een matig elastisch aanbod op de exportmarkt en een tamelijk elastische
vraag. De eigen-prijselasticiteit van de vraag is ongeveer
0,3. De vraag op wereldniveau hangt bovendien af van de
prijs van ruwe jute: veel landen hebben een spin- en
weefindustrie en voor deze landen is het mogelijk in plaats
van zakken, ruwe jute in te voeren en lokaal te verwerken.
Dit wordt ook bevorderd door de escalatie van importhef-

Tabel 2. Benaderde prijsopbouw jute zak van 1 kg
Consument
Import prijs

Export prijs

1,00 (exbtw)
0,92
0,86 (Bangladesh)

Fabriek
Subsidie

0,11

Kostprijs
waarvan:arbeid
overige kosten
ruwe jute

0,97

Boer
Verkoopprijs jute
Cash-kostena
Netto inkomsten

0,26 (0,09 mandag)

0,26
0,45 (inkoop, export prijs is 0,72)

0,41

0,26 (waarvan 0,17 aan lonen)
0,15 (waaronder beloning voor
0,10 mandag)

a. Er vanuit gaande dat de grand in eigendom is en dat familieleden
meewerken, bedragen de cash-kosten ongeveer de helft van de totale

kosten.

1134

irS3fltfil|ii^P,-^^P^^yW^:SM^^

Figuur 1. Netto import van jute in de EG, uitgesplitst naar
soort goed
—| zakken

&3 over’9
E2 tapijtrug

x 1000 ton
300r i—i

250 • *t
200

[73 garen
23 ruwe jute

_

5<

rr.

I—1 ~ l~~l

150
100
50

1975

1980

1988

fingen in veel landen. De armste landen hebben vaak de
hoogste barrieres tegen de import van jutegoederen en
prefereren de import van ruwe jute, die dan ter plekke wordt
verwerkt.
Een prijsstijging van de ruwe jute werkt door dit substitutiemechanisme via een vergrote vraag naar jutezakken
door in de prijs van jutezakken.

Jutegarens
Jutegarens zijn een tussenprodukt in de vervaardiging
van alle juteweefsels, maar zij worden ook apart verhandeld en gebruikt in de fabricage van geweven tapijten. Het
is vooral de inslag van de tapijtrug die van jute is gemaakt,
terwijl de schering in de loop der tijden is verdrongen door
de dunnere polypropyleen of katoenen garens. Belgie is
het Europese centrum van de geweven-tapijtenproduktie
en neemt bijna de helft van alle garen-importen voor zijn
rekening. De Westeuropese garenimporten zijn aanzienlijk
toegenomen (van 23 duizend ton in 1978 tot 80 duizend
ton in 1988), maar dit ging ten koste van de importen van
ruwe jute. Het was in hoofdzaak de afbraak van de Europese spinindustrie die de extra garenimporten veroorzaakte. Momenteel wordt er nog zo’n 20 duizend ton aan ruwe
jute in Europa versponnen en het einde van de groei van
de garenimporten lijkt daarmee in zicht te zijn gekomen.
Alleen de geringe groei van de produktie van geweven
tapijten zal nog voor verdere stijging kunnen zorgen. Figuur
1 geeft een beeld van de Europese importen. De grote
dalingen in de totale invoer in 1975 en 1985 zijn het gevolg
van de hongersnood in 1975 en grote overstromingen in
1985 bij lage voorraden in Bangladesh. Duidelijk is dat
alleen de importen van garens en tapijtruggen nog enige
stijging vertonen.
Andere importerende landen zijn Japan en de VS, maar
die nemen niet meer dan twintig procent van de wereldimport voor hun rekening, en dit aandeel is dalende. Voorts
is de tapijtindustrie in het Midden-Oosten een belangrijke,
maar niet groeiende afnemer.
Jutegarens worden door Bangladesh, Thailand en India
geexporteerd. De toegenomen vraag is vooral ten goede
gekomen aan de eerste twee landen, terwijl de Indiase
export maar weinig steeg. Omdat de grondstof in Thailand,
kenaf, wat stuggere vezels levert dan de echte jute, neemt
dit land vooral de zwaardere garens voor zijn rekening.

5. Zie K. Burger en H.P. Smit, A modelling analysis of jute growing,
processing and trade, United Nations’ ESCAP, Bangkok, 1986, biz.
34.

De structuur van de garenmarkt is anders dan van de
zakkenmarkt, aangezien hier de vraag nauwelijks gevoelig is voor prijsveranderingen, terwijl het aanbod dat wel
is. Veel garenexporteurs in Bangladesh en Thailand zijn
relatief kleine, particuliere ondernemingen en tonen zich
gevoelig voor de marge tussen de prijs van jutegarens en
ruwe jute. Een prijsverhoging van ruwe jute werkt zodoende via een verminderd aanbod door op de prijs van
garens.

Tapijtruggen

__ __ __ _____

Naast geweven tapijten, zijn in de jaren vijftig en zestig
de ‘getufte’ tapijten op de markt gekomen. Eerst vooral in
de Verenigde Staten en later ook in West-Europa en Australie. Anders dan bij de geweven tapijten, wordt hier de
wollen of synthetische pool niet in het weefsel vastgeweven, maar worden de lusjes op hun plaats gehouden door
een tweede tapijtrug tegen de eerste aan te lijmen. Deze
tweede rug kan een schuimlaag zijn (de ‘foamrug’), maar
ook een jute of polypropyleen weefsel. Aanvankelijk vormde jute het enige materiaal waarvan zowel de eerste als de
tweede rug werden gemaakt en de exporten van deze
weefsels vanuit India en, later, Bangladesh namen een
hoge vlucht. Vanaf 1960 heeft echter een lichter weefsel
van polypropyleen de markt voor eerste tapijtruggen in snel
tempo veroverd en momenteel wordt jute nog nauwelijks
voor dit doel gebruikt. Als tweede rug bleef jute populair,
onder meer daar steeds lichtere juteweefsels konden worden gemaakt. De incidentele prijsverhogingen van jute en
de onregelmatige aanvoer hebben in de VS echter ook
deze markt voor jute uitgehold en nu heeft jute nog maar
17 procent van de markt. Niettemin is Noord-Amerika met
38 procent nog steeds de belangrijkste afnemer van deze
weefsels. West-Europa importeert iets minder, maar het
aandeel van jute in de markt voor tapijtruggen is stijgende.
Deze stijging is vooral het gevolg van een daling in het
gebruik van schuimruggen. Importen van juteweefsels stegen hier bovendien door een afneming van de lokale
produktie van jute tapijtruggen. De toeneming van het
marktaandeel voor jute is begunstigd door de relatief hoge
prijs van polypropyleen in West-Europa, waar in de jaren
zeventig de producenten door kartelvorming de prijs ondersteunden. De totale exporten vertonen echter een dalende
trend. Tussen 1980 en 1990 zijn ze verminderd van 150
naar 100 duizend ton.
Er zijn slechts twee landen die jute tapijtruggen exporteren, India en Bangladesh. Vanouds was India de leverancier. Bangladesh heeft stelselmatig de Indiase prijs
onderboden en daarmee de Indiase Industrie verdrongen. In het afgelopen decennium is de Indiase export met
90 duizend ton gedaald, terwijl de exporten van Bangladesh met 40 duizend ton toenamen. De steeds lichtere
kwaliteit van het weefsel betekende een voordeel voor
Bangladesh omdat de daar verbouwde jute zich beter
leent voor fijne weefsels. De Indiase fabrikanten gebruiken de betere kwaliteiten jute ook voor de fabricage van
lichte zakken en een geringe verandering in de prijs van
tapijtruggen ten opzichte van die van lichte zakken kan
een forse verandering in het aanbod van tapijtruggen in
India veroorzaken. Bangladesh heeft inmiddels het
marktleiderschap overgenomen en lijkt de prijs nu zo te
reguleren dat hun winsten op dit type juteprodukt het
grootst zijn6. De flexibiliteit in het Indiase aanbod maakt
dat die prijs tamelijk laag is en vrij nauw de prijsveranderingen van zakken en ruwe jute volgt. Voorts is ook de
vraag naar tapijtruggen tamelijk gevoelig voor veranderingen in de prijsverhouding tussen jute en polypropyleen
tapijtruggen.

ESB 28-11-1990

Overige produkten
Er zijn veel toepassingsmogelijkheden van jute. Het
wordt, behalve voor de bovengenoemde doeleinden, ook
gebruikt in de vorm van touw (voor tomatenplanten bij
voorbeeld), behang, beschermmateriaal voor pas geplante
bomen, versteviging van kunstharsplaten, isolatiemateriaal en in de vorm van geo-textiel, bedoeld ter versteviging
van taluds en voorkoming van erosie. Voorts worden er ook
volledige tapijten van gemaakt. In India en Bangladesh zijn
er programma’s gestart ter stimulering van deze niet-traditionele toepassingen. Een veel onderzochte mogelijkheid
is het gebruik van jute- en kenafplanten als grondstof voor
de papierindustrie. Op bescheiden schaal wordt dit in praktijk gebracht in Thailand en in de Verenigde Staten. Vooralsnog is het volume dat voor deze doeleinden wordt
gebruikt echter gering. In veel gevallen moet jute optornen
tegen concurrentie van synthetische materialen.

Vooruitzichten
Naar verwachting zal de wereldvraag naar jutezakken
verder afnemen. Geen stijgingen zijn te verwachten in de
ontwikkelde landen, tenzij de behoefte aan jutezakken voor
voedselhulp verder zal groeien. In de Afrikaanse ontwikkelingslanden is potentiele vraag aanwezig, maar ontbreekt
het geld om ze te importeren, terwijl ook de landbouwproduktie niet uitbundig zal groeien. Enige tijdelijke toeneming
van de vraag uit het Midden-Oosten mag – naar wordt
gevreesd – verwacht worden. Projekties tot 2000 laten een
daling van tien procent zien. De vraag naar garens zal
verder toenemen, van 140 duizend ton nu tot 160 duizend
ton in 2000, terwijl de vraag naar tapijtruggen verder zal
afnemen, naar verwachting zelfs met 25 procent. Aangezien ook de export vraag naar ruwe jute met een kwart
afneemt, zijn de vooruitzichten voor de producerende landen niet zo rooskleurig.
De hoop van producerende landen is gevestigd op strengere milieumaatregelen in ontwikkelde landen, die het
gebruik van synthetische materialen zullen beperken. Een
voorbeeld hiervan is een Italiaans initiatief dat inhoudt dat
vanaf 1991 verpakkingsmateriaal slechts van afbreekbare
grondstof mag worden gemaakt. Het is echter de vraag of
dit het gebruik van jutezakken zo zal bevorderen, omdat er
andere mogelijkheden zijn zoals bulkvervoer, (kringloop)
papieren en houten verpakkingen die vaak goedkoper en
vooral sneller kunnen worden geleverd.
De binnenlandse vraag in India zal de uitvoerdalingen
compenseren. In Thailand zullen zowel de binnenlandse
vraag als de exportvraag afnemen, behalve die naar garens. De produktie van jutezakken zal dan ookteruglopen
en daarmee de binnenlandse vraag naar kenaf. Dit zal de
boeren in het Noordoosten van Thailand verder in de
problemen brengen. Hun positie is toch al precair door de
lage prijzen voor cassave.
Bangladesh zal als goedkoopste producent niet erg door
de wereldwijde teruggang in de vraag worden getroffen,
daar zij de export van de twee andere grote exporteurs
verder zal gaan overnemen.

Kees Burger
Dinant Wansink

6. Hetgeen ook door onderzoekers in Bangladesh zelf wordt

aanbevolen. Zie S.R. Osmani en S. Jahan, Pricing and subsidy
policy for the public sector jute manufacturing industry of Bangladesh, Research Report 46, BIDS, Dhaka, 1986.

1135

Auteurs