Ga direct naar de content

De Maatschappij voor Industriële Projecten

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: mei 19 1982

De Maatschappij voor Industriele Projecten
Er schijnen insecten te zijn die na het leggen van hun
eieren het leven laten, in de zekerheid dat het voortbestaan
van de soort is veiliggesteld. Misschien enigszins vergelijkbaar heeft het tweede kabinet-Van Agt, vlak voordat
het aan zijn einde kwam, nog een beleidsdaad verricht die
in de naaste toekomst van belangrijke betekenis kan zijn
voor het economisch herstel waarop de kabinetsinspanningen gericht waren. Op 6 mei jl. werd namelijk het wetsontwerp aan het parlement aangeboden dat de minister van
Economische Zaken machtigt tot oprichting van een
Maatschappij voor Industriele Projecten NV(MIP), conform de aanbevelingen van de commissie-Wagner. De
MIP heeft volgens de bijgeleverde statuten tot doel ,,op
commerciele basis de totstandkoming te bevorderen van
projecten die een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan
de versterking van de industriele bedrijvigheid en de commerciele dienstverlening in Nederland”. De MIP is een
nieuw instrument om de herindustrialisatie in Nederland
op directe wijze te helpen bevorderen, in aanvulling op de
generieke maatregelen die daarvoor volgens de commissieWagner evenzeer noodzakelijkzijn. Ineersteaanlegisvoor
de MIP een bedrag van f. 330 mln. uitgetrokken welk bedrag mettertijd zal worden verhoogd totdat een maatschappelijk kapitaal van f. 1 mrd. is verkregen. Met dat
kapitaal moeten minderheidsdeelnemingen worden genomen in nieuwe commerciele projecten waarvoorgunstige vooruitzichten worden voorzien, maar waarvande verwezenlijkingdoorfinancieleproblemen wordt bemoeilijkt.
Verondersteld wordt dat van deelneming van de MIP in
een dergelijk project een zodanig effect zal uitgaan dat ook
andere financiers bereid zijn vermogen voor het desbetreffende project ter beschikking te stellen.
Het is duidelijk d a t d e M I P o p zich zelf geen herindustrialisatie van de Nederlandse economie zal kunnen bewerkstelligen. Al vaak genoeg is herhaald dat het voor een herstel van de investeringen in Nederland een noodzakelijke
voorwaarde is dat oplossingen worden gevonden voor de
knelpunten die bestaan op hetgebied vande kostenontwikkeling (arbeids-, energie- en kapitaalkosten), de arbeidsmarkt en de vermogensstructuur van bedrijven. De MIP
kan opdeze punten nauwelijks een directe bijdrage leveren.
De Commissie Risicokapitaal van de Raad van de Centrale
Ondernemingsorganisaties heeft becijferd dat voor het
terugbrengen van de vermogensverhoudingen van Nederlandse ondernemingen tot een aanvaardbaar niveau (het
eigen vermogen % van het totale vermogen) meerdan f. 25
mrd. nodigzouzijn. Debeschikbaarheid vanf. 1 mrd. in het
kader vande MIP isdus niet meerdan een druppel op een
gloeiende plaat. Men kan zich zelfs voorstellen dat bij deelneming in een groot project, zoals de ontwikkeling van een
verkeersvliegtuig door Fokker of van een nieuwe personenauto door Volvo Car, de beschikbare middelen in een
klap zijn uitgeput.
Toch zien de indieners van het wetsont werp voor de MIP
een belangrijke rol weggelegd. Door het ,,marktgericht
bijeenbrengen van kennis, produktie en kapitaal” voor het
initieren van nieuwe projecten hoopt men het geloof in de
mogelijkheden van het ondernemen in Nederland te versterken. De MlPzalmoetenaantonendathetnogweldegelijk mogelijk is om in Nederland ondernemersactiviteiten
te ontplooien en produktieprpcessen op te zetten die tot
commercieel succes kunnen leiden. Tevens wordt gehoopt
dat van de MIP een positieye invloed op de beroepsbevolking uitgaat om een werkkring in de industrie of commerciele dienstverlening te kiezen. Kortom, ondernemers,
financiers en werknemers moeten er weer zin in krijgen de
handen uit de mouwen te steken als zij de MIP aan het
werk zien.
Het kritieke punt is natuurlijk of de MlPerdaadwerkelijk in slaagt op niet al te lange termijn een aantal belangrijke projecten vande grond te krijgen die het vertrouwenin
de mogelijkheden van de Nederlandse economie stimuleren. Om de kans daarop zo groot mogelijk te maken zal

ESB 26-5-1982

worden zorg gedragen voor het aantrekken van een deskundige staf die zijn sporen in het bedrijfsleven heeft verdiend. Zonder er veel woorden aan vuil te maken wordt de
tripartite formule, die haar ondeugdelijkheid als het op
ondernemen en flexibel reageren aankomt bij de NEHEM
afdoende heeft bewezen, verworpen. Het is niet zonder belang dat ook de SER in zijn Advies plaats en toekomst
Nederlandse industrie zonder veel morren met deze constructie akkoord is gegaan. Ook tegen parlementaire bemoeienis met de dagelijkse gang van zaken bij de MIP zijn
de nodige waarborgen ingebouwd, o.a. doorde keuze van
de NV-vorm. Toetsing van het reilen en zeilen vindt alleen
nog achteraf plaats. Er is ook geen omschrijving van de
voorwaarden waaronder de overheid het risicodragende
kapitaal verstrekt en er zijn geen doelstellingen gespecificeerd t.a.v. de effecten voor de werkgelegenheid of andere
economisch-politiekedesiderata. De MIPlijktgeheelmet
een vrije opdracht het veld in te worden gestuurd.
In de Memorie van Toelichting worden enkele voorbeelden gegeven van terreinen waarop de nieuwe projecten
van de MIP kunnen liggen. Genoemd worden o.a. de methanoltechnologie, de biotechnologie, de produktie van
synthetische vezels, de conversie van zonne- en windenergie, key-projects op het gebied van de voedselproduktie in
ontwikkelingslanden, toepassingsmogelijkheden van micro-elektronica en projecten in de toeristenindustrie. Dit
zijn terreinen waarop ook andere landen op dit moment
hun aandacht concentreren. Ongetwijfeld zal zich op enkele van deze gebieden in de naaste toekomst een nieuwe Internationale overcapaciteit manifesteren. Dan gaat zich
het ontbreken van een Europese industriepolitiek wreken.
Hoe het ook zij, het lijkt in elk geval van groot belang dat zo
nauw mogelijk wordt aangesloten bij de in Nederland reeds
aanwezige kennis en ervaring. Gehoopt wordt op een
betere benutting van de bij universiteiten en hogescholen
aanwezige theoretische kennis t.b.v. praktische toepassing
door het bedrijfsleven bij de ontwikkeling van nieuwe produkten en produktieprocessen.
Doordat de MIP zich beperkt tot minderheidsdeelnemingen in projecten en het eigenlijke ondernemenaan haar
partners overlaat, wordt de ideologische discussie vermeden die altijd oplaait wanneer de overheid zich rechtstreeks in het marktgebeuren mengt. Dit lijkt een verstandig besluit, niet alleen vanwege overwegingen van concurrentievervalsing en functievermenging, maar ook in het
licht van de slechte ervaringen die in diverse landen met
rechtstreeks door de overheid geleide bedrijven zijn opgedaan. De thans gekozen constructie sluit nauw aan bij een
gegroeide en geaccepteerde praktijk waarin de overheid
reeds deelnemingen bezit in tal van bedrijven. Wel komt het
accent duidelijk anders te liggen doordat de overheid zich
niet meer beperkt tot de rol van (passieve) financier van
veelal verlieslijdende bedrijven, maaractief stimulerend en
initierend gaat optreden daar waar commerciele successen
worden verwacht.
Al met al kan de oprichting van de MIP met een zeker
vertrouwen tegemoet worden gezien. De gedachte van een
MIP kan op een vrij brede maatschappelijke steun bogen,
er worden geen gekke sprongen gemaakt en op een aantal
punten isgeleerd van in het verledengemaaktefouten. Van
belang is dat ook de relatie met de Nationale Investeringsbank (NIB) op bevredigende wijze lijkt tezijngeregeld. Dat
ereen zeker vertrouwen is inde MIP mag ook blijken uit het
feit dat verscheidene banken en institutionele beleggers
reeds belangstelling hebben getoond voordeelname in het
aandelenkapitaal. Herhaald zij dat van de MIP op zich zelf
geen wonderen zijn te verwachten voor het economische
herstel in Nederland, maar haar oprichting kan wel een
positief signaal zijn in een tijd waarin vele seinen nog op
negatief staan.
L. van der Geest

525

Auteur