De kosten van meerlingen
Hoe verhouden de kosten van meerlingen zich ten opzicbte van die
van eenlingen?
Na 1975 zijn de meerlinggeboorten
flink gestegen1. In 1975 warden tien
meerlingen per duizend geboorten
geboren, anno 1988 is dat 13, terwijl
een verdere stijging in de nabije toekomst waarschijnlijk lijkt . Deze ontwikkeling wordt mede veroorzaakt
door de opkomst van de toepassing
van moderne medische technieken
(bij voorbeeld hormonale behandelingen), en de tendens dat vrouwen op
latere leeftijd kinderen krijgen .
Per 1 januari 1989 werd het aantal
in leven zijnde meerlingen in Nederland geschat op 120.000. Deze populatie, bestaande uit ongeveer een
kwart miljoen personen (1,6% van de
totale bevolking), is wat jonger dan
de rest van de bevolking .
Uit verschillende studies naar de
kosten van c.q. uitgaven aan kinderen blijkt dat naarmate er meer kinderen zijn, de gemiddelde kosten per
kind lager worden5. Dit wordt aller- .
eerst veroorzaakt doordat jongere kinderen artikelen gebruiken die eerder
zijn aangeschaft voor oudere kinderen, zoals kleding en speelgoed.
Daarnaast spelen voor sommige uitgavenposten schaalvoordelen mee: naarmate er meer personen in een huishouden aanwezig zijn, dalen de
gemiddelde en de marginale kosten,
zoals voor voeding . Het is evenwel
de vraag of deze schaalvoordelen
ook gelden voor meerlingen. Verschillende artikelen (kleding, fiets enzovoort) moeten voor meer kinderen tegelijk worden aangeschaft, zodat
schaalvoordelen niet kunnen optreden. Hoewel er over de kosten van
kinderen regelmatig wordt gepubliceerd (zie noot 5), zijn er in Nederland noch in andere landen studies
verschenen over de kosten van meerlingen. De resultaten van een empirisch onderzoek die in dit artikel gepresenteerd worden zijrrdan ook te
beschouwen als een eerste poging
om in deze leemte te voorzien.
In dit artikel komen de volgende
onderwerpen aan de orde. In de eer-
ESB 23-6-1993
ste plaats worden met behulp van gegevens uit een enquete onder ouders
van meerlingen op verschillende manieren schattingen gemaakt van de
kosten van meerlingen. Daarna worden de resultaten vergeleken met onderzoeken van het CBS naar de kosten van kinderen.
Dedata
De analyses zijn gebaseerd op een enquete onder ouders van meerlingen.
In een aantal landelijk en regionaal in
Nederland verschijnende dagbladen
heeft in het voorjaar van 1990 een oproep gestaan aan ouders van meerlingen om mee te doen aan een onderzoek naar de kosten van meerlingen.
De uiteindelijk bruikbare respons leverde 154 bruikbare vragenlijsten op:
97 betreffende tweelingen en 57 drieen vierlingen: ongeveer 2% van het
aantal tweelingen van acht jaar of jonger in Nederland, en ongeveer 80%
van de drie- en vierlingen in die leeftijdscategorie.
Het gemiddelde totale besteedbare
inkomen (dus inclusief vakantiegeld,
kinderbijslag enzovoort) is/ 3990 per
maand voor huishoudens met tweelingen en/ 4160 voor huishoudens met
drielingen. Dit inkomen spoort met
de resultaten van de personele inkomensverdeling van het CBS. Daaruit
blijkt dat in 1988 de echtparen met
kinderen een gemiddeld besteedbaar
inkomen hebben van ruim/ 4000 per
maand7.
Voordat de resultaten van het onderzoek worden besproken, zullen
enige aanverwante zaken worden gegeven. De geboorte van een meerling
leidt volgens de respondenten tot
hoge uitgaven in het geboortejaar.
Zestig procent van de respondenten
vindt dat het duurste jaar: dubbele
aanschaf en speciaal ontworpen artikelen, verhuizing of verbouwing, een
grote auto zijn hier debet aan.
Aan de huishoudens met meerlingen is gevraagd of ze van hun inko-
men kunnen rondkomen. Hierop antwoordt 43% van de huishoudens met
tweelingen negatief, en 59% van de
huishoudens met drielingen. Bijna
60% van de huishoudens met meerlingen is van mening dat ze te weinig
kunnen sparen. En 48% van de huishoudens met tweelingen tegen 38%
van de huishoudens met drielingen
teert in op het spaargeld. Ongeveer
een derde van de huishoudens met
meerlingen ervaart tekorten bij recreatie, abonnementen en verenigingen.
De hoge uitgaven voor meerlingen na
de geboorte worden voornamelijk gefinancierd met spaargeld en uit de
huishoudinkomsten. Soms moet hiervoor ook geld geleend worden.
Resultaten
Via de enquete onder ouders van
meerlingen zijn op verschillende manieren de kosten van een meerling berekend. Deze manieren kunnen in
twee categorieen worden verdeeld:
de objectieve en de subjectieve. Tot
de objectieve behoren de budgetverdelingsmethode en de regressie-analyse op de uitgaven per kind.
Bij de budgetverdelingsmethode
worden de uitgaven van een huishouden verdeeld over verschillende
(groepen van) personen van het huishouden. Sommige uitgaven zoals kleding zijn direct aan bepaalde personen toe te schrijven, andere uitgaven
moeten via verdeelsleutels verdeeld
1. Onder een meerling wordt verstaan:
twee of meer kinderen die op dezelfde
dag geboren zijn in een huishouden van
dezelfde ouders. In dit artikel worden kosten en uitgaven als synoniemen gebruikt.
Als significantieniveau is steeds p = 0,05
aangehouden.
2. Centraal Bureau voor de Statistiek,
Meerlingen in Nederland, Maandstatistiek
van de Bevolking, Den Haag, april 1990.
3. I. Platel, De Boxtelse vierling, Amsterdam, 1990.
4. CBS, op.cit., 1990.
5. Zie bij voorbeeld Centraal Bureau voor
de Statistiek, Kosten van kinderen, Voorburg/Heerlen, 1986; H.A. Pott-Buter en
W.J.N. de Groot, Kosten van kinderen:
een overzicht, Den Haag, 1987. Voor een
overzicht kan worden verwezen naar
A.J.M. Hagenaars en S.R. Wunderink-van
Veen, Soo gewonne, soo verteert. Economie van de huishoudelijke sector, Stenfert
Kroese, Leiden/Antwerpen, hfdst. 11.
6. CBS, op.cit., 1986.
7. Centraal Bureau voor de Statistiek, Statistisch Jaarboek 1992, Voorburg/Heerlen,
1992, biz. 295.
Tabel 1. Meervoudige regressie van de totale hasten per kind in buisboudens
niet een meerling, n – 124
Regressiecbefficient
Huishoudinkomen
Aantal kinderen
, ‘ 0,077
-99,38
Leeftljd van de meerling
0,36
Aanwezigheid van eeri drieling -23,80
Constante
421
Gestand.
regr. coef .
T-waarde
0,61
-0,53
0,01
-0,65
11,34
Significantiecritetium T
0,00
0,00
0,86
-7,93
0,175
-1,04
0,30
9,6
0,00
sen bij de begrippen zeer slecht, onvoldoende, bijna voldoende, ruim voldoende en goed (tabel 2). Theoretisch kunnen voor verschillende
huishoudgrootten subjectieve armoedelijnen worden afgeleid. Zie hiervoor tabel 3. Omdat we maar een
klein aantal respqndenten hebben,
hebben de cijfers een beperkte geldigheid. De grens voor twee personen is
R – 0,66, F – 59,44, significantie F – 0,0.
zuiver hypothetisch: er zijn immers
geen gezinnen zonder een meerling
ondervraagd. Een tweeling zou in dit
Tabel 2. Beoordettng van entge tnkomensniveaus in guldens per maand, n -151
geval circa/ 700 extra per maand kos-
2
Tweeling
Zeer slecht
Onvoldoende
Bijna voldoende
Rulm voldoende
Goed
1.753
2.065
2.446
2.962
3.444
Drieling
Verschfl
2.090
2.500
2.998
3.530
3.933
337
435
552
568
489
ten en een drieling ongeveer/ 1000.
Uit een lognormale welvaartsfunctie van het inkomen is het effect van
de huishoudgrootte op het inkomen
dat de respondent nog net aanvaardbaar vindt, berekend. De elasticiteit
is voor huishoudens met een tweeling 0,39 en voor huishoudens met
een drieling 0,42. Dit houdt in dat
wanneer een gezin met een tweeling
worden. Denk hierbij aan energie of
is een dummyvariabele opgenomen
voeding . Met behulp van regressies
voor de aanwezigheid van een drieling. Verwacht wordt dat deze een negatief teken heeft. Tabel 1 geeft de
wordt getracht de kosten van een
meerling te verklaren.
Bij de subjectieve methoden wordt
de ouders gevraagd een globaal bedrag te noemen wat zij denken dat de
meerling kost, alsmede een oordeel
te geven over het netto maandinko-
men van hun huishouden. Met behulp van deze waarderingsvragen
kan ook een inzicht gekregen worden in de kosten van een meerling.
meervoudige regressie-resultaten van
de totale kosten per kind in de onder-
zochte huishoudens met meerlingen.
van de gezinsgrootte heel groot. Nor-
omdat ze gemiddeld een groter huishouden hebben, maar ook omdat ze
nog extra wensen hebben in vergelijking met gezinnen met eenlingen.
Overigens bleek er geen significant
verschil te bestaan tussen de invloed
van de gezinsgrootte bij ouders van
tweelingen en bij ouders van drielingen.
Objectieve methoden
Om de kosten van de meerling te
kunnen berekenen met de budgetver-
vaste voet van de kosten van een
meerling. Deze bedraagt/ 421 per
delingsmethode, is de huishoudens
kind per maand. Een dubbel logarit-
gevraagd de relevante uitgaven van
mische regressie levert vergelijkbare
het huishouden dan wel die ten be-
resultaten op. Als dan het huishoudinkomen met 10% stijgt, nemen de totale uitgaven per kind met circa 5%
toe.
De gemiddelde totale kosten per kind
van een tweeling zijn/ 451 per
maand, die van een drieling/ 391 per
maand. Een tweeling-kind kost significant meer dan een drieling-kind wat
betreft energie, huishoudgeld en re-
het inkomen dat men nog net aan-
vaardbaar vindt, met 0,25 x 0,39 =
9,75% toeneemt. In vergelijking met
andere onderzoeken is de coefficient
De tekens van de regressie-coefficienten zijn conform de verwachtingen. Huishoudinkomen en aantal kinderen hebben een significante
invloed. De andere variabelen niet.
Voor leeftijd geldt dat het merendeel
van de kinderen jonger dan zes jaar
is. De constante kan men zien als een
hoeve van de meerling op te geven.
er een kind bij krijgt (bij voorbeeld
van vier naar vijf gezinsleden gaat,
dus een toename van 25%), dat dan
Subjectieve methoden
In het onderzoek is ook een aantal
waarderingsvragen opgenomen. Er is
de huishoudens gevraagd aan te ge-
maal gesproken is die ongeveer 0,10.
Dit betekent dat ouders van meerlin-
gen niet alleen meer nodig hebben
Vergelijking met eenlingen
In ons onderzoek zijn de kosten van
een meerling berekend met behulp
van twee objectieve en twee subjectieve methoden. Tabel 4 geeft een overzicht van de uitkomsten. Tevens zijn
de kosten van kinderen van het CBSonderzoek uit 1980 opgenomen,
creatie.
In de regressie-analyse kunnen de
uitgaven per kind worden verklaard
ven hoeveel duurder de meerling vol-
uit de grootte van het huishoudinko-
evenveel eenlingen van ongeveer de-
men, het aantal kinderen en de leef-
zelfde leeftijd. Voor een tweeling was
waarin de kosten zijn berekend volgens de budgetverdelingsmethode.
tijd. Verwacht wordt dat de uitgaven
met de grootte van het huishoudinko-
dat gemiddeld/ 80 per maand, voor
een drieling/ 180.
Het effect van de grootte van het
8. Ten aanzien van de verdeelsleutels kan
men en de leeftijd van meerlingen en
huishouden is te traceren met behulp
negatief met het aantal kinderen.
van de inkomenswaarderingsmetho-
Deze variabelen kunnen uit de literatuur over de kosten van kinderen
worden afgeleid (zie noot 5). Tevens
de. Aan de respondenten is gevraagd
per kind positief gecorreleerd zijn
gens hen was in vergelijking met
bedragen voor het netto maandinkomen in te vullen die volgens hen pas-
naar de methodiek van het CBS worden
verwezen (noot 5). In tegenstelling tot het
CBS hebben wij de vervoerskosten die toe
te schrijven zijn aan de meerlingen wel
tot de kosten van de meerlingen gerekend.
Tabel 3. Subjectieve armoedegrens
in guldens per maand voor buisboudens met een meerling, naargroatte
van bet buisbouden, n – 91
Huisfcoud-
Subjectieve
annoedegrens )
1,003
1.694
2.005
2.301
2.586
|§B3f,i:
Hierdoor wordt een vergelijking mo-
betrekking op de totale kosten van
kinderen van een huishouden, en betreffen de onze alleen de kosten van
de meerling in een huishouden.
In grote lijnen zijn de verschillende
de ouders zelf aangeven tussen een
meerling en evenveel eenlingen van
dezelfde leeftijd is voor een tweeling
/ 40 en voor een drieling / 60 per
maand. Een van de geenqueteerde
uitkomsten consistent met die uit de
literatuur. De objectieve methoden
leiden tot hogere kosten c.q. uitgaven
ouders formuleerde het aldus: “Er is
geen verschil tussen de bestedingen
aan eenlingen of meerlingen. Echter,
dan de subjectieve methoden. Bij die
laatste wordt er rekening mee gehouden dat ouders ook baten van de kinderen hebben, terwijl dat bij de eerste
methode niet het geval is.
bij een meerling komen de kosten
constant voor meerdere kinderen tegelijk”. Bovendien kan er bij een
Een kind van een tweeling kost vol-
meerlingen kunnen met dezelfde uitgaven voor de kinderen dus minder
doen dan ouders van eenlingen. Zij
gelijk van de kosten van een gezin
met een meerling met een gezin met
evenveel eenlingen van ongeveer dezelfde leeftijd.
In het CBS-onderzoek zijn geen vervoerskosten aan de kosten van kinderen toegerekend, omdat de door het
CBS gehanteerde verdeelsleutel voor
de post vervoer aangeeft dat echtparen zonder kinderen meer vervoerskosten maken dan wanneer er wel
kinderen zijn. In ons onderzoek zijn
wel vervoerskosten aan de kinderen
toegeschreven, en wel naar de mate
dat de kinderen die kosten veroorzaken. Daarom zijn de kosten van ons
onderzoek berekend met behulp van
de budgetverdelingsmethode inclusief en exclusief de vervoerskosten.
Dit om de vergelijking met de CBS-
gens de budgetverdelingsmethode
ven dan bij eenlingen. Ouders van
dan evenveel eenlingen van ongeveer dezelfde leeftijd. Toch ervaren
cijfers beter uit te laten komen. Ten
slotte hebben de cijfers van het CBS
meerling minder worden doorgescho-
ouders van meerlingen een subjectief
verschil. Het subjectieve verschil dat
per maand gemiddeld/ 60 (of/ 50
exclusief vervoer) meer dan een kind
van een drieling. Uit regressie-analyses is gebleken dat de totale kosten
per kind positief afhankelijk zijn van
het huishoudinkomen en negatief afhankelijk van het aantal kinderen.
De kosten van meerlingen in ons
onderzoek berekend volgens de budgetverdelingsmethode exclusief vervoer komen vrijwel overeen met de
berekeningen van het CBS die betrekking hebben op huishoudens met
evenveel kinderen van ongeveer de-
zelfde leeftijd. Dit zou inhouden dat,
objectief gemeten, meerlingen geen
extra uitgaven met zich meebrengen
geven aan dat dat dan ten koste gaat
van uitgaven aan recreatie, abonnementen en verenigingen.
AJ. van Dorp
C. Fahrer
A. Luten
J.A.C. van Ophem
AJ. van Dorp en A. Luten zijn werkzaam
bij het NIBUD te Den Haag, C. Fahrer was
ten tijde van het onderzoek studente aan
de Landbouwuniversiteit Wageningen.
J.A.C. van Ophem is werkzaam bij de Landbouwuniversiteit. Dit artikel is op persoonlijke titel geschreven.
Tabel 4. Overzicbt van de uitkomsten van de berekeningen van de kosten van
een meerling per maand en een vergelijking met CBS-gegevens
itetedr
4
҉ۢ
r ;
‘
•
:
Kosten per kind van een
tweeling
drieling
•’•••’•••••’•
iV.-iitV’!.f ?.-‘,’• n’-H •»(>.?’ •-.–.—<_,’,;,-, • _ .!••——————i——-^———i:”;^….»
,..,.;,—-——-
Obiecttevemethoden
391
359
350
335
40
60
399
Constante in regressievergelijking
451
409
421
346
421
^..Jt’,-*:i-f-4-“”f”,>>=—- . =• >; – • – . – – – ‘ -. / – . ; ? – ‘ – . ; ,
SiMfectlevemetliodeB
a
•”
Zie CBS, Kosten van kinderen, %x>ihnrg/Meerlen 3986. De gegevens zijn van 1980 en
hebben niet betrekking op meerlingen, maar op twee respectievelijk drie kinderen. Het
CBS gebruikt de bjidgetverdelingsmethode en er zijn geen kosten voor vervoer aan de
kinderen toegerekend. De CBS-cijfers zijn berekend door het percentage dat huishoudens
metiitfiMiAefl yaff/ W.000fi-Jr44.000, en verzekerfd via het ziekehfonds, aan kinderen bested^n (20% voor twee kinderen en 25% voor drie IdTKleren), te v^rmenigvuldigen
met het gerniddelde inkomen van de twee categorieen in onze steekproef. Voor de twee*
ling zijn huishoudens genomen met beide kinderen van 1-5 jaar, voor de drieiing huishoudens met twee kinderen van 4-11 jaar en een kind van 1-11 jaar.
,,
ESB 23-6-1993
9. Zie onder andere A.J.M. Hagenaars en
S.R. Wunderink-van Veen, op.cit.
-r