Ga direct naar de content

De fabriek van de toekomst; Een toekomstgerichte industriele strategie

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: januari 8 1986

De fabriek van de toekomst
Een toekomstgerichte industriele strategie

Met de groeiende welvaart zijn de eisen die vanuit de markt aan de industriele produktieorganisatie worden gesteld, sterk veranderd. Ging het in de jaren vijftig en begin jaren
zestig vooral om volume en lage prijs, daarna zijn de consumenten ook wat de kwaliteit
betreft veeleisender geworden. Bovendien heeft de welvaart de consument
modebewuster gemaakt, met als gevolg dat het produkt dat op het ene moment in grote
aantallen over de toonbank gaat, het volgende moment onverkoopbaar blijkt. In dit artikel
wordt beschreven hoe de technologische ontwikkeling het mogelijk maakt tegelijkertijd
aan de markteisen van efficiency, kwaliteit en flexibiliteit te voldoen. Vervolgens wordt
aandacht geschonken aan de maatschappelijke consequenties van de hoog- ‘
technologische produktie-organisatie. Gezien de kwalificaties die de fabriek van de
toekomst van de werknemers eist, ziet de auteur geen plaats voor de huidige werklozen in
deze fabriek. Op lange termijn zal een gericht onderwijsbeleid het echter mogelijk maken
dat het gehele arbeidsaanbod weer aan de slag komt.

MR. IR. F.C. RAUWENHOFF*
Inleiding
Het is vaak moeilijk enige lijn te ontdekken in de veranderingen die dagelijks om ons heen plaatsvinden. Zeker
op de tijdschaal van het dagelijks gebeuren zijn deze veranderingen nauwelijks waarneembaar, soms zelfs tegenstrijdig. Het gevolg hiervan is dat men ze vaak te laat opmerkt. Toch heeft iedereen, bewust of onbewust, een bepaalde visie op de aard en de koers van de toekomstige
loop der dingen. Maar individuele visies bereiken zelden
iets op grote schaal. Van dominant belang voor een effectief beleid is het concretiseren van een gemeenschappelijke visie. Met name voor industriele ondernemingen, combinaties van produktie- en marketingorganisaties, is het
concretiseren en effectueren van een gemeenschappelijke visie op een toekomstgerichte industriele strategie van
levensbelang.
Alvorens nader in te gaan op de wijze waarop een organisatie, en met name een produktieorganisatie, zich aan
nieuwe omstandigheden moet aanpassen, lijkt het zinvol
na te gaan hoe dergelijke ondernemingen in de afgelopen
decennia geopereerd hebben en welke veranderingen
zich in die tijd hebben afgespeeld.
Het verhaal is vertrouwd. De jaren vijftig en zestig werden gekenmerkt door een sterke economische groei, resulterend in een grote expansie van zowel afzet als personeel. De markt had het karakter van een ‘sellers market’,
waarin aan een produktie-organisatie maar een ding werd
gevraagd, namelijk maken. De markt voor bij voorbeeld
elektronische en elektrotechnische produkten nam in volume jaarlijks met zo’n 10a20°/otoe. Het was een tijd waarin het vooral ging om meer en sneller produceren. Verbetering van de efficiency van de organisatie kon tot uiting ko32

men in dalende prijzen van de produkten, de belangrijkste
markteis. In een schaarste-economie zoals die tot de jaren
zestig bestond is de prijs, naast de beschikbaarheid, het
belangrijkst voor de consument.
Aan het eind van de jaren zestig, volgend op de sterke
stijging van de welvaart, wordt kwaliteit een even belangrijke, soms zelfs belangrijker eis. De consument wordt kwaliteitsbewuster en gaat meer letten op service en waar voor
het geld. Vanaf het eind van de jaren zeventig ontstaan
stagnaties in de marktgroei en een onmiskenbaar sterk
toenemende concurrentie. De markt is mede door grotere
produktie een ‘buyers market’ geworden. Naast efficiency
en kwaliteit komt een derde element in de concurrentiestrijd naar voren, namelijk flexibiliteit. Het klantenveld
individualiseert, de consument is modebewuster, waardoor de commerciele levenscyclus van de produkten afneemt. De aard van de markt is veranderd. Een onderneming die onvoldoende inspeelt op een van de markteisen
verliest aan concurrentiekracht. Een onderneming die onvoldoende flexibel is, levert geen bij de actuele vraag passende produkten en verzeilt in een bij voorbaat verloren
prijzenslag.
Al deze veranderingen, die zeker niet specifiek zijn voor
een bepaald marktsegment of een bepaald soort onderneming, hebben tot gevolg dat de industrie tegelijkertijd aan
de eisen efficiency, kwaliteit en flexibiliteit moet voldoen.
Naast de markteisen zijn ook de technologische ontwikkelingen in een stroomversnelling terechtgekomen. Dit
heeft grote consequenties voor zowel de produkten als
* Voorzitter van de hoofddirectie van Nederlandse Philips Bedrijven
BV. Dit artikel is een bewerking van een voordracht uitgesproken op
het symposium ter gelegenheid van het afscheid van prof. dr. L.H.
Klaassen als hoogleraar regionaal-sociaal-economisch onderzoek
aan de Erasmus Universiteit Rotterdam d.d. 19 September 1985.

voor de produktieprocessen. In de produkten zien we bij
voorbeeld een sterke toename van micro-elektronica en
daarmee samenhangende miniaturisering en digitalisering. Door de toenemende technische mogelijkheden is er
een breed aanbod van nieuwe produkten en produktvariaties ontstaan. Bij de produktieprocessen zijn flexibiliteit,
pluriformiteit en efficiency bevorderd door nieuwe ontwerp- en fabricagetechnologieen met computergestuurde
apparatuur, bekend onder termen als ‘computer aided design’, ‘computer aided manufacturing’, robots enz.
De huidige scherpe concurrentie spitst zich toe op het al
maar vernieuwen van produkten met steeds andere ken, merken en gewijzigd uiterlijk, die vrij snel in de prijzenslag
terechtkomen. Efficiency, kwaliteit en flexibiliteit zijn een
‘conditio sine qua non’ geworden.

De organisatie van de produktie
Een en ander betekent dat het strategisch belang van de
produktie als activiteit is toegenomen. Het opzetten van
moderne produktiecentra die aan alle drie genoemde eisen kunnen voldoen, is moeilijk en vraagt grote inspanningen in onderzoek en ontwikkeling op het gebied van fabricagetech nologieen.
Zoals gesteld is herwaardering, of beter gezegd opwaardering, van de produktie noodzakelijk. Dat is relatief
nieuw, want decennia lang ging in ondernemingen een
veel grotere aandacht uit naar ontwikkeling van prototypen en naar verkooptactiek. De produktie moest niet zeuren …. De organisatiestructuren van de produktie zijn nu
ter discussie gekomen. Grote bedragen worden gei’nvesteerd in de ontwikkeling en implementatie van flexibele
automatiseringssystemen.
De industriele strategic krijgt een fundamenteel ander
karakter. Deze werd in het verleden gedomineerd door
een eenzijdig streven naar efficiency. Daarop gerichte
kundigheden in management en staffuncties waren goed
ontwikkeld en men kende velerlei technieken om de
grootst mogelijke efficiency te bereiken. In het verleden
werd efficiency vooral verbonden aan de gedachte: de dingen goedkoop maken. Dat leidde tot een continu streven
naar kostenbesparing door goedkopere ontwerpen, meer
uitgekiende werkmethoden en druk op prijzen van toeleveranciers. Functies werden daarvoor opgesplitst in eenvoudige deeltaken en deze deeltaken werden, al dan niet gemechaniseerd, in hoog tempo uitgevoerd. Door de mechanisatie ontstond een toenemende kapitaalsintensiteit en
een tendens naar verticals integratie om zodoende nog
goedkopere eindprodukten te kunnen leveren. Dit functioneert goed als er niet teveel storingen optreden en er geen
snelle wijzigingen van produkt of produktie nodig zijn.
^ Daarin schuilt dan ook het gevaar! Zulk efficiencyjjejiken
JQ immprc intrnuort on hfljjdt niet zozeer reke’ning”mef wat
zlcTTbjjjje klant afspeelt.~~
~———-———————
“Eerdens al aangeduld dat, naast efficiency, in de tweede helft van de jaren zeventig kwaliteit steeds belangrijker
I werd. In eerste instantie werd getracht het streven naar
I kwaliteitsverbetering in te bedden in de gebruikelijke aanpak van efficiencyverhoging. Er werden special isten benoemd, belast met het onderwerp kwaliteit. Impliciet gehanteerde uitgangspunten waren het verhogen van kwaliteit door middel van controles, discipline en vereenvoudiging van taken. Er werd gerekend met de gedachte dat
kwaliteit geld kost. Het heeft even geduurd voordat werd
i beseft dat een geheel andere benadering nodig was. Kwa’ liteit is een zaak van het management en niet primair’van
sfjecialisten. De kwaliteit van het management en de organisatie bepaalt de kwaliteit van de produkten. Niet kwaliteit
kost geld, maar slechte kwaliteit kost geld, want elke tout
pmoet worden betaald. Wat gedaan wordt, moet de eerste
I keer goed gedaan worden: het motto wordt ‘zero defects’.
»• De weg naar hogere efficiency is kwaliteitsverbetering.
Voortkomend uit het kwaliteitsstreven is het begrip flexibiliteit in belang toegenomen. Op dit begrip dient dieper te
worden ingegaan omdat door deze eis de produktiesyste-

ESB 1-8-1986

men en produktie-organisatie werkelijk ingrijpend moeten
veranderen. Het bereiken van flexibiliteit is moeilijk omdat
het gemakkelijk in conflict komt met de wijze waarop efficiency is nagestreefd. Hetzelfde argument dat bij kwaliteit
werd gebruikt, kwam te berde: flexibiliteit kost geld. Ook in
dit geval is het argument onjuist.
Wat is er in het verleden in veel fabrieken gebeurd? Door
de efficiencydruk is een starre produktie-organisatie ontstaan met een grote capaciteit, met eilandautomatiseringen en een grote diversiteit in produktiemiddelen. Door de
eisen van de ‘buyers market’ en de alerte concurrentie is
echter de breedte van het produktassortiment sterk toegenomen. Met de vroegere produktie-opstelling leidde dat tot
lange doorlooptijden in de fabrieken, voor 95% of meer
bestaande uit wachttijden. Dit gaat samen met grote voorraden, zowel van onderhanden werk als van eindprodukten. Het resultaat was dat fabrieken sterk gingen lijken op
pakhuizen, waar grote groepen mensen rondlopen die
zich bezighouden met chasseren, wijzigen en uitzoeken
waar welke spullen zijn. Logistiek is een moeilijk uitvoerbare taak geworden.
Korte doorlooptijden met minimale voorraden zijn absolute voorwaarden die gesteld moeten worden aan toekomstige produktiesystemen. Bovendien moeten die per
dag een grote diversiteit aan produkten kunnen fabriceren. Zo’n produktiesysteem moet een aantal bijzondere
eigenschappen hebben. Vereist is b.v. flexibel transport
en gesynchroniseerde bewerkingstijden om een continue
stroom produkten mogelijk te maken. Dit houdt automatisch in dat men een zeer goede procesbeheersing en goede toeleveranciers moet hebben. Verder: zodanige testvoorzieningen dat snelle terugkoppelingen van de metingen mogelijk zijn.
De contouren van de benodigde innovatie worden
steeds duidelijker. Om gesynchroniseerde bewerkingstijden te realiseren zal een produktiesysteem als geheel ontworpen dienen te worden. De capaciteit van de afzonderlijke machines is niet meer van belang, het gaat om de doorlooptijd van het gehele systeem. Dit vraagt om op elkaar afgestemde mechanisaties, mechanisaties met minimale
omsteltijden. Beter nog is vervanging van de bestaande
mechanisaties door flexibele automatiseringssystemen.
Hiermee is men aangeland bij het denken over nieuwe
soorten produktiemachines, waarvoor ook andere produktontwerpen nodig zijn, aangepast aan die flexibele automatiseringssystemen. Bij het ontwerpen daarvan dient
het gehele proces van produktcreatie en produktrealisatie,
van ontwikkeling tot verkoop, te worden geanalyseerd. Reductie van complexiteit is daarbij vanzelfsprekend een belangrijke factor. Daarbij valt niet alleen te denken aan vereenvoudiging van ontwerpen en eenvoudiger produktiestromen, maar eveneens aan vereenvoudiging van organisaties. Snel reagerende produktiesystemen hebben
niet veel zin bij trage organisaties. Complexe organisaties
zijn traag. Gestreefd dient te worden naar vermindering
van het aantal beslissingsniveaus in de produktie.
Een beeld van een dergelijke produktieafdeling in de
toekomst kan als volgt worden geschetst. Allereerst valt op
dat slechts een klein aantal mensen op de vloer aanwezig
is. Veel werk wordt verricht door computergestuurde
systemen, vaak robots die alleen of in groepjes onderdelen assembleren. Er is een strakke systematische opbouw
van het geheel, het montageproces is foutloos uitgewerkt.
Niet zozeer de hoge snelheid van het geheel is opvallend,
als wel de rust die er van uitgaat. Het gehele produktieproces verloopt in een ongestoord tempo. Op de afdeling is
een grote hoeveelheid informatie beschikbaar. Door middel van beeldschermen kan op ieder moment de stand van
zaken overzichtelijk worden weergegeven. Grote voorraden zijn niet aanwezig, de doorlooptijden zijn erg kort. De
aanwezige mensen houden zich voornamelijk bezig met
het bewaken van het proces en het reageren op storingen.
Reparaties worden niet op de vloer uitgevoerd. Er zijn vrij
veel onafhankelijk opererende montage-eenheden te onderscheiden. Een bouwdoossysteem bij de eindmontage
maakt het mogelijk dat uit de elementen die de montageeenheden produceren, een groot aantal veelal verschillen33

de eindprodukten wordt samengesteld. Er is een grote mate van flexibiliteit mogelijk.

De menselijke factor
Tot zover een beeld van de fabriek van de toekomst. Een
aspect daarin dient apart onder de loep te worden genomen en wel het aspect dat te maken heeft met het toch essentiele ,,bedrijfsmiddel” van de onderneming, de mens.
Centrale vraag is hier wat een dergelijke fabriek betekent
voor de mensen die er werken.
Om goed te kunnen reageren op de storingen die ondanks alles toch kunnen optreden, zowel in de produktiestroom als in de zeer geavanceerde apparatuur, is inzicht nodig in het gehele proces. Veel accuratesse is vereist, maar er is natuurlijk weinig bevrediging in alleen de
bewaking van de processen. De meeste mensen willen
iets concreets doen. Een mogelijkheid om dit op te lessen
is de mensen in teamverband voor een eigen eenheid te laten werken en ze gezamenlijk verantwoordelijkheid voor
produktiviteits- en andere verbeteringen te geven.
, Het meer projectmatig werken, het als groep zorgen dat
ide fabricage ongestoord blijft lopen, betekent een ver’schuiving van individuele naar groepsverantwoordelijkheid. Ook aan de gebruikersvriendelijkheid van de apparatuur dient veel aandacht te worden besteed, waardoor de
computer zo goed mogelijk aansluit bij wat de mensen
kunnen. Het niveau van het werk moet passen bij het niveau van de werknemers. De bediener moet meester blijven over de apparatuur en daartoe interactief met het
systeem te kunnen converseren. Een terugdringen van
mensen naar het niveau van hersenloze kijkers is geen optie. Gemotiveerd personeel is bij de geautomatiseerde
produktiesystemen zelfs van extra groot belang omdat gewerkt wordt volgens zogenaamde ‘just-in-time’-principes.
Dit houdt in dagelijkse toe- en afleveringen van exact de afgesproken aantallen goede produkten! Dat vereist niet alleen discipline, maar ook veel afstemming en slagvaardigheid. Afspraken moeten worden nagekomen. Tekorten
van vandaag moeten ook vandaag worden weggewerkt, al
betekent het langer werken. Bij onvoldoende orders: korter werken, niet voorwerken.

Maatschappelijke consequenties
Dit beeld van toekomstige produktiebedrijven heeft grote consequenties, ook maatschappelijk gezien. Het lijkt
onontkoombaar dat er steeds minder mensen in de fabrieken werkzaam zullen zijn, zeker waar het werknemers betreft die aan het directe produktieproces deelnemen. Gevaarlijk is echter als hierdoor een soort defaitisme gaat
ontstaan.
Vanuit macro oogpunt bezien zullen de veranderingen
namelijk genuanceerder zijn. Met name binnen de in; dustrie zal een indrukwekkende verschuiving optreden,
‘ nog meer dan tot nu toe, van uitvoerend werk naar infor/ matieverwerkende arbeid. Deze door goedgeschoolde
i mensen uit te voeren werkzaamheden worden gekenmerkt door begrippen als multidisciplinaire aanpak,
software- en R&D-intensief. Een statistisch neveneffect
van deze verschuiving is dat steeds meer arbeid als dienstverlenend en steeds minder als industrieel zal worden geklasseerd. Binnen de ondernemingen als is deze verschuiving van direct naar indirect werk al zeer goed te signaleren. Voor de toekomstverwachtingen ten aanzien van de
Nederlandse economie, en dus ook van de werkgelegenheid, is het belangrijk dat de maatschappij als totaal deze
verschuivingen goed begrijpt en erop inspeelt. Indien dit
niet gebeurd zal het directe werk verdwijnen terwijl het
compenserende werk niet of niet in Nederland zal ontstaan. Hoe belangrijk goed anticiperen op verschuivingen
in de werkgelegenheid is, mag worden geVllustreerd met
de grote ellende die ingrijpende verschuivingen in het ver34

re en recente verleden hebben veroorzaakt: de industriele
revolutie, de crisis van de jaren dertig, de huidige zeer hoge werkloosheid.
Vanzelfsprekend is het moeilijk een schatting te maken
van de werkgelegenheidscreatie die juist door de technologische ontwikkelingen worden teweeg gebracht. Ook bij
het begin van de industriele revolutie was men niet in
staat, met uitzondering van enkele zieners, zich een voorstelling te maken van de gigantische hoeveelheid goederen en diensten die door de industrialisatie in betrekkelijk
korte tijd gemeengoed zouden worden. Hetzelfde fenomeen doet zich nu voor aan het begin van het informaticatijdperk. Een nu onvoorstelbare hoeveelheid goederen en
diensten op terreinen als verkeerssystemen, medische
toepassingen, thuiscomfort, communicatie enz. zal binnen afzienbare termijn gemeengoed worden met alle positieve werkgelegenheidsaspecten van dien.
Natuurlijk zullen er in het dynamische proces van technologische ontwikkelingen ook arbeidsplaatsen verloren
gaan. De positieve en negatieve werkgelegenheidsaspecten van nieuwe technologien echter tegen elkaar afwegend, lijkt het niet overdreven optimistisch om te stellen
dat de technologische vernieuwing structureel niet de oorzaak zal zijn van een tekort aan werkgelegenheid. De directe industriele werkgelegenheid zal zeer waarschijnlijk
wel een neiging tot structurele daling blijven vertonen.
Maatschappelijk gezien echter bestaat er een groot en
structureel probleem: hoe kan de huidige te grote groep
werklozen weer worden ingepast in het arbeidsproces? In
het zojuist geschetste beeld van de fabriek van de toekomst komt duidelijk naar voren dat de mensen die daar
werken een overzicht moeten kunnen hebben van de gehele procesgang. Dat stelt duidelijke eisen aan de medewerkers, op alle niveaus. Het opleidingsniveau van deze
medewerkers zal dan ook hoger komen te liggen. Een deel
van het huidige werklozenbestand kan binnen dit beeld
niet als inzetbaar in het moderne industriele arbeidsproces worden beschouwd om velerlei redenen, waaronder
als belangrijkste een combinatie van tekortschietende of
verkeerde opleiding met leeftijd. Zelfs indien men rekening houdt met de grote mogelijkheden van massieve omen bijscholing en indien men rekening houdt met het beschikbaar zijn en komen van minder scholing eisende arbeid buiten de Industrie, dan nog lijkt het een illusie te veronderstellen dat het gehele huidige werklozenbestand opnieuw in het arbeidsproces kan worden ingeschakeld.
Men zal als maatschappij deze realiteit onder ogen moe-

ten zien en naar andere, meer niet-rechtstreeks produktieve werkgelegenheid moeten zoeken voor deze belangrijke
groep. Een oplossing wordt zeker niet gevonden in herverdeling van werk door middel van algemene arbeidsduurverkorting, vooral omdat een dergelijke arbeidsduurverkorting de problemen alleen kwantitatief en niet kwalitatief
benadert.
Kijkend naar de toekomst kan zelfs de stelling worden
geponeerd dat wellicht op termijn eerder vrees dient te
bestaan voor een tekort aan werknemers, veroorzaakt
door te ver doorgeschoten en niet meer terug te draaien
vormen van arbeidsduurverkorting, dan voor te grote
werkloosheid. Dit heeft als belangrijkste oorzaken de op
middellange termijn te verwachten vrij omvangrijke daling
van het arbeidsaanbod en de, historisch, continue arbeidsduurverkorting, gerekend naar levenslang gewerkte
uren, van bijna 1% per jaar.
De komende jaren echter zal de beroepsbevolking belangrijk toenemen. Wil dit niet resulteren in een situatie
waarin een krappe arbeidsmarkt en werkloosheid naast elkaar bestaan, dan dient het een voortdurende zorg te zijn
een kwalitatief hoogstaand, kwantitatief voldoende en op
de behoeften van het bedrijfsleven toegesneden systeem
van opleidingen te creeren en te behouden. Hoewel het
Nederlandse onderwijs van oudsher op hoog niveau heeft
gestaan, is speciale en kritische aandacht voor het onderwijs in de komende decennia van cruciale betekenis. De
technologic ontwikkelt zich vaak sneller dan het vermogen
van de maatschappij om er zinvol mee om te gaan. Het
schip vaart en kan niet meer worden gestopt. Het is aan alle betrokkenen het in de goede koers te houden. Het belangrijkste is het proces van veranderingen te leren beheersen. Dat kan alleen gebeuren als wordt beschikt over
goed opgeleide en zich van nun verantwoordelijkheid bewuste mensen. Dit betekent optimale benutting van toch
schaarse talenten.

Geavanceerde elektronica vereist intensieve gerichte scholing

I_O_IQOR

Slot
Vanzelfsprekend is het de taak van de ondernemingen
zelf om de uitdagingen van de technologische ontwikkelingen op te pakken. De omstandigheden waaronder de individuele ondernemingen op de ontwikkelingen kunnen inspelen, worden echter in niet onaanzienlijke mate bepaald
door de maatschappelijke houdingen en het daarop geente beleid van de overheid. Dat beleid moet gericht zijn op
de versterking van de innovatiepositie van het Nederlandse bedrijfsleven. In eerste instantie is hier het investeringsklimaat in brede zin van belang. In tweede instantie het
meer specifiek op innovatie en op research en ontwikkeling gerichte beleid; daarbij neemt het onderwijsbeleid een
prominente plaats in.
Afsluitend kan dan ook worden opgemerkt dat niet alleen het bedrijfsleven durf en ondernemingselan ten toon
moet spreiden, maar alle sectoren van de samenleving. Alle deelnemers in het veranderingsproces dienen op een
open en constructieve wijze met elkaar te werken. Dit eist
van de maatschappij begrip voor de rol die ondernemingen spelen, ook voor de beperkingen daarvan. Het vereist
van de ondernemers een maatschappelijk ondernemerschap, waarbij de onderneming zich openstelt voor maatschappelijke invloeden en de medeverantwoordelijkheid
ten aanzien van zaken als werkgelegenheid en kwaliteit
van de arbeid niet uit de weg gaat. Fabrieken van de toekomst en met een toekomst zullen alleen tot stand kunnen
worden gebracht indien er op deze wijze een gemeenschappelijke visie ontstaat op de aard en de koers van de
toekomstontwikkelingen.

F.C. Rauwenhoff

Auteur