Ga direct naar de content

De Europese pensioenbreuk

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: augustus 10 2001

De Europese pensioenbreuk
Aute ur(s ):
Valke, E.M. (auteur)
Senior b eleggingsstrateeg, MeesPierson,Amsterdam.
Ve rs che ne n in:
ESB, 86e jaargang, nr. 4320, pagina 636, 10 augustus 2001 (datum)
Rubrie k :
Monitor
Tre fw oord(e n):
pensioenen

De diverse Europese landen hebben uiteenlopende pensioenstelsels. In hoeverre zijn zij voorbereid op de vergrijzing?
Hoewel binnen de EU de aandacht voor de pensioenproblematiek toeneemt, zijn de maatregelen van de verschillende landen
ontoereikend om problemen te voorkomen. Hoe groot zijn nu de verschillen en de problemen in Europa die het ontstaan van één
Europees pensioenstelsel in de weg staan en hoe werkt dit door op de bedrijven in die landen?
Door het afgesproken stabiliteitspact binnen de EMU kunnen de begrotingstekorten immers niet te veel oplopen en kunnen overheden
de hogere pensioenlasten niet volledig uit overheidsmiddelen financieren. In dit artikel ga ik in op de pensioenregelingen in de qua bbp
zes grootste Europese landen: Duitsland, het VK, Frankrijk, Italië, Spanje en Nederland 1 .
Europees stelsel ver weg
De pensioenstelsels in de diverse landen verschillen sterk en één Europees pensioenstelsel is daardoor nog ver weg. tabel 1 geeft een
overzicht van de belangrijkste kenmerken van het pensioenstelsel per land. Misschien is het verschil in zienswijze per land ten aanzien
van het solidariteitsbeginsel tussen ouderen en jongeren nog wel het grootste obstakel voor één pensioenstelsel.

Tabel 1. Overzicht Europese pensioenregelingen
Duitsland

staatspensioen
financiering
leeftijd
man/vrouw
voorwaarden

omslag
65/65)
(eind 2001)
5 jaar werk

t.o.v. totale
pensioenuitkering

85%

Verenigd
Koninkrijk

omslag
65/60
>10 jaar

65%

Frankrijk

Italië

Nederland

omslag

omslag
omslag
omslag
+ kap.dekkinga
60/60
65/60
65/65
65/65
in 2002
(in 2002) inwoner
werknemer > 20 jaar >
2 jr.
werk
werk
10 jr.
inwoner
61%

90%

aanvullende collectieve en particuliere pensioenregelingen
vermogen/bbp
13%
91%
5%
22%
financiering
omslag,
kap.
omslag
kap.
soms kap. dekking
dekking
dekking
deelname
collectieve
regelingen
45%
46%
90%
5%
pensioenlasten ten opzichte van het bbp
2000
10,3%
5,1%
2040
14,4%
4,4%

Spanje

90%

50%

5%
kap.
dekking

162%
kap.
dekking

12,1%
14,2%
15,8%
15,7%
16,3%

15%

90%

9,4%
14,1%

7,9%

a. Sinds 1995.
Bronnen: W.M. Mercer, Europe’s pension assets top $ 3.8 trn, Investment & pensions Europe, juni 2001, blz. 71; Europese
Commissie, COM (2000), 21 december 2000, blz. 52; Europese Commissie, COM (97)283, juni 1997, blz. 29.

Dit verschil zorgt voor een tweedeling binnen Europa. Zuid-Europese landen, maar ook Duitsland, zien het omslagstelsel als een vorm
van solidariteit en gaan daarnaast uit van een zorgplicht van de overheid met de nadruk op het staatspensioen. De hoogte van het
staatspensioen maakt aanvullingen in deze landen minder noodzakelijk. Nederland en het VK daarentegen kozen al vroeg voor met het
kapitaaldekkingsstelsel gefinancierde collectieve regelingen, waardoor deze landen beschikken over een ruim pensioenvermogen. Daarbij
blijkt kapitaaldekking een vorm van omgekeerde solidariteit: het eerder opgebouwde vermogen rendeerde immers dusdanig dat de
huidige en waarschijnlijk ook toekomstige premiebetalers daarvan profiteren.
Solidariteit
Het beroep op solidariteit tussen ouderen en jongeren ter verdediging van het omslagstelsel en al helemaal de hoop op solidariteit
tussen de Europese staten onderling is gemakzuchtig. Veel landen stelden immers in het verleden bewust noodzakelijke maatregelen uit
om derving van belasting
inkomsten te voorkomen of om vakbonden en kiezers tevreden te houden. Om de financieringsproblemen in de toekomst enigszins het
hoofd te kunnen bieden, zouden werknemers nu al, naast premies voor de huidige gepensioneerden, ook premies moeten opbrengen
voor de tekorten in het staatspensioen van de eigen generatie.
Probleem staatspensioen
In Spanje en Italië zijn de krachtigste maatregelen noodzakelijk. In Spanje zullen de pensioenuitgaven het sterkste stijgen en tevens op
het hoogste percentage van het bbp uitkomen. De vergrijzing is daarbij aanzienlijk. In 2050 staan tegenover één gepensioneerde slechts
1,4 potentiële werknemers, tegenover 3,3 nu. figuur 1 geeft de vergrijzingstrend in de Europese landen weer.

Figuur 1. Overzicht vergrijzing in Europa
Spanje en Italië
De Spaanse overheid nam tot nu toe weinig maatregelen. Premier Aznar stelde alleen voor om het salarisafhankelijke deel van het
pensioen te berekenen over het gemiddelde salaris in de laatste 35 jaar, in plaats van de huidige vijftien jaar. Tekenend is dat de
verplichting om pensioenregelingen buiten de onderneming onder te brengen eind vorig jaar op het laatste moment, één maand voor het
ingaan, is uitgesteld tot eind 2002, terwijl de wet al in 1987 aangenomen is. De toekomstige druk is nauwelijks meer af te wentelen op de
werkgevers, ook al omdat eerdere wetswijzigingen nog niet volledig door hen zijn verwerkt. Het kan dan ook niet anders dan dat de
regelingen ingeperkt zullen worden en werknemers zelf voorzieningen moeten treffen, zoals velen nu al doen.Ook Italië is kwetsbaar door
de sterke vergrijzing, de zeer hoge staatsschuld en de hoge werkloosheid. Door de vaak instabiele regeringen en de macht van de
vakbonden zijn echt ingrijpende maatregelen in Italië moeilijk, hoewel het pensioenstelsel over de laatste tien jaar al drie wijzigingen
onderging. Het pensioen werd minder royaal, de arbeidsparticipatie nam toe en er vond fiscale stimulering plaats. Toch zullen de
pensioenlasten verder toenemen, terwijl de pensioendruk voor Italiaanse ondernemingen al hoog is. Bovendien hebben zij jaarlijks al
extra lasten, omdat zij onvoldoende pensioenvoorzieningen genomen hebben voor eerdere wetswijzigingen van maar liefst acht jaar
geleden.
Druk op Duitse ondernemingen
In Duitsland beperken niet alleen het geringe pensioenvermogen, maar ook de tamelijk inflexibele arbeidsmarkt, de omvangrijke
staatsschuld en de lage economische groei, de mogelijkheden om de pensioenlasten te financieren. Bovendien maken deze factoren
veranderingen politiek gevoelig. Daar waar Italië en Spanje de besprekingen over hervormingen zelfs nog moeten beginnen, bereikte de
Duitse regering na twee jaar onderhandelen overeenstemming over een hervorming van het pensioenstelsel. Belangrijkste aanpassingen
in het nieuwe stelsel zijn: de fiscale stimulering voor aanvullende pensioenen gebaseerd op kapitaaldekking, een kleine verlaging van de
omvang van het staatspensioen, pensioenopbouw vanaf 30-jarige in plaats van 35-jarige leeftijd en na een vijfjarig in plaats van tienjarig
dienstverband. Een tegenvaller is dat de regeling niet verplicht is, de verlaging van de pensioenuitkeringen minder vergaand is dan in het
oorspronkelijke plan en dat de overheid de koppeling van de pensioenen aan de loonontwikkeling heeft hersteld.
De stijging van de pensioenlasten zal de concurrentiepositie van ondernemingen verder onder druk zetten, terwijl Duitse ondernemingen
binnen de onderzochte landen al de hoogste lasten kenden. Bovendien zijn de uitkeringen geenszins zeker. De collectieve regelingen zijn
in Duitsland namelijk voor zestig procent gedekt door voorzieningen, die meestal niet in een afzonderlijke beheerentiteit zijn gestort. Niet
altijd zullen daar voldoende middelen tegenover staan, hetgeen ook bij een aantal van de onderzochte ondernemingen bleek.
Omslagstelsel Frankrijk weinig garantie
De Franse regering heeft weliswaar aandacht voor de problematiek, maar wist tot dusver geen doeltreffende maatregelen te nemen, mede
door de arbeidsonrust die bij ieder voorstel de kop op steekt. De regering slaagde er alleen in om de arbeidsperiode voor een maximaal
pensioen te verlengen tot veertig jaar, de hoogte van de uitkering los te koppelen van de loonontwikkeling en de uitkering te berekenen
over de 25 in plaats van de tien hoogste salarisjaren. Vooralsnog beperkt de regering zich dan ook het storten van een deel van de tot op
heden tegenvallende opbrengst van de umts-veilingen in het pensioenreservefonds en het afwachten van de volgende verkiezingen.

Evenals in Duitsland is in Frankrijk het grootste probleem de financieringsvorm door middel van het omslagstelsel, waar ook de goed
ontwikkelde collectieve regelingen grotendeels op zijn gebaseerd.
Weinig zorgen VK en Nederland
Het VK zal in de toekomst vrij weinig problemen kennen met de financiering van de pensioenen. De premiedruk zal naar verwachting zelfs
dalen. Dat de pensioenlasten in het VK laag zijn heeft voor een deel ook te maken met de vrij lage Britse pensioenuitkeringen. Ook de
overige sociale regelingen zijn relatief beperkt, zodat de werkgevers in vergelijking tot de andere Europese landen lage sociale lasten
hebben. Door de omvang van het pensioenvermogen en de beleggingsresultaten uit het verleden profiteerden veel Britse
ondernemingen ook nog eens van premievakanties en terugstortingen. Door de beperkte vergrijzing, de lage pensioenuitkeringen en het
beschikbare pensioenvermogen zullen Britse ondernemingen nu, maar ook in de toekomst, op dit punt voordeel hebben ten opzichte van
andere Europese ondernemingen. Dit voordeel is echter slechts van toepassing zolang de omvang van de uitkeringen niet op het niveau
van de andere Europese landen wordt gebracht.
Minder positief in het Verenigd Koninkrijk is de daling van het deelnemerspercentage aan de collectieve regelingen. De pensioendruk in
Nederland zal fors toenemen, maar de financiering van de AOW zal ondanks deze stijging niet zulke grote problemen opleveren als in de
meeste andere EU-landen. Ten opzichte van het bbp valt de druk immers mee en vooral de afnemende staatsschuld, de dalende
belastingdruk en de ruim gefinancierde collectieve regelingen die de afhankelijkheid van het staatspensioen beperken, bieden ruimte.
De Nederlandse bedrijven profiteerden de laatste jaren van de overwaarde van de ondernemingspensioenfondsen en het gunstige
beursklimaat en kenden de laagste pensioenlasten in Europa. Het is aannemelijk dat de ‘premievakanties’ blijven bestaan, hoewel door het
huidige beursklimaat en de inflatie ook al geluiden van premieverhogingen hoorbaar zijn. Bovendien zullen ondernemingen als gevolg
van de aangekondigde nieuwe Richtlijn voor de Jaarverslaggeving in de toekomst minder voordelen kennen, doordat vooraf rekening zal
worden gehouden met te verwachten salarisverhogingen en een eventuele premieholiday als last in de winst- en verliesrekening wordt
opgenomen, omdat de balans van het pensioenfonds meegeconsolideerd wordt.
Toenemende aandacht en eigenbelang
Op dit moment betalen de verschillende landen nog niet voor elkaar en blijft ieder land verantwoordelijk voor zijn eigen pensioenschuld.
Het is echter niet uit te sluiten dat in de toekomst de landen met minder pensioenproblemen uit algemeen economisch belang op de een
of andere manier wel voor de landen met problemen zullen moeten opdraaien. Landen als Italië en Spanje kunnen in dusdanig hoge
kosten vervallen dat hun concurrentiepositie verslechtert en de inflatie toeneemt. Een lagere economische groei in Europa zal de
verhouding tussen werkenden en inactieven verder verslechteren en kan de koers van de euro onder druk zetten en de lasten voor
ondernemingen doen toenemen. De Europese Commissie verwacht als gevolg van de toekomstige pensioenproblematiek tussen 2000 en
2050 gemiddeld een 0,43 procent lagere groei van het bbp per jaar 2 .
Hoewel concrete maatregelen in veel landen vooralsnog uitblijven, neemt de aandacht in Europees verband voor het pensioenprobleem
wel toe. In maart is tijdens de Voorjaarstop in Stockholm overeengekomen om de pensioenrapportages deel uit te laten maken van het
Stabiliteits- en Groeipact, dat de omvang van begrotingstekorten en staatsschuld beheerst. Er zijn geen extra sancties naast de binnen
het pact bestaande boetes afgesproken indien een land te weinig spaart voor de pensioenvoorzieningen. Toch is deze maatregel in de
praktijk, zeker gezien het verzwijgen van het onderwerp in de voorgaande jaren, een stap vooruit.
De afzonderlijke landen zullen als gevolg van Stockholm meer gedwongen worden actie te ondernemen, hetgeen wel op korte termijn zal
moeten gebeuren. Verder is het voorstel van de Europese Commissie, voor eenzelfde belastingregime voor pensioenen van werknemers
die tijdelijk buiten de eigen landsgrens werkzaam zijn, belangrijk voor grensoverschrijdend arbeidsverkeer zonder verstoringen van de
pensioenopbouw 3. Weliswaar is dit de makkelijkste oplossing, omdat discussie over convergentie van de belastingstelsels vermeden
wordt, maar een eerste stap richting één pensioenfonds (maar niet één stelsel), een flexibelere arbeidsmarkt en een meer uniform
belastingstelsel is hiermee gezet.
Conclusie
De verschillen in pensioenregelingen zijn dusdanig groot dat één Europees pensioenstelsel voorlopig niet tot de realiteit behoort. Pas
indien de grootste verschillen weggenomen zijn, kunnen politieke hordes genomen worden.
De meeste Europese landen kunnen een aanzienlijke lastenverzwaring verwachten, met name in Zuid-Europa waar de staatspensioenen
royaal zijn. Bovendien zullen ondernemingen in deze landen evenals in Duitsland bestaande tekorten in pensioenvoorzieningen nog
moeten aanzuiveren. Frankrijk en Spanje hebben daarbij iets meer tijd om orde op zaken te stellen, omdat de sterkste toename van de
vergrijzing pas vanaf 2015 plaats zal vinden, een gegeven waar vooral Spanje wel erg sterk op leunt. De problemen kunnen grote
gevolgen hebben voor de economische groei, op de mobiliteit van de werknemer en voor de winstontwikkelingen van ondernemingen.
Zuid-Europese bedrijven zullen ten opzichte van Nederlandse en Britse ondernemingen door de pensioenproblematiek in een steeds
nadeliger positie geraken

1 E.M. Valke, De Europese pensioenbreuk; verschillen in en vooruitzichten voor Europese pensioenen en de invloed op
winstgevendheid van ondernemingen, Amsterdam, april 2001.
2 J. Mantel en S. Bergheim, German pension reform, two more steps to go, Merrill Lynch, Londen, 7 juni 2000, blz. 46.
3 Aanvullende pensioenregelingen zijn voor werknemers in het buitenland veelal niet aftrekbaar van de belasting, terwijl de feitelijke
uitkering in het eigen land wel belast is.

Copyright © 2001 – 2003 Economisch Statistische Berichten ( www.economie.nl )

Auteur