Ga direct naar de content

De econoom J.M. den Uyl

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: januari 27 1988

Tekorten van de welvaartsstaat

De econoom J.M. den Uyl
Inleiding
Op 24 december jl. overleed J.M. den
Uyl. Over de politicus Den Uyl is in de
afgelopen weken al veel geschreven en
zal ongetwijfeld nog veel volgen. Ik wil
me hier meer richten op de econoom
Den Uyl, hoewel die scheiding moeilijk
te maken is1. Gezien de enorme hoeveelheid van Den Uyls werk is deze bijdrage slechts een bescheiden poging
om een eerste overzicht te geven van
het werk van de econoom Den Uyl.
Een selectie uit Den Uyls werk is samengebracht in een tweetal bundels. In
1978 verschijnt Inzicht en uitzicht, dat
opstellen bevat uit de jaren 1947 tot en
met 19782. In 1986 verschijnt De toekomst onder ogen, waarin werk van
Den Uyl uit de jaren 1979 tot en met
1985 is opgenomen3.
In dit artikel wordt gepoogd een (min
of meer chronologisch) overzicht te geven van Den Uyls economische beschouwingen. Daarin ligt aanvankelijk
het accent op de verworvenheden van
de welvaartsstaat, maar vanaf 1960
legt Den Uyl meer de nadruk op de nog
bestaande tekorten in de welvaartsstaat. Vanaf 1968 wijst Den Uyl op de
grenzen aan de groei, terwijl hij na de
oliecrisis van 1973/1974 de aandacht
verlegt naar uitwegen uit de crisis.

Verworvenheden van de
welvaartsstaat
Op het tweede congres van de PvdA
– in april 1949 – wordt opdracht gegeven om een plan samen te stellen “dat
de economische en sociale politiek van
de partij op langere termijn uiteenzet”.
Daarbij zou aangegeven moeten worden welke onderdelen van het economised leven voor socialisatie in aanmerking komen. In juni 1949 breidt het
partijbestuur de opdracht uit, in die zin
dat ook moet worden bezien wat de gevolgen van de verwezenlijking van de
sociaal-economische
doelstellingen
zijn voor het maatschappelijke en culturele leven. Voorzitter van de speciaal ingestelde plancommissie is H. Vos, die
samen met Tinbergen de grate man
was achter het Plan van de Arbeid van
19354. Secretaris van de genoemde
commissie is J.M. den Uyl. Resultaat
van hun werk is De weg naar vrijheid,

86

In 1960 stelt Den Uyl dat belangrijke
elementen van het kapitalistische stelsel zijn verdwenen, maar dat andere
kenmerken van het kapitalisme zijn gebleven10. Als doelstellingen die sociadat in 1951 verschijnt . Den Uyl noemt listen nastreven noemt Den Uyl “een
dit de publikatie waarin hij – in teamver- zodanig beheer van de produktiemidband – het meeste van zijn schrijflust delen dat dit beheer in de eerste plaats
heeft ge’investeerd6. Zoals Van Lier gericht is op de behartiging van geconstateert, waren de invloeden van meenschapsbelangen”11.Voorts wijst
Keynes, Beveridge en de ‘New Deal’ Den Uyl wederom op de in de maatschappij nog steeds bestaande ongevan Roosevelt op De weg naar vrijheid
groot7. De doelstellingen van De weg lijkheden. Doel is een bestel, “waarin
naar vrijheid zijn:
grotere welvaart gepaard zal gaan met
– bestaanszekerheid bij een behoorlijk grotere gelijkheid.
In een artikel uit 1961 ter gelegenlevenspeil en redelijke verdeling van
heid van het dan (ruim) 25 jaar tevoren
het inkomen;
– geen machtsuitoefening zonder ver- verschijnen van het Plan van de Arbeid
antwoordingsplicht en geen grotere erkent Den Uyl een zekere verwarring
machtsconcentratie dan voor de ver- in het socialistische denken in de jaren
vulling van de gestelde taken onmis- vijftig. “De tijd van ‘bezinning’ en ‘orienbaar is;
tatie’ heeft al rijkelijk lang geduurd. Wil
– gelijke kansen voor een ieder tot ont- het socialisme mee blijven spreken,
plooiing van de persoonlijkheid in de dan is rechttrekken van de lijnen urgent … Uitgangspunt van de positiebegemeenschap;
– opbouw van een in de gemeenschap paling van socialistische partijen in de
zestiger jaren zijn de fundamentele tegewortelde cultuur;
– opbouw van een geordende interna- korten van de welvaartsstaat”. Den Uyl
stelt dat de publieke, voor alien toegantional gemeenschap.
kelijke voorzieningen sterk ten achter
Deze doelstellingen zijn – in iets an- blijven bij de groei van de particuliere
derebewoordingen-steeds weerterug welvaart. Hij refereert hierbij aan Galte vinden in Den Uyls latere werk. In een braith, die de naoorlogse samenleving
artikel uit 1959 stelt Den Uyl dat de f un- gekenmerkt ziet door ‘private opulence
dering van de welvaartsstaat heeft amidst public squalor’ of met andere
plaatsgevonden tussen 1940 en 1955. woorden ‘poverty amidst plenty’. Het
Dat is de periode geweest van belang- socialisme stelt, aldus Den Uyl, “de eis
rijke vergroting van de overheidsinvloed op het economisch leven, schep- 1. Zie in dit kader: John Jansen van Galen
ping van een bewuste werkgelegen- en Bert Vuijsje, Joop den Uyl. Politiek als
heidspolitiek en uitbreiding op grote hartstocht. Een portret in twintig interviews,
schaal van sociale voorzieningen. Het Weesp, 1985, alsmede de bespreking van
dat boek: W. Schreuders, Politicus en ecosocialistische program uitde interbellai- noom, ESB, 4 juni 1986, biz. 559-560.
re periode werd voor een belangrijk 2. J.M. den Uyl, Inzicht en uitzicht. Opstellen
deel ten uitvoer gebracht, ook door re- over economie en politiek, Amsterdam,
geringen waarvan de socialisten geen 1978. Naar deze bundel zal in het navolgende worden verwezen als Inzicht.
deel uitmaakten. Echter, “in het midden 3. J.M. den Uyl, De toekomst onder ogen.
van de vijftiger jaren toont het socialis- Beschouwingen over socialisme, economie
me overal onrust random de vraag: is en economische politiek, Amsterdam, 1986.
de welvaartsstaat tussenhalte of eind- Naar deze bundel zal in het navolgende worstation?”. Ondanks de verworvenhe- den verwezen als Toekomst. dit plan: W.
4. Zie voor een bespreking van
den van de welvaartsstaat is er nog gro- Schreuders, Vijftig jaar Plan van de Arbeid,
te ongelijkheid in inkomens- en vermo- ESB, 23 oktober 1985, biz. 1060-1062.
gensverdeling, in ontwikkelingskansen 5. De weg naar vrijheid. Een socialistisch
en macht. “Anders gezegd, het is juist perspectief, Rapport van de Plancommissie
van de Partij van de Arbeid, Amsterdam,
dat het socialisme tot dusver er niet in 1951.
is geslaagd een aantal fundamentele 6. J.M. den Uyl, Verantwoording, in: Inzicht,
gebreken van • onze maatschappij te biz. 5.
verhelpen”8. En Den Uyl besluit het ar- 7. Th.J.A.M. van Lier, De weg naar vrijheid,
in: A. Pepere.a., Wetenschappelijksocialistikel met de opmerking dat de volbren- me, Amsterdam, 1982, biz. 49.
ging van socialistische taken niet min- 8. Marxisme anno 1959, in: Inzicht, biz. 90der groots wordt, wanneer ze geschiedt 91.
vanuit de overtuiging dat de te verdedi- 9. Idem, biz. 99.
10. De economie in
nieuwe beginselprogen verworvenheden niet minder waard gram van de PvdA, het Inzicht, biz. 101.
in:
zijn dan de na te streven hervormin- 11. Idem, biz. 103.
gen9.
12. Idem, biz. 105/106.

van voortgaande structuurhervorming.
Tegenover de machtsusurpatie van het
particuliere bedrijfsleven vraagt het om
hervorming van de structuur van de onderneming, om nationaal en internationaal te geraken tot een onderordening van het ondernemingsbelang aan
het algemeen belang13.
In januari 1963 verschijnt het eerste
rapport van een door de Wiardi Beckman Stichting (het wetenschappelijk
bureau van de PvdA) uitgegeven serie
onder de titel Om de kwaliteit van het
bestaan. In dat eerste rapport – met als
ondertitel “De besteding van de groei
van het nationaal inkomen” – wordt helaas niet vermeld wie de auteur ervan is
(of wellicht meerdere auteurs). De Galan – ook in 1987 overleden – stelt dat
velen aan dat rapport hebben gewerkt,
maar dat het in feite ontsproten is aan
het brein van Den Uyl, die dan juist vertrekt als directeur van de Wiardi Beckman Stichting14. In dit rapport worden
wetenschappelijke denkbeelden verwerkt van Galbraith over de ‘affluent society’ en van Tinbergen over de (inter-)
nationale welvaartsverdeling. In het
eerste hoofdstuk, getiteld “De kwaliteit
van het bestaan”, lezen we (opnieuw)
dat tal van programmapunten van het
vooroorlogse socialisme in de naoorlogse jaren – in de welvaartsstaat – in
grate lijnen zijn verwezenlijkt. Maar:
“Juist bij een projectie op de internationale verhoudingen blijkt, dat social istische beginselen en uitgangspunten allerminst zijn gerealiseerd”. De waarde
van de verworvenheden van de welvaartsstaat wordt in de eerste plaats bepaald door “de mate waarin deze verworvenheden dienstbaar kunnen worden gemaakt aan rechtvaardiger verhoudingen in de wereld”. Maar ook op
nationaal niveau is nog het nodige te
doen, met name ten aanzien van de inkomensverschillen.
Gewaarschuwd
wordt dat de opheffing van overgebleven maatschappelijke kwalen niet alleen een zaak van voortgezette economische groei is. De vraag is “of een ongekwalificeerde welvaartsgroei, of
scherper aangeduid, een groei van het
reele inkomen per hoofd van de bevolking, die niet nader wordt gericht en afgestemd dan in de bestaande maatschappelijke orde het geval is, tot grater welzijn en rechtvaardiger verhoudingen leidt”15. Eigenlijk heeft Den Uyl het
hier al over selectieve groei. Den Uyl
concludeert dat de welvaartsstaat,
waarbinnen de overheid streeft naar
volledige werkgelegenheid en de bestaande verdeling van het inkomen zich
handhaaft geen eindstation kan zijn.
Gesteld wordt dat de voor onze tijd zo
typerende welvaartsgroei de tendens
heeft de gebreken van onze samenleving te versluieren. En: “Socialistische
politiek in de fase van economische ontwikkeling, die de industriele landen nu

ESB 20-1-1988

zijn binnengetreden, manifesteert zich
in een bewuste keuze van de besteding
van de toeneming van de welvaart” .
Den Uyl stelt verder dat de kloof tussen
rijke en arme landen niet oplosbaar is
“zonderfundamentele aanpassingen in
de produktiestructuur van de rijke landen en het doelbewuste planmatige besteden van de nationale inkomens van
deze landen. Een dergelijke planmatige
leiding van de economische groei is
evenzeer noodzakelijk met het oog op
de gebleven risico’s van conjuncture^
inzinkingen”. Nodig is een coordinate
van nationale bestedingsplannen, hetgeen tot de voornaamste taken van de
Europese Commissie behoort17.
Ten slotte wordt een planmatige besteding van de toeneming van het nationale inkomen bepleit, gericht op:
– voortgezette economische groei onder handhaving van volledige werkgelegenheid;
– grotere gelijkheid in de verdeling van
het beschikbare particuliere inkomen;
– evenwichtige verdeling van de bestedingen over gezinnen en gemeenschapsorganen;
– overdracht van een zodanig deel van
de toeneming van het nationale inkomen aan onderontwikkelde gebieden, dat een grotere gelijkheid in levenspeil tot stand komt.

omzichtigheid kunnen worden aangebracht, wil de doelstelling van volledige
werkgelegenheid niet in het gedrang
komen. Ons land maakt deel uit van de
westerse economie en staat daarin aan
alle weer en wind bloot”. Den Uyl meent
dat we groei nodig hebben om de gevolgen van de groei op te vangen. Wel
voegt hij eraan toe dat de kosten van de
groei volledig betaald moeten worden
door de veroorzakers van de kosten20.
In 1970 stelt Den Uyl dat welbewust
moet worden gebroken met het ongerichte welvaartsstreven, dat het socialisme zich door het kapitalisme heeft laten opdringen21.
In oktober 1974 spreekt de toenmalige premier Den Uyl op een openbare
ledenvergadering van het Nederlands
Christelijk Werkgeversverbond te Nijmegen over “Socialisme en ondernemingsgewijze produktie”. De ontwikkeling sinds de eerste wereldoorlog samenvattend, stelt Den Uyl “dat de produktie uiteindelijk niet bepaald behoort
te worden door vraag en aanbod, zoals
ze op de markt tot gelding komen, maar
door als tegenstelling geziene, democratisch geschetste gemeenschapsbeslissingen”22. Het telkens weer in discussie komen van de vraagstukken ten
aanzien van de economische orde
heeft niets van doen met “ondernemertje pesten”, maar heeft “alles van doen
met veranderingen die zich hebben voltrokken in de technologische en economische grondverhoudingen in onze saGrenzen aan de groei
menleving en in de wereld”. In dit verband wordt gewezen op concentratieBegin 1968 wijst Den Uyl op de kos- vorming en technologische ontwikketen van economische groei en de gren- ling. Er is kritiek ten aanzien van het
zen aan de groei. “Er is onder econo- stelsel van de vrije ondernemingsgewijmen min of meer overeenstemming dat ze produktie als gevolg van het opgekode produktie zou moeten worden belast men besef van de nieuwe schaarste23.
met de maatschappelijke kosten, die ze Den Uyl erkent “dat er ongetwijfeld een
veroorzaakt, opdat de prijzen een zui- soms latente, soms acute spanning
vere afspiegeling zullen vormen van het aanwezig is tussen een selectief groeimaatschappelijk nut en de maatschap- beleid en het tot stand brengen en onpelijke kosten. Dat is trouwens ook te derhouden van volledige werkgelegenvinden in de Nota inzake groei en struc- heid. Den Uyl wijst op de vanzelfspretuur van onze economie . Deze nota kendheid van de toepassing van armet als verantwoordelijk minister van beidsbesparende technieken. Onder
Economische Zaken Den Uyl – werd in verwijzing naar noodzakelijke internaoktober 1966 aan de Tweede Kamer
aangeboden, op een moment dat het
kabinet-Cals demissionair was.
13. Vijfentwintig jaar na het Plan van de ArDen Uyl trekt dan (in 1968) als voor- beid, in: Inzicht, biz. 112-114.
lopige conclusie dat consequente toe- 14. C. de Galan, Om de kwaliteit van het bepassing van sociale-kostencalculatie staan, in: A. Peper e.a., Wetenschappelijk
zal leiden tot verhoging van de kostprijs socialisme, Amsterdam, 1982, biz. 64.
15. De kwaliteit van het bestaan, in: Inzicht,
van bedrijven met belangrijke externe biz. 116-119.
nadelen en alle gevolgen van dien. “Of 16. Idem, biz. 123.
we dat willen is een politieke keuze. 17. Idem, biz. 125/126.
Een kwestie van afweging van het tem- 18. De kosten van economische groei en het
po van materiele vooruitgang tegen Nederlandse groeibeleid, in: Inzicht, biz.
137/138.
herstel en behoud van de leefbaar- 19. Idem, biz. 141.
19
heid” . Hij is zich ervan bewust dat ver- 20. Idem, biz. 143.
anderingen in de allocatie – die het ge- 21. Socialisme en nieuwe maatschappijkriin: Inzicht,
volg zijn van een consequente toepas- tiek, Socialismebiz. 171.
22.
en ondernemingsgewijze
sing van sociale-kostencalculatie in de produktie, in: Inzicht, biz. 182.
Nederlandse economie – “slechts met 23. Idem, biz. 183-185.

87

tionale afspraken stelt Den Uyl dat in
het kader van de werkgelegenheidsontwikkeling op lange termijn een rem
dient te worden gezet op het tempo
waarin technische vernieuwingen worden toegepast24. Later komt Den Uyl
hier nog op terug en zegt dat men in diverse aanvallen op zijn betoog onvoldoende aandacht heeft besteed aan
hetgeen hij heeft gesteld over de Internationale samenhang25. Nog weer enige tijd later (in 1979) stelt Den Uyl dat
in het kader van selectieve economische groei technologische ontwikkelingen in hun toepassing Internationale
toetsing en sturing vragen26.

De weg uit de crisis
Vlak voor de kamerverkiezingen van
mei 1977 houdt Den Uyl een college op
de TH Eindhoven onder de titel “Die tijd

komt nooit meer terug”27. Hij meent dat
de omslag in de economie van
1973/1974 moet worden aangemerkt
als het einde van een tijdperk. In het begin van de jaren zeventig stortte het
stelsel van vaste wisselkoersen van
Bretton Woods in. De monetaire instabiliteit werd gevolgd door een scherpe
stijging van de grondstoffenprijzen en in
1973/1974 met name een stijging van
de olieprijs. Als de wereldhandel daalt,
is de crisis een depressie geworden28.
Den Uyl stelt later dat de trendbreuk in
de economische groei, die zich manifesteerde in de economische wereldcrisis, een ver boven de economie uitgaande betekenis heeft voor de westerse samenlevingen29.
Den Uyl stelt dat vrij algemeen rekening wordt gehouden met hardnekkigheid van de werkloosheid en vertraging
van de groei. Hij taxeert de verschillende opgetreden ontwikkelingen in de
voorgaande jaren als ten dele conjunctureel bepaald en ten dele van blijvende aard. In zijn visie spelen ook verzadigingsverschijnselen en het doordringende besef van fundamentele schaarste aan grondstoffen en energie een rol,
alsmede het geringe tempo van de bevolkingsgroei. Den Uyl spreekt over een
eindpunt van de in de tweede helft van
de 18e eeuw ingezette industriele revolutie30. Later herhaalt Den Uyl deze oorzaken en voegt daar nog aan toe de
technologische ontwikkeling en daarmee samenhangende werkgelegenheidsverschuivingen31. Hij stelt dat het
verlangen naar volledige werkgelegenheid zal moeten worden bevredigd op
basis van een geringere groei dan
waarmee het tot dusver gelukte om volledige werkgelegenheid te realiseren32.
In januari 1978 zegt Den Uyl in Davos dat de markteconomie de groei van
het welvaartspeil weliswaar heeft bevorderd, maar daarbij op een aantal

88

punten heeft gefaald. Hierbij doelt Den
Uyl dan op de (inter-)nationale inkomensverdeling, de uitputting van grondstoffen en energie en het gebrek aan
open en vrije handel. En vervolgens
zegt hij: “De overwegingen die leiden
tot de behoefte aan meer ordening op
internationaal niveau zijn evenzeer van
gelding in een nationale economie. Het
verzekeren van werkgelegenheid bij
geringe groei vraagt het nauwkeurig
sturen van investeringen. Waar de traditionele vraag wegvalt, zal de overheid
zelf vraag moeten creeren. De technische ontwikkeling vergt al evenzeer
een kritische toetsing” .
In “De toekomst onder ogen zien”
(1978) wijst Den Uyl op het dan tienjarig bestaan van de Club van Rome en
stelt dat “het verband tussen een groeiende produktie van goederen en werkgelegenheid veel minder aanwezig (is)
dan voorheen, nu onder invloed van
een – waarschijnlijk structurele – daling
van rendementen nieuwe investeringen
zozeer op arbeidsvervanging zijn gericht. Technologische vernieuwing zal
nodig blijven vanwege Internationale
concurrence, maar ook ter vervanging
van vuil, onaangenaam werk, en ook
omdat niet kan worden ontkend dat
technologische ontwikkeling grondstoffenbesparend kan uitpakken … Dat betekent dus wel groei van arbeidsproduktiviteit, maar dan begeleid met verkorting van arbeidstijd resp. delen van
werk”34.
Bij een andere gelegenheid gaat Den
Uyl in op de vooruitzichten voor economische groei in de jaren tachtig. Het lijkt
hem niet onaannemelijk, dat een voortzetting van de groei niet zal behoeven
te stuiten op fysieke grenzen, maar
steeds scherper tekenen zich de sociale en politieke grenzen van voortgezette economische groei af. Hij concludeert dat – in verband met de relatie tot
de ontwikkelingslanden en met de bescherming van het milieu – het Westen
moet streven naar selectieve groei, dat
wil zeggen dat bewust moet worden gekozen wat moet groeien en wat nier5.
Den Uyl bepleit een maatschappelijke
kosten/batenanalyse en grijpt hiermee
terug op zijn gedachten hieromtrent uit
1968. “De verdergaande sturing van
kapitaalstromen en investeringen is ook
nodig om het proces van voortgaande
uitstoot van arbeid door technische
vooruitgang te begeleiden en te bei’nvloeden36.
Den Uyl, Kok, Pronk en Tinbergen
komen eind 1980 met een Wereldwerkgelegenheidsplan, omdat volgens hen
in allerlei benaderingen van de Internationale economische politick de werkgelegenheid veronachtzaamd wordt.
Ze stellen “dat iedere grootschalige poging de werkgelegenheid op te voeren,
dient samen te hangen met een poging
te streven naar een optimale Internatio-

nale arbeidsdeling over de gehele wereld”. Ze bepleiten een op de toekomstige ontwikkelingen anticiperende herstructurering van de industrieen van de
industrielanden en een grootschalige
Internationale
inkomensoverdracht
naar ontwikkelingslanden”37. In een
speciaal nummervan ESS ter gelegenheid van de tachtigste verjaardag van
Tinbergen in april 1983 sluit Den Uyl
hier weer bij aan en hij bepleit – in navolging van Tinbergen – de noodzaak
van een internationaal gecoordineerd
werkgelegenheidsbeleid . Den Uyl
stelt: “De weg uit de crisis zal een lange weg zijn, ook bij herstel van economische groei”. Ook bij een gecoordineerd internationaal stimuleringsbeleid
zal uitbreiding van werkgelegenheid
slechts moeizaam tot stand komen. Arbeidsduurverkorting en herverdeling
van werk zijn dan ook even belangriik
als herstel van de economische groei .
Op dit laatste komt Den Uyl herhaaldelijk terug: “Het is dus niet primair korter werken, maar herbezetting, dan wel
behoud van arbeidsplaatsen, waar het
op aankomt”40. Er ontwikkelen zich produktiviteitsstijgingen, die ver uitgaan

24. Idem, biz. 191-192.
25. Die tijd komt nooit meer terug, in: Inzicht,
biz. 209.
26. De sociale, politieke en economische
ontwikkeling in de jaren ’80, in: Toekomst,
biz. 81.
27. Den Uyl verklaart later dat hij in 1973 met
de stelling “die tijd komt nooit meer terug”

doelde op de tijd van goedkope energie,
maar ook op de periode waarin snelle economische groei tot een automatisme leek te
zijn geworden. Zie: Wat nooit meer terugkwam; het CPB en de lange golf, in: Toekomst, biz. 91.
28. Die tijd komt nooit meer terug, in: Inzicht,
biz. 205.

29. De urgentie van een nieuw beleid, Socialisme en Democratie, September 1980,
biz. 385.

30. Die tijd komt nooit meer terug, in: Inzicht,
biz. 206-207.

31. De toekomst van de markteconomie in
Europa, in: Inzicht, biz. 217.
32. Die tijd komt nooit meer terug, in: Inzicht,
biz. 208.
33. De toekomst van de markteconomie in
Europa, in: Inzicht, biz. 216- 220.
34. De toekomst onder ogen zien, in: Inzicht,
biz. 234.
35. De sociale, politieke en economische
ontwikkeling in de jaren ’80, in: Toekomst,
biz. 79-80.
36. Amsterdamse School en economische
politiek, Socialisme en Democratie, januari
1980, biz. 10.
37. W. Kok, J. Pronk, J. Tinbergen, J.M. den

Uyl, Werkgelegenheid voor de wereld, Socialisme en Democratie, december 1980,
biz. 583-584; zie ook van dezelfde auteurs,
A new world employment plan, oktober
1980.
38. De noodzaak van een internationaal gecoordineerd werkgelegenheidsbeleid, in:
Toekomst, biz. 114.
39. Idem, biz. 121.
40. Sociale gevolgen van arbeidstijdverkorting, in: Toekomst, biz. 132.

boven afzetvergrotingen en dientengevolge ontstaan nieuwe overcapaciteiten en een niet-gecompenseerde uitstoot van arbeid. Den Uyl stelt “dat realisatie van volledige werkgelegenheid
niet mogelijk is zonder een lang volgehouden. planmatige herverdeling van
arbeid Met is volgens Den Uyl onaanvaardbaar dat in een wereld, waarin
nog zoveel menselijke behoeften van
de hoogste prioriteit onvervuld blijven,
een deel van ons produktieve vermogen ongebruikt blijft. Sleutellanden voeren een restrictief beleid, terwijl het een
groot deel van de wereldbevolking aan
het meest nodige ontbreekt42. Hierbij
sluit aan hetgeen Den Uyl opmerkt over
de wereldeconomie en Europa in het
bijzonder, namelijk dat het zonder
vraagstimulering nooit de groei zal krijgen die het nodig heeft om meer werkgelegenheid tot stand te brengen43. Als
belangrijkste verandering in de westerse samenlevingen is in de afgelopen
decennia zonder twijfel het wegvallen
van de hoge groei aan te merken”44. In
april 1985 waarschuwt Den Uyl “dat het
vertrouwen op ‘de markt’ en de eenzijdige aandacht voor de aanbodkant van
het economisch handelen … een onvoldoende draagvlak oplevert voor duurzame groei en herstel van volledige
werkgelegenheid”45. En vervolgens:
“Gerekend moet worden met een langdurige periode van beperkte groei van
de wereldeconomie. De versnelling in
de technologsiche ontwikkeling zal alleen dan niet tot blijvende uitstoot van
arbeid leiden, indien ze gepaard gaat
met blijvende afzetvergroting in ontwikkelingslanden46.

Den Uyl op 5 november jl. aan zijn partijgenoten schrijft: “De PvdA heeft in de
jaren zeventig gestaan voor een solidaire samenleving, waarin de staat garant
zou staan voor solidariteit. Dat is er niet
helemaal uitgekomen. Te veel van de
rekeningen zijn onbetaald gebleven.
Maar er is geen enkele reden om nu met
enige afkeer te kijken naar de garantiestelling. Daarmoetde PvdA trots op zijn
en blijven”49.
De economische beschouwingen
van Den Uyl in de afgelopen veertig jaar
overziende, kan worden geconcludeerd
dat deze worden gekenmerkt door het
streven naar een rechtvaardiger verdeling van inkomen, kennis en macht – de
trefwoorden waarmee het beleid van
het kabinet-Den Uyl werd getypeerd50
– waaraan later een rechtvaardiger verdeling van werk werd toegevoegd.
Waar het Den Uyl om ging is misschien
het best uitgedrukt in het motto van het
PvdA-verkiezingsprogramma
van
1977: “Voorwaarts! En niet vergeten de
solidariteit!”.
Wicher Schreuders
De auteur is werkzaam aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Hij bedankt Dik Schreu-

41. Wat nooit meer terugkwam; het CPB en
de lange golf, in: Toekomst, biz. 90.
42. Negentig jaar sociaal-democratie, in:
Toekomst, biz. 29.
43. Vier jaar Reaganomics, in: Toekomst,
biz. 102.
44. Een toekomstverkenning, in: Toekomst,
biz. 38.

Report
8708/F,
Bedrijfseconomisch

Centrum
voor
Onderzoek,
Erasmus Universiteit, Rotterdam, 1987.

L.G.
van
der
Tas
:
Accountantsberoep
en
accountantscontrole
in
de
Bondsrepubliek Duitsland. Rapport
8703/HARM Du 2-5, Centrum voor
Bedrijfseconomisch
Onderzoek,
Erasmus Universiteit, Rotterdam, 1987.
H.J. Docter en C.T.M. Stokman:
Innovatie,
een
kwestie
van
informatie. Onderzoek Industrie nr. 36,
Economisch Instituut voor het Middenen Kleinbedrijf, Zoetermeer, 1987.

G. van der Laan en A.J.J. Talman:
Computing economic equilibria by
variable dimension algorithms: state
of the art. Research Memorandum
1987-40. Faculteitder Econometrische
Wetenschappen, Vrije Universiteit,
Amsterdam, 1987.
L. Meijdam en P. Peters: On the costs
of monopolistic price adjustment.
Researchmemorandum
8702,
Economisch
Instituut,
Katholieke
Universiteit van Nijmegen, Nijmegen,
1987.
A. Knoester: Supply-side economics
and the inverted Haavelmo effect.
Researchmemorandum
8701,
Economisch
Instituut,
Katholieke
Universiteit van Nijmegen, Nijmegen,
1987.

45. De nieuwe orthodoxie en het gezond ver-

Ten slotte
In “Negentig jaar sociaal-democratie” (1984) zegt Den Uyl: “De jaren ’50
en ’60 zijn de periode van de opbouw
van de verzorgingsmaatschappij … In
de jaren 70 ligt de nadruk op een meer
rechtvaardige verdeling van inkomen,
kennis en macht. Het gaat om de verbetering van de kwaliteit van het bestaan met integratie van de zorg voor
het milieu en het afstand nemen van
maximale economische groei. Er zit
naar mijn smaak een redelijke consistentie in deze verschuivende doelstellingen”47. Dat geldt naar mijn mening
eveneens voor de gedachten van Den
Uyl, zoals die in dit artikel zijn weergegeven.
Den Uyl erkent dat de sociaal-democratie te vaak een te zware wissel heeft
getrokken op de overheid, maar hij constateert dat “op de golf van terugval op

de magie van de markt, de gedachte
van maakbaarheid van de samenleving
geheel dreigt te worden weggespoeld”48. Dat komt ook terug in wat

ESB 20-1-1988

stand, in: Toekomst, biz. 140.
46. Idem, biz. 143.

47. Negentig jaar sociaal-democratie, in:
Toekomst, biz. 17.
48. Idem, biz. 19 en 21.
49. de Volkskrant, 19 november 1987.
50. Nadetweedeling, in: Toekomst, biz. 176.

P.G.M. Hesseling: Learning for
internationalisation. Report 8710/O,
Centre for research in business
economics, Erasmus Universiteit,
Rotterdam, 1987.
F.J. Gosselink: Organisatiekunde in
historisch perspectief IV. Case
study:
loonpolitiek
en
organisatiekunde rond de jaren
vijftig. Rapport 8706/O, Centrum voor
Bedrijfseconomisch
Onderzoek,
Erasmus Universiteit, Rotterdam, 1987.

M. Goedhart, H. Schaffers en J.
Spronk: An interactive multi-factor
procedure for two-level financial
planning with conflicting goals.

B.J.
Vrijhof:
Ziekteverzuim
1985-1986. Nederlands Instituut voor
Arbeidsomstandigheden/Stichting
CCOZ, Amsterdam, 1987.
W.
Voorhoeve,
H.W.A.
Dietzenbacher, N. Heerink en V. J. de
Jong:
Grecon
87A:

septembervoorspellingen
1988.
87-09-SE, Econometrisch Instituut,
Rijksuniversiteit Groningen, 1987.
G. Junne: Technologiepolitische
Perspektiven einer Deregulierung
des Fernmeldewesens. Erfahrungen
aus
den
USA, Japan und
Grossbritannien.
Vakgroep
Internationale
Betrekkingen
en
Volkenrecht,
Universiteit
van
Amsterdam, Amsterdam, 1987.
E.H. van Leeuwen en J.A. Schout:
The mirror statistics puzzle in
bilateral trade flows. Research
Memorandum nr. 229, Instituut voor
Economisch
Onderzoek,
Rijksuniversiteit Groningen, Groningen
1987.

89

Auteur