Ga direct naar de content

ESB: 65 jaar en bijtekenen

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: december 31 1980

ESB: 65 jaar en bijtekenen
Elk besluit vergt een uitgangspunt,
zelfs een zo kleine beslissing als die over
de benadering van een achtergrondschetsje van 65 jaar ESB.
De interne geschiedenis is waard
geschreven te worden; de redactionele
formule, de opeenvolgende redacties,
het aantrekken, selecteren en commentariëren van artikelen. Interne zaken
echter zijn voor de buitenwereld pas
boeiend, als zij mislopen. Het is het geluk van ESB dat onenigheid binnen de
redactie met geen mogelijkheid is te construeren als een onderscheidend kenmerk in haar geschiedenis.
Externe geschiedenis derhalve. Dat
kan o p twee manieren: de reactie van
de omgeving op ESB en de reactie van
ESB op haar omgeving. De eerste benadering heeft een kans. Er zijn knipselboeken vol geciteerde ESB’s. Maar aan
het verwerken van deze palmares is de
redactie, uit vrees voor eigenroen, nog
niet toe.
Zo blijft de tweede exogene benadering over, de reactie van ESB op haar
maatschappelijke omgeving. Dat is bovendien de functionele benadering. De
redactionele formule immers is: een open
forum voor elke mening op breed economisch terrein, die door toetsbare argumenten wordt gedragen. Van de aanvang af, heeft het blad beoogd informatie en inzicht van velen te bundelen als
reflex o p de tijd. Steeds in de hoop daardoor ook de komende tijd dienstig te zijn.
Na deze keuze komt een tweede vraagstuk, de verdeling in tijdvakken van de
65 jaren van bestaan, de subjectieve
periodisering, een berucht methodisch
probleem in de geschiedeniswetenschap.
Het gaat er om cesuren in de voortgaande tijd te leggen, zodat herkenbare en
benoembare verschillen tussen tijdvakken zichtbaar worden. Het doel is iets
te doen zien van de voortdurende spanning tussen continuïteit en discontinuïteit, tussen traditie en innovatie. Men
kan kiezen uit twee werkwijzen. Of wel
veel licht doen vallen op perioden van
versnelde transformatie en innovatie dan
wel. met verwaarlozing van de overgangsprocessen, toestanden van relatieve stabiliteit naar perioden in hoofdkenmerken vergel$kend beschrijven.
Wie in discontinuïteiten denkt, zal zijn
aandacht vooral richten op de tijdperken
van omslag en omzetting, de jaren van
overgang. Wie in continuïteiten denkt,
zal vooral trachten het in.de tijd gelijk
blijvende te doen zien, waarbij de koppelingsperioden niet ten eerste als ontkoppelingsprocessen worden beschouwd.
Een economist zal weinig moeite hebben
hier dynamica en comparatieve statica
als methodische benaderingen te herkennen.
f
Schumpeter stelt in Histo!y o economie analysis dat een analytisch onderzoek voortvloeit uit een voorafgaande
kijk op de dingen, ,,a .pre-analytic notion”. In dit geval is de voorafgaande
idee zeker aanwezig. In de vijfenzestig
jaar ESB voel ik – misschien ook door
kennis van de interne geschiedenis -een
indeling in vier perioden. De eerste ongeveer vijfentwintigjaar – 19 16-1940-;
de cesuur van de oorlog; de tweede vijfESB 24131-12-1980

entwintig jaar – 1945-1970 -;de cesuur
van het decennium 1970-1980.
Ten einde aan dit gevoel uiting te geven in werkbare onderscheidende kenmerken, wil ik kijken naar de problematiek die in elk van de genoemde tijdperken als de overheersende werd gezien.
Dit te onderscheiden ten aanzien van het
economische proces, de economische
orde en de economie als geheel in het
maatschappelijke proces. Het staat op
voorhand vast dat dit sterke samentrekking vereist; hopelijk heeft een langdurig redacteurschap de daarvoor noodzakelijke techniek bijgebracht.
De periode 19 16-1940 wordt voor het
economisch proces gekenmerkt door de
voortdurende aanwezigheid van het probleem van de externe waardestandaard,
tot uiting komend in het herstel en het
weer verlaten van de internationale
gouden standaard. In het spoor daarvan,
als tweede centrale probleem, de verhouding tussen internationale en nationale conjunctuur.
Voor de economische orde is het
hoofdpunt van discussie de overgang
van ,,business as usual” – dat is herstel
van de internationale markteconomie
parallel met herstel van de gouden standaard – naar vragen over de noodzakelijk aan de overheid toe te kennen invloed op het economisch gebeuren. Hier
uit zich de spanning over de wisselkoers
in zijn invloed o p de nationale conjunctuur.
De economie als geheel wordt diep in
de jaren dertig in meerderheid met een
zorgelijke gelatenheid gezien; er zijn nu
eenmaal economische wetten. Zoals men
van een moeilijk kind zegt, er is nu eenmaal geen huis mee te houden. Tegen het
einde van de periode gaat dit zover dat
de term ,,maturityW,volgroeid zijn, dat
wil zeggen zonder verdere ontwikkelingsmogelijkheden, het heersende element in de literatuur wordt.
De oorlog is een werkelijke afkapping.
In nauw overleg met de oprichter, prof.
dr. N. J. Polak, die door de bezetter uit
zijn ambt was ontzet, wordt besloten
ESB toch drijvende te houden als een
verzamelpunt. Het gelukt tot september
1944; na de bevrijding worden alle vereiste vergunningen, toestemmingen en
produktiemiddelen om ESB zo spoedig
mogelijk te doen verschijnen onmiddellijk verleend.
Een beeld ter kenschetsing. In het najaar van 1940 wordt een partij oranje
papier gekocht voor de omslag van het
eerste nummer na de bevrijding. Het
wordt opgeborgen in Zwartewaal, o p de
vliering bij mijn schoonmoeder. Na de
bevrijding zijn de verbindingen met de
eilanden zo verbroken en andere zaken
zo dringend, dat de partij papier, die
huiszoekingen om ernstiger redenen had
doorstaan, toch niet op tijd in Rotterdam is. Toch komt ESB met een omslag
uit.
De oriënteringsnummers, in de winter
1944-1945 voorbereid, vormen de rentree; zij geven een scala van opinies en
voorstellen over herrijzend Nederland.
Voor het economische proces wordt, na
de korte herstelperiode, de interne waardestandaard gezien uit de samenhang
van lonen en prijzen het eerste probleem,

met een uitloper naar inflatie en exportpositie.
Voor de economische orde wordt van
de aanvang af gekozen voor de gemengde orde waarin overheid en bedrijfsleven elk van beide verantwoordelijkheid hebben voor het beloop van de
macro-grootheden. Het instrumentarium van de overheid is monetair en globaal. Voor de economie als geheel wordt
,,volgroeid” vervangen door ,,volle
groei”, een sterke expansie zet in met
niet eerder gekende gevolgen voor het
inkomen per hoofd. De maatschappelijke reactie uit zich in het vergeten van
het conjunctuurbegrip en de overtuiging
dat economische problemen oplosbaar
zijn.
In het begin van de jaren zeventig
blijkt dat het uitblijven van conjunctuurbewegingen andere problemen onverlet heeft gelaten. Het structuurbegrip
wordt dragend in het economisch proces. Dit wordt bevorderd door verschuivingen in de wereldeconomie waarbij
een groep energieproducenten de kans
schoon ziet hun trekkingsrechten op
het wereldinkomen aanzienlijk te verhogen. In de economische orde ontstaat
onzekerheid over de werking van globale
maatregelen die op zich wijzigende normen- en waardenstelsels botsen. Microingrijpen neemt toe; meso-ingrepen leveren in de vorm van structuuronderzoeken en -voorstellen weinig op. Voor
de economie als geheel is het heersende
probleem de opeenhoping van trekkingsrechten op het nationaal inkomen
die mede door de mogelijkheden uit de
aardgasbaten heeft plaatsgevonden. De
grenzen van het draagvlak worden gezocht. De ,,maturity” van 1939 wordt
tot stagflatie. Welke nieuwe periode
van stabiliteit uit deze jaren van overgang zal komen is, als men recente publikaties volgt, niet voorspelbaar. Eén
van de gevolgen van de onzekerheid is
immers dat economisten beginnen te publiceren over de theoretisch-analytische
onhoudbaarheid van voorspellingen op
sociaal-economisch terrein.
De zakenregisters en auteursregisters
van vijfenzestig jaargangen ESB blijken
er ten volle van te getuigen. Zij vormen
een bijblijvende encyclopedie. Het is
eveneens een encyclopedie in die zin dat
sommige rubrieken door de belangstelling van de redacteuren wel eens meer
belangstelling hebben gehad dan andere,
maar een zeer breed veld wordt bij voortduring gedekt.
In de wisselwerking tussen traditie en
transformatie is ESB in essentie haar
traditie getrouw gebleven, de open tribune; de transformatie blijkt uit de
voortdurende verschuiving van onderwerpen en het open oog voor nieuw opkomende thema’s als welzijn, milieu en
energie.
N. J. Polak heeft voor de oprichters
de redactionele formule onder woorden
gebracht; hij heeft zelf het blad kunnen
begeleiden tot 1948. Sindsdien is zijn
denken werkzaam gebleven doordat hij
in 1945 het blad aan één van zijn leerlingen in handen gaf. In dit opzicht is er
een sterke continuïteit. Met één voet op
de valreep voor het van boord gaan
spreek ik graag het vertrouwen uit dat
de huidige jonge redactie het blad verder
door de tijd zal koersen.

H. W. Lambers

Auteur