Ga direct naar de content

De betrekkingen tussen West-Europa en de Verenigde Staten onder druk

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: augustus 12 1981

De betrekkingen tussen West-Europa
en de Verenigde Staten onder druk
MR. J. P. VAN IERSEL*

Op 20 en 21 juli jl. heeft in Ottawa het zevende topoverleg tussen
de staatshoofden en regeringsleiders van de zeven grootste industrielanden
plaatsgevonden. Het eerste overleg van deze aard dateert van november 1975 en werd
gehouden te Rambouillet. Het hoofddoel is onveranderd het verzekeren van de politieke en
economische cohesie van de Westelijke wereld. Het accent van de besprekingen
ligt op economische vraagstukken, maar militair-politieke problemen spelen soms
concreet en altijd op de achtergrond mee. Het gaat om keerzijden van dezelfde medaille van het
zekerstellen van de gemeenschappelijke economische en strategische belangen
van de Verenigde Staten, Japan en Europe. Over de wijze waarop dit moet geschieden,
zijn in de loop van de jaren zeventig verschillen van mening ontstaan. Ook in het
Nederlandse beleid zal met de conflictpunten rekening moeten worden gehouden.
Inleiding
De noodzaak van topoverleg is pas de laatste jaren opgekomen, dat wil zeggen na de afbraak van het wereldgeldstelsel van Bretton Woods en de eerste energiecrisis van
1973, toen de economische hausse in haar nadagen verkeerde. Het wereldhandelssysteem dat na de tweede wereldoorlog was gekozen, had enkele decennia voortreffelijk
dienst gedaan. Het Marshall-plan en daarnaast de General
Agreement on Tariffs and Trade (GATT) en het Internationaal Monetair Fonds (IMF) bevorderden de vrijmaking
van het handelsverkeer en zorgden voor monetaire stabiliteit
en daarmee voor economische groei. In Europa zorgde de
Europese Gemeenschap nog voor een extra impuls. De
hegemonic van de Verenigde Staten in de Westelijke wereld
(de Pax Americana) werd niet betwist.
Ondertussen nam het economisch gewicht van de Europese Gemeenschap gestaag toe. De economische vooruitgang was hier jaren achtereen relatief groter dan die in de
VS. De achterstand van Europa op de VS werd langzaam
maar zeker ingelopen. De Europeanen kregen hinderlijk
last van het Amerikaanse monetaire beleid, dat tijdens de
Vietnam-oorlog onder andere had gezorgd voor de export
van aanzienlijke inflatie en, na een devaluatie van de dollar
in augustus 1971, in 1973 het wereldgeldstelsel op losse
schroeven zette als gevolg van de opheffing van de BrettonWoodsafspraken. Ook functioneerde de GATT in een tijd
van teruglopende groei niet langer bevredigend. In 1975 beliep de werkloosheid in de zeven grootste industrielanden
14 mln. Thans is deze opgelopen tot 17,25 mln. werklozen,
of wel 6,5% van de beroepsbevolking. In 1975 was de gemiddelde inflatie 11%, nu 10%. In de loop van de jaren
wijzigen de economische-machtsverhoudingen in de wereld
zich ook als gevolg van het ontstaan van de OPEC en het
optreden van de nieuwe industrielanden. De positie van de
niet-olieproducerende ontwikkelingslanden wordt steeds
penibeler, om niet te zeggen vrijwel uitzichtloos. Ten slotte
maken wijzigingen in de Oost-Westverhoudingen in de tweede helft van de jaren zeventig een herformulering van het
,,management” van de Westelijke wereld noodzakelijk.
De door Schmidt en Giscard d’Estaing gekozen formule
voor topoverleg beoogde om de regeringsleiders direct te
788

committeren tegen het protectionisme, terwijl getracht moest
worden het ook onderling eens te worden over gemeenschappelijke economisch-politieke uitgangspunten. Op de
zeven conferenties die we inmiddels achter ons hebben, zijn
met verschillend accent van belangrijkheid de volgende
onderwerpen steeds aan de orde geweest: het scheppen van
werkgelegenheid door de bevordering van economische
groei, de inflatiebestrijding, de monetaire stabiliteit, de
energievoorziening, waarbij van belang zijn de facetten besparing, kolen en technologisch geavanceerde toepassingen
en andere alternatieven, zoals kernenergie, de ..recycling”
van oliedollars (OPEC, IMF en Wereldbank), de financiele
aspecten van de Noord-Zuidverhoudingen. De conclusies
zijn in de regel vaag. Ottawa is op deze regel bepaald geen
uitzondering. Niettemin waren zij een basis zowel voor onderlinge afstemming van beleid als voor ambtelijk overleg
binnen de internationale instellingen.
Tot nu toe is men er aldus in geslaagd om de dreiging van
uitgesproken protectionisme af te wenden, hoezeer sluipend
protectionisme ook voortgaat. De laatste GATT-ronde over
tariefverlagingen en een aantal codes voor goed handelsgedrag van de aangesloten staten is succesvol afgerond.
Als uitvloeisel van het zeven-landenoverleg hebben Japan
en de Bondsrepubliek, toen nog overschotlanden, in 1978
beleidsprogramma’s uitgevoerd ter stimulering van de
economische groei. In de OECD is het ,,positive adjustment”-beleid geformuleerd dat een offensieve aanpak van
de herstructurering van het industriele potentieel in de
Westelijke wereld beoogt. In 1978 is het Europees Monetair
Stelsel tot stand gekomen met het doel rust te scheppen op
de Europese valutamarkten en enig (politick) tegenwicht
te bieden tegen het Amerikaanse monetaire beleid.
Ondertussen zijn vanaf 1975 de problemen niet verminderd. De werkloosheid blijft oplopen en de inflatie wordt
onvoldoende teruggedrongen. In 1979-1980 krijgen we een
tweede oliecrisis te verwerken met olieprijsstijgingen van
145%. Alle landen hebben te kampen met tekorten op de

*Oud-lid van de Tweede Kamer voor het CDA. Tevens kandidaat-

lid op de CDA-lijst.

atingsbalans en alle werken er individueel hard aan om
! weg te werken, dus waar mogelijk exportvergroting en
limportvermindering. In 1980gaatdedollarstijgeninzodanig
‘: tempo dat wegens het effect hiervan op de grondstofprijzen

met meer dan $ 11 mrd. ingeperkt. Wel zijn op de voorstellen
van de regering amendementen aangebracht, onder andere
op het gebied van de sociale zekerheid, maar grosso modo

zullen bij de uiteindelijke goedkeuring van de begroting 1982

‘ al gesproken wordt van een derde energiecrisis. In de VS

door Congres en Senaat in September a.s. de regerings-

korat een nieuw regeringsbeleid tot stand, dat wordt gekenwekt geen verbazing dat de Europeanen beide onderwerpen

plannen de eindstreep wel halen.
De tweede doelstelling is de verhoging van de defensieuitgaven. Voor 1981 is nog een extra verhoging van $ 6,8

hoog noteerden voor het topoverleg in Ottawa. Voor de
Europees-Amerikaanse betrekkingen is eveneens van be-

mrd. voorzien. In 1982 zullen de defensie-uitgaven stijgen
met $ 26 mrd. ten opzichte van de voorstellen van Carter 3),

tekenis dat in de laatste jaren, mede door toedoen van de

dit is een stijging van 16%, in totaal leidend tot een uitgaaf

,,Ostpolitik”, de economische betrekkingen tussen West- en

van $ 226,3 mrd. De plannen zijn dat het aandeel van defensie

Oost-Europa in omvang zijn gegroeid en dat aan Europese

in het federale budget van 1981 tot 1986 zal stijgen van

zijde zowel om politieke als om economische redenen weinig

24,7% tot 37,6%.
De derde doelstelling is het aanzienlijk terugbrengen van
de federale belastingtarieven. ,,Big government” moet
plaatsmaken voor decentralisatie, waarbij de verantwoordelijkheid wordt teruggespeeld naar de staten en lagere publiekrechtelijke organen. Het voorstel is een verlaging van de in-

merkt door monetaire verkrapping en een hoge rente. Het

lust bestaat om deze betrekkingen in de waagschaal te
stellen, terwijl de regering-Reagan in haar economisch
beleid ten opzichte van de USSR een even scherpe opstelling

lijkt te kiezen als op militair-politiek terrein. De politieke
wil om een stabiel Westers samenspel in stand te houden is

buiten twijfel. Maar de Europeanen, die de laatste jaren om
een duidelijk Amerikaans beleid hebben gevraagd, krijgen

dit nu ook gepresenteerd niet alleen tegenover de Sovjetunie en andere derde landen, maar ook in de verhouding
tussen de VS en West-Europa zelf.

komstenbelasting van 25%, die in drie jaar wordt doorgevoerd. Het Congres heeft dit voorstel op 29 juli aangenomen.
Aanvankelijk was zelfs het z.g. Kemp/Roth-program voorzien dat een verlaging van 30% ineens beoogde. Daarnaast is
er sprake van enkele selectieve belastingverlichtingen vooreen

paar sectoren van het bedrijfsleven (energie). Voor 1983 en
De Amerikaanse begroting
De wijze waarop de Amerikanen de West-Westverhouding
zien, wordt in doorslaggevende mate bepaald door hun visie
op de binnenlandse situatie enopderolvandeVSinde wereld:

volgende jaren is een verlaging van de vennootschapbelasting
in het vooruitzicht gesteld, alsmede wijziging van het stelsel
van afschrijvingen, wat voor de tweeduizend grootste ondernemingen tot 1986 een besparing oplevert van $ 59 mrd.
De vierde doelstelling is de afschaffing van talrijke voorschriften op het gebied van de prijspolitiek (energie, zie

hoe zien deze eruit en hoe moeten zij worden? Er is geen

hieronder) en op overig economisch, milieutechnisch en

schijn van twijfel over dat er een geheel andere wind is gaan

gezondheidsterrein. Het geheel wordt gepresenteerd als een

waaien. Weliswaar is het vaak een kwestie van stijl: politieke
stellingnamen zijn in de VS meestal heel watextremer, minder

alternatief van de ..supply-side economics” voor het tot dusver gevoerde keynesiaanse beleid.

,,middle of the road” dan in Europa, maar de wijze waarop on-

Het bovengeschetste beleid moet parallel lopen aan het beleid van de Federal Reserve Board, dat gericht is op inflatiebestrijding en het in de hand houden van de monetaire sector.
Van parallelliteit is maar ten dele sprake. De bezuinigingen
worden voor een groot deel gecompenseerd door een aanzienlijke verruiming van de defensie-uitgaven. Er vindt derhalve niet zozeer een inkrimping van de federale uitgaven
plaats als wel een verschuiving binnen het bestaande pakket.
Van Europese zijde wordt dan ook gesteld dat het Amerikaanse overheidsuitgavenbeleid niet in het spoor loopt van
de op zich toegejuichte anti-inflatiepolitiek die tegelijkertijd
wordt ingezet. Daardoor blijft het uitgavenbeleid en het
daarmee gepaard gaande financieringstekort een belangrijke
oorzaak van de stijging van de rente, waaronder wijzelf, evenals overigens de Amerikaanse investeerders, gebukt gaan.
Bovenstaande begrotingsplannen zijn niet zonder interne
strubbelingen binnen de regering tot stand gekomen. Integendeel, er bestaat verschil van mening tussen de militaire
en financiele autoriteiten over de verhoging van de defensieinspanningen. Naar de mening van de laatsten zijn die eenvoudigweg niet op te brengen. Voor hen is bovendien het
anti-inflatiebeleid prioriteit. Dus ook defensie zal de komende jaren haar bijdrage hebben te leveren aan het in evenwicht
brengen van de begroting waarop het tekort in 1982 nog
$ 45 mrd. zal bedragen. Hiervan voorziet Reagan overigens
dat het door de opleving van de marktsector zal worden
weggewerkt. Dezelfde vraagtekens kan men zetten bij de
voorziene decentralisatie. Afbraak van ,,big government”
betekent afbraak van gevestigde posities in Washington.

langs de nieuwe begroting tot stand is gekomen en de keuzen
daarin, maken duidelijk dat er ook in een andere richting

wordt gekoerst. Tegen de achtergrond van steeds terugkerende vergelijkingen met het begin van de jaren zestig, toen de
staatsinvloed, de overheidsuitgaven en de belastingen geringer waren, en de eigen verantwoordelijkheid van de burgers
voor eigen welvaart en welzijn groter, wordt nu een pleidooi

gevoerd voor een terugkeer naar die situatie. De weg die
sindsdien is gevolgd, heeft immers geleid tot inflatie, terug-

lopen van (innovatieve) investeringen, vermindering van de
arbeidsproduktiviteit en het teruglopen van de persoonlijke

verantwoordelijkheid, welke ontwikkelingen zowel tot binnenlandse achteruitgang als tot verval van de rol van de VS
in de wereld hebben geleid. De verwijzing naar het begin van

de jaren zestig is de verwijzing naar de periode voor de
Vietnam-oorlog en het binnenlands beleid van Lyndon

Johnson onder de noemer van ,,Grand Society” dat onder
diens opvolgers is voortgezet met bovengenoemde gevolgen.
Het antwoord van Reagan is — zoals het nu voorlopig te
karakteriseren valt — een programma van conservatieve
revitalisering, het terugbrengen van de staatsinvloed op tal
van terreinen en het verminderen van het staatsaandeel in
de economic, samengaand met een terugkeer naar nationaal

georienteerde traditionele waarden 1).
De enkele weken geleden door het Congres in beginsel
aanvaarde begroting is, samen met het beleid van de Federal
Reserve Board, gericht op het terugbrengen van de inflatie
tot 4,2% in 1986 en van de werkloosheid tot 5,6% en op een

aanzienlijk hogere groei dan tot nu toe. De begroting is
gebaseerd op vier doelstellingen, die overigens pas in 1985
volledig gerealiseerd zullen kunnen zijn. De eerste is een
drastisch verminderen van de groei van de uitgaven van de

federale overheid met uitzondering van het hoofdstuk defensie. Voor 1982 is een korting voorzien op de begroting die
door Carter in januari jl. is ingediend, op bijna 300 onder-

delen van beleid tot $ 37,4 mrd. De begroting 1982 beloopt
$ 772,4 mrd. 2). Het sociale-voorzieningenprogramma wordt
ESB 19-8-1981

1) Zie hiervoor ook Gebhard Schweigler, Die Pra’sidentschaft

Reagan: ein neuer Anfang, Europa-Archiv, 1981, nr. 9, biz. 271 e.v.
2) Gegevens ontleend aan Executive Office of the President,
Office management and budget. Budget revisions fiscal year 1982,
maart 1981.
3) Idem.

789

Zijn de betrokkenen daartoe bereid? Er bestaat ook scepsis
bij het bedrijfsleven en in de bankwereld, voornamelijk

maakt de dollar duurder. Dus ondergaat ook alle Europese

import op basis van dollarcontracten prijsstijgingen, met

omdat men vreest dat de regering te snel te veel wil bereiken
met haar overigens duidelijke en noodzakelijk geachte

name die in de sector grondstoffen. Tusenjuni 1980 enjuni

boodschap 4).

percentages tussen de 35 en 42. Het spreekt vanzelf dat grondstoffenarme landen als Frankrijk, de Bondsrepubliek, Italic
en Belgie met hoogopgeschroefde rekeningen komen te zitten. Dat levert het effect van een derde energiecrisis op,

Monetarisme

1981 apprecieerde de dollar tegenover de EMS-valuta’s in

waarvan op hun beurt semi-OPEC-landen als Nederland,
De monetaristische en anti-inflatielobby in de VS is op het
ogenblik zeer sterk. Na jaren van het in feite op zijn beloop
laten van het monetaire beleid, worden vanaf 1975 pogingen
in het werk gesteld om de geldschepping onder controle te
krijgen. Deze hebben niet het resultaat gehad waarop men
hoopte. De inflatieverwachtingen speelden een belangrijke

rol bij de loononderhandelingen en de prijsvorming. Aan de
normen werd niet al te strak de hand gehouden, zodat steeds
achteraf werd geaccommodeerd. Ook werden vrij willekeurig

nieuwe instrumenten uitgeprobeerd. Het experimenteren
leidde zodoende tot ongewenste en soms heftige bewegingen
van de korte rente. In maart 1980 werd de aanpak om de
inflatie te beteugelen meer geprononceerd dan tevoren.

Nieuwe monetaire en kredietpolitieke maatregelen kwamen
tot stand. Ondertussen liep de prime rate gestaag op tot
20% 5).
De inflatiebeteugeling is door Reagan en zijn medewerkers nu ook tot politieke prioriteit verheven in die zin dat

Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk weer profiteren.
Loopt van 1980 de gemiddelde prijs per ton olie naar het
eerste half jaar 1981 op van $ 241,92 tot $ 273,30, in guldens
uitgedrukt komt dit neer op een stijging van f. 480,53 tot
f. 658,01!
Op andere gebieden zullen ook wijzigingen zijn te registre-

ren. Het huidige beleid in de VS is gunstig voor beleggingen.
Voor directe investeringen wordt het klimaat minder gunstig.
Het is opmerkelijk, hoe vooral de investeringen uit Nederland in de VS voorop gaan. De directe investeringen vanuit
de EG in de VS beliepen eind 1978 $ 23,9mrd., waarvan$0,8
mrd. uit Nederland en $ 7,4 mrd. uit het VK. afkomstig waren 8). Van Amerikaanse kant zouden de directe investeringen in Europa uitbreiding kunnen ondergaan. Voor de
Europese export naar de VS is een hogere dollarkoers voordelig, terwijl die een tegengesteld effect heeft op de export
van Amerikaanse produkten. Ten slotte zij er op gewezen
dat de lage dollarkoers de laatste jaren heeft bijgedragen

de ,,decline” 6) kunnen worden rechtgetrokken. De Ameri-

tot minder inflatie-import in Europa dan voorheen. Dat
de inflatie desondanks nauwelijks is afgenomen, is een
veeg teken. Bij een aanhoudend hoge dollarkoers neemt

kanen zijn de recessie pas in een laat stadium werkelijk
serieus gaan nemen. Vooral de tweede energiecrisis heeft
tot dit bewustzijn bijgedragen. Ook daarom zijn de VS later
dan West-Duitsland, Japan en ook ons land, Frankrijk

ook de inflatie-import weer toe. Maar, naast de prijsstijgingen in Europa die het gevolg zijn van de stijging van de
dollar, blijft het belangrijkste effect vanzelfsprekend de
ontmoediging van nieuwe investeringen. Daardoor wordt

slechts langs die weg tal van scheefgegroeide situaties, die
nauw raken aan Amerika’s interne en externe verval,

(plan-Barre) en het Verenigd Koninkrijk (premier Thatcher),

het klimaat voor de door alle partijen gewenste ,,positive

de inflatiebestrijding prioritair gaan stellen. Nu wordt deze

adjustment”, groei en nieuwe investeringen, ernstig belemmerd en de stagnatie buiten de VS gecontinueerd. Men dient
hierbij ook in het oog te houden, dat de verhouding
eigen/vreemd vermogen in de VS met gemiddeld 7 : 3 aanmerkelijk gunstiger is dan in Europa.
Verder oplopende werkloosheid leidt tot groeiende weer-

het hoofdinstrument om de economische stagnatie in eigen
land te doorbreken.
Grote invloed hebben personen als de monetarist Beryl
W. Sprinkel, die een actieve inflatiebestrijding in de VS ook
koppelt aan de Amerikaanse verantwoordelijkheden in de

wereld 7). De laatste tien jaar hebben een verval van de
Amerikaanse economic te zien gegeven. Dit kunnen de VS
zich niet langer permitteren om binnenlands-politieke
overwegingen, noch vanwege hun belangrijke functie als

scharnierpunt in de wereldeconomie. De Europeanen, aldus
Sprinkel, beschuldigen de VS van ,,benign neglect”, waarvan
de stijging van dollar en rente zouden getuigen, maar daarvan is geen sprake. Het eigen huis moet in orde worden gebracht. Dat correspondeert met Amerika’s externe verantwoordelijkheden. De nadelen moeten worden genomen om
het betere te kunnen bereiken. Zonder krachtig beleid komen
we niet uit de spiraal van het verleden, toen de inflatie steeg,
de produktiviteit verslapte en de energieconsumptie werd
bevorderd, terwijl de energieproduktie werd ontmoedigd.

stand tegen monetaristisch beleid. Het nieuwe Franse bewind, dat nogal wat verwachtingen heeft gewekt op het punt
van nieuwe werkgelegenheid, gaat voor in de zware kritiek.
Op 16 en 17 juni jl. is tijdens de laatste aan Ottawa voorafgaande besprekingen in de OECD een tweespalt ontstaan
ten aanzien van de prioriteiten van werkgelegenheid en
inflatiebestrijding. De Fransen hebben geweigerd zich bij de

recht-door-zeeredeneringen van de Amerikanen neer te leggen. Niemand ontkent overigens de noodzaak van inflatiebestrijding. De regeringen volgen hierin vaker de visie van
hun monetaire autoriteiten dan in het verleden. De aanbevelingen van internationale instellingen als de Bank voor

Volgens Sprinkel moet het monetaire beleid, mede met het
oog op de rol van de dollar als reservevaluta, bij uitstek
de vier volgende doelstellingen dienen:

1. binnenslands is monetaire en prijsstabiliteit nodig om het
vertrouwen in de dollar te herstellen;
2. beide zullen eveneens bijdragen tot stabiliteit in de binnenlandse en internationale kapitaalmarkten;

3. stabiele groei in de VS draagt bij tot economische stabiliteit elders;
4. een dynamische innovatieve economic in de VS zal leiden
tot minder protectionisme.

4) Voor een Amerikaanse visie op inflatiebestrijding, renteverloop

en verlaging van overheidsuitgaven in de VS en de invloed daarvan
op de internationale economische betrekkingen zie Harold B.
Cleveland en Ramachandra Bhagavatula (vice-presidenten van de

Economics Department van de Citibank), The continuing world
economic crisis, Foreign Affairs, themanummer America and the

world, 1980, biz. 594 e.v.
5) Zie voor een nadere beschouwing hierover drs. C. de Pee, De
rente-ontwikkelimj in de Verenigde Staten, Bank- en Effectenbedrijf, September 1980.
6) Het verband tussen het falend nationaal economisch beleid (inflatie) en de gevolgen van geopolitieke en strategische aard hiervan
worden voor de VS op treffende wijze beschreven door prof. David

P. Calleo (European Studies aan de School of Advanced Inter-

Dit zijn belangrijke doelen die in beginsel door de Europeanen positief worden tegemoet getreden, vooral met het
oog op het anti-inflatiebeleid. Maar voor Europa heeft dit
monetaire beleid ,,tout court” en de daaruit voortvloeiende

American power, Foreign Affairs, 1981, biz. 781 e.v.
7) Aldus uitspraken van Beryl W. Sprinkel, Undersecretary of the

hoge rentestand tegelijkertijd ingrijpende gevolgen. De rente

8) Ontleend aan De Europese Gemeenschap en de Verenigde

hier wordt eveneens opgestuwd. De Amerikaanse rentestand
790

national Studies van de John Hopkins University), Inflation and

Treasury for Monetary Affaires, voor het Joint Economic Committee, 4 mei 1981.

Staten, Europa Informatie, november 1980, biz. 16 en 17.

Fnternationa/e Betalingen, de Economic Outlook van de
D en het IMF, alsmede die van de Gouverneurs van
de Centrale Banken en het Monetaire Comite van de EG
laten hierover niet de geringste twijfe] bestaan.
De Jcritiek richt zich echter op de exclusiviteit van het
monetaire instrument 9). De begrotingspolitiek en het beJastinginstrumentarium, aJsmede de inkomens- en prijsj politick moeten daarmee in overeenstemming zijn. Belastingverlaging vermindert de staatsinkomsten. Hogere defensieuitgaven neutraliseren de vermindering van andere be-

heeft de Duitse regering de Fransen al/e steun toegezegd
om de Franse frank binnen het EMS te houden en de eerste
golf van speculatie is daarmee succesvol afgeslagen. Hoe de

toekomst er uit zal zien, is onduidelijk. Het Franse financieel-economisch beleid moet nog worden geformuleerd.
De druk op expansie van de uitgaven zal groot zijn en alle
tekenen wijzen crop dat deze Franse regering minder internationalistisch is dan de vorige, die eigenlijk een uitzondering vormde op de Franse regel.

grotingshoofdstukken. Het financieringstekort van de VS
over 1981 vermindert derhalve niet en volgens de (optimis-

Handelsproblemen

fische?) prognoses blijft het tekort over 1982 ook aanzienlijk:
i”$ 45 mrd. Dit tekort draagt het zijne bij tot de hoge rentestand.
Het Europese standpunt wordt onder meer verzwakt door
het feit dat de financieringstekorten, met uitzondering van
dat van Frankrijk, hier overal groter zijn dan in de VS.
Verwijten maken dientengevolge niet veel indruk. De stellingname van Amerikaanse zijde is dat de kost voor de baat
moet uitgaan: nu hoge rente, mede als gevolg van de belastingverlichting, maar als gevolg van deze laatste dan ook
weer nieuwe winstgevende activiteiten die met de daaruit
voortvloeiende aanwas van de staatsinkomsten binnen

Zoals gezegd is de laatste GATT-ronde over tariefverlaging en codes voor goed handelsgedrag succesvol afgerond
in 1979. Maar de uitvoering van het resultaat laat nog op
zich wachten. Tarieven zeggen niet veel meer in een periode
van scherpe koerswijzigingen, en codes zijn in de EG al
nauwelijks uitvoerbaar. Er is geen controle en geen sanctie.
Er zijn wel fricties en een groeiende trend naar meer nationale
marktafscherming. In de VS worden de belangen van de
,,big — Republican — business” gekoppeld aan die van de
blauwe-boordendemocraten die nu voor Reagan hebben
gestemd. Marktbescherming is een van oudsher bekend

enkele jaren voor een begrotingsevenwicht zorgen.

scenario: vrijhandel binnenslands en afscherming van de

Het herstel van het begrotingsevenwicht valt nog maar af
te wachten. Het hangt immers niet in de eerste plaats van de
staat af, maar van de geloofwaardigheid van de gekozen
beleidsrichting of men bereid zal zijn in loon- en prijsvorming af te zien van de inflatieverwachtingen. De Europese kritiek is dan ook dat het Amerikaanse beleid te weinig
getuigt van pogingen om de nadelige effecten van het monetaristische beleid, zoals de hoge rentestand, te bestrijden,
wat het gevaar oplevert dat dit beleid op den duur contraproduktief gaat werken. Inmiddels blijkt uit de cijfers voor
het tweede kwartaal dat de inflatie van 9,8% is teruggelopen
tot 6%, maar tevens dat de spectaculaire groei van 8,6% in het
eerste kwartaal — nog het resultaat van de laatste stimulering
van Carter — teruggevallen is tot 1,9%.
Voorts richt de Europese kritiek zich op het externe
dollarbeleid. Er zou sprake zijn van ,,benign neglect”,
omdat volgens instructies het interventiebeleid zich beperkt
tot het voorkomen van ernstige verstoringen op de geldmarkten, maar niet op het voorkomen van grote koersbewegingen. Dit leidt eens te meer tot monetaire onrust.
En daarmee zijn we aan een tweede verwijt van Europese
zijde op dit punt, namelijk dat de interdependentie van de
wereldeconomie het niet verdraagt dat ieder land zonderduidelijk rekening te houden met de belangrijke partnerlanden
of zonder consultatie het beleid naar eigen goeddunken
inricht.
De Europese en Japanse kritiek kan niet worden afgedaan
met de stelling dat men het in zijn hart wel met het Amerikaanse beleid eens zou zijn, en dat dit alleen maar wordt ge-

Internationale markt.
Ik wijs op permanente conflictpunten tussen de VS en de
EG, zoals de geslotenheid van de Amerikaanse markt voor
Europees militair materieel en de voordelen voor de civiele
Industrie in de VS van het om niet profiteren van de onderzoekresultaten van militaire projecten. Produkten van de
Europese vliegtuigindustrie en de scheepsbouw komen de
VS praktisch niet in. Het overheidsaankoopbeleid en de wet-

bruikt als een bliksemafleider voor de eigen problemen. Dit
laatste is onjuist. Dezelfde Europese organen die het Amerikaanse beleid onder kritiek stellen erkennen dat de Europese

landen niet minder achterblijven in het orde op zaken stellen
in eigen land en dat, welke problemen zich internationaal ook

voordoen, de oplossing van de nationale financieel-economische problemen ,,thuis” begint. In Ottawa zijn de standpunten onveranderd gebleven. De Europeanen, met de Fransen voorop, hebben het Amerikaanse beleid gekritiseerd.
Reagan heeft van zijn kant geen krimp gegeven, evenmin

als Volcker (Federal Reserve Board) dezelfde dag op Capitol
Hill.
Tot nu toe heeft het EMS zich opmerkelijk goed gehouden.

geving voor technische normen is nationaal gericht. Deze
marktbescherming zal niet afnemen in een tijd van marktverlies aan Japan en andere nieuwkomers, terwijl tevens
gewerkt wordt aan grootscheepse innovaties en ingrepen die
de arbeidsproduktiviteit verhogen. Over en weer verwijten de
VS en Europa elkaar een protectionistisch landbouwbeleid.
Vanuit de EG zijn bekend de kaasoorlog en de ham-in-blikkwestie. De handelsbalans van landbouwprodukten vertoont
voor de EG een flink tekort. In 1978 was dit $ 3,2 mrd.:
export EG-VS: $ 1,9 mrd.; export VS-EG: $ 5,2 mrd. 10).

Daarnaast bedreigt ons permanent detotstandkomingvan
bilaterale afspraken van de VS met een aantal derde landen,
met name met Japan. De Duitse minister Lambsdorf voorspelde onlangs somber een totale handelsoorlog indien de
VS een voor Europa schadelijke bilaterale overeenkomst
over automobielen zouden sluiten met Japan, en dit op een
moment dat de Europese landen zelf ieder individueel auto-

limitatieregelingen met Japan tot stand hebben gebracht.
De invoer in de EG vanuit de VS beliep in 1979 34.362 Europese rekeneenheden (ERE). Dit is gelijk aan 15,8% van de
totale EG-invoer. De uitvoer vanuit de EG naar de VS was in
hetzelfde jaar ERE 25.040, 12,9% van de totale Amerikaanse
invoer. Voor Nederland waren deze cijfers in 1979: invoer
vanuit de VS $ 5.661 mln. en uitvoer $ 1.785 mln., een deficit
van bijna $ 4 mrd. 11).
De afgelopen maanden is uit redevoeringen van Amerikaanse bewindslieden als McNamar (Treasury), Hormats (Economische Zaken) en Brock (Trade representative) duidelijk
geworden dat de regering weliswaar vrijhandel blijft voor-

9) Bank voor Internationale Betalingen, Jaarverslag 1980, con-

Binnen het EMS is de Italiaanse spilkoers op 22 maart jl.

clusies, biz. 164 e.v.; OECD, Economic Outlook, juli 1981, biz. 26 e.v.;

met 6% gedevalueerd, terwijl de Britse spilkoers — buiten

devaluatie van de EG-valuta’s ten opzichte van de ECU met

achter het Amerikaanse beleid. Wat betreft de Gouverneurs van de
Centrale Banken en het EG-Monetair Comite zie Europe van
10 juli 1981.
10) Zie De Europese Gemeenschap en de Verenigde Staten, Europa

2,5%. Onmiddellijk na de Franse presidentsverkiezingen

11) Idem.

het EMS, maar wel element in de ECU — met 17% is geapprecieerd. Beide ontwikkelingen hebben geleid tot een

ESB 19-8-1981

IMF; Jaarverslag 1980. Het IMF plaatst zich het uitdrukkelijkst

Informatie, november 1980, biz. 12 en bijlagen A t/m E

791

staan, maar dat dit uitgangspunt nationalistisch gekleurd is,

$ 40 mm. van Caterpillar Tractor Co. aan de USSR in studie i

en bovendien ondergeschikt aan het orde op zaken stellen in

is. De Europeanen van hun kant zijn in geen geval bereid de

de VS zelf. Tevens zijn, ondanks een bezuiniging bij de
Eximbank, exportbevorderende maatregelen in de begroting

harde lijn te volgen, de Bondsrepubliek niet om economische
en politieke redenen, de overige landen niet om manifeste

opgenomen, vooral voor het kleine en middelgrote bedrijfs-

economische belangen. Ook doet zich in dit vraagstuk weer

leven: afschaffing van de dubbele belasting voor buitens-

duidelijk het verschil gevoelen tussen de globale verantwoor-

lands werkende Amerikanen, verlichting van de bepalingen
van de Foreign Corrupt Practices Act en het stimuleren van
handelsondernemingen voor de export met bankparticipaties, een nieuw instrument. Men moet natuurlijk wel in aanmerking nemen dat de stijging van de dollar exportimpulsen
weer goeddeels ontkracht. Met Japan zijn afspraken gemaakt
over de import van automobielen. Tussen de EG en de VS
liggen er op het ogenblik frictiepunten in de sectoren staal,
textiel en petrochemie en op het terrein van de export-

delijkheid van de VS en de regionale verantwoordelijkheid

van de Europese landen, welke kwestie in militair-strate-

Wat betreft staal wil het Amerikaanse bedrijfsleven een
scherpere prijscontrole op de import en streeft het naar verhoging van de drempelprijs, beneden welke geen buiten-

gische kwesties eveneens tot aanzienlijke wrijvingen in de
West-Westrelaties leidt. De Oost-Westhandel zal zonder
twijfel een zeer gevoelige zaak blijven.
Naast deze specifieke problemen tussen de VS en Europa
hangt vooral ook de schaduw van Japan over de Atlantische i
betrekkingen. In Europa is de zorg hierover groot. Het gaat
om drie punten. In de eerste plaats is er een geleidelijk
groeiend handelsdeficit van de EG met Japan. In 1980 bedroeg dit $ 11 mrd. In de tweede plaats vindt de Japanse
opmars in Europa plaats in gevoelige sectoren, waarvan de
automobielsector het spectaculairste voorbeeld vormt. In

kredieten.

landse staalprodukten worden toegelaten. Dit heeft het voor

de eerste vier maanden van 1981 is de import vanuit Japan

de Europese staalexport schadelijke effect dat de procedures
vanwege subsidie-onderzoeken en ,,preclearance”-aanvragen worden verscherpt en tijd wordt verloren. Ook Hoogovens die 10% van de Nederlandse export naar de VS voor
zijn rekening neemt, moet zich hieraan onderwerpen.
Wat betreft enkele petrochemische produktgroepen en
kunstvezels heeft Europa nogal te lijden gehad van de lage
grondstoffenprijzen in de VS. Sinds de prijsbeheersing voor

in de Gemeenschap met 46% gestegen tegenover die in dezelfde periode van het afgelopen jaar. In de derde plaats
blijft de Japanse markt zelf ondoordringbaar voor ondernemingen uit derde landen.

olie is opgeheven is in deze situatie verbetering gekomen,

Een van de terreinen van het Amerikaanse regeringsbeleid waarop de nieuwe richtlijnen met voortvarendheid
in beleid worden omgezet, is dat van de energie. De vrije
markt moet haar werk weer doen, dus deregulation”, de
opheffing van prijsbepalingen, en terugdringing van over-

maar schade blijft bestaan door het voortzetten van de prijsbeheersing van aardgas tot 1985. Weliswaar is de textieluitvoer van de VS naar de Gemeenschap de laatste tijd toegenomen, maar de Europese Commissie ziet geen rechtvaardiging voor beschermende maatregelen. Het textielvraagstuk zal deels in de onderhandelingen over de vernieuwing van het Multivezelakkoord moeten worden opgelost.
Tijdens het eerste topoverleg te Rambouillet in 1976 is de

basis gelegd voor een internationale kredietregeling, de zg.
consensus. Deze heeft sterk aan betekenis ingeboet sinds de
rente is gaan stijgen en de overeengekomen renteminima niet
zijn aangepast. Al geruime tijd bestaat in de OECD een diepgaand meningsverschil tussen de VS en Frankrijk ten aanzien van de overheidsinterventies bij de exportfinanciering.
De Fransen willen zich niet vastleggen 12). De exportfinancieringssteun is in Frankrijk vrijwel onbegrensd. Dit geldt
dus ook voor rentesubsidies bij exportkredieten. Binnen de
Gemeenschap is dit bijzonder hinderlijk — ook Nederlandse
bedrijven leggen het dientengevolge regelmatig af tegen
Franse exporteurs — zowel wegens de concurrentievervalsing tussen de Europese landen als wegens de onmogelijkheid
om met name met de Amerikanen tot een akkoord te komen.
Inmiddels is de situatie iets veranderd. Zeer onlangs hebben
de VS en de Gemeenschap overeenstemming bereikt over
een verhoging van de consensus met 2%. Degemeenschappelijke concurrent Japan waar de marktrente relatief laag is,
drijft op dit punt de Europeanen en de Amerikanen naar
elkaar toe. Japan beschouwt deze actie natuurlijk als een
kunstmatige aanval op zijn exportprestaties. Tevens hebben
de VS gesteld, dat de exportkredieten in oktober in de OECD
geheel geregeld zullen moeten worden. Zo niet, dan valt een
onbeperkte exportkredietoorlog te voorzien. In verband met
deze laatste onderhandelingsronde houden de Amerikanen
nog een wetsontwerp in gereedheid, dat tot $ 1 mrd. steun
voorziet in het kader van de Eximbank ter compensatie van
concurrentievervalsende exportsteun van derde landen.

Energie

heidsinvloed. De import — 30% van de Amerikaanse olievoorziening komt uit de OPEC-landen (voor Europa
70%) — moet terug. Meer dan het vorige bewind beklemtoont de regering-Reagan de strategische noodzaak van het
terugdringen van de afhankelijkheid van het buitenland.
Weliswaar is de situatie veel verbeterd ten opzichte van
enkele jaren geleden doordat mede als gevolg van de recessie
en van het aanleggen van enorme reserves de aanbiedersmarkt geleidelijk aan weer in een kopersmarkt verandert,
zij het met een hoog opgeschroefd prijsniveau. Maar de
politieke toekomst in het Midden-Oosten is uiterst onzeker
en daarom staat meer autonomie op dit terrein voorop.

De energievoorziening is een bekend onderwerp tijdens het
topoverleg. Tokio en Venetie hebben zelfs vrij gedetailleerde doelstellingen opgeleverd, op grond waarvan in de OECD
verder is onderhandeld.
De Europeanen ondersteunen vanzelfsprekend de vrije
prijsvorming voor olie zowel als het terugdringen van de
Amerikaanse import. Het eerste is van belang voor de concurrentieverhoudingen en het stimuleren van nieuwe energiebronnen binnen de VS zelf. Het tweede kan een prijsdrukkend effect hebben op de Midden-Oosten-olie hoewel de
Arabieren ook hun exportvolumina gedeeltelijk kunnen
aanpassen. Tot nu toe werd dit overigens gecompenseerd
door Saoedi-Arabie, maar hoe lang nog? De VS zijn zeer
rijk aan eigen energiebronnen. Bij ongewijzigd beleid kunnen
zij nog 1.000 jaar toe. Vergelijk hiermee Europa, wier eigen
bronnen binnen 40 jaar zouden zijn uitgeput.
Opheffing van de prijscontrole door de overheid betekent
een aanpassing van de energieprijzen aan het wereldmarktprijspeil, dat omhoog ging als gevolg van de mede door de

Amerikanen veroorzaakte wereldinflatie en de dollarkoers-

In Ottawa is ook de Oost-Westhandel uitgebreid aan de

daling. Strijd tegen de inflatie en stijging van de dollarkoers
werken dus matigend op het energieprijspeil. Het vertrouwen

orde geweest. De Amerikanen willen een parallel met het
veiligheidsbeleid, hoewel een homogeen beleid nog niet is
uitgestippeld. Het Pentagon en het Witte Huis staan ook op
dit punt tegenover het State Department en het Commerce
Department. Dit blijkt in de VS zelf, waar op het ogenblik
een exportvergunning voor levering van pijpleidingen tot

12) Zie over deze materie de gedetailleerde toelichting in Euromarkt-Nieuws, februari 1981, biz. 32 e.v., maart 1981, biz. 59 e.v.,
enapril 1981, biz. 83 e.v.

792

in de krachten van de vrije markt is bijzonder groot. In de
Reagan-filosofie maken strategische beleidsdoelstellingen

van staatswege plaats voor het stimuleren van de marktkrachten door de nieuwe prijspolitiek. In de budgetkortingen
zijn derhalve ook energieprojecten opgenomen.

Dit nieuwe beleid is nog niet uitgekristalliseerd. Er is ook
kritiek op. Velen in de energiewereld blijven bij hun opvatting dat de staat richting zal moeten geven aan de energiepolitiek. Prijspolitiek alleen kan een aantal dilemma’s niet
oplossen. Sommigen geloven dat Reagan binnen afzienbare

tijd weer terecht zal komen bij het beleid van Carter, met
uitzondering van diens prijspolitiek. Prijsstijging drukt de

consumptie, die met 16 mln. vaten per dag weer terug is op
het niveau van 1973, terwijl voor het eerste halfjaar 1981
gemiddeld 3,5 mln. vaten per dag werden gei’mporteerd, d.i.
1,5 mln. vaten beneden het hoge niveau van 1977.
In de nieuwe lijn past ook een opheffing van de Windfall
Profits Act, die aanstaande is. Het ziet er naar uit dat de
voorwaarden voor buitenlandse ondernemingen in de energiesector op het gebied van concessies en eigendomsrechten
aanmerkelijk zullen worden versoepeld. In verband hiermee
zijn reeds consortia van Europese ondernemingen in samenwerking met overheden in de maak. Deze consortia kunnen
hun eigen energiebronnen in eigendom laten beheren. Het
doel is om de exploitatie in de VS voor de hele westelijke
wereld aantrekkelijker te maken. De ,,deregulations” betref-

fen niet alleen de prijspolitiek, maar ook de milieuvoorschriften en het concurrentiebeleid. Op beide terreinen wordt het
beleid drastisch geliberaliseerd, zij het wat milieu betreft per
staat in verschillend tempo. Vooral de milieuwetgeving heeft
in het verleden voor grote vertraging gezorgd. De versoepeling van het concurrentieregime heeft een fusiekoorts doen
ontstaan, ook in de energiesector. Ik wijs op de bekende

biedingen van Du Pont, Mobil en Seagram op Conoco.
De kernenergie, waarvoor eveneens verlichting van milieuvoorschriften gaat gelden, staat op het ogenblik zeker niet
als enige in de belangstelling van de markt. Wegens de hoge
rente en de ongunstige verhouding tussen kapitaallasten en
brandstoflasten (2/3 resp. >/3) ontstaat eveneens belangstelling
voor andere energiebronnen waarvoor grondstoffen ruim-

schoots in de VS aanwezig zijn: kolen en kolenvergassing,
leisteen, bitumen. Onderzoek en ontwikkeling is vergevorderd. Studies wijzen uit dat driekwart van de mondiale inspanningen met het oog op nieuwe energiebronnen in NoordAmerika plaatsvinden. Dit schept ook voor Europa nieuwe,
resp. grotere afhankelijkheden van de VS.
Een vraagstuk van bijzonder belang voor de Atlantische

betrekkingen zijn de aanstaande gascontracten, die tussen
de Bondsrepubliek Duitsland, Frankrijk, Belgie en Nederland

met de USSR in de maak zijn. De VS zijn scherp gekant tegen
met name een Duits-Russisch contract als gevolg waarvan
29% van de Duitse gasimport uit de Sovjetunie afkomstig
zou zijn. De Bondsregering heeft een strategisch plafond
van energie-afhankelijkheid van de USSR vastgesteld. Het

Russische aandeel van 5% (inclusief dit gascontract) in de
totale Duitse energievoorziening ligt daar nog ruimschoots
onder. Bij de Amerikanen is het ook een kwestie van principe inzake de Oost-Westhandel. De Fransen hebben hun
eventuele afname van Russisch gas al tot de helft van de
oorspronkelijk beoogde hoeveelheid teruggebracht. Ook
Belgie wil zich voor minder vastleggen. We staan in Europa

dan ook voor grote dilemma’s. Europa moet zijn energievoorziening diversifieren naar verschillende regie’s, maar
het ten dele overschakelen van het Midden-Oosten op de

USSR opent weinig betere perspectieven. Het Russisch lokaas is natuurlijk de miljardencontracten die er voor de Duitse
en overige Europese industrie in het vooruitzicht worden
gesteld: gasleveringen betalen met gigantische contracten
in de kapitaalgoederensector.

meer dan sinds 1945 het geval is geweest. In Ottawa is gebleken van een meningsverschil over de prioriteit van werkgelegenheid ten opzichte van die van inflatiebestrijding.
Vooral door toedoen van Frankrijk zijn beide als gelijkwaardig in het slotcommunique opgenomen. Daarachter gaan

echter twee verschillende concepties schuil, waarvan de
tegenstelling met het oplopen van de werkloosheid in scherpte zal gaan toenemen. Reagan en zijn medewerkers hebben
gekozen. Het Amerikaanse bewind is van oordeel dat de VS
met stringent beleid toe moeten naar een nieuwe stabiliteit
met lage inflatie. De inflatiebestrijding in de VS is voor
Europa van vitaal belang; zij kiezen namelijk de instrumen-

ten. Bondskanselier Schmidt gebruikt de Amerikaanse aanpak als argument om zijn voorstellen tot vermindering van de

Duitse begroting voor 1982 tot ca. DM 18 mrd. te onderbouwen. (Het is nog geen drie jaar geleden dat de Bondsrepubliek op verzoek van de Amerikanen juist een miljardenstimulering ondernam).
Maar wat gaat Frankrijk doen? Mitterand heeft aangekondigd de effecten van de hoge rente niet lang meer te kunnen,
noch te zullen dragen. Wanneer Frankrijk protectionistischer
zou worden, zou het het moderniseringsproces van zijn in-

dustrieel potentieel in de waagschaal stellen, maar denkbeeldig is het niet. Indien Frankrijk zich niet schrap zet tegen

devaluaties, kan dit raken aan het bestaan van het EMS, dat
nu reeds aanleiding geeft voor het Verenigd Koninkrijk een
eventueel lidmaatschap opnieuw op te schorten. Er moet in
ieder geval rekening mee worden gehouden dat op korte termijn een tamelijk ingrijpende aanpassing van de wisselkoersverhoudingen binnen het EMS noodzakelijk zal zijn. En hoe
lang kan het Verenigd Koninkrijk nog voort? De doctrine-

Thatcher heeft gefaald en hoe langer de investeringen 66k
nog door externe factoren worden ontmoedigd, hoe slechter
het er voor het land en de Conservatieven uitziet. Er behoeft
in zo’n situatie weinig te gebeuren om het protectionisme

in een stroomversnelling te doen geraken. Hiertoe kan ook
het verloop van de dollarkoers het zijne bijdragen. De monetaire onrust neemt steeds meer toe, terwijl de scherpe dolalr-

stijging een ,,derde energiecrisis” veroorzaakt.
Wat de monetaire politick betreft hebben de Europeanen
op het punt van consultaties geen beste ervaringen met de
VS. Niet alleen met het oog op het in stand houden van de
gemeenschappelijke markt die zeer schadelijke gevolgen zal
ondergaan indien het EMS op losse schroeven zal komen
te staan, maar ook met het oog op de onderhandelingspositie

met de VS moet aan het EMS en liefst ook aan versterking
daarvan worden vastgehouden. In het financieel-economisch
beleid betekent dit dat we het Duitse spoor moeten blijven
volgen op straffe van verdere economische stagnatie. Dit
moet met name ook voor Frankrijk gelden.
Er liggen tussen dit samenspel van problemen en de defensie eveneens diverse raakpunten. De Europeanen kritiseren

de VS om de hoge defensie-uitgaven: wat op een aantal
begrotingsposten wordt bezuinigd komt aan defensie ten
goede. De Amerikanen stellen hiertegenover dat het juist
Europa is dat ten onrechte achterblijft. Wat hiervan verder
ook zij, ernstiger is m.i. het argument dat indien hoge defensielasten in de VS inflatiebevorderend zijn, er alle aanleiding
bestaat om een betere verdeling van de lasten over de NATOpartners te bewerkstelligen. Hiermee zouden dan zowel een
financieel-economische als een defensiedoelstelling zijn ge-

diend. In zijn in voetnoot 6 genoemd artikel gaat David
Calleo hierop in. Hij wijst erop dat de Amerikaanse aanwezigheid in Europa dateert van 1950 en niet is aangepast
aan de economische en politieke ,,groei” van Europa. Het
terugtrekken van zes van de huidige tien Amerikaanse

NAVO-divisies uit Europa zou de Amerikaanse defensiebegroting jaarlijks $ 30 mrd. dollar besparen, twee derde
van het voor 1982 verwachte fmancieringstekort. Op dit
punt van de discussie hullen de Europeanen zich in stilzwijgen. Voornamelijk uit fmanciele overwegingen spruit de

Europese terughoudendheid ten aanzien van de 3%-defensieEuropese posities

De Atlantische betrekkingen staan ernstig onder druk,
ESB 19-8-1981

norm voort. Het antwoord op de ontstane pariteit in de
krachtsverhoudingen en de expansionistische neigingen
van de USSR stuit wat Europa betreft op financieel-econo793

mische grenzen, hetgeen op zijn beurt weer nervositeit

tuurlijk niet op alle niveaus in gelijke mate en in aanmerking

binnen de NAVO oplevert.

nemende de veiligheidsafstand van Europa en de VS. Maar

Op het terrein van de energie zal de afhankelijkheid van

de Europeanen van de Amerikaanse markt toenemen. Dit
is uit het oogpunt van ,,veilige” diversificatie een goede

het al of niet gunstig reilen en zeilen van de een zal zeer grote

gevolgen voor de ander blijken te hebben 14). Het topoverleg
moet in stand blijven. De consultaties zullen moeten worden

ontwikkeling. Er vindt een verschuiving van de olie naar

verbeterd. De Europese inbreng daarin als zodanig moet wor-

kolen plaats. Voorts worden juist in de VS nieuwe energiebronnen aangeboord, waarin Europese consortia kunnen
deelnemen. Een en ander verplicht in mijn opvatting de
Europeanen, inclusief Nederland, eens te meer om hun technologische inspanningen op energiegebied ook in Europa
zelf op te voeren. De Europese afhankelijkheid mag niet te
groot blijven 13).
Wat betreft de Oost-Westhandel is het verzet van de VS
tegen gascontracten met de USSR verklaarbaar. Mils het

punten een lijn moeten trekken, wat betreft de inhoud van het
in de EG en de Europese landen te voeren beleid en de presentatie hiervan ten opzichte van de VS. Dit geldt zowel veiligheidsvraagstukken als kwesties van economisch beleid. De
samenhang tussen beide is evident, maar helaas komt zij in
ons land niet uit de verf. Het doel moet zijn het Europese gewicht, of zo men wil het Europese tegenwicht, binnen het Atlantisch bondsgenootschap zo goed mogelijk vorm te geven.

echter om politick aanvaardbare hoeveelheden gaat, waarover in het Westen toch overeenstemming moet kunnen
worden bereikt, moeten zij echter kunnen worden afgesloten.
Handelsuitbreiding van West-Europa met het Oostblok is
een positieve zaak. Deze mag niet aan Amerikaanse wereldpolitieke overwegingen worden opgeofferd. Ik zie geen reden
waarom de economische interdependentie die het Westen

mondiaal als een positief te waarderen goed nastreeft, zich
niet zou mogen uitstrekken tot de USSR. Integendeel, de
Russen verder terugdringen naar autarkic zal de stabiliteit
van de verhoudingen thans eerder schaden en bovendien
biedt zo’n beleidslijn geen oplossing op lange termijn. Er

ligt ondertussen wel een verband tussen deze economische
samenwerking en de noodzaak van een politick en militair
,,Gleichgewicht” dat de Europeanen niet alleen tussen de
supermogendheden, maar ook op het Europese continent
gehandhaafd willen zien.
Het besturen van de Westelijke wereld is aanmerkelijk
gecompliceerder geworden. De irritaties lopen bij tijd en wijle
hoog op. Niettemin blijven de VS en Europa elkaar strategisch zowel als economisch hard nodig hebben, zij het na-

den versterkt. Dit betekent dat de Europeanen op hoofd-

In dit ingrijpend proces van herschikking van de politieke en
economische verhoudingen tussende VS en Europa zijn er ook
grote rechtstreekse belangen van Nederland in het geding die
ons dwingen onze positie en opvattingen over de hele linie
nauwkeurig te toetsen aan die van de bondgenoten. Op deze

centrale gebieden van buitenlands beleid zal de regering,
van welke samenstelling dan ook, in analyse en aanpak een
heldere en eenduidige houding dienen te ontwikkelen, die
niet aan partijpolitieke eenzijdigheid ondergeschikt wordt
gemaakt.
J. P. van lersel
13) De verantwoordelijkheid van Nederland in Europa moet aldus
ook meewegen in het vraagstuk van de beide Nederlandse kerncentrales. Deze Europese verantwoordelijkheid vormt voor mij een
van de overwegingen waarom niet tot sluiting van Borsele en Doode-

waard moet worden overgegaan.
14) Bondskanselier Schmidt spreekt in deze van de ,,Schicksalsgemeinschaft Europa/ USA” in Politik der verlasslichen Partnerschaft

— Europaer und Amerikaner vor den Aufgaben der achtziger
Jahre, Europa Archiv, 1981, nr. 7, biz. 197 e.v. Hierin wordt een visie
ontwikkeld op de politieke, militaire en economische verantwoordelijkheden van Europa en de VS tegenover elkaar alsmede tegenover
de andere delen van de wereld. Deze Duitse visie kan men mijns
inziens ook als een Europese karakteriseren.

Auteur