Ga direct naar de content

De betekenis van het nieuwe jaarrekeningenrecht voor de jaarrekening als bron van informatie

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: mei 15 1985

De betekenis van het nieuwe
jaarrekeningenrecht voor de
jaarrekening als bron van informatie
DRS. W. BARIS*

De vierde richtlijn van de EG inzake het vennootschapsrecht zal ingrijpende gevolgen hebben voor de
omvang en inhoud van de financiele verslaglegging door rechtspersonen. In dit artikel wordt de
werkingssfeer van het nieuwe jaarrekeningenrecht belicht in relatie tot de grootte van de
rechtspersoon en de aard van het bedrijf. De verplichting tot openbaarmaking loopt namelijk uiteen
naar de aard en de grootte van de onderneming. Vervolgens worden de voorgeschreven modeller) voor
de inrichting van de jaarrekening beoordeeld op het inzicht dat de jaarrekening behoort te geven. De
conclusie van de auteur is dat de nieuwe wetgeving en het Modellenbesluit ondanks enkele
tekortkomingen zullen bijdragen tot vergroting van de informatieve waarde van de jaarrekening.

Inleiding

De Wet tot aanpassing aan de vierde richtlijn van de Raad van
de EG inzake vennootschapsrecht is definitief vastgesteld op 7
december 1983 en afgekondigd in het Staatsblad, nr. 663. De wet
is in werking getreden op 1 januari 1984 (Besluit van 21 december 1983, Staatsblad nr. 664). Het nieuwe jaarrekeningenrecht is
opgenomen in titel 8, boek 2, BW: ,,De Jaarrekening en het
Jaarverslag”.
De vierde richtlijn is geschreven voor de NV en de BV Analoog
aan de oude wetgeving (artikel 306 BW, boek 2, titel 6) en conform artikel 360 BW, boek 2, titel 8, is deze wet tevens voor de
cooperatieve vereniging en de onderlinge waarborgmaatschappij van toepassing. Voor verzekeringsmaatschappijen, kredietinstellingen en beleggingsmaatschappijen gelden aparte voorschriften die zijn opgenomen in de artikelen 399 t/m 401 en in artikel VI van de Overgangs- en slotbepalingen, BW, boek 2, titel
8.
De wet wordt van kracht:
— voor verzekeringsmaatschappijen en kredietinstellingen
voor het eerst voor de jaarrekening over het boekjaar 1985;
– voor alle overige rechtspersonen met ingang van het boekjaar 1984.
De vierde richtlijn en de aanpassingswet hebben primair betrekking op de niet geconsolideerde jaarrekening van de moedermaatschappij, ook wel aangeduid als de vennootschappelijke
jaarrekening. Ze hebben ook gevolgen voor de inrichting van de
geconsolideerde jaarrekening. Voor de geconsolideerde jaarrekening is de zevende richtlijn uitgegeven, waarvoor momenteel
een nieuwe aanpassingswet wordt geconcipieerd.
Met betrekking tot de opmaak (lay-out) van de balans en de
winst- en verliesrekening bevat de aanpassingswet geen specifieke voorschriften. Deze mede door de ontwikkelingen in de praktijk bepaalde materie wordt door het Ministerie van Justitie per
besluit geregeld. Incidentele wijzigingen in de vereiste opmaak
kunnen daardoor buiten de wet om worden bekendgemaakt. Artikel 363 van de aanpassingswet bepaalt in lid 6: ,,Wij kunnen
voor de indeling van de jaarrekening bij algemene maatregel van
488

bestuur modellen en nadere voorschriften vaststellen die gelden
voor de daarbij omschreven rechtspersonen”.
Inmiddels is in het Staatsblad nr. 666 van december 1983 gepubliceerd: ,,Het Besluit van 23 december 1983 tot vaststelling
van modelschema’s voor de inrichting van jaarrekeningen (Besluit modellen jaarrekening)”. In het vervolg wordt kortheidshalve aan het,,Modellenbesluit” gerefereerd. In dit besluit worden een viertal balansmodellen en een zestal modellen voor de
winst- en verliesrekening gegeven met een reeks bepalingen en
een toelichting omtrent het gebruik van de modellen.
We willen in dit artikel proberen enig inzicht te krijgen in de
betekenis voor de jaarrekening als bron van informatie van:
– de door het besluit voorgestelde modellen voor de balans en
de winst- en verliesrekening in combinatie met
– een aantal voorschriften in de aanpassingswet inzake de opneming in de toelichting van sluitende overzichten van beginstand, plus- en min-mutaties en de eindstand met betrekking tot de vaste activa per post (artikel 368) en het eigen vermogen per post (artikel 378).
Daartoe wordt aandacht geschonken aan de door de wetgeving geschapen samenhang tussen de grootte van de rechtspersoon en de aard van het bedrijf enerzijds en de omvang van de
publikatieplicht. Vervolgens worden de door het besluit gepresenteerde modellen en de daarover in het besluit en in de nota
van toelichting op het besluit gemaakte opmerkingen beoordeeld. Dit alles tegen de achtergrond van de dominerende betekenis van het inzicht dat de jaarrekening behoort te geven in het
belang van een verantwoord oordeel omtrent het vermogen, het
resultaat, de solvabiliteit en de liquiditeit van de rechtspersoon.

* De auteur is werkzaam bij het Centraal Bureau voor de Statistiek,
Hoofdafdeling Nationale Rekeningen. Hij is dank verschuldigd aan
prof. dr. M.A. van Hoepen RA, hoogleraar bedrijfshuishoudkunde aan
de Erasmus Universiteit te Rotterdam, voor zijn opmerkingen naar aan-

leiding van een eerdere versie. Het artikel werd geschreven a litre
personnel.

De inhoud van de publikatie

Schema 1. De werking van het nieuwe jaarrekeningenrecht

De grootte van de rechtspersoon

Wet op de jaarrekening

De aanpassingswet kent een aantal beperkingen en deel-

vrijstellingen met betrekking tot de publikatieplicht die negatief
gecorreleerd zijn met de grootte van de publikatieplichtige
rechtspersoon en die geregeld zijn in een aantal op zich ingewikkelde bepalingen, waarvan het verband duidelijk wordt als de inhoud in een overzichtelijk schema wordt gepresenteerd.
De wet onderscheidt met betrekking tot de grootte van de
rechtspersoon twee uitzonderingsgevallen waarvoor per categorie verschillende deelvrijstellingen van toepassing zijn, namelijk:

NV, BV, CV, OWM, an. 360

GROOTTE VAN DE RECHTSPERSOON

Middelgroot,
art. 397

Klein, art. 3%

Criteria:

S activa (gecons.)

< f. 3 mln.

< f. 12 mln.

Geconsolideerde
netto omzet

< f. 6 mln.

< f. 24 mln.

Gemiddeld aantal
werknemers

<

<

Groot

Overige

– de kleine rechtspersoon, geregeld in artikel 396;

– de middelgrote rechtspersoon, geregeld in artikel 397;
– en de overige rechtspersonen die onbeperkt publikatieplichtig zijn: de grote rechtspersonen.
De wet hanteert ten behoeve van de vaststelling tot welke categoric de publikatieplichtige rechtspersoon behoort een drietal

criteria, nl.:
– de waarde van de gezamenlijke activa volgens de geconsolideerde balans per het einde van het verslagjaar (balanstotaal);
– de geconsolideerde netto omzet behaald in het verslagjaar;
– het gemiddelde aantal werknemers gedurende het verslagjaar.

jaarrekening, waarin de inrichtingsvoorschriften die in de wet
over een aantal artikelen zijn verspreid worden geconcretiseerd
met behulp van een aantal modellen.
In schema 1 wordt de werking van het nieuwe jaarrekeningenrecht in relatie tot de grootte van de rechtspersoon (artikelen 396
en 397 BW, boek 2, titel 8) gefllustreerd.
Het schema licht een vijftal categorieen van vraagpunten toe,
namelijk:
– welke rechtspersonen vallen in beginsel onder de wet;

250

Beperkende bepalingen en deelvrijstellingen m.b.t. de publikatieplicht voor deze
grootteklassen.
MODELLEN (volgens Besluit)

PUBLICEREN, art. 394, 395
Balans:
Model

Aan ten minste twee daarvan moet zijn voldaan wil de
rechtspersoon tot de desbetreffende categoric kunnen worden
gerekend. In december 1983 verscheen het z.g. Besluit modeller!

50

Cof D

A of B

A of B

Et/mH

Eof G

NIET PUBLICEREN

Winst- en verliesrekening:
Model

I of J

ACCOUNTANTSCONTROLE, art. 393
Niet verplicht

Verplicht

Verplicht

(Artikelen ex BW, boek 2, titel 8).

– aard en omvang van de criteria ter vaststelling van de grootte

voor de door de wet geboden mogelijkheden tot beperking van

van de rechtspersoon;
– het al dan niet verplicht zijn de jaarrekening door een registeraccountant te doen controleren;
– de plaatsen in de wet waar de van toepassing zijnde bepalingen zijn te vinden;
– welke modellen per onderscheiden grootteklasse van de
rechtspersoon (klein, middelgroot, groot) van toepassing
zijn.

de publikatieplicht. De kleine rechtspersonen kunnen dan
volstaan met de publikatie van een beperkte balans met toelichting. Dat is de benedengrens van de verplichting tot
,,disclosure”.

De aard van het bedrijf
De wet gaat uit van een aantal algemene beginselen inzake betrouwbaarheid, stelselmatigheid, continui’teit, verbod tot com-

In de modellen voor de desbetreffende grootteklasse zijn verwerkt:

– de bepalingen en vrijstellingen ten aanzien van de publikatieplicht;
– de inrichtingsvoorschriften met betrekking tot de balans en
winst- en verliesrekening;
– de publikatievoorschriften.
Voor de grote rechtspersonen die aan twee van de drie volgende vereisten voldoen:
– waarde van de activa volgens de geconsolideerde balans meer
dan f. 12 mln.;

– geconsolideerde netto-omzet meer dan f. 24 mln.;
– gemiddeld aantal werknemers meer dan 250;
gelden de publikatieplicht beperkende bepalingen van de artikelen 396 en 397 niet. Daaruit volgt dat uit de modellen A en B voor
de balans en E en G voor de winst- en verliesrekening de maximale omvang van de plicht tot,,disclosure” blijkt.
Voorts geldt voor de middelgrote en kleine ondernemingen
geen plicht om van de publikatieplicht beperkende artikelen gebruik te maken. Ook de tot deze categorieen behorende
rechtspersonen mogen maximaal publiceren in de vorm van de
balansmodellen A of B en de winst- en verliesrekeningsmodellen
E of G. Ze zullen naar alle waarschijnlijkheid, op grond van
overwegingen van geheimhouding en kostenbesparing, kiezen
ESB 22-5-1985

penseren, voorzichtigheid e.d., die in ieder geval in acht moeten
worden genomen. Daarnaast bevat de wet stringente eisen met
betrekking tot de indeling van de balans en de winst- en verliesrekening waarvan het Modellenbesluit een uitwerking vormt.
Aan deze bijzondere bepalingen kan de publikatieplichtige

onderneming ontkomen met een beroep op de uitzonderingsclausule in artikel 362, lid 4 indien en voor zover een andere indeling het inzicht dat de jaarrekening behoort te geven beter dient.
Dit houdt geen vrijbrief in om minder te publiceren. Men mag
wel in het belang van ,,het inzicht” anders publiceren. Men
spreekt in dit verband van ,,de derogerende werking van het getrouwe beeld” 1). Anders gezegd: het belang van het inzicht gaat
voor de bijzondere bepalingen van de wet.
Zo heeft de KNPM moeite met de in artikel 366, lid 1 vereiste

indeling van de materiele vaste activa naar hun aard:
— bedrijfsgebouwen en -terreinen;
— machines en installaties; enz.
In de aardolie-industrie is de indeling naar/«nc//e internationaal
gebruikelijk, dus:
— olie en aardgas;
1) M.A. van Hoepen, Over verplaatste normen en gelijke waarderings-

voorschriften, De Accountant, november/december 1982.

489

chemie;
steenkool;
metalen;
diversen;
niet sectorgebonden activiteiten inclusief research.

Ter wille van het zwaarwegende belang van de Internationale
vergelijkbaarheid voor de branche maakt de KNPM gebruik van
de uitzon&eringsclausule.
Modellen

In deze paragraaf worden de modellen voor balansen en
winst- en verliesrekeningen die voor de onderscheiden grootte-

klassen van de rechtspersonen zijn gepubliceerd in het Modellenbesluit, summier besproken. De voordelen van het Modellenbesluit voor de leiding van de rechtspersoon, boekhouders, controllers en accountants zijn daarin gelegen dat:
— indien zij, afzonderlijk of in commissie, hebben vastgesteld
tot welke grootteklasse de rechtspersoon i.e. behoort
— daarmee tevens vastligt welk modellenpaar de voor deze
rechtspersoon geldende minimale omvang van de plicht tot
,.disclosure” voorstelt
— en dat elk model een adequate uitwerking is van de voor de
desbetreffende rechtspersoon geldende wettelijke bepalingen.

Met andere woorden, de auteurs van het Modellenbesluit hebben ten behoeve van meergenoemde disciplines tegen de achtergrond van de wettelijke voorschriften een stuk denkwerk verricht met betrekking tot de inrichting van de jaarrekening.

Balansmodellen voor grote rechtspersonen
Grote rechtspersonen (voor de criteria zie hiervoor) hebben de

7. Voorzieningen
8. Netto actief van de Groep inclusief aandeel van derden in geconsolideerde maatschappijen [5″/. (6 + 7)]
9. Aandeel vanderden
10. Netto actief (8 -/_ 9)

,,

—

,,
,,
„

—
—
—

Dit netto actief is gelijk aan het eigen vermogen (gestort kapitaal en ingehouden winst).
Model B. is een opstelling in scontrovorm, ook wel aangeduid
als horizontale opstelling. Een verdere bijzonderheid is dat de
activa staan genoteerd in de volgorde van toenemende liquiditeit
en de passiva in volgorde van toenemende opeisbaarheid.
De voordelen van model B ten opzichte van model A zijn gelegen in de mogelijkheid tot een snellere visuele orientatie
omtrent:

– het totale in de onderneming van de rechtspersoon werkzame
vermogen (balanstotaal);
– de vermogensverhoudingen die bepalend zijn voor de solvabiliteit en (mede) voor de hoogte van de vermogenskosten;

– de samenstelling van de vastlegging van het totale werkzame
vermogen in de voorraad kapitaalgoederen. Hoe groter het
aandeel van de materiele (en financiele) vaste activa in het totaal der vastleggingen (balanstotaal), hoe geringer de externe
en interne financiele wendbaarheid: het vermogen om snel in

te kunnen spelen op veranderingen in exogene en endogene
omstandigheden (technologische vernieuwing, marktont-

wikkelingen respectievelijk interne organisatie, kostenopbouw, produkt management);
– het liquiditeitsgehalte van de vlottende activa ten opzichte
van de vlottende schulden dat een indicatie vormt omtrent de
ondernemingsliquiditeit. (De bedrijfsliquiditeit, het vermogen om uit de lopende bedrijfsinkomsten de lopende bedrijf suitgaven te financieren, kan niet met behulp van de balans worden beoordeeld. Daarvoor is een liquiditeitsbegroting nodig.);

– ervaren balanslezers kunnen ook uit model B de bedrijfseconomisch significante tussentotalen aflezen.

keus uit de balansmodellen A en B. Deze modellen verschillen

aanmerkelijk in vorm.
Model A. is opgesteld in staff el vorm. Men spreekt ook wel
van de vertikale opstelling. Het geeft naast de balansposten bedrijfseconomisch significante tussentotalen, bij voorbeeld:

— vlottende activa minus kortlopende schulden. Als dat saldo
positief is geeft het aan voor welk deel de voor het draaiend
houden van het bedrijf benodigde activa zijn gefinancierd
met lang (vreemd) en permanent (eigen) vermogen. Het
vormt ook een aanwijzing omtrent de ondernemingsliquiditeit. Verdere aanwijzingen daarvoor kunnen aan de ruime

detaillering van de desbetreffende balansrubrieken worden
ontleend;
— activa minus kortlopende schulden. Dit tussentotaal zegt niet
zoveel. Men moet er de voorzieningen nog afhalen ter

vaststelling van het totaal gei’nvesteerde eigen plus vreemd
vermogen op lange termijn.

Balansmodellen voor middelgrote rechtspersonen, artikel 397
Middelgrote rechtspersonen die aan twee van de drie volgende
vereisten voldoen:
– waarde van de activa volgens de geconsolideerde balans niet
meer dan f. 12 mm.;
– geconsolideerde netto omzet niet meer dan f.24 mln.;
– gemiddeld aantal werknemers minder dan 250
hebben eveneens keus uit de balansmodellen A en B.
De vrijstellingen, vermeld in artikel 397, lid 5, betreffen de
plicht tot openbaarmaking, niet de plicht tot inrichting van een
volledige balans. Verwerking van deze vrijstellingen in model B
leidt tot het volgende overzicht van de minimale plicht tot,,disclosure” voor de middelgrote rechtspersoon (zie schema 2).
De invloed van de beperkende bepalingen ex artikel 397 inzake
de plicht tot openbaarmaking voor middelgrote rechtspersonen
lijkt zich volgens de literatuur 2) ook uit te strekken tot de rubri-

Daar staat tegenover dat een ander bedrijfseconomisch significant cijfer ontbreekt, namelijk het werkzame vermogen. Dat in
de onderneming van de rechtspersoon werkzame vermogen is gelijk aan het balanstotaal (van een balans conform de horizontale

cering van de door de wet vereiste sluitende overzichten van de
vaste activa en het eigen vermogen, die krachtens de artikelen
368 en 378 in de toelichting dienen te worden opgenomen. Die
rubricering zou niet gedetailleerder behoeven te zijn dan de spe-

opstelling), zijnde de som van:
— het eigen vermogen;
— de voorzieningen (met uitzondering van correcties op de

cificatie van de desbetreffende rubrieken in het hiervoor gegeven

boekwaarden van activa);
— vreemd vermogen lang;
— vreemd vermogen kort.

De balansopstelling conform model A vertoont gelijkenis met
de vertikale balansopstelling die de KNPM in haar jaarverslag
publiceert, namelijk:
1. Vaste activa
2. Vlottende activa

balansoverzicht.
Wet en besluit zijn onduidelijk met betrekking tot de reikwijd-

te van de invloed der vrijstellingen.

Balansmodellen voor kleine rechtspersonen, artikel 396
Voor kleine rechtspersonen zijn de balansmodellen C en D gereserveerd, welke aansluiten bij de beperkte inrichtingseisen ex
artikel 396. De modellen C en D komen eigenlijk neer op een be-

perking tot de balansrubrieken en subrubrieken van de modellen
A en B, waardoor een zeer beknopt overzicht wordt geboden.

3. Kortlopende schulden

4. Vlottende activa na aftrek van kortlopende schulden (2″/. 3)
5. Totaal der activa na aftrek van kortlopende schulden (1+4)

Af:
6. Langlopende schulden

490

2) R. Burgert en C.W.A. Timmermans, De jaarrekening van ondernemingen, Alphen aan den Rijn, 1968.

Schema 2. Batons volgens model b, na verwerking van de beperkende bepalingen van artikel397 (BW, b2, t8)
Passief

Actief
A.

VASTE ACTIVA

I.

A.

Immateriele vaste activa

1.
2.
3.
4.

1. Goodwill
2. Overige immateriele vaste activa
II.

EIGEN VERMOGEN

Gestort en opgevraagd kapitaal
Agio
Herwaarderingsreserve
Wettelijke reserves

Materiele vaste activa

5. Statutaire reserves

1.
2.
3.
4.

6. Overige reserves
7. Onverdeelde winst

Bedrijfsgebouwen en terreinen
Machines en instailaties
Andere vaste bedrijfsmiddelen
Vaste bedrijfsmiddelen in uitvoering en vooruitbetaald op materiele

III.

B.

MINDERHEIDSBELANGEN

C.

vaste activa
5. Niet aan de bedrijfsuitoefening dienstbaar

VOORZIENINGEN

Financiele vaste activa
1. Deelnemingen in groepsmaatschappijen

1. Voor pensioenen

2. Vorderingen op groepsmaatschappijen

2. Voor belastingen
3. Overige

3. Andere deelnemingen

4. Vorderingen op participanten en op maatschappijen waarin wordt
deelgenomen
5. Overige financiele vaste activa

D.

SCHULDEN OP LANGE TERM UN danger dan 1 jaar)

1. Converteerbare obligaties en andere leningen
B.

VLOTTENDE ACTIVA

2. Andere obligaties en onderhandse leningen

I.

Voorraden

3. Schulden aan kredietinstellingen
4. Schulden aan groepsmaatschappijen

II.

Vorderingen

5. Schulden aan participanten en aan maatschappijen waarin wordt deelgenomen

1.
2.
3.
4.

6. Overige schulden op tange termijn

Op groepsmaatschappijen
Op participanten en op maatschappijen waarin wordt deelgenomen
Overige Vorderingen
Overlopende activa

7. Overlopende passiva

E.

III.

1. (Certificaten van) aandelen in groepsmaatschappijen
2. Overige effecten

IV.

SCHULDEN OP KORTE TERMIJN (ten hoogste 1 jaar)

Effecten

Liquide middelen

1.
2.
3.
4.
5.

Converteerbare obligaties en andere leningen
Andere obligaties en onderhandse leningen
Schulden aan kredietinstellingen
Schulden aan groepsmaatschappijen
Schulden aan participanten en aan maatschappijen waarin wordt deelgenomen
6. Overige schulden op korte termijn
7. Overlopende passiva

TOTAAL

TOTAAL

Artikel 393, waarin de benoeming van een deskundige die bevoegd is tot het afgeven van een verklaring van zijn onderzoek of
de jaarrekening het in artikel 362, lid 1 vereiste inzicht geeft, is
niet van toepassing volgens artikel 396, lid 6. Voor de BV geldt
krachtens artikel XI tweede lid een overgangsregeling. De plicht
tot openbaarmaking strekt niet verder dan tot de overeen-

Het ontbreken van deze post in model G wordt niet toegelicht.
De manier van presentatie van deze post in model E, te weten
als onderdeel van het bedrijfsresultaat, verdient commentaar.
De omschrijving van het voorbeeld van de buitengewone waardevermindering in het Modellenbesluit en de uitwerking daarvan
in de nota van toelichting, te weten als geboekt in het vooruitzicht van verliezen of van bedrijfssluiting, wijzen er op dat we te
doen hebben met de ,,schatting van een ongebruikelijke post”.
De ,,terugneming”, geheel of partieel, van de ongebruikelijke

komstig lid 3 van artikel 396 beperkte balans (model C of D) met

toelichting.
Modellen voor de winst- en verliesrekening van grote rechts-

waardevermindering vormt ,,de herziening van de schatting van

personen

een ongebruikelijke post”. De International Accounting Standard (IAS) nr. 8 definieert als volgt: ,,Ongebruikelijke posten
zijn winsten of verliezen die voortkomen uit gebeurtenissen of
transacties die zich onderscheiden van de normale bedrijfsactiviteiten en dientengevolge niet vaak of regelmatig voorkomen”.
In de Engelstalige versie van deze uitspraak is de term ,,unusual

Grote rechtspersonen hebben de keus tussen:
– de vertikale opstelling volgens model E; en
– de opstelling in scontrovorm conform model G.
Deze modellen verschillen in vorm maar ook in rubricering.

items” in plaats van ,,extraordinary items” gebruikt. In de Ne-

Zo worden in model E de financiele baten en lasten niet uitgesplitst. Anderzijds blijkt model E de post ,,Terugnemingen van
waardevermindering van immateriele en materiele vaste activa”
te bevatten die zonder verklaring in model G ontbreekt. Deze
post is volgens artikel 13 van het Modellenbesluit slechts
besternd voor herstel (lees: terugboeking) van afschrijvingen of

derlandse vertaling is het begrip ,,unusual” vertaald door de
term ,,ongebruikelijk”. Volgens deze standaard dient de herziening van de schatting van een ongebruikelijke post zelf te worden verwerkt als ongebruikelijke post.
Volgens de voorstanders van het standpunt dat de winst- en
verliesrekening het periodebedrijfsresultaat dient weer te geven
(,,current operating performance basis”) moeten deze posten
worden vermeld na de netto-winstbepaling of als mutaties in de
post ingehouden winst, zulks in het belang van de vergelijkbaarheid met voorgaande en volgende jaren. Volgens de voorstanders van de alles omvattende opstelling (,,all inclusive income

buitengewone waardeverminderingen, waarvoor de noodzaak

inmiddels is vervallen. De nota van toelichting op het Modellenbesluit vult aan: ,,Dit betreft niet herwaarderingen die tot een
herwaarderingsreserve moeten leiden, maar herstel van meer
dan gewone afschrijvingen of van afwaarderingen. Deze kunnen
geboden zijn in het vooruitzicht van verliezen of van bedrijfssluiting. Keren de kansen dan behoort het teveel aan afschrijving of afwaardering te worden teruggenomen. Voor dit

geval is deze post bestemd”. Tot zover de nota van toelichting.
ESB 22-5-1985

statement”) dienen alle transacties die vermogensmutaties ver-

oorzaken, uitgezonderd dividenden en andere transacties tussen
de huishouding en haar aandeelhouders, in de netto winst over
de periode te worden begrepen.
491

De vermelding van het resultaat uit de normale bedrijfsactivi-

eisen voor tot het verstrekken van cijferopstellingen van begin-

teiten afzonderlijk van de ongebruikelijke posten komt aan beide opvattingen tegemoet. In de optiek van de standaard ligt de
vermelding van zowel deze waardeverminderingen als de terugneming daarvan na het bedrijfsresultaat en voor het winst- of

en eindstanden en plus- en minmutaties in met name genoemde
categorieen van activa en van het vermogen, dit alles te vermelden in de toelichting.
Ad Vaste activa. Artikel 368, lid 1 eist een sluitend overzicht
van het verloop gedurende het boekjaar van elk der posten behorende tot de vaste activa, terwijl in lid 2 voor elk der posten behorende tot de vaste activa worden gevraagd:
— de som der herwaarderingen van de op de balansdatum aanwezige activa; en

verliessaldo meer in de rede.

De modellen zijn in overeenstemming met artikel 377, leden 2
en 3, ingericht op de verantwoording van de resultaten op produktiebasis. De wet, artikel 377, leden 2 en 4, laat ook ruimte tot
verantwoording op omzetbasis. Bij de tweede manier van verantwoording sluit de verslaggeving in de winst- en verliesrekening volledig aan op de ,,voltooide cycli van het transformatieproces in de onderneming” en in de balans op de ,,onvoltooide
en nog niet begonnen cycli van dat transformatieproces” 3). In
het Modellenbesluit en de nota van toelichting wordt niet op de
mogelijkheid tot resultatenverantwoording op omzetbasis
gewezen.
Omtrent de verantwoording van inkomsten uit deelneming
opent de wet de volgende mogelijkheden. Volgens artikel 399
mag de rechtspersoon de netto-vermogenswaarde van de deelneming verhogen met het bedrag van zijn aandeel in het resultaat
van de onderneming waarin hij deelneemt. Op de boekwaarde
van de deelneming komt in mindering het bedrag van het dividend dat sinds het opmaken van de vorige jaarrekening ten laste

van de deelneming is gedeclareerd of uitgekeerd. Deze waarderingsmethode is bekend als de vermogensmutatiemethode.
Het Modellenbesluit verwijst naar artikel 33, lid 6 van de zevende EG-richtlijn in overeenstemming waarmee winst en ver-

lies, verwerkt in de waarde van deelnemingen, in de modellen
van de posten ,,waardevermeerdering (c.q. waardevermindering) van financiele vaste activa” worden afgesplitst en verantwoord als ,,winst c.q. verlies deelnemingen” of,,resultaat deelnemingen”. Indien de rechtspersoon daarnaast dividend of
winstuitkeringen uit hoofde van op andere wijze (bij voorbeeld

— de som der afschrijvingen en waardeverminderingen op de

balansdatum.
De eisen van dit artikel betreffen elk der posten van de immateriele, de materiele en de financiele vaste activa.
Ad Eigen vermogen. Artikel 378 vraagt om opneming in de
toelichting van een overzicht omtrent begin- en eindstanden en
de mutaties in de componenten van het eigen vermogen, waarbij:
— de component gestort en opgevraagd aandelenkapitaal dient
te worden uitgesplitst naar de soorten aandelen; en
— de wijzigingen in elke component van het eigen vermogen
moeten worden toegelicht.
Ook dienen afzonderlijk te worden vermeld standen en verloop van de waarde van eigen aandelen of certificaten daarvan:
— die de rechtspersoon bezit, hetzij direct, hetzij indirect via
een groepsmaatschappij;
— of die een ander – bankrelatie – voor zijn rekening op de
balansdatum in pand heeft;
— of die de rechtspersoon houdt ter verstrekking aan haar
werknemers krachtens een statutaire regeling.

Ad Voorzieningen. Met betrekking tot de verantwoording van

op basis van de verkrijgingsprijs of naar de bedrijfswaarde) ge-

en de toelichting op de standen en het verloop van de voorzienin-

waardeerde deelnemingen heeft ontvangen, dan moet, in overeenstemming met artikel 7, lid 4 van de vierde richtlijn op grond
van (eveneens) artikel 7, lid 4 van het Modellenbesluit (alleen dat
heeft in dit land rechtskracht), deze opbrengst afzonderlijk als
eerste post onder de rubriek ,.Financiele baten” worden opgevoerd.

gen is de wetgeving sober. De voorschriften omtrent de balans en
de toelichting daarop bepalen dat:
— waardevermindering van een actief niet door vorming van
een voorziening tot uitdrukking wordt gebracht (artikel 374,

De rubriek ,,Financiele baten” kan dus met betrekking tot

deelnemingen twee posten bevatten, te weten:
— opbrengst van deelnemingen; dit betreft deelnemingen die
niet zijn gewaardeerd volgens de vermogensmutatiemethode;
— resultaat van deelnemingen; dit betreft deelnemingen die zijn

gewaardeerd volgens de vermogensmutatiemethode.
De modellen voor de winst- en verliesrekeningen van middelgrote en kleine rechtspersonen geven geen aanleiding tot bijzon-

dere opmerkingen.
Het Modellenbesluit bevat een aantal bepalingen waaruit
blijkt in hoeverre de voorgeschreven modellen niet ,,naar de let-

ter” behoeven te worden aangehouden. De strekking van deze
bepalingen komt neer op:
— de wens van de wetgever bij de verslaglegging binnen de perken van de wet zoveel mogelijk vrijheid te laten;
— de concessie dat wel anders, maar niet minder mag worden

gepubliceerd;
— de voorrang van de bevordering van het door de jaarrekening
te geven inzicht dat zodanig moet zijn ,,dat een verantwoord
oordeel kan worden gevormd omtrent het vermogen en het

resultaat, de solvabiliteit en de liquiditeit van de rechtspersoon” (Artikel 362, lid 1 BW, boek 2, titel 8).

lid 2);

— de voorzieningen in de balans naar de aard der verplichtingen, verliezen en kosten waartegen zij worden getroffen worden gesplitst. De toelichting dient aan te geven in welke mate
de voorzieningen als langlopend moeten worden beschouwd
(artikel 374, lid 3);
— in ieder geval afzonderlijk moeten worden vermeld de voorzieningen voor latente belastingverplichtingen en pensioen-

verplichtingen.
Er zijn geen bijzondere voorschriften omtrent hetgeen ter zake
in de toelichting moet worden vermeld, waaruit moet worden geconcludeerd dat de vorming en aanwending van voorzieningen
moeten worden toegelicht. Specificatie naar het aspect van de
looptijd lijkt voldoende. Dat is ook in overeenstemming met artikel 20 van de vierde richtlijn.
Een proeve van financiele verslaglegging onder vigueur van het
aangepaste jaarrekeningenrecht

Unilever heeft zich onderscheiden door bij de opstelling van

de jaarrekening over 1983 reeds rekening te houden met de gewijzigde bepalingen van het Burgerlijk Wetboek. De moverende
reden daartoe bestaat uit de bevordering van bestendigheid in de
vorm van presentatie van de jaarrekening. Voor de Engelse moedermaatschappij Unilever PLC waren voor 1983 de wijzigingen

Hoofdregel is dat de volgorde van de posten in het model
wordt aangehouden.

die in de Engelse wetgeving waren aangebracht ter aanpassing
aan de vierde EG-richtlijn reeds van toepassing. De overeen-

komstige Nederlandse wetgeving is voor de Nederlandse moeAanvullende wettelijke bepalingen

In het BW, boek 2, titel 8 komen in Afdeling 3, ,,Voorschrif-

3) De tussen aanhalingstekens geplaatste termen zijn ontleend aan prof,

ten omtrent de balans en de toelichting daarop”, en Afdeling 5,

dr. L. Traas, De informatieve waarde van de jaarrekening, Maandblad

,,Bijzondere voorschriften omtrent de toelichting”, een aantal

voor Accountancy en Bedrijfshuishoudkunde,

492

februari 1976.

dermaatschappij Unilever NV weliswaar eerst van toepassing
over het boekjaar 1984, maar om in het volgende jaar niet opnieuw voor de noodzaak van ingrijpende wijzigingen in de presentatie te worden gesteld werd reeds voor 1983 met de nieuwe

zonderlijk te worden vermeld als ,,de herziening van de
schatting van een ongebruikelijke post”.
Op deze wijze wordt voorkomen dat het inzicht in de omvang
van de uit de normale bedrijfsuitoefening voortvloeiende resul-

Nederlandse wetgeving rekening gehouden. In de toelichting op

taten, het periodebedrijfsresultaat, wordt verminkt. Deze wijze

de geconsolideerde jaarrekeningen wordt ook met betrekking
tot de voorzieningen per voorziening (voor pensioenverplichtingen en belastinglatenties) een overzicht van de begin- en
eindstand en van de mutaties gegeven.

van behandeling lijkt tegemoet te komen aan de wensen van zowel de voorstanders van een winst- en verliesrekening die het periodebedrijfsresultaat weergeeft, als van de voorstanders van de
alles omvattende opstelling. De derogerende werking van het inzicht dat de jaarrekening behoort te geven kan zeker als motief
worden aangevoerd voor een afwijking van de modellen ten
gunste van een opstelling in de geest van de IAS nr. 8.

Unilever geeft met haar jaarverslag over 1983 een goed inzicht

in de aard en omvang van de financiele verslaglegging zoals deze
zal worden overeenkomstig de nieuwe wettelijke bepalingen en
daarmee in de wijze waarop belanghebbenden en belangstellenden in de nabije toekomst over de gang van zaken bij ,,grote”
rechtspersonen zullen worden gei’nformeerd. Het verslag bevat
achtereenvolgens voor de jaren, eindigend per 31 december 1982
en 1983, voor NV, PLC en ,,Samengevoegd” de volgende cijferopstellingen:
— de geconsolideerde winst- en verliesrekeningen;
— de geconsolideerde balansen;
— geconsolideerde overzichten van herkomst en besteding van
middelen;
— toelichting op de geconsolideerde jaarrekeningen waarin
specificaties van diverse posten uit de balans en winst- en verliesrekening zijn opgenomen;.
alles gewaardeerd op basis van historische uitgaafprijzen en (met
uitzondering van het overzicht van herkomst en besteding van
middelen) op basis van actuele waarden in overeenstemming met

Onze slotconclusie is dat de eisen in de nieuwe wetgeving en

het Modellenbesluit zullen bijdragen tot vergroting van de informatieve waarde van de jaarrekening. De gesignaleerde tekortkomingen zullen door de praktijkervaring worden achterhaald.
W. Baris

het Engelse voorschrift SSAP 16.

Samenvatting en conclusies

In het voorgaande is getracht de werkingssfeer van het nieuwe
jaarrekeningenrecht weer te geven in relatie tot de omvang van
de rechtspersoon en de aard van het bedrijf. Van rechtstreeks belang voor het jaarverslag als bron van informatie is de rubrieksindeling en de nadere onderverdeling der rubrieken van de balans en de winst- en verliesrekening. Daarom werd veel aandacht
besteed aan de door het Modellenbesluit gepresenteerde modellen voor balansen en winst- en verliesrekeningen voor de onder-

scheiden grootteklassen van de rechtspersoon. Daarbij werd
door de opstelling van een afzonderlijk balansoverzicht (naast
de in het Besluit gegeven modellen) een inzicht gegeven in de minimale omvang van de plicht tot openbaarmaking voor middelgrote rechtspersonen.
De resultatenrekening dient een goed inzicht te geven in:
– de resultaten die uit de-normale bedrijfsuitoefening voortvloeien, in de angelsaksische landen ook wel genoemd het
..operating income”;
– incidentele, buitengewone en/of ongebruikelijke resultaten

(..extraordinary/unusual items”);
– baten c.q. lasten uit niet-groepsmaatschappijen;

– de uitkeerbare winst die wordt vastgesteld op grond van subjectieve beleidsoverwegingen;
– de in te houden winst.

Het inzicht in de laatstgenoemde twee grootheden kan ook
worden gegeven door middel van de winstverdeling.
In dit verband signaleerden we ten aanzien van de post ,,Terugneming van waardevermindering van immaterie’le en materie’le vaste activa” dat deze post in model E wordt gepresenteerd
als onderdeel van het bedrijfsresultaat, evenals dat met betrekking tot de tegenpost ..Waardevermeerderingen van idem” het
geval is, en dat deze posten in model G zonder commentaar geheel ontbreken. (De modellen E en G betreffen de winst- en verliesrekening, gestaffeld respectievelijk in scontrovorm, van
,,grote” rechtspersonen).
Onze voorkeur gaat uit naar de behandeling van ,,buitengewone” waardeveranderingen conform de behandeling van , .ongebruikelijke posten” voorgesteld in de IAS nr. 8. In overeenstemming daarmee dient:
– de buitengewone waardeverandering als ,.ongebruikelijke
post” afzonderlijk te worden vermeld.
– de terugneming van buitengewone waardeveranderingen afESB 22-5-1985

493

Auteur