Ga direct naar de content

Conjunctuurbericht mei 1985

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: mei 15 1985

Conjunctuurbericht
centraal bureau voor de statistiek*

mei 1985

Het volume van de industriele produktie steeg in maart ten
opzichte van februari, terwijl ook de orderontvangst, met name
die uit het buitenland, toenam. De bezettingsgraad van de
produktie-installaties in de Industrie Hep in het eerste kwartaal
licht op ten opzichte van het vierde kwartaal van 1984.
De voor prijsveranderingen gecorrigeerde invoer daalde in
februari ten opzichte van dezelfde maand een jaar daarvoor. De
uitvoer nam daarentegen toe.
De consumptie door gezinnen, gecorrigeerd voor prijsveranderingen, steeg in maart ten opzichte van dezelfde maand in 1984.
Ook in het gehele eerste kwartaal van 1985 lag het niveau van de
gezinsconsumptie hoger dan in het overeenkomstige kwartaal van
1984. De toename volgt op een periode van vierjaar waarin de
kwartaalcijfers vrijwel voortdurend zijn gedaald.
Het volume van de bruto investeringen in vaste activa nam
in het vierde kwartaal van 1984 sterk toe in vergelijking met het
overeenkomstige kwartaal van 1983. Vooral de investeringen in de
nijverheid stegen fors.
Het voor seizoeninvloeden gecorrigeerde aantal werklozen
daalde in april licht.

gemiddelde groeipercentage van de Industrie bleven in de
eerste drie maanden van dit jaar de voedings- en genotmiddelenindustrie, de textiel- en kledingindustrie en de hout- en
bouwmaterialenindustrie. De relatief koude weersomstandigheden in de eerste twee maanden van dit jaar kunnen op de produktie-ontwikkeling van deze laatste bedrijfsklasse van invloed
zijn geweest. Dit geldt ook voor de delfstoffenwinning en de
openbare nutsbedrijven, waar in het eerste kwartaal hoge groeipercentages werden gemeten (resp. 11 en 8%).
Door deze ontwikkeling steeg in het eerste kwartaal het produktievolume in de nijverheid (exclusief de bouwnijverheid)
met 6%. Dit steeds gemeten ten opzichte van dezelfde periode
een jaar daarvoor.

Dit blijkt uit gegevens die media mei 1985 beschikbaar waren.
Het voor seizoeninvloeden gecorrigeerde volume van de
industriele produktie steeg in maart ten opzichte van februari
met ruim 1%. Gemiddeld over het eerste kwartaal daalde de
bedrijvigheid echter licht (-0,5%) ten opzichte van het vierde
kwartaal van 1984.

Produktie Industrie (volume)

cbs 08016.1

no

imtexcijfers 1980 – 100
(A) = voortschrijdend 12-nuandsgemiddelde
(B) = seizoengecorrigeenle maandcufere

(A)

r

100

90

I I I I I I I I I I I
’85

110
(B)

100

1 1 1 1 1 1 1 1
M J

J A S O N D J
1983

1

1

1

1

1

1

F M A M J

1
J

1984

1

1

1

1

A S O N D

1

1

1

1

J F M A

1985

Vergeleken met het eerste kwartaal van 1984 steeg het
volume van de produktie met 3%.
Bedrijfsklassen waarbij de produktiegroei in het eerste kwartaal dit percentage te boven ging, waren de rubber- en kunststofverwerkende Industrie, de metaalindustrie en de grafische
en papierindustrie. De chemische Industrie, die een belangrijke
bijdrage leverde aan de groei van de industriele produktie in
1984, kende in het eerste kwartaal van 1985 een groeipercentage
dat gelijk was aan dat van de totale Industrie. Beneden het
ESB 22-5-1985

Het indexcijfer van de orderpositie van de Industrie steeg in
maart ten opzichte van februari met 1%. Gemiddeld over het
eerste kwartaal bleef de orderpositie op hetzelfde niveau als in
het vierde kwartaal van 1984.
De orderontvangst in de Industrie nam in maart ten opzichte
van februari toe. De orderontvangst uit het buitenland steeg
sterker dan die uit het binnenland.
De bezettingsgraad van de produktie-installaties liep in het
eerste kwartaal licht op ten opzichte van het vierde kwartaal van
1984.
De voor prijsveranderingen gecorrigeerde invoer daalde in
februari met 1% ten opzichte van februari 1984. De uitvoer
nam met 5% toe. Deze cijfers moeten met enige voorzichtigheid gei’nterpreteerd worden omdat er bij de afzonderlijke
maanden aanzienlijke fluctuaties kunnen voorkomen. Als
de ontwikkelingen over de eerste twee maanden van dit jaar
worden samengenomen, resulteren ten opzichte van de overeenkomstige periode in het voorgaande jaar volumestijgingen
van 4% voor de invoer en 5% voor de uitvoer.
De vorige maand gesignaleerde ontwikkeling van weer oplopende prijsstijgingen bij de invoer werd door de februaricijfers
bevestigd. De prijsstijging van de uitvoer bleef in februari gelijk
aan die in januari. Een en ander had tot gevolg dat in de eerste
twee maanden van dit jaar de prijsstijging van de invoer die van
de uitvoer overtrof. In 1984 was sprake van een tegengestelde
ontwikkeling.
De consumptie door gezinshuishoudingen, gecorrigeerd voor
prijsveranderingen, lag in maart op een niveau dat 1% hoger was
dan in de overeenkomstige maand van 1984. Als gecorrigeerd
zou worden voor verschillen in koopdagen zou de toename
groter zijn geweest (maart 1985 had een zondag meer en een
donderdag minder dan maart 1984). Er werden vooral meer
duurzame goederen gekocht (3% t.o.v. maart 1984).
Deze toename had met name betrekking op personenauto’s
en kleding en schoeisel. De aankopen van voedings- en genotmiddelen lagen echter lager (-2% t.o.v. maart 1984).
Verbeterde cijfers worden niet als zodanig gekenmerkt.
* Samengesteld door de hoofdafdeling Nationale rekeningen
van het CBS.
509

Consumptie door gezinnen (volume)
110

cbs MOI6.2

indexcijfers 1980 – 100
(A) = voortschrijdend 12-maandsgemiddelde
(B) = procentuele mulalaties t.o.v. vorig jaar

(A)

100

I

I

I

I

I

I

I

I I
’85

’80

(B)

M J J A S O N D J F M A M J J A S O N D J F M A
1984
1983
1985

Het volume van de bruto investeringen in vaste activa lag in
het vierde kwartaal van 1984 8% hoger dan in het overeenkomstige kwartaal van 1983.

Investeringen in vaste activa (volume)
1. overheid__________

*•

«

door de nijverheid nog met 7% gedaald ten opzichte van 1982.
Ook voor de jaren 1980,1981 en 1982 was sprake van dalingen.
In 1984 lagen de nijverheidsinvesteringen daardoor nog 11%
onder het niveau van 1979.
Van de verschillende typen investeringsgoederen gaven de

investeringen in machines en overige uitrustingsstukken in
het vierde kwartaal een toename te zien van 15%. Ook het jaarcijfer over 1984 lag duidelijk hoger dan in 1983 (14%). De
investeringen in grond-, water- en wegenbouwkundige werken
(9%), in wegvervoermiddelen (8%) en in woningen (3%) waren,
in volume gemeten, eveneens hoger dan in 1983.
De investeringen in gebouwen (-2%), in vliegtuigen (-10%) en
in schepen (-31%) lagen onder het niveau van 1983.

De groei van het totale investeringsvolume in Nederland
(8%) was in het vierde kwartaal groter dan in Groot-Brittannie
(5%) en in de Bondsrepubliek Duitsland (1%). Japan en de

Verenigde Staten gaven hogere groeipercentages te zien (resp.
10 en 13%). Dit steeds vergeleken met dezelfde periode een jaar
daarvoor. Voor het jaar 1984 als geheel bleef in de genoemde
landen alleen het accres in de Bondsrepubliek Duitsland (1%)
onder dat van Nederland (4%).

(A)

’85

’80

’76

_T”|

L

H

__J

|

-10

—i—i—

-20

1

II

III

IV

I

II

III

I

IV

1982

1981

II III IV
1983

I

II III
1984

IV

Het voor seizoeninvloeden gecorrigeerde aantal geregistreerde werklozen is in april met 4 200 afgenomen ten opzichte van
maart. De daling van het aantal mannelijke werklozen was groter (5 100), bij de vrouwen nam de gecorrigeerde werkloosheid
echter toe (900). De totale werkloosheid, die vanaf medio 1984
daalde, is sinds december 1984 nagenoeg constant gebleven.

Werkloosheid nieuwe deflnitie

2. nijverheid
(A)

300

indexcijfers 1980 – 100
(B) = procentuele mulatie t.o.v. vorig jaar

200

100

85

0

’76

’80

’85

’76
275

20

(B)

-20

i

ii in rv I II in rv
1981

510

indexcijfers 1980 = 100
(A) = voortschrijdend 12-maandsgemiddelde
(B) = seizoengecorrigeerde maandcijfers

(A)

(A) = voortschrijdend 4-kwarlaalsgemiddelde

100

70

gezonderd de investeringen in woningen zijn deze percentages
resp. 11 en 5%.
Vooral de investeringen door de nijverheid stegen sterk. In
het vierde kwartaal van 1984 was de toename 18% ten opzichte
van het overeenkomstige kwartaal in 1983. Ook in de overige
kwartalen van 1984 was sprake van aanzienlijke toenemingen,
waardoor de nijverheidsinvesteringen in het jaar 198415% hoger
waren dan in 1983. In 1983 was het volume van de investeringen

Mol

indexcijfers 1980 – 100
(A) = voortschrijdend 4-kwartaalsgemiddelde
(B) = procentuele mulatie t.o.v. vorig jaar

100

115

Als het verloop van de totale investeringen over een wat

langere periode wordt bezien, valt te constateren dat de jaren

1984 met 8% toe, en in het jaar 1984 als geheel met 4%. Uit-

Het maartcijfer van de gezinsconsumptie bracht het eerste
kwartaal op een niveau dat, gecorrigeerd voor prijsveranderingen, 1% hoger lag dan het eerste kwartaal van 1984. Deze toename volgt op een periode van voortdurende volumedalingen
die inzette in het derde kwartaal van 1980; met uitzondering van
het tweede kwartaal van 1983 is er tot en met het vierde kwartaal
van 1984 steeds sprake geweest van dalingen (vergeleken met de
overeenkomstige kwartalen van het voorgaande jaar). Door
deze ontwikkelingen lag het niveau van de gezinsconsumptie in
het eerste kwartaal van 1985 – ondanks de toename – nog bijna
4% onder dat van het eerste kwartaal van 1980. Per hoofd van de
bevolking lag het niveau 6% lager.

120 ————————————————————————

van 1983 4%.
1979 tot en met 1982 steeds volumedalingen te zien hebben
gegeven. In de loop van 1983 trad een licht herstel op gevolgd
door een duidelijke toename in het eerste kwartaal van 1984. In
het tweede en derde kwartaal van 1984 bleven de investeringen
op het niveau van de overeenkomstige kwartalen van 1983.
De investeringen door de overheid namen in het vierde kwartaal van 1984 met 5% toe ten opzichte van het vierde kwartaal
van 1983. In het derde kwartaal van 1984 werd ook een volumetoename geregistreerd. Gemeten over het gehele jaar 1984 was
de stijging ten opzichte van 1983 2%. In een reeks van jaren
daarvoor was er vrijwel steeds sprake van volumedalingen.
De bedrijfsinvesteringen namen in het vierde kwartaal van

90
I I
’76

Voor het jaar 1984 als geheel bedraagt de toename ten opzichte

1982

225
I

II

1983

III

IV

I

II III IV
1984

’85

(B)

I

I I I

M J J A S O N D J F M A M J J AS
1984
1983

OND

I

I

I

I

I

I

I

I

I

I

I I I

I I I I
J F M A

1985

label 1. Kerngegevens recente ontwikkelingen
Gemidd.

1983

jaarmutatie
1978/1982
1. Hoeveelheidsgegevens

1984

1983

cbs
1984

1985

1984

4ekw. le kw. 2e kw. 3e kw. 4e kw. le kw. okt.

1985
nov.

dec.

Jan.

febr.

mrt.

3
-5
6
2
-2
5
6
3
8
-2

1
-10
6
3
-3
7
1
5
5
2

9
20
2

5
10

4
4
4

-2
6

6

2

4

4

apr.

% mutatie t.o.v. dezelfde periode een ja;ir daarvoor

%

Gemiddelde dagproduktie
in de nijverheid

Nijverheid
Delfstoffenwinning
Industrie

Voedings- en genotm. ind.
Textiel-, kledingindustrie

-1
-6
1
3

Papierind., uitgeverijen

-4
1

Hout- en bouwmaterialenind.
Metaalindustrie

2
8
0
1
-4
0
8
9
5
-2

-8
2
2
-5
1
0
1
1

Aardolie-industrie
Chemische Industrie
Rubberindustrie

Basismetaalindustrie
Overige metaalindustrie
Openbare nutsbedrijven

5
2
6
3
0
5
10
8

5
8
4
3
4
5
14

8
6
3
-1
5
20
12
8
2
5
37
2
4

9

7
-1
11

21
8
2

16
11
9

3
-6
6
3
-2
5
4
4
7
-3
11
10
11
0

14

4
-5
7
4
1
6
5
9
6
1

6
1
7
3
0

5
10
6

-3
3

9
20
8
4

16
8
3
2
29
-1
9

0

2

-5

5

9

-1

-17

4
4
1
8

7
11

11
15
3
29
-16
9
-1
15
9

6
11

7
11
-1

-1
-4
-2
1

0

6
4
-2
2
7

3

2
8

4

-7
12
9
12
6

6
9
8

-2
7
6
11
1
9
10
8

3
3
-5
16
4
6
-1
8
7
6
5
-1
18
7
6

5

3

-12

0
0
2
-2

6
11
3

-2

8

7
0

12

9

8
12
0

12
8
-3

11

3

-1

16

9

0

8
8
10
8
2
7

9
7
5
24
11
5
15
3
19
8
-8
-2
5
1

-1
-2
-1
-7
17
5
9
6

23
22

-8
8
10
13
-2
11
10
7

-3
2
-2
-12
-21
-5
5
-28
-3
-1
8
-6
-8
1
-1

1
-1
0
1

0
-2
1
1

1
1
3
1

-4
-8
-5
-1

3
3
0
3

-1
-3
-5
0

-2
3
1

2,3

3,1
5

3,0
4
6

2,4
5
4
-1

2,2
6

2,4

8

Bouwnijverheid: aantallen
begonnen woningen

Buitenlandse handel

Invoer, totaal
Grondst. en halffabrikaten
Consumptiegoederen
Investeringsgoederen
Algemene goederen
Uitvoer, totaal
Onbewerkte agrar. prod.

Delfstoffen
Fabrikaten, totaal
voedings- en genotmidd.
textiel en kleding

aardolieprodukten
chemische produkten
metaalprodukten

overige fabrikaten
Consumptieve bestedingen van
de Nederlandse bevolking

Totale consumptie
Voedings- en genotmidd.
Duurz. consumptiegoederen
Ov. goederen en diensten

5
6
2
4

7
2

6

_7

3

7

6
0
8
12
3
5

7
0

-2
4

3
3

2

5

19
-13
4

7
8

4
-14
5
0
-11
7
7
15
-10
13
10
13

-1
-2
-I
0

14

-15
6

0
-2
-2
2
12
12
4
9
-2
7

1
1
-3
2

0
0

-3
-2
-4
-3
-4
-3

-7

6
1
1
-2
0

15
-1
2
4
2
4

-6
0
4
0
0
0

-3
-3
-1

-3
17
-1

3
-2
14

0

5,6

8
8
0

2,8
1
-1
-1

8,0
3
5

-3

0

0

3

2

7
14
14

14
17
14
32
-19
18
27
8
17
21
21

7

-13
7

7

15

-7

7

-13
8
10
15
0
6
11
10

-1
-5
-2
1

-2
-5
-3
0

-1
-3
-1
0

14
-6
-2
0

18
6
3

-3
0

15
-14
4
0
7
1

-1
-8
14

4

-24
14

4
4
15

2,9
5
7

3,0
4
6

4

6
6
0

3
7

7
14

14

7

4

3
9

5
7

0
2
1

Bruto invest, in vaste activa
Bedrijven

Nijverheid
Andere bedrijven

Woning-exploitatie
Totaa! bedrijven
Overheid
Totaal
Naar type
Bouwwerken
Vervoermiddelen

Machines e.d.

2

8

5
8

2
-1

26
11

3,3
6
8
2

2,8

3,7
7
8
1

3,7

3
-1

2

2

2

2

2,8
3
5
2

0,4
2
1

5,5
2
0

2,1
9
-1

5,5
9
0

6,4
5
0

5,8
2
1

4,6
2

4,9
-1
1

4,5
-7
1

4,3
-7
1

2

2

2

-5

-2

-5

-4

-3

-2

-1

7
-11

7

10

-19

-29

11
-19

-24

6

8
-19

4
-14

-16

4

-22

-24

-2

-31

-13

-1

21

21

2. Pnjzen

Prijsindex gezinsconsumptie,
reeks voor werkn. gezinnen

Invoer (unit value)
Uitvoer (unit value)
Ruilvoet
Producentenprijzen, binnenl.
afzet nijverh. (exc!. bouw-)
Idem afzet land- en tuinbouw
Indexcijfers regelingslonen

3. Sociale indicatoren
Werkz. pers. in de delfst.w.,
industrie en openbaar nut
Produktie per werkn. in de
nijverheid (excl. bouw-)
Uitgesproken faillissementen

2
22

4

7
10
3

-6

1

7

2,5

4
-1

aantallen (x 1 000)
Openstaande aanvragen1
Werklozen i

9
801

15
822

11
830

13
839

14
839

16
821

18

781

17
803

17

791

793

777

780

21
783

22
778

22
774

17,2

18,0

17,8

17,0

17,3

16,7

16,3

16,8

16,7

16,6

16,5

16,5

15,9

15,4

22

2
26
5

19
27
2

-8
21

-7
14
6

-2
23
8

28

29

13

22

28

17

5,8
7,2

6,5
7,8

6,9
8,0

6,8
7,6

18

%
Werklozen in % v.d. afhankelijke beroepsbevolking

17,1

% mutjities t.o.v. dezelfde periode een jaar daarvoor
4. Geld- en kredietwezen

Consumptief krediet (verstr.)
ANP-CBS beursindex
Geldhoeveelheid
Spaartegoeden

Dollarkoers contante notering

-3

0
4
12
2

-2
44
11
1
7

-1
27
4
3
12

-5
49
11
0
10

4
48
4
2

5,8
8,0

5,7
8,4

-9
16

14

0
24
3
3
9

4
4
11

4
25
5
4
15

5,9
8,3

5,7
8,3

5,9
8,3

5,7
7,4

7

4

4

21

18

12

5
13

6,4
7,7

5,9
7,6

5,6
7,3

5,6
7,3

%
Daggeld rente
Rendement op staatsobligaties
1

5,3
8,2

Seizoengecorrigeerde cijfers.

ESB 22-5-1985

511

Tabel 2.

Conjunctuurtest bij de Industrie
1983

1984

2e kw.

1985

3e kw.

4e kw.

le kw.

2e kw.

3e kw.

4e kw.

le kw.

93

93

96

101

101

101

1985

1984
Jan.

101

febr.

mrt.

Jan.

febr.

mrt.

95

96

99

102

101

102

1984=100
Nederland
Indexcijfer orderpositie

91

saldi van de positieve en negatieve antwoorden (in %)
Orderontvangsten binnenland

1

2

4

3

1

2

3

3
-8

1
-7

5
-4

10
-1

-2
-1

-1
-3

0
-2

12

9
-2

1
5
0

80

81

80

82

83

84

83

84

-3

-3

-4

Orderontvangsten buitenland 1
Stemmingsindicator 2

4

6

4

7
16
2

3
11
1

6
11
4

9
14

%
Bezettingsgraad

saldi van de positieve en negatieve antwoorden (in %)
Europese Gemeenschap

Stemmingsindicator 2

-11

-9

-4

-4

-5

-2

-3

77

78

79

80

79

-5

-4

81

%
Bezettingsgraad
1
2

76

De vraagstelling heeft betrekking op de ontwikkeling t.o.v. de voorgaande periode.
Dit is een gemiddelde van de antwoorden op de vragen: beoordeling van de voorraden eindprodukten en de bedrijvigheid in de komende maanden; seizoengecorrigeerde
gegevens (bron: Eurostat).

Tabel 3. Produktie nijverheid buitenland. Volume-ontwikkelingen
1983

1984

1983

cbs

1984

1985

1984

1985

4e kw. le kw. 2e kw. 3e kw. 4e kw. le kw. aug.

sept.

okt.

nov.

dec.

Jan.

febr.

3

mrt.

4
2
8

% mutatie t.o.v. dezelfde periode een jaar daarvoor
Bondsrepubliek Duitsland

1

3

6

6

0

4

4

4

Frankrijk

1

3

2

3

2

3

3

3

3

7
3

3
3

9
1

8
6
4
2

7
7

Italic’
Belgie

3

3

2

2

1

7

4

4

6

5

0

1

4

4

1

0

0

0

1

3

10

5

9

7

10

13

12

5

Verenigde Staten
Japan

6
3

11
11

15
9

15
11

13
12

9
10

6
10

9
11

7
7

Buitenland (gewogen) i

0

4

5

5

3

4

4

Nederland

2

5

5

8

4

6

3

1

4 3

6

2
0

9

7

0
21
6
12

4
8

0
12
6
10

5

3

Denemarken

1
1

6

Groot-Brittannie

3
6

4
2

0

1
0
1

7
6
9

1
10
5
8

3

3

2

3

1

1
5
3
6

9

3
5

5

4

Een gemiddelde van de 9 belangrijkste exportlanden, gewogen met hun aandelen in de Nederlandse export in 1980.

Tabel 4. Bruto investeringen buitenland in vaste activa. Volume-ontwikkelingen
1981

1982

1983

1984

1982

cbs
1984

1983

3e kw.

4e kw.

le kw.

2e kw.

3e kw.

4e kw.

le kw.

2e kw.

3e kw.

4e kw.

% mutatie t.o.v. dezelfde periode een jaar daarvoor

Bondsrepubliek Duitsland

Frankrijk

-2

Italic

4

1

-1

-5

5

3

1

6

-2

0

-5

0

-5

0

1

-5

3

0

3

-4

-9

-7

-2

-4

6
5
-1
-3
– 1 – 1

3
0
2

3

10
22
5

9
21
9

7
17
9

5
13
10

7

0

1

8

Groot-Brittannie

-9

7

4

8

10

8

8

3

1

Verenigde Staten

3

-7

10

18

-9

-6

-2

7

14

Japan

4

3

1

9

2

3

1

1

3
20
2

– 1 1 – 4

o

4

2

3

0

Nederland
Bron: OECD.

512

4

1

1

3

1

1