De Amsterdamse beurs in Europa
De veranderingen die zich, onder de invloed van internationalisering, professionalisering en automatisering afspelen in de internationale financiele wereld, hebben een sterke weerslag op de positie van
de Europese effectenbeurzen. Hun rol als gereguleerde centrale markten staat ter discussie. Bovendien wordt de positie van de middelgrote en kleinere markten bedreigd door de schaalvergroting in de
professionele effectenhandel, onder invloed van de
concentratiebeweging onder de tussenpersonen en
de toeneming van het transactievolume.
Door de omvang en spreiding van hun activiteit, alsmede eigen internationale contacten zijn professionele beleggers minder op de nationale beurs aangewezen en lijken zij minder behoefte te hebben aan
de kwaliteit van de gereguleerde markten. Hierdoor
hebben zij de neiging tussenschakels over te slaan.
De grotere ondernemingen streven naar internationale spreiding van het aandelenkapitaal en gebruiken internationale syndicaten. Voorts maken zij de
laatste jaren veel gebruik van onderhandse plaatsingen ten koste van de zittende aandeelhouders.
Deze ontwikkelingen dwingen de effectenbeurzen
zich te concentreren op, en inhoud te geven aan
hun sterke punten, te weten:
– de centrale markt, waar vraag en aanbod samenkomen, zodat bij maximale liquiditeit een faire
prijsvorming plaatsvindt;
– markttransparantie met snelle en volledige informatie;
– kwaliteitsbewaking van effecten, bemiddelaars en
handel;
– efficiente en veilige afwikkeling;
– gebruik van een gezamenlijke infrastructuur, hetgeen de kosten per transactie minimaliseert.
De professionele partijen zijn zich er onvoldoende
van bewust dat de effectenbeurzen voor hen deze
essentiele functies vervullen, ook wanneer ze geen
rechtstreeks gebruik van de beschikbare diensten
maken. Zo is een verantwoorde koersbepaling van
een professionele buitenbeurstransactie slechts mogelijk door het bestaan van een doorzichtige, centrale koersvorming op de gereguleerde markt, en het
door de beurzen bewaakte informatieniveau omtrent de betrokken onderneming.
De genoemde bedreigingen gelden in versterkte
mate voor de middelgrote en kleine beurzen. De
professionele partijen zijn op verschillende markten
tegelijk actief en zoeken naar de gunstigste combinaties. De grootste markten bieden het omvangrijkste
potentieel. Een middelgrote markt zoals die van Amsterdam staat daarom voor de moeilijke taak zijn
thuismarkt te verdedigen door het bieden van ten
minste dezelfde condities en, als het even kan, nog
iets extra’s.
Om aan de wensen van de professionele marktpartijen en internationale ondernemingen te voldoen
zullen Europese beurzen, moeten samenwerken. Indien zij niet in staat zijn de thans bestaande marktfragmentatie voor de internationale fondsen op te
ESB 1-5-1991
heffen, zullen de internationale partijen elkaar in toenemende mate
rechtstreeks weten te vinden en
hun eigen weg gaan. De middelgrote en kleine beurzen zullen hun positie kunnen versterken, door gebruik te maken van de
omstandigheid dat zij slagvaardiger
en innovatiever kunnen werken
dan de grote, moeilijker bestuurbare internationale centra New York,
Tokio en Londen.
In Amsterdam zijn de laatste jaren
veel verbeteringen in het functioneren van de effectenmarkten doorgevoerd, waardoor ons land de mogelijkheid behoudt om zijn vooraanstaande positie als internationale
markt in continentaal Europa te behouden en verder te versterken.
Twee belangrijke ontwikkelingen wil ik niet onvermeld laten. De eerste is de totstandkoming van een
combinatie van de bestaande ‘order driven’ centrale
markt met een nieuwe professionele ‘qoute driven’
markt voor staatsobligaties. Dit zogenaamde ‘openorderboek’ biedt handelsmogelijkheden voor de verschillende categorieen gebruikers onder uiteenlopende marktomstandigheden, waarbij, door
inschakeling van de hoekmansfunctie, marktfragmentatie wordt vermeden.
De tweede belangrijke aanpassing is de invoering
van levering en betaling van effectentransacties op
dezelfde dag en de geleidelijke realisatie van een
vaste afwikkeltermijn, waardoor risico’s worden
verminderd en meer zekerheid ontstaat over de condities van levering en betaling en de hiermee verbonden financieringskosten. Amsterdam scoort hiermee, ook internationaal, hoog.
Mede door de projecten die zijn gestart in het kader
van het actieplan ‘Amsterdam financieel centrum’
heeft de Amsterdamse beurs nog een relatief gunstige
uitgangspositie op het Europese continent. Er zullen
echter voortdurend aanpassingen nodig blijven, omdat de omgeving verandert en de concurrenten niet
stil zitten. Van groot belang is verder dat onze grotere
ondernemingen en beleggers zich realiseren dat de eigen thuismarktfunctie van belang blijft. Ondernemingen zijn immers gebaat bij een stabiele kern van trouwe aandeelhouders in eigen land, en de groei van de
eigen economic is gebaat bij een actieve belegging
van de nationale besparingen in eigen land.
De aanhoudend grote kapitaalbehoefte van het bedrijfsleven zal de effectenmarkten doen blijven
groeien. De Europese beurzen zullen gezamenlijk
hun kans moeten grijpen om hiervan het centrum te
blijven. Voor Amsterdam moet het met vereende
krachten mogelijk zijn de thuismarktfunctie voor de
eigen fondsen te behouden en de ‘Gateway’-functie
voor het Europese continent verder te ontwikkelen.
B.F. Baron van Ittersum
B.F. Baron
van Ittersum