Ga direct naar de content

Culturele verschillen

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: oktober 9 1996

Culturele verschillen
Aute ur(s ):
Teulings, C.N. (auteur)
Verb onden aan de Universiteit van Amsterdam en het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Ve rs che ne n in:
ESB, 81e jaargang, nr. 4079, pagina 887, 30 oktober 1996 (datum)
Rubrie k :
Column
Tre fw oord(e n):
normen, w aarden

Economen hebben het niet op culturele verschillen. De econoom kent slechts calculerende burgers die, ongebonden door culturele
ballast, nut, kosten en opbrengsten tegen elkaar afwegen. Door cultuur bepaalde normen zijn het terrein van ethiek. Normbesef wordt
gezien als de tegenpool van calculerend gedrag. Uiteindelijk legt normbesef het af tegen marktkrachten en eigenbelang. Dit alles
bleek onlangs opnieuw uit een verschil van inzicht tussen Arjo Klamer en Eric van Damme tijdens de discussiebijeenkomst ‘Waarheid
en Zondeval’ op 4 oktober in De Balie in Amsterdam. Klamer formuleerde zijn onvrede met het ééndimensionale wereldbeeld van de
huidige economische theorie. Wat Klamer bij de economie miste was een theorie van culturele diversiteit: waarom reageren in
soortgelijke situaties Amerikanen anders dan Fransen? De moderne economische (spel)theorie vond hij steriel, omdat zij dergelijke
verschillen niet verklaart.
Het antwoord op deze aantijgingen van de speltheoreticus Van Damme was van een prettige helderheid. De economische theorie had
inderdaad geen theorie van culturele verschillen en dat is maar goed ook. Economen moeten zich in zijn ogen concentreren op die
terreinen waarop zij een comparatief voordeel genoten, dat van de calculerende burgers. Culturele diversiteit is voer voor
cultuursociologen en soortgelijk volk.
Een dergelijk heldere arbeidsdeling heeft aantrekkelijke kanten. Volgens mij heeft economie echter wel degelijk iets te zeggen over
normen. Met Van Damme verschil ik van mening over het belang van culturele diversiteit. Dat is voor economen een mateloos
interessant terrein. Met Klamer verschil ik van mening over de betekenis van de economische theorie voor dit terrein. De economische
theorie met zijn calculerende burgers kan veel bijdragen aan de verklaring van het tot stand komen, en in stand blijven, van normen en
waarden.
Een prachtige illustratie van dit idee is te vinden in een recent artikel van Avner Greif over het verschil tussen de Genuese en de Magribcultuur 1. Beide culturen dreven in de twaalfde eeuw handel op de Middellandse Zee. Kooplieden in beide culturen hadden hetzelfde
probleem: ze stuurden zeemannen op pad met kostbare goederen en moesten maar afwachten of die er niet met de opbrengst vandoor
zouden gaan. In grote lijnen gebruikten beide culturen dezelfde middelen om zeelui op het rechte pad te houden: hoge lonen, maar
onverbiddelijk ontslag bij diefstal, zodat ze de kans op nog een goedbetaalde zeereis bij dezelfde koopman misliepen.
De gevolgen van een ontslag waren in beide culturen echter totaal verschillend. In Genua interesseerden de kooplieden zich niet voor de
reputatie van de zeemannen. Daardoor kon een ontslagen zeeman na enig zoeken wel weer een nieuwe koopman vinden die hem met een
schip op reis zou sturen. In de Magrib-cultuur daarentegen onderhielden de kooplieden een uitgebreide correspondentie waarin zij elkaar
informeerden over de reputatie van zeemannen. Een zeeman die ontslagen werd verloor zijn reputatie, en daarmee zijn kans op een
goedbetaalde reis bij een andere koopman.
Greif laat zien dat beide ‘instituties’ (het wel of niet vastleggen van reputaties) gedrag uitlokten dat de institutie in stand hield. Stel dat
een eenmaal ontslagen zeeman in de Magrib toch opnieuw een reis zou bemachtigen. Hij kon dan, bij diefstal, opnieuw ontslagen
worden, maar zijn reputatie kon hij niet meer verliezen. Daardoor was de dreiging van ontslag voor hem minder effectief dan voor een
zeeman die nog nooit ontslagen was. De Magrib-kooplui wisten dat, en vergewisten zich des te beter van de reputatie van een sollicitant.
In de Genuese cultuur bekommerden de zeelieden zich niet om hun reputatie, omdat ze wisten dat kooplui daar niet naar vroegen.
Daardoor waren de gevolgen van ontslag hetzelfde voor zeelieden met een goede of met een slechte reputatie. De Genuese kooplieden
verwachtten vervolgens geen verschil in eerlijkheid tussen zeelui met een goede en slechte reputatie, zodat het voor hen verstandig was
zich daar ook niet in te verdiepen.
Culturele overtuigingen, ‘normen’ zo u wenst, zijn stabiel of zelf-handhavend als geen enkele calculerende burger er individueel belang bij
heeft om van de norm af te wijken. Wettelijke dwang is overbodig. Greif laat zien hoe in dezelfde omstandigheden meerdere zelfhandhavende evenwichten van normen en instituties stabiel kunnen zijn. Daardoor is het ook zo moeilijk om naar een ander evenwicht
over te gaan. In Joop Hartogs en mijn analyse van corporatistische loonvorming speelt iets soortgelijks 2. De Verenigde Staten en
Canada hebben totaal andere instituties en normstelsels voor loonvorming dan de meeste Europese landen.
Zelfhandhavende normsystemen zijn een startpunt voor de verklaring van institutionele verschillen. Normen en calculerende burgers zijn
niet elkaars tegenpool: het zijn twee aspecten van één werkelijkheid

1 A. Greif, Cultural beliefs and the organization of society: a historical and theoretical reflection on collectivist and individual societies,
Journal of Political Economy, 1994, blz. 912-950.
2 C.N. Teulings en J. Hartog, Corporatism or competition: labour contracts, institutions and wage structures in international
comparison, Cambridge University Press, 1997.

Copyright © 1996 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur