Ga direct naar de content

Convergentie of divergentie tussen Europese regio’s

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: december 14 2007

De belangrijkste doelstelling van het solidariteits­ eleid van
b
de Europese Unie is het terugdringen van economische
verschillen. De aandacht richt zich hierbij dikwijls op de
verschillen tussen landen. Vaak zijn de verschillen tussen
regio’s binnen landen echter nog groter. De vraag is dan ook
of de verschillen op regionaal niveau afnemen.

D

e publieke aandacht voor de ontwikkeling van economieën in Europa richt zich
doorgaans op landen. Denk bijvoorbeeld
aan de discussies over de uitbreiding
met tien nieuwe lidstaten in 2004 en de latere
toetreding van Bulgarije en Roemenië in 2007. Er
zijn in de loop der tijd veel woorden gewijd aan de
onderlinge verschillen tussen de landen, maar in
het algemeen wordt weinig aandacht besteed aan
de verschillen binnen landen. Ten onrechte, want
de regionale verschillen binnen een land zijn in veel
gevallen groter dan de verschillen tussen die landen.
Ter illustratie: binnen de groep nieuwe toetreders
bedraagt het reële bruto binnenlands product (bbp)
per inwoner van het armste land (Bulgarije) veertig
procent van dat van het rijkste land (Slovenië). De
regionale verschillen in reëel bruto regionaal product
(brp) per inwoner zijn in de meeste Oost-Europese
landen echter groter. Vooral in Letland, waar het brp
per inwoner in Riga vier maal zo hoog is als dat in
Latgale. Figuur 1 geeft per lidstaat de spreiding van
het reële brp per inwoner weer. Voor elk land toont
de figuur de regio met het hoogste en de regio met
het laagste reële brp per inwoner, evenals het landelijk gemiddelde. Binnen Cyprus, Luxemburg en Malta
zijn geen afzonderlijke regio’s onderscheiden. Voor
deze landen is derhalve alleen het landelijk gemiddelde weergegeven.
Binnen alle landen is sprake van een behoorlijke
spreiding. In Zweden en Nederland is deze met een
factor 1,6 het laagst. Maar ook als we het brp in
regio’s met het bbp in landen vergelijken, blijkt het
belang van de regionale insteek. Zo ligt het brp per
inwoner in Hainaut, Dessau en Cornwall (armste
regio’s in respectievelijk België, Duitsland en GrootBrittannië) lager dan het gemiddelde bbp per inwoner van Slovenië. Anderzijds heeft Praag een hoger
brp per inwoner dan het gemiddelde bbp per inwoner van, op Luxemburg na, alle Europese landen.
Rogier Aalders

Grote variatie in economische ontwikkeling

Regionaal Onderzoeker bij

De convergentiedoelstelling, onderdeel van het
c
­ ohesiebeleid van de Europese Unie, richt zich op
het stimuleren van groeibevorderende omstandighe-

het Economisch Bureau
van Rabobank Nederland

den en factoren om de minst ontwikkelde lidstaten
en regio’s hun achterstand te laten inlopen. Binnen
de EU-27 komen 84 regio’s in zeventien lidstaten
voor deze doelstelling in aanmerking voor de komende beleidsperiode (2007–2013). Zij hebben
allen een brp per inwoner dat lager ligt dan 75
procent van het gemiddelde van de EU. Voor de
convergentiedoel­ tel­ing is voor deze periode een
s l
totaalbedrag van 283 miljard euro uitge­rokken,
t
ongeveer 82 procent van de beschikbare middelen
voor het cohesiebeleid en zo’n 36 procent van de
totale Europese begroting (Europese Commissie,
2007a). Ook in de voorgaande beleidsperioden ging
de (fi­ anciële) aandacht vooral uit naar het terugn
dringen van economische verschillen tussen landen
en regio’s.
In haar vierde verslag over de economische en
sociale cohesie concludeert de Europese Commissie
dat het cohesiebeleid succesvol is. Zo is het aantal
regio’s met een brp per inwoner dat lager is dan 75
procent van het EU-gemiddelde tussen 1995 en
2004 gedaald van 78 naar zeventig en het aantal
met een brp per hoofd van minder dan vijftig procent van het EU-gemiddelde van 39 tot 32. Maar in
hetzelfde verslag benadrukt de Commissie dat ook
een behoorlijk deel van de armere regio’s een negatieve ontwikkeling kende. In de periode 2000–2004
was in 27 regio’s sprake van een daling van het reële
brp per hoofd en in nog eens 24 regio’s bedroeg
de stijging minder dan een half procent (Europese
Commissie, 2007b). En van de regio’s met een brp
per inwoner van minder dan 75 procent van het
gemiddelde in 1995 zagen negentien dat percentage
verder dalen. Kader 1 gaat in op de vraag wat bovenstaande conclusies zeggen over de ontwikkeling van
de welvaart in regio’s.

De verschillen worden almaar groter
Er zijn dan ook nog steeds forse verschillen tussen
landen en vooral tussen regio’s binnen landen, zoals
al duidelijk werd uit figuur 1. Op landelijke schaal
zijn die verschillen flink afgenomen in het afgelopen
decennium. Over het algemeen kenden de in economisch opzicht achterlopende landen in die periode
een bovengemiddelde groei. Op Cyprus na lag de
groei van het reële bbp per inwoner in alle nieuwe
lidstaten boven het gemiddelde van de Europese
Unie. Dat geldt ook voor Griekenland, Ierland en
Spanje. Op regionaal niveau zijn de verschillen in het
afgelopen decennium echter toegenomen. Door de
toetreding van de twaalf nieuwe lidstaten zijn veel
regio’s met een grote economische achterstand toe-

ESB

14 december 2007

747

internationaal

Convergentie of divergentie
tussen Europese regio’s

figuur 1

Regionale spreiding in bruto regionaal product per inwoner, gecorrigeerd voor koopkracht, 2004 (x 1.000 euro)

Bron: Eurostat

getreden. Maar ook binnen de landen is de spreiding
van het brp per inwoner gegroeid. Op vijf lidstaten
na is overal de verhouding tussen het brp per inwoner in de rijkste regio en dat in de armste regio
toegenomen (zie fi­ uur 3).
g
Deze toenemende inkomensongelijkheid tussen regio’s speelt met name in Oost-Europa. Figuur 4 geeft
de ontwikkeling van de spreiding in Oost-Europese
landen weer. Ter illustratie: in Let­and was het
l
hoogste regionale brp per inwoner in 1995 ongeveer
2,4 maal zo hoog als het laagste. In 2004 was dit
vier maal zo hoog. De nieuwe lidstaten mogen dan
een forse economische groei hebben doorgemaakt,
die groei sloeg voor een groot deel neer op de rijkere
regio’s, de hoofdstedelijke gebieden. Van de totale
bbp-groei in Oost-Europa kwam een derde voor
rekening van die regio’s. Dat geldt in het bijzonder
voor Estland en Letland en in mindere mate ook voor
Hongarije en Bulgarije.
Het is niet verwonderlijk dat de meest dynamische regio’s als eerste en het meest profiteren van
figuur 2

Verband tussen brp en gemiddeld huishoudensinkomen, 2004 (x 1.000 euro)

Bron: Eurostat

748

ESB

14 december 2007

Europese economische groei of Europese eenwording. Wel is het zo dat die groei
remmend kan werken op de economische ontwikkeling van andere regio’s. De
groei is immers niet alleen autonoom. In veel plattelandsgebieden drijven het gebrek aan arbeidsperspectieven buiten de landbouw en de lagere levensstandaard
mensen ertoe hun geluk elders te zoeken. Dit geldt in het bijzonder voor de
jongere bevolking en gekwalificeerde arbeidskrachten. Groeiende regio’s hebben
Kader 1

Bruto regionaal product is geen welvaart
De meest gebruikte indicator voor de welvaart van landen is het bruto binnenlands
product (bbp) per inwoner, al dan niet gecorrigeerd voor koopkracht. Het bbp is
de waarde van alle in een land geproduceerde goederen en diensten. Deze wordt
gemeten als de som van alle toegevoegde waarden, de som van alle primaire inkomens of de som van alle bestedingen in een land. Op landelijke schaal fungeert het
bbp in het algemeen goed als maatstaf voor materiële welvaart. De belangrijkste
mismatch is gelegen in de internationale forensen, wanneer het bbp wordt gemeten als de som van alle toegevoegde waarden. Zij voegen immers waarde toe in
land A terwijl zij in land B wonen en dus ook in land B de welvaart genieten.
De regionale equivalent van het bbp is het bruto regionaal product (brp), gemeten als de som van alle toegevoegde waarden in een regio. In dit geval is echter
sprake van een veel groter verschil tussen gemeten brp en feitelijke welvaart.
Mensen die bijvoorbeeld in de Randstad werken, dragen bij aan het brp aldaar.
De welvaart die zij produceren, komt echter (voor een groot deel) terecht waar zij
wonen, in de vorm van salaris, en dat hoeft niet in de Randstad te zijn. Flevoland,
ondanks de hoge economische groei aldaar nog steeds vooral een forensenprovincie, heeft ruim het laagste brp per inwoner van Nederland, maar dat zegt lang
niet alles over de welvaart in de provincie. Wat betreft huishoudensinkomen staat
Flevoland zelfs op de vierde plaats (Eurostat, 2007). Dit verschijnsel speelt in alle
Europese landen. Overal komen werk- en woonregio’s voor. Over het algemeen zijn
de hoofdstedelijke regio’s de typische werkregio’s en dus hebben die regio’s een
veel hoger brp per inwoner. Ook het welvaartsniveau is in die regio’s vaak hoger,
maar de verschillen met de welvaart in de rest van het land zijn doorgaans veel
kleiner. De regionale spreiding van het brp per inwoner in figuur 1 kan dan ook
niet als een perfecte indicatie van de welvaartsspreiding worden beschouwd, al
is er wel degelijk een sterk verband tussen brp per inwoner en het inkomen van
huishoudens (zie figuur 2).

figuur 3

Groei spreiding brp per inw. 1995–2004

Bron: Eurostat

zodoende een zuigende werking en trekken de potentievolle, jonge, dynamische
bevolking naar zich toe.

Geen krimp maar achterlopende groei
Hoewel de verschillen wel degelijk zijn toegenomen, is het beeld minder negatief
dan het lijkt. De toegenomen spreiding in de Oost-Europese landen zit namelijk
aan de bovenkant en wordt vooral veroorzaakt door de sterke groei in regio’s
met een hoog brp per inwoner en niet zozeer door economische krimp in de
achterliggende gebieden, getuige figuur 4. Voor elk land geldt dat in de afgelopen tien jaar de meest achterlopende regio is opgeklommen, ook wanneer wordt
gecorrigeerd voor koopkracht, maar dat de voorlopers veel harder zijn gegroeid.
Verder is het waarschijnlijk dat ook in de snel groeiende Oost-Europese regio’s
het forensenverkeer zal zijn toegenomen. Daarbij zal het Flevolandeffect zonder
twijfel ook zijn Oost-Europese pendant kennen. Hoewel het brp per inwoner in de
hoofdsteden wordt geproduceerd, slaat de gecreëerde welvaart wel degelijk ook
in de omringende regio’s neer.
Door de forse groei in Oost-Europese hoofdsteden is de economische concentratie binnen Europa in termen van brp verminderd. Het belang van de traditionele economische kern (het gebied tussen Londen, Parijs, Milaan, München en
Hamburg) in de totale economie was in 2004 beduidend kleiner dan in 1995,
terwijl het bevolkingsaandeel van deze kern stabiel bleef. Naast de groei in met
figuur 4

Regionale spreiding in bruto binnenlands product per inwoner, gecorrigeerd voor koopkracht (x 1.000 euro)

name Warschau, Praag, Bratislava en Boedapest
wordt dit ook veroorzaakt door de opkomst van
nieuwe groeicentra in de Europese Unie zoals deze
tot 2004 bestond, zoals Dublin, Madrid, Helsinki
en Stockholm. Binnen de lidstaten heeft dit echter
juist geleid tot grotere concentratie van economische
activiteiten. Tussen 1995 en 2004 is het aandeel
van de hoofdstedelijke regio’s in het nationale bbp
gemiddeld met negen procent toegenomen. Deze
trend was vooral zichtbaar tussen 1995 en 2000
(Europese Commissie, 2007b). Zo concludeert de
Europese Commissie en zo blijkt ook uit bovenstaande figuren.
De ontwikkeling van de economische spreiding
over regio’s ziet er dan ook anders uit wanneer
de hoofdstedelijke regio’s, de uitschieters, buiten
beschouwing worden gelaten. Zo geeft de Europese
Commissie in haar rapport als voorbeeld dat, in termen van brp per inwoner, een vergelijking tussen de
hoogste twintig procent van de regio’s en de onderste twintig procent laat zien dat de verschillen juist
zijn afgenomen. In 1995 was het gemiddelde brp
per inwoner in de hoogste twintig procent 4,1 keer
zo hoog als in de onderste twintig procent. In 2004
was dit gedaald naar 3,4 procent. Dit neemt echter
niet weg dat de meest achterliggende gebieden,
vooral gelegen in het oosten van de Oost-Europese
landen, zich zeer beperkt ontwikkelen. Het beeld van
veel mensen die werken in de agrarische sector, een
hoge mate van zelfvoorziening en paard-en-wagen
als belangrijkste transportmiddel is daar nauwelijks
veranderd.

Tot besluit
De vraag of in de Europese Unie sprake is van
convergentie of divergentie, kan op meerdere wijzen
worden benaderd. In dit artikel stond de regionale
insteek centraal, waarbij vooral ingezoomd is op
verschillen binnen Oost-Europese landen. Binnen die
landen, maar ook elders in de EU, blijken de regionale verschillen in het afgelopen decennium fors te
zijn toegenomen. De economische groei wordt vooral
gecreëerd in de hoofdstedelijke gebieden. De landelijke gebieden daarentegen, de oostelijke rand van
de EU, blijven behoorlijk achter in de groei. Het lukt
dus vooralsnog niet om de allerarmste regio’s van
de uitgebreide Europese Unie in snel tempo met de
oude lidstaten te laten convergeren.

Literatuur
Europese Commissie (2007a) Regionaal Beleid – Inforegio. http://
ec.europa.eu/regional_policy/policy/object/index_nl.htm
Europese Commissie (2007b) Growing Regions, Growing Europe.
Fourth report on economic and social cohesion. Luxemburg: Office
for Official Publications of the European Communities.
Eurostat (2007) Regional statistics. http://epp.eurostat.ec.europa.
eu/portal/page?_pageid=1090,30070682,1090_3307657

Bron: Eurostat

6&_dad=portal&_schema=PORTAL

ESB

14 december 2007

749

Auteur