Ga direct naar de content

Column: De modernisering van de interne Europese markt

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: december 14 2007

column

Eric van Damme

De modernisering van de interne Europese markt
Voor een niet-ingewijde is het Brusselse labyrint
welhaast ondoorgrondelijk. Bij het bekijken van de
Europese instituties oriënteren wij Nederlanders ons
vooral op die landgenoten die hun weg daar gevonden
hebben. Met het vertrek van Frits Bolkestein verslapte
onze aandacht voor de problematiek van de interne
markt. Nu is vooral Neelie Kroes, de EU-commissaris
belast met mededinging, in het nieuws. Voor meer dan
drie miljard euro aan boetes deelde ze dit jaar al uit.
Niet iets om echt trots op te zijn, want het laat vooral
zien dat de concurrentie in Europa nog veel te wensen
overlaat. Dit schaadt de welvaart van de consument en
de concurrentiekracht van het bedrijfsleven.
Sinds Charlie McCreevy het stokje van Bolkestein
overnam probeert hij energiek de interne markt op te
schudden. Met steun van EU-voorzitter Barroso en ter
implementatie van de Lissabonstrategie presenteerde
McCreevy eind november voorstellen aan het Europese
Parlement en de Raad over hoe de interne markt in de
21e eeuw vormgegeven zou kunnen worden. 22 jaar
nadat oud EU-voorzitter Delors met zijn groenboek
kwam en vijftien jaar nadat de Interne Markt op papier gerealiseerd was, is het tijd voor een facelift. Kort
geformuleerd: er is wel een markt, maar geen effectieve
concurrentie, zodat een tandje extra nodig is om de
consumentenwelvaart en de concurrentiekracht van het
Europese bedrijfsleven te verhogen.
Toch werd sinds 1992 al veel bereikt. De vier basisvrijheden uit het EG-verdrag (vrij verkeer van mensen,
goederen, diensten en kapitaal) leveren veel meer op
dan het niet hoeven stoppen aan de grens en het in
meerdere landen met één munt kunnen betalen. De
directe welvaartswinst is 518 euro per consument per
jaar en van de rechten om elders in de EU te wonen,
werken, winkelen en studeren wordt uitgebreid gebruikgemaakt. Het bedrijfsleven profiteert van de grotere
afzetmarkt van bijna vijfhonderd miljoen mensen, de
bredere beschikbaarheid van kapitaal en de vestigingsplaatsconcurrentie. Er is echter nog zoveel meer te
halen, vooral in de dienstensector. Ondertussen goed
voor ongeveer zeventig procent van het bbp en de werkgelegenheid en praktisch alle nieuwe banen, nemen
diensten slechts twintig procent van de intra-EU-handel
voor hun rekening.
Naast het lokale karakter van vele vormen van dienstverlening belemmert vooral angst en obstructie aan
nationale overheidszijde de verdere voortgang. Angst
voor privatisering van publieke diensten spreekt uit de
brief die Job Cohen, samen met een tiental andere burgemeesters van grote Europese steden, onlangs aan de
Commissie stuurde. Hun angst is ongegrond. McCreevy

heeft immers nogmaals het grote onderscheid tussen
diensten van algemeen economisch belang (DAEB) en
niet-economische diensten benadrukt. De laatste zijn
niet onderworpen aan de regels uit het EG-verdrag,
zodat overheden vrij zijn te doen wat hun goed dunkt.
Bij diensten die via de markt lopen, DAEB, moeten
overheden de marktregels volgen. Toen Cohen nog burgemeester in Maastricht was, was dit laatste precies de
kern van zijn advies aan de Nederlandse regering.
Zelfs bij DAEB staat de Commissie uitzonderingen op
de marktregels toe; zij eist slechts dat het nationale
uitzonderingenbeleid goed onderbouwd en consistent
is. Deze minimale eis is echter vaak al te veel gevraagd.
Neem het Nederlandse kansspelbeleid, dat Cohens
opvolger, Gert Leers, belet om van Maastricht een
Europese hoofdstad voor vermaak te maken. De overheid wil het monopolie voor Holland Casino behouden
met als argument dat dit nodig is om de kansspelverslaving effectief tegen te gaan. Hoewel onderzoek laat
zien dat fruitautomaten verslavender zijn dan roulette,
kennen we voor het eerste een veel liberaler beleid:
er is één kansspelautomaat per vierhonderd inwoners.
Beleid dat fruitautomaten toelaat, maar casino’s weert,
is inconsistent en kan niet door de Brusselse beugel.
Net over de grens maakt men het nog bonter. De Duitse
voorstellen voor de liberalisering van de postmarkt per
1 januari 2008 laten zien dat een interne markt niet
equivalent is met een gelijk speelveld. Zij behelzen
weliswaar een gelijk speelveld, maar wel op het niveau
van Deutsche Post: nieuwkomers zoals onze eigen TNT,
zouden hetzelfde minimumloon moeten betalen. Dat
klinkt eerlijk, maar weert toetreders. De postmarkt is
arbeidsintensief en wordt gekenmerkt door grote schaalvoordelen: wie concurrentie op de lonen uitsluit, sluit in
feite alle concurrentie uit en verhindert dat de voordelen
van de interne markt aan burgers ten goede komen.
McCreevy’s moderniseringsvoorstellen laten zien dat
de Commissie sinds de tijd van Delors veel bijgeleerd
heeft. Zij realiseert zich nu dat gelijke regels geen
garantie bieden dat daadwerkelijk concurrentie tot stand
komt en dat alleen beleid gebaseerd op economische
inzichten over hoe markten werken effectief kan zijn.
Modernisering van beleid betekent ook hier vooral economisering, net als eerder bij het mededingingsbeleid
het geval was.
De tweede les is dat, om de interne markt te laten werken, bijsturing middels een actief mededingingsbeleid
nodig is: McCreevy en Kroes gaan hand in hand. Voor
economen een veelbelovende band. De arbeidsmarktperspectieven voor economen met kennis van marktwerking zijn onverminderd goed.

ESB

14 december 2007

765

Auteur