Ga direct naar de content

Consumptie-effectrapportage:een instrument voor het consumptiebeleid

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juni 10 1981

Consumptie-effectrapportage:
een instrument voor het consumptiebeleid
Consumentenbelangen staan veelal als kleine diffuse
belangen van velen tegenover het grote specifieke belang
van enkelen. In de besluitvorming bij de overheid is het
consumptieaspect vaak niet meer dan een uit vele aspecten.
Als zodanig vertoont het consumptieaspect gelijkenis met
bij voorbeeld het emancipatieaspect, het volksgezondheidsaspect, het milieuaspect, het privacyaspect en het
veiligheidsaspect. Voor de genoemde overige aspecten
zijn in het verleden instituties gecreeerd, die tot doel hadden deze aspecten veilig te stellen, buiten de gewone besluitvormingsprocessen om. Zo ontstonden bij voorbeeld
emancipatiecommissies, inspecties voorvolksgezondheid,
milieu-effectrapportage, normen voor veiligheid en dergelijke. De vraag is nu of er een soortgelijke institutie kan
worden geschapen om de structurele achterstand van het
consumptieaspect in te lopen. De gedachten zijn daarbij
gegaan naar een vorm van consumptie-effectrapportage,
waarmee het instrumentarium van het consumptiebeleid
kan worden verrijkt. In dit artikel wordt de invoering
daarvan bepleit.
Een consumptie-effectrapport kan worden gedefinieerd
als een rapport waarin effecten van bepaalde overheidsbeslissingen op (de) consument(en) systematisch staan beschreven. Het gaat dus niet om de effecten die van consumptie kunnen uitgaan op andere zaken. De als ,,lijdend
voorwerp” fungerende consumenten kunnen zowel bestaan uit individuele gebruikers als uit gebruikersgroepen.
Soms ook zal het zinvol zijn effecten op potentiele gebruikers te beschrijven.
Het idee van consumptie-effectrapportage bestaat
sinds de plechtige afkondiging van het door de regering
te voeren consumptiebeleid. Dat gebeurde in de nota Consument en consumptie — een terreinverkenning, die
namens de regering door de bewindslieden van Economische Zaken (Van Aardenne en Hazekamp) aan de
Tweede Kamer werd aangeboden op 5 September 1979.
Daarin wordt als hoofddoelstelling van het consumptiebeleid genoemd: ,,Het verbeteren van de mogelijkheden
om door middel van consumptie behoeften te bevredigen” 1). De nota vestigt er de aandacht op dat een verdere
. ontwikkeling van het consumptiebeleid geboden is, waarbij tevens aandacht wordt besteed aan het consumptieaspect van maatregelen op andere beleidsterreinen: ,,Er
wordt veel overheidsbeleid gevoerd dat ofwel positieve
ofwel negatieve effecten heeft of kan hebben op de behoeftebevrediging door consumptie, bij voorbeeld het
inkomensbeleid, het fiscale beleid, het milieubeleid etc.
Het moet tot de taak van het consumptiebeleid gerekend
worden in kaart te brengen wanneer en in welke opzichten
dergelijke situaties zich voordoen en wat in het concrete
geval de betekenis voor de behoeftebevrediging is” 2).
Het lijkt crop dat de tekstschrijver op het punt staat de
consumptie-effectrapportage te introduceren. Dit gebeurt
evenwel niet. Pas in het commentaar van de Consumentenbond op de nota wordt de term genoemd.
Wat zou er zoal in eenconsumptie-effectrapport moeten
staan? Evenmin als het mogelijk is limitatief te specificeren
wat Consumentenbelangen zijn, zo is het ook niet mogelijk
aan te geven welke effecten precies in een consumptieeffectrapport moeten worden opgenomen. Dat betekent
niet dat elke poging daartoe achterwege moet blijven. Op
lange termijn zou kunnen worden toegewerkt naar
,,checklists”, waarbij onderdelen van het beleid worden
nagelopen op een groot aantal punten. Op kortere termijn
valt te denken aan een concreterisering van wat in de nota

ESB 17-6-1981

Consument en consumptie wordt genoemd. Ook zou eens
naar buitenlandse studies op dit terrein gekeken kunnen
worden. Heel bruikbaar waren bij voorbeeld de formuleringen die de Engelse National Consumer Council
hanteerde bij een analyse van consumptiebelangen in de
publieke sector 3). Uitgangspunten daarbij vormden vier
,,major needs”:
• value for money;
• choice;
• information;
• economic power, backed up by effective forms of
redress.
Overigens zal de beleidsanalytische kwaliteit van een
consumptie-effectrapport in sterke mate afhangen vande
wijze waarop verschillende typen beleidseffecten met
elkaar in verband worden gebracht. Niet alleen directe
effecten dienen in een consumptie-effectrapport te worden
opgenomen. Veelal zijn het juist indirect optredende
effecten die zonder consumptie-effectrapportage over het
hoofd dreigen te worden gezien. Voorbeelden van beslissingen waarbij consumptie-effectrapportage in elk geval
dringend gewenst is, zijn:
• beslissingen omtrent verschaffing van collectieve goederen, voor zover die een(paternalistische) doorbreking
van individuele voorkeuren inhouden;
• veranderingen in kostprijsverhogende belastingen,
accijnzen, heffingen en subsidies;
• prijszetting in de publieke sector: leges, retributies,
tarieven e.d.;
• beslissingen tot steun aan specifieke produktiebelangen.
Een vraag is nog wie het consumptie-effectrapport zou
moeten opstellen. Te denken zou zijn aan de coordinerende bewindsman van het consumptiebeleid, de besluitnemer in kwestie, deskundige buitenstaanders of consumentenvertegenwoordigers. Wie de meest geeigende
rapporteur is zal ook afhangen van de specifieke functie
van een bepaalde consumptie-effectrapportage. De aanwijzing van een rapporteur is bij uitstek een taak voor de
coSrdinerende bewindsman.
Een beleid als het voorgenomen consumptiebeleid reikt
over departementale sectoren heen. In het licht van de
zwakke positie van de coo’rdinerende bewindsman in het
algemeen en die van consumentenaangelegenheden in
het bijzonder is er behoefte aan additionele coordinatieinstrumenten. De mogelijkheid om een consumptieeffectrapportage in te stellen voorziet in die behoefte.
De wijze waarop de codrdinerende bewindsman het instrument hanteert kan relief geven aan het consumptiebeleid dat een regering voert. De keuze van het tijdstip
van rapportage, de aanwijzing van rapporteurs, de afbakening van de relevante effecten en bovenal de selectie
van het rapportageobject vormen nog nader te bepalen
beleidsvariabelen waarmee de consumptie-effectrapportage vorm en inhoud dient te worden gegeven.
H. D. Perfors*
* De auteur is werkzaam bij de Consumentenbond.
1) Consument en consumptie — een terreinverkenning, Staats-

uitgeverij, Den Haag, 1979, biz. 9.
2) Idem.

3) National Consumer Council, The consumer and the slate,

getting value for public money, Londen, 1979.

581

Auteur