Ga direct naar de content

Column: New Deal versus Wirtshaftswunder

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juli 10 2009

column

Eric van Damme

New Deal versus Wirtschaftswunder
Om de economie te sturen staan de overheid twee
typen instrumenten ter beschikking: subsidies en
belastingen aan de ene kant; ordening en regulering
aan de andere. De crisis ontstond in belangrijke mate
doordat de overheidsregulering van de financiële sector
tekortschoot. De overheid corrigeerde vervolgens door
die sector genereus te subsidiëren. Al bijna een jaar
wordt nu gediscussieerd over de vraag welke additionele regulering nodig is, en hoe de markten beter
geordend kunnen worden. Het verschil in snelheid
is tekenend. Frits Bolkestein zei ooit: geld is niet zo
belangrijk, het gaat erom hoe je dingen organiseert.
Inderdaad, maar organiseren is moeilijk. Een overheid
die iets moet doen, grijpt daarom vaak naar het verkeerde instrument.
Sinds de crisis de reële economie bereikt heeft,
staat de vraag centraal of ook andere sectoren dan
de financiële een vergelijkbare behandeling moeten
krijgen. Niet verrassend is dat ook hier om staatssteun
gevraagd wordt; zorgelijk is wel dat die niet meteen
wordt afgewezen. Ronduit angstaanjagend is dat her en
der ook gevraagd wordt om vrijhandel te beperken en
het kartelverbod flexibel te hanteren. Rendementen uit
het verleden bieden geen garantie voor de toekomst,
maar een belangrijke les uit de Grote Depressie, dat
het rendement van overheidsingrijpen toen negatief
was, lijkt uit het oog verloren te zijn. Er is geen garantie dat de overheid het nu beter zal doen. Europa
biedt op dit moment een interessant schouwspel. Dat
de Fransen gekozen hebben voor protectionisme en
een staatsfonds voor strategische investeringen in de
industrie past in hun traditie. Dat een Europese regering niet direct gekozen wordt en dat Europeanen dus
niet kunnen bepalen wie het als opvolger van Kroes
tegen Sarkozy zal opnemen, is een gevoelig gemis. In
Duitsland is het verkiezingsspel net begonnen. Angela
Merkel en haar minister van Economische Zaken
Karl-Theodor zu Guttenberg, door de SPD denigrerend
de baron uit Beieren genoemd, verdedigen met verve
het Rijnlandse model, dat voor het Wirtschaftswunder
verantwoordelijk was. Zu Guttenberg noemt staatssteun
een waangedachte en stelt dat “de staat, als hoeder
van de economische ordening, de zelfhelende krachten
van ons land moet stimuleren†(NRC, 30 juni 2009).
Met haar twee thema’s, belastingverlaging en de staat
als crisismanager, heeft Angela Merkel de verkiezingswinst vast in handen.
En Nederland? Kiest het voor Frans staatsinterventionisme of voor het ordoliberalisme van de Freiburger
Schule dat het Duitse Wirtschaftswunder mogelijk maakte? De kaarten lijken nog niet geschud.

Besluitvorming in coalities vereist tijd, zeker als de
basisposities van de betrokken spelers ver uit elkaar
liggen en nieuwe verkiezingen voor iedereen onaantrekkelijk zijn. Ondertussen lobbyt VNO-NCW steeds
intensiever en openlijker voor staatssteun en het Franse
model. In een Kamerdebat midden juni wist minister
Van der Hoeven de rug niet recht te houden en zegde
zij toe te onderzoeken onder welke voorwaarden aan
sectoren en bedrijven steun gegeven zou kunnen
worden. Merkwaardig, op Europees niveau bestaat dit
kader immers al. Het volstaat om de voorwaarde dat
de interstatelijke handel belemmerd wordt uit Artikel
87 EG te schrappen, en er is een instrument dat in de
Nederlandse situatie prima bruikbaar is. Kort geformu­
leerd: staatsteun mag, maar alleen als er sprake is
van marktfalen, als een kosten-batenanalyse van de
steun positief uitpakt en als de concurrentie niet al te
veel geweld wordt aangedaan. Aan deze voorwaarden
zal meestal niet voldaan zijn. Heeft de minister niet
meteen nee willen zeggen, maar zal ze uiteindelijk deze
deur toch sluiten?
De volgende actie van het bedrijfsleven is al te voorzien, en kan meteen gepareerd worden. Bij gebrek
aan financiële steun zal het bedrijfsleven betogen dat
de mededingingsregels flexibel gehanteerd moeten
worden, met als argument dat, om banen te ­ ehouden,
b
de concurrentie afgezwakt moet worden. Als de bedrijven mogen samenwerken en de consumenten ietsje
meer betalen, dan worden de negatieve effecten van de
crisis, zoals massaontslagen, vermeden en kan iedereen tevreden zijn. Het argument klinkt overtuigend en
is juist daarom zo gevaarlijk. Gelukkig is deze film al
eerder vertoond en is het bekend hoe hij afloopt. In
1933 liet de Amerikaanse president Roosevelt zich
door dit argument overtuigen en stelde hij middels zijn
National Industrial Recovery Act de kartelwetgeving in
een groot deel van de Amerikaanse economie buiten
werking. Het gevolg? Veel trager economisch herstel,
een depressie die met ongeveer zeven jaar verlengd
werd, en een outputniveau dat in 1939 nog tien
procent lager was dan het had kunnen zijn (Cole en
Ohanian, 2004).
Roosevelt koos voor fiscale stimulering en restrictieve
marktwerking, Ludwig Erhard voor hard werk, soberheid, zelfverantwoordelijkheid en marktwerking. Het
is ondertussen duidelijk wie van de twee het beste
gevolgd kan worden.
Literatuur
Cole, H. en L. Ohanian (2004) New Deal policies and the
p
­ ersistence of the Great Depression: A general equilibrium
analysis. Journal of political economy, 112(4), 779–816.

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders

te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

ESB

94(4564) 10 juli 2009

431

Auteur