Ga direct naar de content

‘Call on OPEC’ bepaalt olieprijs

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: december 14 2001

‘Call on OPEC’ bepaalt olieprijs
Aute ur(s ):
Kingma, D. (auteur)
Mulder, M. (auteur)
De auteurs zijn werkzaam b ij de afdeling Energie en Grondstoffen van het Centraal Planbureau. Zij danken Marc Stoffers voor zijn b ijdrage en
diverse andere collega’s voor nuttig commentaar.
Ve rs che ne n in:
ESB, 86e jaargang, nr. 4339, pagina 969, 14 december 2001 (datum)
Rubrie k :
Tre fw oord(e n):
oliemarkt

Voor het maken van prognoses van de olieprijs voor de middellange termijn worden diverse scenario’s gebruikt. De zogenoemde ‘call
on OPEC’ staat daarbij centraal.
Hoewel het voorspellen van de olieprijs vaak lijkt op koffiedik kijken, zeker in perioden van grote politieke spanningen, is een raming
van de olieprijs nodig om de vooruitzichten voor de Nederlandse economie te kunnen schetsen. Afhankelijk van de verwachte groei van
de wereldeconomie kan de olieprijs op middellange termijn tussen de vijftien en dertig dollar per vat uitkomen. Bij een mondiale groei
van vier procent per jaar wordt een nominale olieprijs in 2006 van rond de $ 24 per vat verwacht.
Belang olieprijsraming
De hoogte van de olieprijs is van grote betekenis voor de olieproducerende landen, omdat zij afhankelijk zijn van de inkomsten uit
olieverkopen en voor de olieconsumerende landen, omdat olie een belangrijke grondstof is. Daarom vormt de olieprijsraming een
belangrijk uitgangspunt bij de opstelling van economische vooruitzichten 1. Aan de hand van de verwachte vraag- en
aanbodontwikkelingen op de oliemarkt kan worden bezien of de olieprijs op middellange termijn op een structureel ander niveau komt te
liggen dan in het verleden.
Aanbodfactoren
De aanbodfactoren die op de korte en de middellange termijn het belangrijkst zijn voor de ontwikkeling van de olieprijs, zijn de
marktmacht en het beleid van de OPEC en de reactie daarop van de niet-OPEC-landen.
Met een marktaandeel van rond veertig procent wist het OPEC-kartel de laatste jaren een belangrijk stempel op de oliemarkt te drukken.
Dit was mede te danken aan de cohesie tussen de OPEC-leden. In situaties van een ruime reservecapaciteit bleek de productiediscipline
echter soms een probleem. In 1998 moest de olieprijs eerst tot beneden de tien dollar zakken voordat de OPEC-leden bereid waren zich
aan de gemaakte afspraken te houden. Bij deze productiebeperkingen waren overigens ook een aantal niet-OPEC-landen (zoals
Noorwegen en Rusland) betrokken.
Op de middellange termijn heeft de OPEC invloed op de olieproductie van niet-OPEC-landen via de olieprijs. Hoge olieprijzen leiden, met
enige vertraging, tot een hogere productie buiten OPEC. In welke mate dat het geval is hangt af van de marginale kosten van exploratie,
ontwikkeling en productie. De huidige olieprijs is nog bijna tweemaal zo hoog als de marginale kosten van de grote niet-OPEC-landen,
zodat ook bij verder dalende prijzen de winning in die landen rendabel blijft.
Een structureel lagere olieprijs zou echter leiden tot budgettaire problemen voor de olieproducerende landen. De huidige
overheidsbegroting van zowel de grootste OPEC-producent Saoedi-Arabië als de grootste niet-OPEC-producent Rusland is namelijk
gebaseerd op een olieprijs van rond de twintig dollar per vat. Voor zowel OPEC als niet-OPEC is er dus een prikkel om de prijs niet
langdurig onder dat niveau te laten.
Vraagfactoren
De vraag naar energie hangt nauw samen met de omvang van de economische activiteiten. Door energiebesparingen en veranderingen in
de sectorstructuur groeit de vraag naar energie minder snel dan de economie als geheel. In de industrielanden neemt daarnaast het olieaandeel in het totale energiegebruik af. Als gevolg van deze ontwikkelingen is de olie-intensiteit, zijnde het verbruik van olie per eenheid
product, in deze landen momenteel bijna de helft van die rond 1970. Ondanks deze daling gaat economische groei in de OESO-landen nog
wel gepaard met een toenemende vraag naar olie. In de niet-industrielanden, waar de olie-intensiteit toeneemt door onder meer de
opkomst van de automobiliteit, is de relatie tussen economische groei en vraag naar olie nog sterk aanwezig.
Politieke factoren

Doordat een groot deel van de mondiale olieproductie plaatsvindt in slechts een paar landen, is het aanbod en daarmee de prijs van olie
nogal afhankelijk van geopolitieke ontwikkelingen. Politieke spanningen in het Midden-Oosten kunnen tot forse prijsstijgingen leiden,
zoals afgelopen decennia diverse keren is gebleken. De huidige vooruitzichten zijn daarom sterk afhankelijk van politieke ontwikkelingen
in het Midden-Oosten. Een verminderde olietoevoer uit bijvoorbeeld Irak kan de olieprijs doen stijgen. Bij de raming voor de middellange
termijn wordt ervan uitgegaan dat internationale politieke ontwikkelingen geen verstorende invloed hebben op het aanbod.
Raming
De olieprijs vertoonde in de afgelopen jaren grote schommelingen. In 1998 is de prijs met een derde gedaald (van vijftien naar tien dollar
per vat Brent-olie) om daarna in een half jaar tijd te verdubbelen. In 2000 steeg de prijs tot boven de $ 35, maar is daarna opnieuw scherp
gedaald. Momenteel ligt de prijs rond de negentien dollar per vat.
Bij het maken van de middellangetermijnraming wordt niet de actuele olieprijs als referentiepunt genomen, maar een langjarig gemiddelde
prijs. In de afgelopen vijftien jaar schommelde de olieprijs rond de $ 22,5 per vat, uitgedrukt in dollars van 2001. Afwijkingen ten opzichte
van dit langjarig gemiddelde hingen samen met veranderingen in de reservecapaciteit van de OPEC. In 1998 leidde de Azië-crisis tot
vraaguitval en een toename van de reservecapaciteit, waardoor de olieprijs daalde. De hoge economische groei in 2000 had daarentegen
als gevolg dat de productiecapaciteit van de OPEC achter bleef bij de sterk groeiende vraag naar olie, met als gevolg een hoge olieprijs.
Call on OPEC
Bij het ramen van de olieprijs op middellange termijn staat daarom de zogenaamde ‘call on OPEC’ centraal. De ‘call on OPEC’ is dat deel
van de vraag naar olie waarin door de OPEC moet worden voorzien. De vraag naar OPEC-olie stijgt wanneer de mondiale vraag naar olie
sterker toeneemt dan het aanbod uit niet-OPEC-landen. Wanneer de toename van die vraag groter is dan de uitbreiding van de OPECproductiecapaciteit verkrapt de oliemarkt, met als resultaat een hogere olieprijs.
Scenario’s
De inschatting van de mondiale vraag naar olie is gebaseerd op de verwachte mondiale economische groei en de olie-intensiteit. Het CPB
onderscheidt twee groeiscenario’s, waarin het mondiale bbp groeit met 3,8 procent per jaar respectievelijk met 4,3 procent per jaar. Voor
Nederland liggen deze percentages lager. In beide scenario’s is de groei in de landen buiten het OESO-gebied hoger dan in de oesolanden. De olie-intensiteit binnen de OESO neemt in beide scenario’s wat af, terwijl die buiten het OESO-gebied toeneemt.
De inschatting van de productiecapaciteit van OPEC en niet-OPEC is gebaseerd op zowel berekeningen van het internationale energieagentschap als eigen berekeningen 2. Voor de niet-OPEC-landen is de olieprijs een gegeven. Daarom is er bij hen, anders dan bij de
OPEC-landen, geen sprake van het om strategische redenen niet benutten van productiecapaciteit. Het volume van de productie kan
derhalve gelijkgesteld worden aan de productiecapaciteit.
Ondanks de voorziene uitbreiding van de productie door niet-OPEC-landen, leidt in beide scenario’s de groeiende olievraag tot een
toename van de ‘call on OPEC’. Omdat deze toename groter is dan de bij een reëel constante olieprijs verwachte uitbreiding van de
productiecapaciteit, betekent dit dat de OPEC in beide scenario’s inteert op haar reservecapaciteit. Bij de lagere mondiale groei is dit
interen slechts gering en is er nauwelijks sprake van een krapper wordende oliemarkt. In die situatie blijft de olieprijs vrijwel op het
langjarige niveau van (reëel) $ 22,5 per vat. In nominale termen vertaalt zich dit in een prijs van $ 23 per vat in 2006.
In het scenario met een hogere mondiale groei treedt een grotere intering van de reservecapaciteit van de OPEC op. Deze verkrapping
van de markt leidt tot een reëel stijgende olieprijs. In dit scenario bereikt de nominale olieprijs in 2006 een niveau van $ 25 per vat. De
reëel stijgende olieprijs heeft overigens een dempend effect op de verkrapping van de markt, doordat de prijsstijging extra aanbod uitlokt
van niet-OPEC-landen, terwijl de vraag naar olie minder sterk stijgt.
Onzekerheden
De genoemde groeiscenario’s van het CPB schetsen een trendmatige ontwikkeling van de economie waarbij in 2006 in Nederland een
conjunctureel neutrale positie wordt bereikt. Deze scenario’s dienen als basis voor de voorbereiding van het Nederlandse
overheidsbeleid en zijn niet opgesteld om onzekerheden omtrent de mondiale economie te verkennen. Er zijn scenario’s denkbaar waarbij
de mondiale economie sterker groeit, waardoor de ‘call on OPEC’ groter is dan de verwachte uitbreiding van de productiecapaciteit en de
olieprijs in 2006 beduidend hoger, bijvoorbeeld rond de dertig dollar per vat, zou uitkomen. Anderzijds zou in een scenario met een lagere
mondiale economische groei de overcapaciteit op de oliemarkt toenemen waardoor de productiediscipline binnen de OPEC vermindert en
de olieprijs op een lager niveau komt, bijvoorbeeld rond de vijftien dollar per vat.
Conclusies
Bij een mondiale economische groei op middellange termijn van rond de vier procent per jaar neemt de vraag naar olie uit de OPEClanden iets sterker toe dan wat de OPEC kan leveren. In dit scenario komt de nominale olieprijs in 2006 uit op zo’n 24 dollar per vat

1 Dit artikel is gebaseerd op de recente olieprijsraming van het CPB. Zie Centraal Planbureau, Economische Verkenning 2003-2006,
Sdu uitgevers. Den Haag, 2001.
2 IEA, World oil supply outlook through to 2010, OESO, Parijs, 2000.

Copyright © 2001 – 2003 Economisch Statistische Berichten (

www.economie.nl )

Auteurs

Categorieën