Ga direct naar de content

Brexit: Economische gevolgen van een Brexit

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: juni 6 2016

De vrees voor een Brexit heeft negatieve gevolgen op financiële markten en in de reële economie. Bij een eventuele Brexit bepalen handelsverdragen en de onderhandelingen hierover de effecten op handels- en investeringsstromen op langere termijn.

394Jaargang 101 (4736) 9 juni 2016
Economische
gevolgen van een Brexit
BREXIT
H
et referendum over het EU-lidmaat –
schap van het VK op 23 juni aanstaan –
de zorgt voor toegenomen onzekerheid
op de financiële markten, met mogelijk
ook gevolgen voor de reële economie
in het VK en daarbuiten. Er zijn verschillende kanalen
waarlangs het referendum over Brexit de economieën van
het VK, Nederland en de rest van de EU beïnvloedt. Ten
eerste is er onzekerheid op korte termijn, met de gevolgen
voor de financiële markten, de reële economie en de han –
del. Daarnaast zijn er, bij een eventuele Brexit, gevolgen
voor handel en buitenlandse directe investeringen (FDI)
op middellange termijn – de periode van circa twee jaar na
het referendum waarin het VK onderhandelt over nieuwe
verdragen. Een beschouwing van de verschillende kanalen
verbetert het zicht op de mogelijke economische invloed
van het referendum. De diverse opinieonderzoeken laten zien dat de uit –
komst van het referendum bijzonder onzeker is (Schout,
2016, in deze ESB). De ‘poll of polls’ van de Financial
Ti mes van 25 mei geeft bijvoorbeeld aan dat 46 procent
van de kiezers voorstander is om lid te blijven van de EU
en 41 procent voor Brexit. Naast de onzekerheid over de
uitkomst bestaat ook onduidelijkheid over de verhoudin –
gen tussen het VK en de EU na een eventuele Brexit. Als
het VK besluit uit de EU te treden, zal het ingewikkelde
onderhandelingen moeten voeren over toekomstige han -delsrelaties met de EU en met landen daarbuiten. In dat
geval zal de onzekerheid vermoedelijk voortduren, ten

minste totdat de nieuwe relatie tussen de EU en het VK
duidelijk is. Volgens de rapporten van de OESO (2016) en
het National Institute of Economic and Social Research uit
het VK (NIESR , 2016) is de verwachting dat deze onder –
handelingen ten minste twee jaar zullen duren. Groenland,
dat in 1982 in een referendum aangaf uit de Europese Ge –
meenschap te willen treden, onderhandelde bijna drie jaar
voordat het verdrag in 1985 in werking trad. Verschillende
studies laten zien dat de economische gevolgen voor het
VK, maar ook voor de EU, op lange termijn sterk afhangen
van de handelsverdragen die het VK sluit na een Brexit. Als
het VK kiest voor een Noors model en lid blijft van de Eu –
ropese Economische Ruimte (EER) zijn de kosten voor de
Britse economie lager. In een model waarbij het VK voor
de handel met de EU terug valt op het louter volgen van de
minimale regels van de Wereldhandelsorganisatie WTO,
zijn de kosten voor het VK hoger.
ONZEKERHEID OP FINANCIËLE MARKTEN
De onzekerheid op korte termijn wat betreft Brexit, met
negatieve gevolgen voor de economie, is onomstreden: in
een recente studie geeft een groep pro-Brexit economen
aan deze onzekerheid op de koop toe te nemen, met het
vooruitzicht op hogere economische groei in het VK op
langere termijn (Economists for Brexit, 2016). Volgens
recente studies van de OESO (2016) en het IMF (2016)
heeft de onzekerheid over de afloop en de gevolgen van het
referendum over Brexit nu al economische consequenties. Indicatief voor een toenemende Brexit-vrees is de
vrij forse depreciatie van het Britse pond. De pond/euro-
wisselkoers viel terug van 1,43 euro in november 2015 tot
1,26 euro begin mei, om vervolgens weer te appreciëren tot
1,32 euro (25 mei), op het moment dat de polls wezen op
een overwinning voor het ‘remain’-kamp. De depreciatie
van het Britse pond was ook zichtbaar ten opzichte van de
DUNCAN VAN
LIMBERGEN
Econoom bij De Ne-
derlandsche Bank
MARCO
HOEBERICHTS
Econoom bij De Ne-
derlandsche Bank
De onzekerheid over de uitkomst van het Brexit-referendum op
23 juni heeft negatieve gevolgen voor de financiële markten, de
reële economie en de handel van het Verenigd Koninkrijk. Neder –
land heeft substantiële handels- en investeringsrelaties met het VK
en kan door een Brexit relatief sterk worden geraakt.
ESB Brexit

Brexit ESB
395Jaargang 101 (4736) 9 juni 2016
’99 ’00 ’01 ’02 ’03 ’04 ’05 ’06 ’07 ’08 ’09 ’10 ’11 ’12 ’13 ’14 ’15
–9
0
–8
0
–7
0
–6
0
–5
0
–4
0
–3
0
–2
0
–1
0 0
1
0
2
0
3
0 In m
il ja rd p on d
G oed ere n r e st E UD ie n ste n r e st E UG oed ere n N LDie n ste n N LTota al E U
na
Amerikaanse dollar (augustus 2015: 1,58 dollar; 18 mei
2016: 1,44), ook hier gevolgd door een appreciatie tot 1,47
dollar (25 mei). Verder is de volatiliteit van de wisselkoers
van het pond ook opgelopen, terwijl dat niet geldt voor die
van de euro en de dollar. De depreciatie van het pond droeg
verder bij aan de appreciatie van de nominale effectieve eu –
rowisselkoers. Er zijn ook indicaties van toegenomen risicopremies
op aandelen- en obligatiemarkten. Spreads op Britse be –
drijfsobligaties zijn de laatste maanden opgelopen en de vo –
latiliteit van de Britse aandelenprijzen staat op niveaus van
tijdens de eurocrisis (OESO, 2016).
ONZEKERHEID RAAKT OOK DE REËLE ECONOMIE
Op macro-economisch vlak wijzen inkomende cijfers op
mogelijke ‘Brexit-spillovers’. Het consumentenvertrouwen
in het VK is in april verder teruggelopen naar het laagste
niveau in meer dan een jaar (The Guardian, 2016). De be –
leidsonzekerheidsindex van Baker et al. (2016) wijst ver-
der op een scherpe toename van de beleidsonzekerheid in
het VK sinds maart 2016, toen Brexit vaker in het nieuws
kwam en een datum voor het referendum werd vastgesteld.
Het niveau van beleidsonzekerheid is daarmee opnieuw zo
hoog als tijdens de eurocrisis in 2011–2012. Dit kan be –
drijven aanzetten om investeringen uit te stellen en terug –
houdend te zijn met het aannemen van nieuw personeel.
Zo is er sprake van een daling van de vastgoedinvesterin –
gen in het eerste kwartaal van 2016, zijn er aanwijzingen
dat de Londense onroerendgoedmarkt afkoelt en noteert
de inkoopmanagersindex PMI ook lager. In een reactie aan
onderzoeksbureau Markit, dat de PMI-index samenstelt,
geven respondenten expliciet aan dat het referendum een
factor is om investeringen uit te stellen (Markit, 2016).
GEVOLGEN VOOR HANDEL OP KORTE TERMIJN
Door de substantiële handelsrelaties tussen het VK en de
EU is handel een van de sterkste transmissiekanalen. Het
VK had in 2015 een tekort op de handelsbalans met de EU
van bijna zeventig miljard Britse pond (figuur 1). De EU is
de grootste handelspartner van het VK en nam, volgens het
Office for National Statistics (ONS), in 2015 44 procent
van de exporten van het VK en 53 procent van de impor –
ten van het VK voor haar rekening. Nederland is goed voor
circa zeven procent van zowel de importen als de exporten
van het VK. Vanuit Nederland bezien komt zeven procent
van de invoer uit het VK en gaat negen procent van de uit –
voer erheen. Gezien de relatief grote handelsstromen tussen
Nederland en het VK zullen mogelijke disrupties als gevolg
van een Brexit Nederland waarschijnlijk harder raken dan
de rest van de EU. Het gewicht van het VK in de nomi-
nale effectieve wisselkoers-berekening van de euro bedraagt
ongeveer dertien procent volgens de NEER-18-maatstaf
waarin de wisselkoers van de euro wordt gewogen met het
handelsgewicht van de achttien grootste handelspartners.
Sinds eind november is er sprake van een appreciatie van de
euro volgens NEER-18 van 90 naar 95. Als gevolg van ver –
der toegenomen risico en onzekerheid voorziet het NIESR
een depreciatie van het Britse pond met twintig procent
onmiddellijk na een exit-uitkomst van het referendum, wat
leidt tot een verbetering van de prijsconcurrentiepositie van de Britse exporteurs en een afname van de invoer. Andere
studies zijn voorzichtiger en komen uit op een depreciatie
van rond de tien procent. Het Britse pond zal vooral depre

ciëren ten opzichte van ‘safe haven’-valuta als de US-dollar,
de Zwitserse frank en de Japanse yen. Door de appreciatie
van deze ‘safe haven’-valuta en mogelijke besmetting van
zuidelijke EU-landen kan wellicht bij een Brexit niet alleen
het Britse pond maar ook de euro in nominaal effectieve
termen depreciëren.
Naast een Brexit hebben uiteraard ook andere facto –
ren invloed op bovengenoemde financiële en economische
ontwikkelingen. Zo zijn de mondiale groeivooruitzichten
recent verder teruggevallen, is er sprake van toegenomen
volatiliteit op financiële markten en hebben verschillende
centrale banken het beleid verder verruimd. Dit impliceert
dat niet alle recente financiële en economische ontwikke –
lingen kunnen worden gekoppeld aan ‘Brexit-vrees’. Desal –
niettemin heeft deze onmiskenbaar een zelfstandige, nega –
tieve economische invloed op de korte termijn.
Bron: Office for National Statistics
Handelsbalans VK met EU en NLFIGUUR 1
Als gevolg van verder
toegenomen risico en onzekerheid
wordt een depreciatie van het Britse pond voorzien met tien tot twintig procent onmiddellijk na een exit-uitkomst van het referendum

ESB Brexit
396Jaargang 101 (4736) 9 juni 2016
–800
–6
00
–4
00
–2
00 0
2
0 0
4
0 0
6
0 0
8
0 0
’99 ’00 ’01 ’02 ’03 ’04 ’05 ’06 ’07 ’08 ’09 ’10 ’11 ’12 ’13 ’14
A
lle d ir e cte i n ve ste rin g en , in m il ja rd p on d
A ctiv a t o v N LPa ssiv a t o v N LActiv a t o v E U ( e xcl. N L)P a ssiv a t o v E U ( e xcl. N L)N etto t o v N LNetto t o v E U ( e xcl. N L)
HANDEL OP MIDDELLANGE TERMIJN
Naast de gevolgen op korte termijn door onzekerheid en
wisselkoersvolatiliteit is een Brexit ook op langere termijn
een risico voor de handel tussen het VK en de EU, met ne –
gatieve gevolgen voor beide handelspartners. De omvang
van de gevolgen hangt af van het scenario van de exit en is beperkt in het geval van een soft exit, waarbij het VK, net
als Noorwegen, lid blijft van de EER .
Sommige voorstanders van Brexit zien de negatieve
handelsbalans met de EU als een troefkaart in de onder –
handelingen: de EU heeft meer te winnen bij een handels-
verdrag met het VK dan andersom. Het VK importeert
weliswaar veel goederen uit de EU, maar exporteert vooral
(financiële) diensten naar de EU. In 2015 had het VK een
overschot op de handelsbalans van diensten met de EU van
ruim twintig miljard Britse pond. Waar de vrije handel in
goederen grotendeels ook volgens WTO-regels kan plaats-
vinden, is de vrije handel voor veel diensten binnen de EU
alleen volgens EU-richtlijnen mogelijk. Voor handel in
diensten bestaan veel non-tarifaire handelsbelemmeringen,
wetten en regels waarvoor de WTO-overeenkomsten geen
oplossing bieden. Eenmaal buiten de EU zal het VK voor
de export van zijn diensten opnieuw moeten onderhande –
len om toegang te krijgen tot de gemeenschappelijke markt.
De EU-Dienstenrichtlijn regelt vrij verkeer van niet-finan –
ciële diensten. Geharmoniseerde regels voor het aanbieden
van financiële diensten in de EU staan onder andere in de
MiFID (Markets in Financial Instruments Directive, regel –
geving op het terrein van effectenhandel), CRD IV (Ca –
pital Requirements Directive, regels met betrekking tot de
kapitaalspositie van banken) en Solvency II (regels voor de
kapitaalspositie van verzekeraars). Op basis van deze regels
kunnen financiële instellingen uit het VK via een Europees
paspoort financiële diensten in andere EU-lidstaten aan –
bieden. Als het VK uit de EU treedt, verliezen die instel –
lingen dit EU-paspoort en dus de toegang tot de interne
markt. Om die toegang te blijven behouden, is het mogelijk
dat het VK dan alsnog de relevante EU-wetgeving moet im –
plementeren en ook contributies aan de EU moet blijven
betalen, terwijl het VK geen zeggenschap meer heeft bij de
totstandkoming van die wetgeving. Een Brexit raakt ook de handel van het VK met lan –
den buiten de EU, omdat het VK nieuwe verdragen zal
moeten afsluiten. Het directe effect op de EU zou hier
spiegelbeeldig kunnen zijn aan het effect op het VK: als de
handel tussen het VK en China wordt belemmerd, kan de
EU hiervan profiteren. Voorstanders van een Brexit menen
dat de buitenlandse handel van het VK met landen buiten
de EU zal profiteren als het VK zelf handelsverdragen kan
afsluiten. Zij beschouwen de EU-regelgeving als te protecti-
onistisch en zien mogelijkheden voor vrijere handel (goed –
kopere importen en betere toegang voor Britse exporten)
met opkomende economieën, bijvoorbeeld op het gebied
van landbouw.
OOK GEVOLGEN VOOR FDI
Het VK is de grootste ontvanger van buitenlandse directe
investeringen (FDI) in Europa. De helft van de Europese
hoofdkwartieren van niet-EU-bedrijven bevindt zich in
het VK. Na een Brexit wordt er mogelijk minder geïnves-
teerd in het VK, aangezien een ‘brug’ met het vaste land
van Europa, het EU-paspoort en de interne markt geheel of
gedeeltelijk zullen verdwijnen. Open landen met een hoog –
opgeleide en Engelstalige bevolking , zoals Nederland en
Ierland, kunnen hiervan profiteren en aantrekkelijker wor –
den voor directe investeringen en de vestiging van hoofd –
Effect op de groei in het VKKADER 1
Tabel 1 geeft een weergave van de mogelijke macro-economische effecten in
2030
van een Brexit bij drie verschillende scenario’s, gerangschikt van minder naar
meer handelsrestricties en gebaseerd op de aangehaalde studies. In het e
erste
scenario blijft het VK lid van de EER (‘Noorwegen-scenario’). In het tweede geval
komen het VK en de EU tot een bilateraal handelsverdrag dat op verschill
ende
deelgebieden het VK toegang geeft tot de interne markt (à la Zwitser
land). In
het derde scenario komen het VK en de EU niet tot een handelsverdrag en
is het
VK aangewezen op het louter volgen van de minimale WTO-handelsregels. De
macro-economische effecten slaan op de bbp-ontwikkeling, het verloop van
de
effectieve wisselkoers van het pond en de euro en directe investeringsstromen.
Een plus resp. min slaat op een positief resp. negatief effect; het aant
al tekens
wijst op de grootte van de impact. In het geval van de wisselkoers slaat
een plus
resp. min op appreciatie resp. depreciatie.
Bron: ONS
Internationale investeringspositie van het VK
ten opzichte van NL en EUFIGUUR 2
Kwalitatieve inschatting macro- econo mische
effecten van een Brexit in verschillende scenario’sTABEL 1
Scenario:EERBilateraal WTO
Effect op:
Bbp VK –– –– – –
Effectieve wisselkoers pond –– –– – –
Effectieve wisselkoers euro +/–+/–+/–
FDI-instroom in VK –– – – – – –

Brexit ESB
397Jaargang 101 (4736) 9 juni 2016
In het kort
LITERATUUR
Baker, S.R., N. Bloom en S.J. Davis (2016) Measuring economic policy uncert
ainty. NBER
Working Paper Series, 21633.
Bertelsmann (2015) Brexit – potential economic consequences if the UK exits the EU. Ber-
telsmann Policy Brief, 2015(05).
Dhingra, S., G. Ottaviano en T. Sampson (2015) Should we stay or should we go? The eco-
nomic consequences of leaving the EU. LSE CEP Paper, EA022.
Dhingra, S., G. Ottaviano, T. Sampson en J. Van Reenen (2016) The question is not whether
Brexit will cost the UK in economic terms but how much. Artikel te vinden op blogs.lse.ac.uk.
Economists for Brexit (2016) The economy after Brexit. Publicatie te vinden op www.econo-
mistsforbrexit.co.uk.
IMF (2016) United Kingdom – 2016 Article IV Consultation Concluding Statement of the Mission.
Washington, DC: International Monetary Fund.
Markit (2016) UK PMI falls to lowest level since February 2013. Publicatie te vinden op www.
markiteconomics.com.
NIESR (2016) The short-term economic impact of leaving the EU. National Institute Economic
Review, 236.
OESO (2016) The economic consequences of Brexit: a taxing decision. OECD Economic Policy
Paper, 16.
Schout, A. (2016) Britse emotie versus economische rationaliteit bij h
et Brexit-referendum.
ESB, 101(4736), 390–393.
The Guardian (2016) Consumer confidence in UK at lowest level in 15 months, survey sug-
gests. The Guardian, 29 april.
Treasury (2016) HM Treasury analysis: the long-term economic impact of EU membership and the
alternatives .
kwartieren van multinationals. Nederland heeft ook al rela –
tief veel hoofdkwartieren van grote bedrijven, wat mogelijk
agglomeratie-voordelen vergroot. Nederland heeft zelf veel directe investeringen in het
VK (208 miljard pond in 2014, figuur 2), bijvoorbeeld veel
in de voedingssector en de transportsector, waarbij zeven
miljard pond aan inkomsten werd verdiend in 2013 (Glo –
bal Counsel, 2013). Nederland is hiermee van substantieel
belang in de directe investeringsstromen van het VK ten
opzichte van de EU en is dus relatief kwetsbaar voor moge –
lijke verstoringen in FDI-stromen als gevolg van een Brexit.
Naar landenaandeel is het VK goed voor circa veertien
procent van de Nederlandse FDI-stock in het buitenland.
Dit cijfer is stabiel gebleven in de laatste jaren. Omgekeerd
neemt het VK zo’n zes procent (200 miljard pond in 2014)
van de buitenlandse directe investeringen in Nederland
voor zijn rekening. De trend is sterk dalend: in 2006 was
het aandeel van het VK in de totale FDI-voorraad in Ne –
derland nog zo’n twintig procent. Veruit de belangrijkste
ontvangende sector is het bank- en verzekeringswezen.
KWANTIFICERING
Het effect van een Brexit op de Britse economie zal op kor –
te termijn waarschijnlijk beperkt zijn. Voor de middellange
termijn gaan verscheidene studies uit van een daling van
het Britse bbp met een à twee procent door geringere han –
dels- en FDI-stromen. De OESO komt uit op een bbp-ni-
veau dat in 2018 1,3 procent lager ligt en het NIESR komt
op een outputverlies van 1 procent in 2017 dat oploopt tot
2,3 procent in 2018. Voor de lange termijn laten de studies
van het Britse ministerie van Financiën (Treasury, 2016),
OESO (2016) en LSE (Dhingra et al ., 2015) zien dat het
effect op de groei in het VK veel groter is als tweede-ron –
de-effecten van lagere handel en FDI op de productiviteit
worden meegenomen (kader 1). Zo zijn bedrijven die meer
gericht zijn op uitvoer, vaak productiever. Zij kunnen zich
meer specialiseren en gebruikmaken van schaalvoordelen.
Lagere handel en minder exportgerichte bedrijven zullen
zo de productiviteitsgroei aantasten, wat de economische
groei op langere termijn schaadt.
CONCLUSIE
Samenvattend kan geconstateerd worden dat de anticipatie
op het EU-referendum zich op korte termijn reeds materia –
liseert in ‘Brexit-vrees’ op de financiële markten, met eerste
signalen van spill-overs naar de reële economie. De onder –
handelingen over nieuwe handelsverdragen zullen, onder meer vanwege onzekerheid, op middellange termijn leiden
tot geringere handels- en investeringsstromen. Op lange
termijn zal het type handelsverdrag dat in de plaats komt,
bepalend zijn voor de impact op de economische groei in
het VK.

▶ Er is Brexit-vrees op financiële
markten die ook de reële economie
raakt

▶ Bij een eventuele Brexit bepalen
handelsverdragen en de onderhan –
delingen hierover de effecten op
handels- en investeringsstromen
op langere termijn
▶ Nederland heeft substantiële
handels- en investeringsrelaties
met het VK en kan door een Brexit
relatief sterk worden geraakt

Auteurs