Ga direct naar de content

Beste Max,

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: augustus 27 1980

I

In juni heb je 1) onder de titel Weerwerk het ontwerp-verkiezingsprogramma van d e Partij vande Arbeid terdiscussie aan de leden voorgelegd. Over het onderdeel ontwikkelingssamenwerking zou
ik het volgende willen opmerken.
Tijdens het kabinet-Den Uyl en ook
onder het kabinet-Van Agt had ontwikkelingssamenwerking prioriteit in het
geheel van het regeringsbeleid. In Weerwerk vind ik die prioriteit tot mijn verbazing niet terug. Aan ontwikkelingssamenwerking is zegge en schrijve één
bladzijde van de zestig besteed, aanzienlijk minder dan aan onderwijs of volkshuisvesting. Ook valt het mij o p dat inde
samenvatting onder de titel ,,hoofdbeslispunten” ontwikkelingssamenwerking
geheel ontbreekt. Dit terwijl door de
veranderingen in de wereldeconomie
de problemen van de arme landen sterk
zijn toegenomen en er dus heel wat te
beslissen valt o m aan die problemen het
hoofd te bieden. Ik vind het droef te
moeten constateren dat door d e redactiecommissie van het verkiezingsprogramma aan het ontwikkelingsprobleem
kennelijk geen prioriteit meer wordt gegund.
Het tweede wat opvalt is dat in het
programma wordt voorgesteld om de
landen die Nederlandse hulp krijgen
voortaan uitsluitend te kiezen op grond
van het al dan niet progressief zijn van
hun interne sociaal-economische beleid.
De mate van armoede en de behoefte aan
hulp dienen volgens het verkiezingsprogramma geen rol te spelen. Als de
voorgestelde normen worden toegepast
zal dat – naar ik aanneem – tot gevolg
hebben dat de hulp aan de meeste
Zuidaziatische landen wordt stopgezet.
Wanneer je in aanmerking neemt dat
juist in die landen de meeste armoede
wordt geleden en dat juist in deze landen
door de aard van de regimes verslechtering van de economische situatie o p de
armste groepen wordt afgewenteld, dan
is de consequentie van het voorgestelde
beleid in feite een benadeling van de
armste groepen. Het is mij een raadsel
hoe een socialistische partij zo’n beleid
kan voorstaan.
Ik teken hierbij aan dat tijdens het
kabinet-Den Uyl de landenkeuze steeds
meer op d e achtergrond is gekomen en
steeds meer aandacht is gegeven aan projecten die op bepaalde doelgroepen zijn
gericht. J a n Pronk heeft in d e Kamer wel
eens gesteld dat eigenlijk d e landenkeuze
irrelevant is. Het valt mij o p dat dit doelgroepenbeleid in het ontwerp-programma niet meer is terug te vinden. Nu kan
het best zo zijn dat bij nader inzien het
doelgroepenbeleid niet effectief is bevonden en dat ander beleid wordt gewenst. maar dan dient daarover eerst een

ESB 20-8-Nûû

fundamentele discussie plaats te vinden.
Een zo essentiële beleidsverandering
kan niet tussen de regels door in een verkiezingsprogramma worden geïntroduceerd.
Een volgend punt betreft de “Nieuwe Internationale Economische Orde”
(NIEO). Zoals je weet hebben in 1974 en
1975 speciale zittingen van de VN plaatsgevonden die hebben geresulteerd in de
opstelling van principes en een actieprogramma voor de NIEO. Het zijn omvangrijke teksten waarover lang en intensief is onderhandeld en die met grote
moeite tot stand zijn gekomen. In het
ontwerp-programma is een van de
hoofdthema’s voor ontwikkelingssamenwerking dat de PvdA streeft naar
,,eenw Nieuwe Internationale Economische Orde. Vervolgens wordt in elf
korte punten aangegeven waaruit zo’n
NIEO zou moeten bestaan. Naar mijn
indruk zijn die punten op nogal willekeurige manier aan de VN-tekst ontleend.
Tegen deze wijze van programmaformulering heb ik twee bezwaren. In d e
eerste plaats wordt in het ontwerpprogramma het internationaal vastgestelde
begrip NIEO (met hoofdletters) gebruikt, maar wordt daar een eigen, andere inhoud aan gegeven. Dat leidt onvermijdelijk tot verwarring en misvatting.
Voor iedereen die bij het ontwikkelingsvraagstuk is betrokken, is het begrip
NIEO – terecht – verbonden met hetgeen internationaal onder die letters is
afgesproken. Het is niet juist om daar
eigen interpretaties aan te geven.
En de tweede plaats wil ik erop wijzen
dat d e NIEO het resultaat is van onderhandelingen tussen vooral de regeringen
van de rijke westerse landen en van de
ontwikkelingslanden. Deze beide groepen regeringen zijn overwegend liberaal
georiënteerd en dat heeft tot consequentie gehad dat d e NIEO een kapitalistische NIEO is. Hetzelfde geldt overigens
voor de eigen interpretatie die in het
verkiezingsprogramma wordt gegeven,

al was het alleen al omdat die kennelijk
aan de VN-N1EO is ontleend. Ik vind dat
zulke NIEO’s, waarin bijvoorbeeld sturing van investeringen en produktie op
basis van het algemeen belang ontbreken, niet als uitgangspunt voor een
socialistisch beleid kunnen dienen.
Als voorbeeld van onderwerpen die in
het programma ontbreken noem ik de
problemen die de ontwikkelingslanden
hebben o p twee van de belangrijkste
markten waarop zij opereren, namelijk
de kapitaalmarkt en de voedselmarkt.
Juist voor deze markten vragen de ontwikkelingslanden concrete maatregelen
en het valt mij o p dat zij in het ontwerpprogramma niet worden genoemd. Hetzelfde geldt voor de beleidskeuze waarvoor wij staan ten aanzien van de EG.
Zoals je weet wordt de ontwikkelingssamenwerking in toenemende mate in
het raam van de EG gecoördineerd en
treden d e lidstaten -dus ook Nederland
– steeds minder als zelfstandig land in
het ontwikkelingsvraagstuk op. Het lijkt
mij onontbeerlijk dat er ten aanzien van
de vraag of dit door moet gaan een duidelijk standpunt door de PvdA wordt geformuleerd. Overigens moet ik constateren dat in het ontwerp-programma het
onderwerp EG-beleid nog meer verwaarloosd is dan de ontwikkelingsproblematiek. Er is welgeteld een kwart bladzijde
aan besteed waarin alleen staat vermeld
wat de EG niet moet worden en niet wat
de PvdA wel wil.
Ten slotte nog dit. In het ontwerpprogramma wordt gepleit voor een belangrijkere invloed van de Oosteuropese
anden o p het I M F en de Wereldbank.
VU is de realiteit dat – o p onbetekeneni e uitzonderingen na – de Oostblokanden geen lid van I M F en Wereldbank
i j n en daarvan niet lid willen worden.
Het is mij een raadsel hoe men onder die
~mstandigheden
ervoor kan pleiten om
ie Oosteuropese landen een belangrijcere invloed o p I M F en Bank te geven.
Het doet bij mij het vermoeden rijzen dat
ie redactiecommissie d e feitelijkheden
ran de ontwikkelingsproblematiek niet
;oed kent. Ik vrees dat dat een ander
eken is van de lage prioriteit dieaan ontvikkelingssamenwerking wordt gegeren.
Ik hoop dat d e afdelingen je veel corri;erende amendementen zullen toezenlen en als steeds,
je Ferdinand

) Drs. M. G. van den Berg, voorzitter van de
‘artij van de Arbeid.

Auteur